De digitale kloof de kloof tussen de haves (informatierijken) en de have-nots (informatiearmen) is een kloof die we kunnen situeren op nationaal en globaal vlak. Volgens de perceptie is de digitale kloof het grootst op globaal niveau waar de westerse landen behoren tot de haves en de ontwikkelingslanden tot de have nots, maar we mogen ook niet blind zijn voor de digitale kloof in ons eigen land.
Sensibilisering Op nationaal vlak kunnen we stellen dat er een digitale kloof is tussen de oudere en de jongere generatie. Daar waar de jongere generaties (ook wel de digital natives genoemd) opgegroeid zijn met internet en de nieuwste technologie, zijn er bij de oudere generatie heel wat mensen die de trein van de technologische ontwikkeling van in het begin hebben laten voorbijrijden. Jan Steyaert zegt in zijn artikel Medicijnen tegen de zilveren digitale kloof dat niet alleen de toegang tot het internet bij senioren lager ligt, maar ook de gebruiksvaardigheden. Hij stelt dat in de maatschappij teveel aandacht is voor nieuwe media en te weinig voor de ouderen die op die manier bepaalde informatie niet meekrijgen en de achterstand ten opzichte van de jongere generaties groter wordt. In België is het daarom misschien niet slecht om voor die oudere generatie sensibiliseringscampagnes op poten te zetten om die achterstand te verkleinen. Aangezien we ons land toch als welvarend mogen beschouwen, lijkt het mij bij de ouderen geen kwestie van geld, maar een kwestie van interesse of motivatie. De digitale kloof tussen jong en oud zal waarschijnlijk niet volledig gedicht kunnen worden en het lijkt mij ook niet zinvol om senioren op te zadelen met Facebook en Twitter, maar ze laten kennis maken met wat je allemaal met een computer kan doen en welke schat aan informatie internet bevat, lijkt me zeker niet onhaalbaar.
Offline jongeren In een onderzoek van Brotcorne et al. (2009) kwam aan het licht dat er ook nog jongeren zijn die de digitale kloof niet (volledig) overbrugd hebben.Zij worden de offline jongeren genoemd. Het zijn natuurlijk geen jongeren die nooit op internet komen, maar wel slechts zelden of af en toe. Er wordt in het onderzoek een onderscheid gemaakt tussen regelmatige gebruikers, onregelmatige gebruikers en incidentele of niet-gebruikers. 75% van de jongeren tussen 16 en 24 maakt deel uit van de eerste groep, 16% van de tweede en 9% van de derde. Dat zijn uiteraard geen verontrustende cijfers, ware het niet dat volgens het onderzoek net de kans op sociale uitsluiting in de maatschappij groter is, net omdat die groep offline jongeren zo klein is. Aangezien ik zelf tot die groep behoor, lijkt me dit een zeer aannemelijke conclusie aangezien ik ervan uitga dat al mijn leeftijd/generatiegenoten toegang hebben tot internet en over een computer beschikken. Niet alleen de kans op sociale uitsluiting is reëel, maar ook in het onderwijs is die uitsluiting niet ondenkbaar aangezien er in het middelbaar en hoger onderwijs hoe langer hoe meer gebruik wordt gemaakt van computers en internet. Die digitale kloof tussen jongeren kan ook een enorm nadeel betekenen op de arbeidsmarkt. Die 9% incidentele of niet-gebruikers beginnen daardoor al met een achterstand bij sollicitaties.
Bronnen
BROTCORNE, P. et al, Offline jongeren en de digitale kloof. Over het risico op ongelijkheden bij digital natives. September 2009 STEYAERT, J., Medicijnen voor de zilveren digitale kloof, Academic Service, Den Haag, 2004