Dertig worden doe je slechts eenmaal dus dat moet gevierd worden. En als je in Bangkok vertoeft op dat ogenblik bestaat er de mogelijkheid dit te vieren in Patpong, een van de red light districts waar meisjes van plezier de nacht verjongen. Meisjes van verdriet had ook gekunnen. Hier merken we dat, zoals in vele plaatsen in Thailand, dikke Falangs best wel in trek zijn bij het knapperige vlees, vreemd. Maar dat zal vandaag de pret niet bederven, Inneke is jarig. We drinken en lachen met ons gevieren, we zijn herenigd, terug samen na 17 dagen onze eigen weg te kiezen. Ook al is Bangkok een megalopolis, we vinden elkaar in een mum van tijd terug en voelen ons meteen thuis, weg van huis.
Onze taxichauffeur richting hoerenbuurt kon evenwel de rekensom niet vatten. Een man met drie vrouwen, hemeltjelief. "Honeymoon?" vraagt hij zich af. Waarom het spelletje eens niet meespelen. "Yes, honeymoon". "Three wives?" "Yes" . "Ooooooh, no problems?" "No Problems" "Ooooooh, you muslim? You Bin Laden?" "No, not Bin Laden" "Waaw, you big family, you good team, you number one... many children?" "Yes, many children" "Ooooooooooooh!!!" Enzovoort. We hebben goed gelachen met Mister Prasit, de vriendelijkste taxichauffeur van Bangkok. En ook hij heeft nu een nieuwtje om thuis te delen.
Morgen, heel vroeg, vertrekken we naar Bali en Lombok te Indonesie samen met Eli en Caroline, die pikken ook nog een weekje mee. Daar hopen we te relaxen en genieten van onze laatste maand. Het kan wat raar overkomen, maar we zijn doodop van al dat gereis en kunnen de rust van subtropische golven goed gebruiken.
Een week geleefd tussen puppies en spelende kinderkens. Dat doet wel iets. Een kuur antinegativica, moest dat woord al uitgevonden zijn. Deze kolk der vrede zoog me volledig weg van de imagojagers waar het backpackermilieu te Phnom Penh rijkelijk mee bezoedeld is. Samen met Laurens, een jolige blonde toren made in Holland, heb ik les gegeven, in het Engels over het Engels. Nu kunnen ze tenminste de klok in twee talen lezen, want dat is belangrijk. De hele week zit een jongetje, Mesa, er maar wat triest bij, een sobere blik, een droge stem. De laatste dag, het was een zaterdag, ontdekte Laurens daar een middeltje tegen. Hij vraagt, zoals Hollanders dat nu eenmaal doen: "Nouw, ken je dejze?". Terug die blik die zwaarder lijkt dan makkelijk. Daarop draait Laurens zijn kont in een stompe hoek, trekt met de vuist aan een virtuele treinbel en ploft een kletterende vrot in zijn broek. Dat is de kleine puber in wording niet ontgaan, dat geluid kent ie, en hij proest het uit, gierend rollend over de grond. En dat vind ik nu eens goud waard, een interculturele ijsbreker om Astemblieft! tegen te zeggen, non-verbaal dan nog. Didactisch gezien niet onze beste bijdrage, doch dit terzijde. Ondertussen heb ik ook veel bijgeleerd over de werking van zulke kleine NGO's.
Cambodja zit erop. Het is een ruig land met geharde inwoners, maar zo puur. Afscheid nemen is niet zo leuk, dus heb ik het maar niet gedaan. "See you on monday children!" "See you on monday Steven!".
Na een pitstop in Ko Chang (een Thais eiland waar 's nachts tropische stormen vroegen of ze met mijn bamboe hutje mochten spelen) heb ik Inneke terug gevonden in Bangkok, eindelijk!
We hoorden vele verhalen over het noorden van Laos dat bekend staat voor zijn verscheidenheid van "hill tribes" en zijn weelderige jungle. Het zou er ruwer zijn en nog onaangetast. En de verhalen blijken al snel te kloppen: de wegen worden slechter, de bussen ellendiger, de jungle wilder, de dorpen primitiever en de bewoners traditioneler. Dat is precies wat we willen en duiken met onze teletijdmachien het verleden van nu in. Als ontdekkingsreizigers speuren we naar afgelegen dorpjes in het oerwoud. En dat gaat zo: Voor ons hakken twee gidsen een nieuw pad waar wij ons door wurmen. Rondomrond verwelkomen duizenden, nee miljoenen insecten ons met wat zij hun lied noemen. Wij daarentegen laten meerdere kreten weergalmen tot diep in het woud. "Aaah.... Wooowww ..... Shiiiiiit .... Stop! There is an animal in my pants!!"
Een uitputtende tocht brengt ons tot bij de Akha stam. We staan stom van verbazing, zij ook. Een prachtig versierde vrouw in klederdracht vangt een dikke rode kever. Terwijl de kever spartelt voor zijn leven, bijt ze smakelijk de sappige kop eraf. Een lokale lekkernij zo blijkt. Als ze me deze specialiteit vriendelijk aanbiedt zet ik een stapje achteruit; "sorry, I am a vegetarian..."
