We hebben even de realiteit verlaten. Als er een plek zou bestaan op deze planeet die nog mooier, nog paradijselijker is dan mama Lombok en haar drie Gili dochtereilanden, awel dan geloven wij het gewoonweg niet. We hebben vier dagen platte rust benuttigd op de stranden van Gili Air en Gili Meno, steeds met zicht op onze overwinning van een paar dagen voordien: de vulkaan Gunung Rinjani. Die rust zouden we nemen of we dat nu wilden of niet omdat de spierpijn in onze benen van die graad was dat we er eigenlijk niet meer over willen praten.
Maar die vulkaan... In 1 dag klimmen we tot 2700 meter door een mistig oerwoud de hoogte in, soms met worteltreden van een dikke meter. Dondert het nu in de verte? Om 16:24 uur ploffen we onze laatste voetstap in het stof. En dat op de rand van een gigantische bemeerde krater. Dit moet ooit een ultragrote vulkaan geweest zijn, het meer heeft een diameter van 6 kilometer. Het zicht op deze caldera, met in het meer een kleinere -alhoewel we dat zo luidop niet durfde noemen in diens nabijheid- vulkaan, was een buiten-categorie. En wat blijkt nu? Een maand geleden is die -sssst- kleinere vulkaan beginnen uitbarsten en lava spuwen. De nacht valt. Onder de sterrenhemel, naast ons tentje hebben we urenlang het vuurwerk bewonderd. En als we midden in de nacht elkaars warmte omhelsen, hierin zwaar getraind in de Himalaya, beseffen we dat we op een boogscheut of twee in een tentje liggen naast een vuurspuwende berg met een oorverdovend gesnurk en dat dit waarschijnlijk nooit meer zal gebeuren.
En bij deze zit onze reis erop. Als ooit blijkt dat deze 6 maanden het hoogtepunt uit ons leven was, dan is dat best ok. We beseffen heel goed dat we iets heel unieks hebben meegemaakt, ook al moeten we het merendeel nog zien te verwerken. En het mooiste van al was dat we dit met elkaar hebben mogen delen. "Happiness only real when shared", Christopher Johnson McCandless. En met jullie natuurlijk. Het was leuk om wekelijks onze belevenissen te mogen noteren, neerpennen. We hebben veel plezier gehad om deze blog te maken en, echt gebeurd, een van ons is ooit van de stoel gevallen door het lachen met onze eigen grappen. We hebben heel veel gehad aan jullie reacties en mails, echt heel hard bedankt om ons op te volgen.
We wilden Azie zien en we hebben Azie gezien, of toch een mooi deel ervan. We zijn helemaal voldaan, allez, voorlopig dan toch...
Binnen drie dagen zijn we thuis en moeten we elkaar delen met de rest van onze eigen wereld, maar toegegeven, daar kijken we heel hard naar uit.
Er bestaat geen plek als Kuta Beach, Bali. Het epicentrum der surfdudes; het walhalla van stereotypen, stereoiden en stereotieten. Hier loop je rond met een zelfvoldane blik alsof je daarnet Rocky KO geslagen hebt, Jenniffer Aniston binnen gedaan, Einstein gecorrigeerd op een rekenfoutje en Kasparov geblinddoekt schaakmat hebt gezet. En dat allemaal nog voor het ontbijt, een geroosterd met de blote hand geveld hert. Of zo. De Fonz zonder leren jekker maar met tattoes -vier voor de prijs van drie- op ontbloot bovenlijf.
Maar goed, de golven zijn hier voortreffelijk om te leren surfen en dat is het volgende puntje op de agenda. We spieken zo ongemerkt als we kunnen naar de anderen, zo moeilijk kan dat toch niet zijn. Wat blauwe plekken, een bloedneus, geschaafde en gezwollen bovenlip, wat snijwonden en een wree stijve nek later, lukt het ons dan toch, we surfen. Of eerder, we staan een aantal seconden rechtop op ons surfbord. Trots zwaaien naar het lief dat aan de kant fotokes staat te nemen. Goed gedaan! Tot daar ons imago, maar what the hell, we hebben tenmiste ondekt dat ons lichaam, ook al zijn we dertig ondertussen, nog steeds sierlijk plooien kan in richtingen die biomechanisch moeilijk verklaarbaar zijn en dat twee liter zout water via de neus drinken even onprettig is als het klinkt.