110. Helios en Phaeton.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
< de afbeelding wordt onderaan vergroot weergegeven
Elke ochtend stijgt Helios met zijn vlammende zonnewagen ten hemel. De wagen wordt voortgetrokken door vier vurige gevleugelde paarden. Buiten de zonnegod is niemand in staat de drieste paarden te mennen, zelfs Zeus niet. Niet één sterveling kan het felle licht verdragen, noch de ontzaglijke hitte die de zonnewagen verspreidt. Als Helios met zijn wagen het hoogste punt aan de hemel bereikt heeft, laat hij de teugels vieren en dan gaat het in een dalende baan naar het westen. Het stel daalt er neer in de oceaan, alwaar Helios een paleis bewoont.
Helios heeft kinderen verwekt bij twee van de drieduizend Okeaniden (dochters van de titaan Okeanos). Bij Perseis verwekte hij Kirke, Pasiphae en Aietes. De eerste was de tovenares van het eiland Aiaia, dewelke ons nog fris in t geheugen ligt. De tweede was de echtgenote van koning Minos van Kreta, tevens moeder van de vreselijke Minotauros (zie verhaal nr. 53). De laatste was koning van Kolchis, aan de Zwarte Zee, vader van Jasons echtgenote Medea (zie verhaal nr. 12). Bij de andere Okeanide, Klymene, verwekte Helios de jongen Phaeton en ook nog drie meisjes: Aegiale, Aigle en Aetheria. Van zijn moeder wist Phaeton van zijn hoge goddelijke afkomst, en hij pochte daarmee bij zijn vrienden. Maar niet één die hem geloofde en ze lachten hem uit. Ach, als hij het maar kon bewijzen, wat zouden ze dan naar hem opkijken!
Op een dag trok Phaeton zijn stoute schoenen aan en begaf zich naar het paleis van zijn vader en hij vroeg hem op de man af:
- Is het waar dat gij mijn vader zijt?
- Zeer zeker ben ik uw vader! Kom nader, zodat ik je omarm.
Helios drukte zijn zoon liefdevol tegen de borst en vroeg hem naar de reden van zijn komst.
- Al mijn vrienden spotten met mij als ik hen vertel dat gij mijn vader zijt. Ach, geef mij alstublieft een teken waardoor ik kan bewijzen dat ik wel degelijk uw zoon ben, de zoon van de zonnegod.
- Ik ben bereid u alles te geven wat gij ook vraagt.
- Alles, vader?
- Alles! Dat zweer ik bij de Styx, de rivier van de onderwereld, waarbij goden plegen te zweren.
- Dan wens ik één dag uw zonnewagen te mennen. Eén dag maar.
Helios was hevig geschrokken van die vraag.
- Besef je wel goed wat je mij vraagt, mijn zoon? Niemand van de goden, zelfs de oppergod niet, laat staan een sterveling, is in staat de paarden die de vlammende zonnewagen trekken, in toom te houden. Zelfs ik heb er soms moeite mee om de paarden in de goede baan te houden, zodat noch de aarde noch de hemel in brand schieten wanneer ze door de zonnegloed te dicht benaderd worden. Laat varen dat plan, mijn zoon, anders ga je een gewisse dood tegemoet!
Maar Phaeton was niet van zijn voornemen af te brengen. Hij wilde en zou de zonnewagen mennen. En aangezien zijn vader het hem onder ede beloofd had, kon hij niet anders dan de wens van zijn zoon inwilligen: met een benepen hart, en toch nog hopend, tegen beter weten in, dat het goed zou aflopen
Zwellend van trots had Phaeton de hemelwagen bestegen en driester dan ooit scheerden de paarden door de ruimte. Ze voelden dat de teugels veel minder strak gehouden werden dan anders en dat maakte hen onzeker. Daardoor steigerden ze en kwamen ze buiten hun normale baan. Boven Afrika kwam de zonnewagen veel te dicht bij de aarde, waardoor alle huizen en alle gewassen verbrandden en de mensen zwart geblakerd werden. Ook voor Phaeton werd de hitte stilaan ondraaglijk. Hij had reeds lang spijt van zijn daad. In een samenballing van al zijn krachten dreef hij de wagen weer de hoogte in. Maar deze steeg nu zo duizelingwekkend hoog dat ook het hemelgewelf dreigde te ontvlammen. Toen Zeus dit merkte, besloot hij de dreiging af te wenden door zijn bliksem te slingeren naar de onhandige wagenmenner. Dodelijk getroffen en brandend als een toorts tuimelde deze naar beneden. Zijn verkoold stoffelijk overschot kwam terecht in een rivier, de Po. Zijn drie zusters beweenden hun broer aan de oever van de rivier, vier maanden lang. Uit erbarmen veranderde Zeus hen uiteindelijk in populieren.
|