De Akha's hebben enkele typische kenmerken. Zo is het dorp afgebakend met speciale poorten die de boze geesten buiten houden en ontdekken we tal van piepkleine hutjes op hoge stelten. Deze hutjes dienen voor de vrijgezellen meisjes en jongens om te praten en zingen. En als het meisje daar wonder boven wonder zwanger van wordt, mag het jonge koppeltje trouwen. Het is in dit dorp dat we de nacht hebben doorgebracht en we krijgen een rokerig slaaphutje toegewezen. Onze uit bamboe gesneden lattebodem doet tevens dienst als dak van enkele knorrende varkentjes (Schattig!).
Bij de Tai Lue stam belandden we dan weer op een trouwfeest waar we hartelijk uitgenodigd worden om de plaatselijk gestookte Lao wiskey te proeven. Weigeren is onbeleefd en het proeven escaleert tot een prettig drankfeest. Wat een leuke kennismaking van de lokale gebruiken van dit land. Dit was Laos, kort maar krachtig, een land naar ons hart!
We
zijn gesplitst, Inneke en ik, uit elkaar gegaan na 4 maanden en een
half alles gedeeld te hebben. Niet omdat we elkaar beu zijn, zeerzeker
in tegendeel, maar omdat Inneke Caroline en Eli is gaan opzoeken in
Laos en ikzelf dit land acht jaar geleden al uitvoerig bezocht heb. Ik
zal hen vervoegen over een tweetal weken en iets nieuws doen is ook
leuk. Zoals bijvoorbeeld met een crossmotor doorheen het ongerepte
noordoosten van Cambodja rijden, een dirtbike geheten, van het kaliber
CC's waarvoor ik in Belgie als sans-papiers door het leven trok. Ik
huurde zo een dirtbike bij Lee, oftewel Mister Bike Rental, een super
energieke Cambodjaan van een meter vijftig. Zijn reuzeglimlach piepte
net over het stuur. Hij gaf me wel twee handschoenen mee, for my
protection. Das lief Lee, maar dit zijn handschoenen van het soort waar gepensioneerde madammen de rozen mee gaan snoeien, heb je niet iets wat
ruigers voor een stoere mansbonk op een dirtbike door de jungle
doorheen het ongerepte noordoosten van Cambodja? Hij lachtte en ging
ongestoord verder met een resem tips. Ik moest het geld verspreiden
over mijn bagage voor het geval ik met een pistool overvallen zou
worden -ge wilt toch niet al u geld kwijt he slimmeke?- en in mijn
broekzakken kleine dollar briefjes om de politie om te kopen, maar
beter was nog ze gewoon straal voorbij te rijden, hoe rapper hoe beter,
probeer vooral niet te stoppen. OK Lee, en toen vertrok ik richting
Modulkiri, hetgeen de moeite zou zijn.
Juist voordat ik voor
de eerste keer in een iets te horizontale pose naar mijn goesting
mezelf vastberaden tegen de vlakte plak, kom ik tot de vaststelling,
zoals wel vaker gebeurd bij niet volledig volgroeide jongvolwassenen,
dat ik niet zo goed ben dan ik zou willen zijn. Zulke wijsheden hebben
de neiging zich aan te bieden tijdens die wereldberoemde seconde die er
10 lijken te zijn. Maar, niets aan de hand, enkel aan de knie.
Desondanks,
of misschien dankzij de ruwe leerstijl van deze trip, zal ik de tocht
niet snel vergeten: oerwouden en hutjes, elk met een eigen verhaal.
Door modder ploeterend, zelmoordcommando's koeien en slangen
ontwijkend, gillend gelijk een schoolmeisje, even in het rond kijkend,
oef niemand in de buurt, dat laatste best voor mezelf
houdend, tropische stormen doorkruisend - het regenseizoen klopt met
donderslagen op de deur- en vooral veel zwaaiend leg ik honderden
kilometers af, soms vechtend meter voor meter. En als ik voor de
zoveelste keer in een modderplas vanonder dat masjien mezelf moet
lospeuteren, neem ik het besluit dat ik mezelf genoeg bewezen heb dat
ik het geprobeerd heb en keer ik terug naar de bewoonde wereld, in de
vorm van Phnom Penh. Vreemd om terug met mensen te praten na 4 dagen
brommen door de eenzaamheid, maar wat een kick!
De dag erna heb ik een vuilnisbelt bezocht waar een dorp armen schrijnend op zoek is naar plastiek -denk ik- en ben ik verhuisd naar een weeshuisje iets buiten Phnom Penh om wat Engelse lessen in elkaar te boksen. De laatste keer dat ik voor een klas kinderen stond -Kampenhout city geloof ik-, kon mijn gezag niet beletten dat ze aan het gameboyen waren in mijn klas. Maar deze kinderen hebben geen gameboy, dus misschien lukt het nog net.
