Een goeie week geleden had ik er alles voor gegeven om me zo lang
mogelijk in mijn warme nest, voor de vrieskou te verstoppen. Maar nu mijn nest
zich ongeveer aan de andere kant van de wereld bevindt, strelen de zonnestralen
me al om halfzes zachtjes wakker. Als ik dan een uur later opsta en naar buiten
wandel, lacht een grote vuurbol me vriendelijk toe. Ze spuwt wat warmte mijn
richting uit, alsof ze zich wil verontschuldigen voor het vroege uur. Niet dat
ik ooit kwaad kan zijn op een wezen dat me spontaan aan het lachen brengt. Ik
voel me als een opgeladen batterij en ben haar dankbaar dat ik zo de dag mag
beginnen.
Minder dankbaar was ik voor de kraaiende hanen, toch de eerste dagen.
Ze wekten me op onmenselijke uren en overstemmen nog altijd de aangename
Afrikaanse beats, uit een huisje wat verderop. Die hanen moeten toch beseffen
dat hun schreeuwende klanken niet kunnen tippen aan al die opgewekte muziek, of
zouden t zon kiekens zijn. Ondertussen
leerde ik ze aanvaarden. Ze vormen een vast object in ieders tuin en zijn toch
wel heel lekker op de braai (barbecue).
Nu mijn toast met avocado verorberd is en de tas rooibosthee mijn dorst
leste, dringt het tot me door dat ik toch nog niet helemaal volgens het
Afrikaanse uur leef. Terwijl voor mij de dag nu pas echt begint, is de waslijn
bij de buren al overladen met textiel. We planden een namiddag helpen in
het weeshuis, maar het woord planning
staat niet in de Zuid-Afrikaanse woordenboek. Hier wachten mensen op een probleem
en dan ondernemen ze actie om het op te lossen. Is de benzine voor de generator
bijna op, dan zouden wij vlug nieuwe halen, wat hier dus pas gebeurt eens de
laatste druppel verdwenen is. Geen wonder dat de taxibusjes wel eens zonder
brandstof vallen.
En over zonder brandstof vallen
gesproken... Mijn pen bezwijkt bijna. Tijd dus om recht te staan en ons prachtig
huis en schitterend uitzicht vaarwel te wuiven. Op naar het weeshuis!