Die onrust
Pa ijlde. Meer dan 43 graden koorts. Geen antibiotica die er( tot
dusver) bestond om de ontsteking er onder te krijgen. Of herstel er nog in zat?
Doktoren lieten wisselende geluiden horen. Doktoren zijn ook vaak mensen die
het gewoon niet weten.
Pa was er soms bij. Soms niet. Dan kon hij wel eens wild met zn hoofd
schudden. Een gedachte wegjagen wellicht. Of een stem.
Drie weken geleden was het begonnen met een acute aanval. Van de ene
op de andere dag van vitale man naar patiënt. Een hulpeloze patiënt inmiddels.
We waren er dagelijks. Bij toerbeurt.
Maar vooruit ging het niet met hem.
En nu ijlde hij: ze moet komen!! hoorde je dan bijvoorbeeld. Dat
riep hij vaak. Waarschijnlijk had hij het over mijn moeder. Ze was een jaar
geleden overleden.
Op de vraag WIE moet er komen pa? kreeg ik geen antwoord.
Ik zag hem niet graag zo. Liever zag ik hem rustig. Gelijkmatig
ademend, slapend. Maar het fascineerde me wel, de dingen die hij zei tijdens
koortsaanvallen. Het raakte me ook. De keer dat hij met zn ene vrije hand mijn
arm beetpakte en me smekend in de ogen keek: Ze moet komen!!
Zeg dan wie pazei ik
misschien kan ik haar gaan halen
Toen zonk hij terug met zijn hoofd op het gesteven witte
ziekenhuiskussen, en mompelde onverstaanbaar. Die keer gleden er tranen over
zijn wangen. Aandoenlijk. Hij was vermagerd, zijn ogen lagen diep in hun kassen
en zijn gelaatstrekken tekenden zich scherp af. Zijn haar had hij behouden.
Zilvergrijze krullen.
Vlak voor hij stierf was ik ook op bezoek. Hij lag er rustig bij. Glimlach
op het gezicht. Het leek een goede dag. Niets wees er nog op dat dit zijn
laatste zou zijn. Hij sliep, zo leek het tenminste, maar toen ik een stoel pakte en naast zijn bed ging zitten opende hij zijn ogen. Ik zal nooit de
blik vergeten. Zijn ogen waren vochtig en hadden een melancholische rustige
uitdrukking. Toen hij tegen me sprak glansden ze bijna ondeugend. Ze is
geweest fluisterde hij.
Daarna sloot hij zijn ogen. Lag weer rustig met zijn hoofd op het
kussen. Alleen DAT had hij gezegd. ze is geweest verder niets. Ik ben nog een klein kwartier blijven zitten,
en juist toen ik besloot om te gaan, kwamen twee verpleegsters binnen. Een oudere
en een jongere. Om bij pa een infuus te verwisselen.
Het was een karweitje van nog geen drie minuten, dat mijn vader slapend
onderging. Als laatste, routinematige handeling werd het kussen van pa
geschikt. De oudere zuster zei, wat is dat nou?en haalde vijf kleine
schelpjes van onder het kussen vandaan.. Ze keek me aan met een verbaasde uitdrukking,
en reikte ze me aan
zijn die van U?
Nee zei ik. Geen idee ook hoe ze daar zouden kunnen komen. leuke
schelpjes zei de jongste verpleegster. Ze had grote bruine ogen: Venusschelpjes
DIE
twee zijn mooi! Ze bedoelde de twee schelpjes die aan elkaar vastzaten.
Gek. Zou Herma die hebben neergelegd? Dat is de enige die nog
tussendoor op bezoek was geweest.
Ik wilde het weten.
Ik belde mijn zus toen ik buiten het ziekenhuis stond
Herma wist van niets.
Iemand van het verplegend personeel dan?
Onwaarschijnlijk.
Of was er nog ander bezoek geweest? Ik dacht aan pa, hoe hij had gezegd. Ze is
geweest.. Maar niemand heeft het me nog kunnen
vertellen. Er was geen bezoek
gesignaleerd verder.
Het houdt me soms nog wel eens bezig.
De schelpjes heb ik bewaard. Ze liggen nu in een gewatteerd doosje. Op
een of andere manier heb ik het idee dat die daar niet zomaar lagen, onder het
kussen. Dat het een betekenis had.
Maar wat?
|