Tien mei, een memorabele dag... Steven zou in Phnom Penh blijven en ik zou de grens oversteken naar Laos om Eli en Caroline op te zoeken in Vientiane (hoofdstad van Laos, ongeveer een 1500 km verder). Die ochtend hadden we allebei een slecht voorgevoel. Maar ja wat wil je, splitsen na 4 en een halve maand geleefd te hebben als een siamese tweeling! Dus ik vertrok. Na een 10-tal uren 'bussen' wordt ik eruit gegooid in Stung Treng. Dat was echter niet zo afgesproken en het begin van een nachtmerrie is aangebroken. Stung Treng is een stadje, 57 km voor de grens met Laos, dat eigenlijk niets te bieden heeft buiten het feit dat dit het laatste stadje is voor de grens en enkele schurken. Al snel blijkt dat deze trip 1 opgezet spel is en dat de lokale bevolking van dit stadje hier maar al te graag aan meewerkt. Enkelen onder hen brengen me helemaal in de war met allerlei tegenstrijdige verhalen en leugens. Eigenlijk houden ze me daar vast met de bedoeling wat extra dollars onder de tafel te verkrijgen. Als blijkt dat ik niet wil toegeven aan hun spelletje worden ze lastig. Maar ik ook. Een heuze discussie en ruzie ontstaat. Dit brengt me echter geen stap verder, in tegendeel! Ze voelen zich gekrenkt en besluiten me niet meer verder te helpen...Het hele stadje lijkt er wel van op de hoogte te zijn! Help! Ik kan geen kant uit en ik kan werkelijk niemand vertrouwen! Daar sta je dan, hulpeloos en alleen... Na vele omwegen en toevalligheden geraak ik die volgende dag toch nog tot aan de grens! Wat een opluchting, wat een wonder! Vanaf daar verloopt alles vlotter dan vlot en is mijn glimlach niet meer van m'n gezicht te krijgen. Na 48 uur bereik ik Vientiane en als ik de twee gezichtjes zie van Eli en Caroline breekt een nieuw euforisch moment aan! We tetteren de stress eruit, de pret kan niet op en de miserie is bij deze al gauw vergeten!!
Laid-back Laos.
Eens de grens over, krijg je meteen een voorsmaakje van de sfeer in Laos. Mensen zijn rustig en vriendelijk, Laos is kalm en relax, Laos is laid-back! Een welgekomen gevoel na mn laatste Cambodjaans aontuur. In Vientiane verkennen we nu met ons drietjes enkele 'verplichte' culturele plekjes. Zo fietsen we o.a. 50 km speciaal naar (het) Buddha(park). Deze oververhitte activiteit doet ons verlangen naar avontuur in de natuur. Dus trekken we verder naar de bergen van Vang Vieng. En wauw, onze wensen gaan in vervulling. Vang Vieng is omgeven door mysterieze 'lime-rocks' uitgehold door enorme grotten met of zonder lagune. We genieten al wandelend, we doen aan speleologie (op eigen wijze , we gaan zwemmen, we kayakken erop los en we ontdekken een nieuwe sport "jumpen". Jumpen is heel eenvoudig: je springt van een plateautje, je laat je enkele meters boven de rivier zwieren aan een touw om dit vervolgens te lossen en in het water te ploffen. Heel leutig en vrij en nog verfrissend ook!
Nu zitten we in Luang Prabang, een sfeervol koloniaal stadje dat omgeven is door bergen bezaaid met tropisch regenwoud. Ook hier kunnen we ons hartje ophalen in de natuur. Na een stevige klim langsheen de donderende waterval 'Tat Kuang Si' worden we beloond met een frisse duik in het hemelsblauwe water! Dat doet deugd seg! Op de avondmarkt hebben ze hier ontelbare leuke traditionele souveniers en die lokale economie moeten we natuurlijk ondersteunen. Voor ons dagbudget is dit een iets minder goede zaak... Verder zijn we door de hevige tropische stortbuien (het regenseizoen heeft hier zijn intrede gemaakt) wel genoodzaakt om op regelmatige basis een gezellige stop in te lassen om op die manier de Laotiaanse keuken en fruitshakes te leren bekoren. Al bij al kunnen we hier best mee leven!
Aan de luchthaven van Siem Raep nemen we afscheid van Anja. Samen met haar deelden we als laatste uitspattingen het magische Ankor Wat maar vooral het zwembad aan een paradijs van een hotel, naar onze hedendaagse normen welteverstaan. We bonken nog stevig op de ruit, maar ze hoort ons niet meer. Daar gaat een ware trotter...
Tijd om verder te trekken. Het Tonle Sap meer wacht, waarop naar het schijnt een volledig dorp ligt te drijven. En bij een dorp hoort een koppel concurrerende tankstations, een kerktoren, een school, wat kruidenierswinkels, honden en varkens, een cafe met zang en dans, straten, TV antennes en huizen. Dat moeten we gezien hebben.
Daarna trekken we te Battambang, Pursat, Kompong Chnang en Kampot de ruwe aardewegen van het platteland in, meestal slechts 1 straat verwijderd van het stadscentrum. Hier staat de vooruitgang stil, of beter gezegd, ligt ze in de hangmat.
"Accident! On the road! Two people hurt! Please send ambulance!"
Met het communicatiemodel van op de schoolbanken in het achterhoofd proberen we duidelijk te maken dat iets verder, op een landelijke dirtroad richting Banan -uitgesproken Banoin-, twee zwaargekwetste autochtonen liggen te bloeden, ergens in de veronderstelling dat hier spoedig gevolg aan gegeven zou worden.
"Police! Hospital! Moto! PAF! Pioe-wioe!"
