De weg naar het fort, meneer? Alleen? Vergeet het, veel te gevaarlijk! Ik wandel het dorp uit, rechtsaf, en bereken dat dit het minst steile stuk zou kunnen zijn. Of ik ben verwend door de afgelekte paden die ik in Nieuw Zeeland heb doorkruist, of ik zit verkeerd. Tussen de doornstruiken, springend van de ene massieve rotsblok naar de andere, wordt mn weg belemmerd door kolossale rotsmuren, waar bovenop het duistere fort prijkt. Ik geef het op. Rustend op een klein groen plateau, bewonder ik een heilige koe, genietend van een plas water, wat verder in het dal. Aka! (zus) Aka! Een jongen van een jaar of tien legt in zn moeder taal uit, met veel verstaanbare gebaren, hoe ik het fort kan bereiken. Met een lichte grijns en een wuivende neen, begrijpt de jongen dat een rotsbeklimming, niet mijn dagelijkse bezigheid is. Ra! (kom) Ra, Aka! Borst tegen de rotswand gedrukt, benen gespreid. Nog niet halverwege glijd ik zachtjesaan terug, tot bijna beginpunt. Shoes Aka! Shoes! In een vrij benauwelijke positie ontdoe ik me van mn schoeisel. Inderdaad, veel gemakkelijker. Maar ik moet nog terug! Ik kijk naar beneden om mn vorderingen te bevestigen. Ik waan me terug in een afdaling van de maantempel in Theotihuacan. Met een wanhopige blik probeer ik mn klimcompagnon duidelijk te maken dat ik noch voor, noch achterwaarts durf. Hij stelt me voor een keuze. Voortdoen, of in de doornstruiken springen, rechts van me, die me via kleinere rotsblokken tot de top zouden kunnen leiden. Ik kies voor het laatste. Met enige kleerscheuren en trotse glimlach aankijk ik de forse fortwallen, die een witte tempel, meer en gebouw ommuren. Achter de muur, eenvoudige stenen treden, die me terug naar het centrum van Madakasira leiden