Onze tweede week is voorbij gevlogen en dus weer tijd voor een verslag!
Onze onwetendheid betreffende het hele gebeuren en onze functie hier in Suriname is eindelijk grotendeels opgeklaard.
Normaal vertrokken we maandagochtend naar het binnenland. Op zn Surinaams werd het dus 14.00 h in de namiddag.
Gezakt en gepakt stonden we tijdig klaar op het vliegveld, waar we vaststelden, bij het inchecken, dat we onze paspoorten vergeten waren. Haast en spoed is zelden goed!
Helemaal in paniek gingen we snel navragen of er een optie was dat we voor één keer konden inchecken zonder pas. Wonder boven wonder was dit geen enkel probleem! Met onze naam, geboortedatum en nationaliteit op papier te zetten, konden we zo vertrekken. Helemaal opgelucht begonnen we aan onze vlucht.
Niet te geloven wat we daar zagen. Een vliegtuig van maximum 10 personen stond ons op te wachten. Het leek wel een speelgoed-vliegtuigje. Samen met de (toch wel gezette vrouwen van de stichting) waagden we ons in het vliegtuig. Na wat drummen en proppen vonden we een plekje. Het vliegtuig startte.. waar waren we in godsnaam aan begonnen. Naar gewoonte werd er nog snel een gebed afgeschoten dat we veilig zouden aankomen op onze bestemming. Gelovig of niet gelovig, we hoopten vurig op een goede vlucht. Voor de waarschuwingen van hevige turbulentie namen Camille en Dana toch maar een touristil in voor de veiligheid.
We stegen met veel lawaai en gewiebel op, zoals we hadden verwacht.
Na een uur vliegen over de jungle, wat net leek op een grote broccoli, landden we in Djoemoe. Een spectaculaire landing op een grasveld, tussen de bomen.
We vlogen laag genoeg zodat we alles nog heel goed konden zien, prachtig!
We werden onthaald door de lokale mensen en duizenden mangos. Door ons blank zijn en onze kledij, vielen we echt uit de toon. Dit gaf een zeer onwennig gevoel. De mensen daar lopen voornamelijk rond in pangis of zijn grotendeels naakt.
De twee bootsmannen die ons de hele week zouden vervoeren, wachtten ons al op. Goed ingepakt in een zwemvest en ingesmeerd met (toch wel noodzakelijk) factor 70, vaarden we op de Surinamerivier naar onze bestemming.
Onze teamleden en de lekkere geuren van choucroute en andere lekkernijen kwamen ons tegemoet. Het was een vermoeiende dag. s Avonds kregen we de kans om al even op verkenning te gaan naar het naaste dorp Bendecondré. Wat we daar meemaakten was uniek. Elk dorp heeft een kapitein die voor alle verantwoordelijkheden instaat. In Bendecondré was de vrouw van de kapitein overleden.
Wat een mooie traditie: wanneer een vrouw van adel sterft wordt ze opgeborgen in een houten kist. De kist wordt versierd met verschillende kleurrijke pangis (doeken) en vlaggetjes. Wekenlang worden er verschillende offers, vanuit alle omringende dorpen, naar het lichaam gebracht. Pas na een goede maand wordt het lichaam begraven. Elke avond wordt er traditioneel muziek gemaakt (voornamelijk trommels) waarop de mensen volop dansen, drinken en plezier maken.
Dit doen ze met de bedoeling om de naasten te helpen om de vreugde in het leven te houden; want als er iemand sterft, eindigt het leven nog niet. Bij een overlijden wordt er ook steeds een vlag opgehangen. Naargelang je stand is de vlag langer of korter. Bij dit overlijden was de vlag dus zeer lang.
Onze volgende opdracht in het binnenland was ons oriënteren en observeren in de vier verschillende scholen waar we stage zullen lopen.
Elke dag gingen we naar een ander dorp, steeds met de boot. Onze trip begon in Semoisie, verder naar Godo, Djoemoe en Bofokule.
De ene school was al wat beter georganiseerd als de andere. Hier en daar schrokken we ook wel van de harde en totaal andere aanpak. Het was meteen duidelijk welke leerkrachten gekwalificeerd en niet-gekwalificeerd waren.
In sommige scholen ging de lagere school maar tot het vierde leerjaar door een tekort aan leerkrachten. Hoewel de leerkrachten zonder diploma in onze ogen niet goed les gaven,
en zelf maar heel beperkt Nederlands spraken, vonden we het toch heel knap dat ze voor een klas van 40 kleuters willen staan, chapeau!
Nu pas ontdekten we en zagen we zelf wat de Stichting Projekten allemaal doet voor de scholen in het binnenland. Het stimuleren van ouders om stap voor stap Nederlandse woorden te leren (daar is de taal Saramaccaans), dit op een boeiende manier, ze nemen de zorg in de scholen voor hun rekening, enz.
Prachtig werk!
Tijdens de uitstap naar Semoisie maakten we kennis met de vrouw van de kapitein. Ze hield zich bezig met het verwerken van Calabassen. Ze was bereid om ons het hele proces te laten zien. Van een grote, groene vrucht, die ze bewerkt met stukjes glas, maakte ze prachtige schalen, juwelendoosjes, lepels, kommetjes, Uiteraard bestelden we alle vier een aardig aantal souvenirs!
Toen we terugkwamen van het bezoek aan Godo nam Mike, van de stichting, ons mee naar een plekje. We troffen daar een grote, giftige slang aan. Mike had ze net onthoofd. De dag ervoor zagen we al hoe Lawenne, ook iemand van de stichting, een klein ander slangetje vermoorde. Pijn in het hart.. voor onze eigen veiligheid.
Aangezien er geen elektriciteit en stromend water is, wasten we ons met alle vrouwen, op de traditionele manier in de rivier.
In deze rivier (met stromend water) worden alle huishoudelijke activiteiten gedaan. Potten wassen, tanden poetsen, kleren wassen,.. wat zalig om dit ook te doen!
Tenslotte willen we ook nog even vertellen over onze trip naar de watervallen van Djoemoe, begeleid door de kapitein van ons dorp. Dit was prachtig, onbeschrijfelijk mooi. Het leek net of we waren in een film.
De watervallen bestonden uit verschillende badplaatsen waar je je kon laten masseren door de sterk stromende watervalletjes. Hier hebben we heerlijk, met zn alle enkele uren in vertoefd, kijkend naar de prachtige ondergaande zon. Mmm
Anika zwom trouwens met de kapitein de Surinamerivier over. Wat een ervaring!
Fotos volgen zeker en vast op facebook. Via deze weg lukt het ons echt niet.
Morgen vertrekken we opnieuw voor vijf dagen naar het binnenland. We starten vol nieuwsgierigheid onze eerste stageweek.