Zoals Peking Express deelnemers op speed, springen we flink op en neer en zwaaien nog flinker met de armen. Zo proberen wij dit allegaartje lokalen aan te porren actie te ondernemen, maar hun blik verstart nog meer en de derde wet van Newton dat op elke actie een reactie volgt leek op dit moment even niet van kracht. Godvernomdenomdemiljaardemilledju! Uiteindelijk kwam er toch een Engels sprekend iemand tussen beide waaraan we aan een derde van de eerdere snelheid hebben kunnen uitleggen wat er gebeurd was, zodat die daarop eindelijk de hulpdiensten kon verwittigen. We zagen even later dat deze twee ongelukkigen afgevoerd zijn geweest, we hopen naar een ziekenhuis, voor alle veiligheid hebben we onze helmpkes toch wat strakker gespannen.
We nemen tussen Kompong Chnang en Phnom Phen een minibusje, gedeeld met wat Cambodjanen die duidelijk ook die richting uit moeten. Het busje was zeker niet nieuw, de DVD speler leek dat wel. Hierop werden wat muziek clips afgespeeld zoals een drietal rappende homeboyz die voor hun zilveren Mercedes op een bruine aardeweg tussen de rijstvelden hoogstwaarschijnlijk zeer interressante dingen te vermelden hebben en binstgelijk hun macho west-side-east-side poses laten zien die ze voor de spiegel thuis zeer hard geoefend hebben, zo doen ze dat in Amerika ook. Betwijfelend of Pol Pot en zijn rode vrienden dit spektakel in gedachte hadden toen zij nog niet zo heel lang geleden alle stadsmensen naar het platteland dreven voor de allergrootste sprong voorwaarts. Een lugubere tijd moet het toen geweest zijn, maar hier valt daar weinig over te merken nowadays, het platteland is fantastisch mooi.
We stranden in de backpackersbuurt van Phnom Penh, hetgeen de hoofdstad is van Cambodja, ons sappig gewaarschuwd als het Wild Wild West van het Oosten door een backpacker ergens ontmoet in de waas van de afgelopen maanden. Een schaduw komt onze richting uit. “You want tuk-tuk driver?” Een fontein speek moet het in de spurt afleggen, de alcoholwalm wint de race. Deze aardige man zet zijn beste beentje voor om een goede indruk na te laten een betrouwbare bestuurder te zijn, maar niet voor genoeg en stuikt bijna met zijn smoel pardoes de grond op. Het zullen wel niet de eerste rotte tanden zijn dat dit gehucht verloren heeft aan het beton. “No thank you sir, very kind though.”
Het is al laat en we zoeken een keet om te maffen. Het wordt er een aan het meer. Een meer met als alter ego een beerput. De ober verschiet zo van onze bestelling dat hij even struikelt en steun zoeken moet aan een stoel. Zijn pupillen drijven in wat sop iris. We kijken even in het rond en merken dat iedereen er nogal scheef uit ziet. De Jamaicaanse driekleur is hier duidelijk niet onbekend. We proberen ons aan het ons omringende publiek aan te passen en lurken zo stoer we kunnen aan ons rietje coconutshake, het hoofd wiegend op de beat van een ruige RNB schijf. Maar een rietje is geen toeter dus gaan we maar slapen. Anja wekt dit mistig oord nog even goed op met een knallende gil. “Wadist?” “Ah sorry, ik dacht dat ik een spin had gezien.”
En daarmee staat de score voor door mergbeen trillende schreeuwen tussen Anja en Inneke op 2-1. Een overzicht:
De eerste gil werd gescoord door Inneke. Ze had zich opgesteld op het trottoir tijdens een nachtelijke wandeling door de straten van Rach Gia. Dit vredig achtersteegje werd angsaanjagend opgeschrikt doordat een rat van om en bij de drie kilo dertig de onmetelijke vergissing beging vlak voor Inneke haar voeten te lopen. Deze rat heeft duidelijk niet de zwaarste studies uitgekozen. Weet die dan niet dat Inneke nooit echt kijkt waar ze loopt? Ze trapt los op die rat die spartelend haar tenen bespeelt als een harp, met deze eerste krijs dus tot gevolg. De gemiddelde levensverwachting van dit specifieke steegje is hierbij gedecimeerd. Anja kan deze achterstand moeilijk verkroppen en gaat voor de gelijkmaker. Locatie nu is de vismarkt van Chau Doc. We keuvelen rustig langs het lichte geroezemoes van kopers en verkopers waar een markt bekend voor staat. Anja neemt bezinnend de contouren van een dode vis helemaal in zich op. Maar als blijkt dat deze vis niet dood is en een laatste spastische stuiptrekking uitbarst, grijpt ze haar kans en brult de markt stevig bijeen hetgeen als electroshok een golf van kortstondig gereanimeerde visselijken teweeg brengt. 1-1.
En zoals eerder verteld, heeft Anja de leiding in handen genomen met een geveinsde spin. Inneke gilde die laatste keer goed mee, onder het mom van ik-verschoot-van-haar-gil. Dit in de hoop geen achterstand te moeten dulden, maar deze is afgevlagd als buiten spel. Goed geprobeerd, dat wel. Houdt Anja deze score vast tot het eind van de rit? Morgen, 2 Mei wordt het eindsignaal gefloten, want dan vertrekt zij naar huis.
