|
Op de televisie zag ik een vrouw. Ze vertelde over haar leven dat zo goed als voorbij was. Niet dat ze ziek was of zo. Neen. Gewoon oud, maar wel nog kwiek, gretig en vooral helder.
'Als je vaak lacht heb je geen dokter nodig en krijg je geen rimpels', zei ze lachend. 'Zie naar mij!'
Haar gezicht leek op een omgeploegde akker en was doorklieft met diepe sporen, zoals dat wel vaker is bij mensen die de kaap van de tachtig voorbij zijn.
Op de liefde had ze lang moeten wachten maar uiteindelijk had ze de ware toch gevonden. 'Ik wou er zeker van zijn dat ik hem graag genoeg zag om er mijn ganse leven bij te blijven', zei ze terwijl ze nipte aan een schuimend glas bier. Een Trappist vermoed ik. Zij noemde het godendrank. Vloeibaar goud.
Je zag haar behoedzaam door het scherm schuifelen, leunend op zo'n looprekje. Recht naar de brasserie waar ze in gezelschap haar levensfilosofie debiteerde.
'Mocht ik mijn leven mogen herdoen dan deed ik precies hetzelfde! Mijn stommiteiten en al de rest!' Haar ogen straalden want ze lachte weer en je zag dat ze het meende.
Spijt is wat de geit schijt! Dat zei ze niet maar ik dacht het wel en met deze gedachte ging ik een rustige nacht tegemoet. Licht om dragen.
dc
|