Men zou kunnen stellen dat Vietnamezen een beetje wreed van aard zijn, ja sadistisch zelfs. Als voorbeeld zou men kunnen aanhalen dat dit volk iets te gretig en vooral te smalend de vrolijke toerist zijn dollars ontfutselt, die dan op zijn beurt wat minder vrolijk de tocht verder zet. In tzak zetters om het wat platvloerser uit te drukken. Langs de andere kant zou men kunnen stellen dat de Vietnamezen zwaar te bewonderen vallen. Ze versloegen arrogantie met trots, wormden zich in tunnels onder de grootmacht en rebelleerden tegen tonnen bommen met bamboe. Een massa dat denkt in groep en zich niet laat verdelen dus ook niet heersen waardoor prijs afdingen moeilijker wordt. Het is een derby tussen het half lege en het half volle glas en wij verkiezen voor het half volle glas te supporteren, ook al zijn het soms echt rotzakskes.
We verlaten Vietnam, na een tussenstop op het paradijselijke eiland Phu Quoc, via Chau Doc en de Mekong rivier. Dit laatste stukje bood ons de authentieke sfeer van paaldorpjes, drijvende dorpjes, marktdorpjes en bootdorpjes, om het in een notedorpje samen te vatten.
We steken de grens over per boot. "Cambodia" laat ons nieuw visum zich voorlezen. Puppies, zwaaihandjes en kinderwaterpret als eerste indruk in dit land van de Khmer, das niet slecht.
Vietnam heeft veel marktjes. Overal, op elke hoek van de straat, soms geconcentreerd op een plein, onder een dak of in een huis, maar er zullen dingen verkocht worden. Kapitalisme in zijn puurste vorm zou cynisch opgemerkt kunnen worden. Ze hebben zelfs markten op boten. Drijvende markten als het ware. We boeken ons een tour over de Mekong om deze floating markets te bewonderen en mogen proeven van verschillende specialiteiten zoals snoepjes van kokosnoot en ander fruit. We hebben zelfs bijgeleerd hoe noodles, het dagelijkse brood hier, gefabriceerd worden in een lokaal familiebedrijfje.
Ondertussen is ons ook opgevallen dat het hier wel warm aan het worden is, en vochtig! Van het moment dat je uit de douche stapt, verlang je onmiddellijk naar de volgende. En die zotten hier dragen dan nog eens handschoenen en gezichtsmaskers om hun huid te beschermen tegen het bruinen, stel je voor. Het schoonheidsideaal kan nogal verschillen.
"In Saigon, three million moto. No moto, no girlfriend; two moto, two girlfriend." geeft onze gids ons mee na het scherp opmerken van onze gehypnotiseerde blik naar het mierennest van broem broems. De Vietnamesen worden geboren met hun Honda 50 CC zo lijkt. De vroedvrouw zal stevig aan hun oren moeten trekken hebben bij het schenken van het eerste levenslicht. En daarmee zijn die spleetogen ook al verklaard. In your face Darwin! Fopke he Charlie.
Genoeg billen gekletst nu, even de Cu Chi ondergrondse tunnels bezoeken waar we de andere kant van Tour of Duty te zien krijgen. Onvoorstelbaar en toch wat goor als met een akelige glimlach gedemonstreerd wordt hoe een serie boobytraps yankeevlees spiezen moet. Daarnaast bezoeken we het oorlogsmuseum in Ho Chi Minh City, formely known as Saigon, waar de schokerende oorlogsmisdaden en de gevolgen daarvan zeer beeldig ten toon gesteld worden. En op die plek, net die plek waar elke voor een lap grondbezit oorlog verklarende randdebiel toch beter eerst een bezoekje zou mogen plegen, nemen we afscheid van Elleke en Marnix. Triest waren we toch al...
Hoi An - Nha Trang - Jungle Beach - Mui Ne. We trekken samen van strand naar strand en laten ons leiden door de wensen van onze bezoekers. Een vakantie in onze vakantie als het ware. Dat doet deugd! Tussen al dat beachgeweld door merken we onderweg de pracht van dit land op. Zo belanden we met ons brommertje in een gigantisch onweer. Die morgen stond de Schepper duidelijk op met diens artistiekste been. We worden getrakteerd op een spectaculair kleurenpalet van lucht en natuur rond ons heen. Foto's nemen is een belediging ook al hebben we het geprobeerd. Registreren was onmogelijk. Dan maar even plagiaat plegen en een Texaan citeren die ons onderweg aanklampte en vanonder zijn kaki regenjas opperde: "How fucking beautiful is this country man!" En dat met een accent zoals alleen Texanen dat kunnen. Het enige antwoord dat wij hem konden bieden, tussen enkele donderknallen heen: "Fucking A man!".
Hoi An is een waar shop paradijs! Alles, maar werkelijk alles kan je er op maat laten maken en dit in een mum van tijd. Het gaat van topjes, kleedjes en kostuums tot schoenen en nog veel meer. We zijn nog helemaal onder de stress van al het kiezen en maten laten nemen en amper bekomen van dit alles als plots een totaal vertrouwd gezicht tevoorschijn springt uit een totaal vreemd hotel met de woorden: "Verrassing!". Een raar moment als je niet onmiddellijk kan plaatsen wat er om je heen gebeurt, maar euforie alom! Het is onze nicht Anja die ons achterna is gekomen zonder dat wij van iets wisten. Een heel tof idee natuurlijk, want nu zijn we met z'n vijven. Een ideaal excuus om nog meer te genieten, bij te kletsen, te lachen en relaxen in de overgezellige oude straatjes en restaurantjes van dit heerlijke plekje.
Het is ongetwijfeld de eerste en hopelijk de laatste keer dat een hele luchtvaartmaatschappij ons bij naam, of toch een mutant ervan (you Lee Bier?), kent, maar het is gelukt: onze intussen scherp afgetrainde doggie smeekblik heeft iedereen, inclusief directeur, overtuigd de piloot te overtuigen ons toch mee te nemen op het reeds overboekte vliegtuig. Met een tussenstop in Hong Kong (hetgeen na 3 maanden India-Nepal voor ons de witste porseleinen WC pot ooit heeft) arriveren we in Hanoi waar de traagheid van Nepal wel heel rap verdwijnt. De volgende dag dobberen we op een zee van tijd en vrijheid naar Cat Ba Island en trekt de mist der zorgen langzaam weg.
Een vormloos wolkendek met alle tinten grijs en blauw hetgeen elke Belg met gemengde gevoelens van trotse triestesse dezijne claimt. We worden verwelkomd door dit zeer herkenbaar weer en bijna opgeslorpt door heimwee maar het schelle getier van kegelstrohoedjes met wat vrouw onder en de mistbergen van Halong Bay brengen ons terug tot een andere realiteit. Die van Vietnam dus, een land dat ons direct heel hard bevalt. Men lacht hier graag, heeft een bijna kinderlijke supercharme en is proper. Allez dat vinden wij toch...
"Heeeeeyyyyy!!!" En daar zijn ze dan. Marnix en Elleke zoeven ons toe met hun brommertje en pothelm aan de kade van Cat Ba Town. Met wat vertraging hebben we elkaar dan toch gevonden. Het "even" bijpraten leidt ons tetterend de nacht in, we vergaten bijna adem te halen; en ze ruiken nochtans zooo Silan zacht. De volgende ochtend verkennen we samen de puntbergen waar deze streek zo bekend voor staat of wat later de achtersteegjes van Hue op zoek naar overwoekerde keizerlijke graftombes waar Marnix ons even demonstreerde hoe een vergrendelde poort na sluitingsuur niet per se een blokkade hoeft te zijn om een wereldgoederfstuk te bewonderen.
Als we onze eigen blog zo even naslaan, lijkt dit best wel een toffe reis waar we van de ene climax naar de andere surfen zonder enige ongemakken. Dat laatste dienen we toch even te moeten corrigeren, want soms is reizen door Azie allesbehalve gemakkelijk. In Nepal bijvoorbeeld plakt men graag termen zoals "No problem", "guaranteed" en "for sure" in 1 zin aan elkaar. Maar als we dit horen staat ons hart even stil en weten we ondertussen al: "stront aan de knikker". Om een zeer lang verhaal kort te maken; we zitten voor de moment vast in Kathmandu tot er twee plaatsjes vrij komen door een cancellatie van andere reizigers (hetgeen ons een maand kan kosten). Niet zo tof want we keken heel hard uit naar het ontmoeten van Elleke en Marnix in Vietnam. Maar er zit niets anders op dan te wachten, dus doen we dat maar in stijl. We hebben een gitaar gekocht en spelen samen de frustratie weg met wat covers en leren Kathmandu nog grondiger kennen.
Even een korte quiz "Wie is het?": Een van ons smeekt de luchtvaartmaatschappij Dragonair medewerker: "But please, seur, maybe we can sit in the toilet?", vertier alom, waarop de ander eerder beschaamd naar de grond staart en een stapje verder gaat staan.
Even serieus nu; soms is het echt stressen, zenuwslopende spanning weerstaan en met een intense strategie mensen overtuigen, waaronder onszelf, dat meer mogelijk is dan op het eerste zicht lijkt. Maar als je Azie wil zien, echt zien, dan moet je er iets voor over hebben.
Culturele highlights checkmarken en historische monumenten bezoeken
hoort nu eenmaal bij een zichzelf respecterende reizende jong
volwassene. Vervelend is dat dit wel soms wat plattekes kan zijn. Om
dan de soep wat te peperen, voegen we graag een extra ingredient toe:
binnen sluipen zonder betalen, we hebben nu eenmaal een budget
nietwaar. Kinderachtig, ongetwijfeld, maar zo plezant om met de
bewakers en ticket controleurs verstoppertje te spelen tussen de
talloze stokoude Hindu tempels, Buddhistische stupas en Newari
Pottenbakkers in Bhaktapur of de Durbar Squares van Kathmandu en Patan. We menen
even Leonardo DiCaprio te herkennen, verborgen achter een joekel van
een zonnebril en meegenietend van een zeer grote indruk achterlatende
Buddha stupa te Bodhnath waarop Inneke: "Als dat Leonardo DiCaprio is,
krijgt die los ne smakkerd op zijne bek!" Gelukkig was het iemand
anders, we moeten nog 3 maanden verder. Maar terwijl we gniffelend
genieten van een zoveelste geslaagde wegduikoperatie valt het ons wel op dat Kathmandu en omstreken (na downtown Kessel-Lo dan uiteraard) misschien wel het grootste culturele erfgoed bezit dat wij al gezien hebben.
Maar tot zover cultuur! Er zijn hier nog zoveel andere dingen te beleven. Bungee jumpen, paragliden, mountaineeren, rotsklimmen, kayaken, trekken, raften en op safari gaan. En dat allemaal aan een relatief goedkope prijs. Maar het is niet goedkoop. Dus houden we het maar bij een rafting van de Bhote Kosi, die er in dit seizoen (naar het schijnt) nog rustig bijligt maar toch wild genoeg om deze twee trouwe bloggers toch samen overboord te aurevoiren. Belgium: Zero points. We zullen dit avontuur niet snel vergeten, al was het maar door de blauwe plekken en schrammen.
Chitwan! Een natuurpark in het zuiden van het land waar we op de rug
van een olifant samen met twee Engelsen de Jungle verkennen en we
enkele diersoorten kunnen spotten. Dat heeft Kessel-Lo dan weer niet
natuurlijk. Zo zien we een krokodil, een paar neushoorns, wat herten en
bambi's, een varaan -allez dat denken we toch-, talloze vogelsoorten,
de veel voorkomende homo sapiens touristicus en ongeveer een miljard
insecten. Krabben dan maar. In de omliggende dorpjes mogen we het
dagelijkse leven en tradities van de Tharu bevolking observeren. De
kinderen hier in Nepal zijn ultraschattig maar passen spijtig genoeg
niet in onze rugzak.
Nepal zit erop, straks vertrekken we naar Vietnam waar we Elleke (zus Inneke) en Marnix (lief Elleke) moeten zien op te speuren. Samen met hun begint een nieuw hoofdstuk van onze reis waar we heel hard naar uitkijken. De eerste helft van deze trip was onvoorstelbaar. In die zin dat we ons dit niet konden voorstellen. Eigenlijk is het moeilijk uit te leggen wat we hier beleefd hebben. We zullen er jullie dus nog lang mee lastig vallen tussen pot en pint. Be prepared!
We hoopten in de bergen van Nepal na de drukte van India terug wat op adem te komen. Maar nu wil het lukken dat het hier adembenemend mooi is. De natuur is hier zo ruig en imposant dat de Alpen ons eerder aan de Ardennen doen denken. Nu willen we absoluut niet overkomen dat wij onszelf best wel cool vinden, maar na een 9-daagse trektocht door het hart van de Himalaya met als hoogtepunt, letterlijk en figuurlijk, het Annapurna Base Camp (also known as het ABC ) op 4130 meter, vinden wij onzelf eigenlijk best wel cool. Zeker als we onderweg zwaar uitgeruste North Face trekkers die met gids en porters moesten opgeven en onverrichterzake terug keerden naar warmere oorden.
Daar sta je dan, zonder muts of handschoenen, slechts 1 dunne slaapzak (meneer "dat weegt te veel" Cannoodt vond een slaapzak immers overbodig), 2 hervulbare petflessen, een KW met wat pullekes en een stafkaart. Daarbovenop hebben we veel te weinig cash rupees mee en moeten we bezuinigen op eten. Een stevige opdoffer, want laat eten naast slapen een van onze favoriete bezigheden zijn.
Vechtend tegen de kou en AMS (hoogteziekte) duiken we een nieuw National Geographic avontuur in. Zo trekken we voorbij woeste wilde rivieren, honderden meters lange watervallen, oerwouden vol prachtige Rhododendrons en vlinders, idyllische dorpjes met rijstterrasjes die de steile hellingen flankeren, kreunende gletsjers en krakende lawines. We absorberen deze stille pracht met de hoogste toppen in de wereld als reisgezel. Zalig!
Als we terug in de bewoonde wereld toestrompelen, valt het ons op we dat iedereen hier een wel heel lentefris aura heeft. Een half uur later herontdekken we het warm water en dat doet deugd! We knallen los een steak met frieten of een veggie burger naar binnen, alsof we tien jaar alleen rijst en havermout gezien hebben. Het scheelt toch niet veel.
Ondertussen kunnen we ook synchroon slaapdraaien in 1 minislaapzak. Met momenten was het afzien maar het was nog nooit zo de moeite waard.
Nog voor we de tijd krijgen India een plaats te geven op de schaal van wat-de-hell-was-datte-? kloppen we op een klein hans-en-grietje raampje te Belahiya, juist over de grens in Nepal. Dit zou het immigration office zijn. Het duurt een paar minuten maar plots schiet een gloeilampje aan en worden we vriendelijk verwelkomd door de ambtenaar van dienst. Het valt ons op dat de motor hier duidelijk op lagere toeren draait hetgeen heel geruststellend is maar onze planning wel stevig in de war brengt. In princiepe zouden we van dit zuidelijke punt willen doortrekken in hoog tempo naar de kers op de taart: het Himalaya gebergte. Blijkt dat er wegblokkades opgetrokken zijn door minder tevreden stakers een aantal kilometer verder en alle verkeer ligt lam. We zitten dus vast. In afwachting van betere politieke sferen bezoeken we de geboorteplaats van de Heer Buddha, Lumbini, waar we onder de wapperende vlaggetjes een rustig dutteke doen. We keren met de gehuurde fietsen terug en als we na een vijftal bezoeken aan lokale fietsenmakers toekomen, horen we dat de blokkade nog steeds bussen en trucks tegen houdt. Er zou wel de kans bestaan dat dit na "ten-pee-em" veiliger is. We kruipen op het dak van de bus en wachten spannend af. Welke buschauffeur durft het eerst? Als de betogers verder op de weg gaan slapen zijn, trekt de stoet gestrande voertuigen voorzichtig de nacht in. We zijn er door geraakt, het noorden wacht. Tijdens deze hachelijke rit maken we wat Nepaleese vrienden die ons, terwijl we de takken van de bomen ontwijken (oefening baart kunst), wat Nepalese woordjes proberen aan te leren. Lachen geblazen, irreel.
Zo passeren we Tansen oftewel Palpa, waar de pure vredevolle sfeer een diepe indruk achter laat, en komen we na een lange rit, waar we onze ruggenwervels leren tellen, toe in Pokhara. Hier hebben we gisteren een stafkaart gekocht, onze rugzakken laten herstellen, ons gerief nog eens nagekeken en Steven zijn "witte" bermuda laten naaien. Hij draagt deze namelijk graag en door een schuifpartij van een heuvelrug (na de fameuze woorden: "Inneke, zie goed hoe ik het doe he") was deze zwaar gescheurd (waarop hij vervolgde: "Ga toch maar rond").
We vertrekken vanavond met de bus naar het startpunt van een trektocht door de bergen naar het Annapurna base camp. We verdwijnen nu een tweetal weken van de radar en wensen iedereen thuis het allerbeste toe. Tot over twee weken!
De noordelijke steden van India hebben veel te bieden voor cultuurliefhebbers. Het gigantische aanbod van monumenten trekt dan ook talloze geblindeerde bussen vol toeristen aan als een magneet en dit al enkele generaties lang. Dit is een beetje de onvermijdelijke keerzijde van de medaille en we hebben de gevolgen ervan gevoeld. We worden bestookt met uiterst doordachte scams zoals een gilde vrouwen die geld vragen voor een ambulance terwijl een hoogzwangere vrouw ons kermend van de pijn smeekt te helpen (allemaal geensceneerd), mannen die vlak voor ons een guest house binnen springen alsof ze ons tot daar gegidst hebben voor een commissie binnen te rijven (waar wij voor opdraaien), kinderen die non-stop jammeren en aan armen en benen zich vasthaken of zich ontpoppen als ware sales account managers, bussen die 3 km voor de betaalde destinatie stoppen waar "toevallig" tientallen rikshaws (Indische taxi brommers) ons opwachten of het faken van lege benzinetanks van zodra de buit binnen is, enzovoort. Onze assertiviteit wordt fel op de proef gesteld maar we staan ons mannetje. Het is een spel dat gespeeld wordt en nu we de regels een beetje door hebben, geven we met plezier de sjacheraars vette koek van eigen deeg. Op die manier zetten we deze con mans soms zelf in het zak, hetgeen niet slecht aanvoelt.
Het noorden is op die manier duidelijk wel een stuk vermoeiender dan het zuiden, maar het loont de moeite deze drukte te trotseren. Zo ontdekken we de heilige Ghats - badplaatsen van Hindu pelgims - en omringende heuvelruggen van Pushkar, het verlaten Tiger Fort te Jaipur, het fort en de Taj Mahal te Agra om te eindigen in de labyrinth stad Varanasi aan de Ganges rivier, waar we getuige zijn van tientallen crematie ceremonies in open lucht.
Hiermee beeindigen we twee maanden India. De kostprijs hiervoor was een continue strijd tegen de gebroeders Bacteriele en Virale van de familie Infectie (Inneke & Steven), een snee in het voorhoofd (Inneke), een brandwonde aan de kuit (Inneke), een bloednagel aan geplette dikke teen (Inneke), een gekneusde rib (Steven, kleine reminder: een volwassen stier is echt wel sterker) en licht getraumatiseerd door de onnoemelijke, onbeschrijfelijke, vuile, vieze, vunzige goorheid van een ongekende dimensie. Een spotprijsje dus.
Als we de volgende avond nog juist voor sluitingsuur de grens oversteken en we in het donkere niemandsland achter ons de gigantische poort van de Indische grenspost bekijken, worden we toch wel wat emotioneel en beseffen we dat we nauwelijks beseffen welk avontuur we juist beleefd hebben.
Een Xiljoen ton semi-doorschijnend hemelswit marmer door de beroemste kunstenaars uit alle hoeken van de wereld laten omvormen gedurende 20 jaar tot een wereldwonderlijk mooie graftombe voor uw geliefde keizerin die stierf tijdens haar 14de bevalling. De Taj Mahal ademt romantiek en drama.
We staan ongeduldig voor de East Gate te trappelen om als eersten binnen te glippen en voor de massa stoet toeristen de Taj Mahal te zien ontwaken in de ochtendzon. Een uniek moment waar we ons helemaal laten meeslepen door de betovering van deze "traan op het gezicht van de eeuwigheid".