dé website met alle info over de West-Vlaamse processies Kaderend in het project van Heemkunde West-Vlaanderen willen we hier zoveel mogelijk informatie plaatsen, zodat iedereen wat kan terugvinden over processies in zijn eigen gemeente/regio. Via "zoeken in blog" (links op het scherm) kan je de juiste informatie terugvinden (probeer zowel met en zonder hoofdletter). Beschik je zelf over informatie, stuur dit dan op via e-mail, en we zetten het zo snel mogelijk op de blog. Een bijzondere aandacht is er voor krantenartikels. Een overzicht van systematisch doorgenomen kranten kan je vinden door "krantenoverzicht" in te tikken. Hoe meer artikels er op staan, hoe sneller er ook iets over jouw gemeente/regio terug te vinden zal zijn.
11-01-2014
VAN DEN HAK OP DEN TAK
ONZE DANKBEEVAART NAAR ASSEBROEK, van Zondag
laatstleden, was zooals ze dat nu heeten, een «succes». Daarmee gaat iedereen
akkoord. Natuurlijk, er zijn ook menschen te vinden, die, 'k zal niet zeggen
zwartkijkers zijn, maar toch een beetje grijskijkers. Veel volk was er, dat
geven ze toe, maar 't was niet alleen Brugge dat daar was, maar nog Assebroek.
En daar was nog, zeggen ze, de attractie van den stoet. Dat alles is waar, en
eerlijk gezeid, Assebroek heeft zijn beste gedaan met de stoet, en verdient een
pluimke. Ik geloof toch niet dat de Bruggelingen, die gewend zijn aan de pracht
van hun H. Bloedprocessie, zich sterk aangetrokken voelden door die landelijke
processie, al was ze met veel zorg en liefde ineengesteken. Overigens onze
meeste parochiegroepen stoorden zich niet aan die feestelijkheden en gingen hun
beevaart langs de stille binnenwegen, die juist om reden van den stoet, nog
stiller en eenzamer waren dan naar gewoonte. Er was veel volk uit Brugge, 't
Schoon weer kan er iets aan gedaan hebben. En de verandering in 't programma die
't Pontificaal lof in open lucht een uur later stelde. Voorzeker een beter
geschikt uur. Hier en daar hoorde ik den wensch uitdrukken dat het zoo zou
blijven: 't lof ten vijven of nog een halfuur later, 't Schikt beter. Nog
anderen hadden nog andere gedachten. Een en ander kon ik zoo opvangen. Zoo
iemand vond het altaartje te petieterig en te arm. Een ander vond het wat
schamel dat 't gewaad van den bisschop niet overeen kwam met het gewaad van de
assistenten. Dat zijn van die menschen die in onze rijke stadskerken thuis zijn
en maar een flauw gedacht hebben van de «ressourcen» van een sacristie te
lande. Aan die heeren (en dames) die me hun gedacht zeiden, heb ik geantwoord
dat die lichte critiek niet verkeerd was, maar dat 't nog veel beter was moesten
we er «opbouwende» critiek van maken. Wat ik ermee bedoelde ? 'k Heb 't hun
klaar gezeid. 't Heeft me getroffen als ik eens te Scherpenheuvel op beevaart
ging, dat het altaar't was op een hooge feestdag bekleed stond met een
antependium, kostbaar geborduurd, waarop te lezen stond in 't latijn: «gifte
van de Bruggelingen». Moesten we een keer de handen ineenslaan en zorgen dat
we, voor onze dankbeevaart te Assebroek, een fatsoenlijk altaar hebben en
fatsoenlijk gewaad.
Mijn
«interlocuteur» vond het gedacht uitstekend, en was al bereid een eerste klein
duwke te doen. Ge moest dat maar een keer uitbazuinen in 't Kerkelijk Leven,
zei hij; voor zooiets zijn de Bruggelingen wel warm te maken. Ge moet maar een
inschrijvingslijst openen. Ik teeken in.
Zoo
ver zijn we. En daar zijn nog wel menschen die nog iets anders voor te stellen
hebben. Laat ze maar eens spreken of schrijven; de redactie zal hun voorstellen
aan de lezers meedeelen. Zooals de Franschman dat zegt: du choc des idées
jaillit la lumière.
Intusschen
doet het deugd te zien dat Brugge zijn dankbeevaart in eere houdt. En niet
zonder reden, zooals de bisschop zei in zijn toespraak; want in de bange
oorlogsdagen heeft Onze Lieve Vrouw werkelijk goed gezorgd voor haar Mariastad.
De Meibeevaart moet voor Brugge iets worden lijk de Meibeevaart van de
Gentenaars naar Oostakker: iets waar alle treffelijke menschen willen bij zijn
(1).
(Kerkelijk
Leven, 3de
jaargang-Nr. 21, 25-31 mei 1947)
(1)
Op deze tekst volgen nog een paar mededelingen in opdracht. Deze werden hier
niet opgenomen.
Onze jaarlijksche dankbeevaart naar O.L.Vrouw is, van
de jare, vervroegd en komt morgen, Zondag 18 Mei.
We zijn in een tijd van 't jaar dat de Zondagen
regelmatig bezet zijn. 't Schoon weer, of ten minste de kanse op schoon weer,
is daar voor entwat tusschen. Regelmatig bezet, zeg ik, of dubbel en driedubel
bezet. Met onze beevaart, die den laatsten Zondag van Mei kwam, om reden van
Sinxen acht dagen te vervroegen, zijn we op wat anders gebotst, en valt de
Brugsche dankbeevaart samen met een andere plechigheid: de toewijding van
Assebroek aan 't Onbevlekt Hart van Maria. Maar die twee plechtigheden kunnen
goed samengaan. Er is maar een dingen dat aan ons programma moet gewijzigd
worden: 't Pontificaal lof in open lucht op 't kerkplein, op 't ver-Assebroek,
is niet te vieren, maar te vijven, en wordt gedaan voor de twee groepen: het
beevarend Brugge en 't feestvierend Assebroek. Met 't lof later te stellen,
gaan onze groepen ook later vertrekken, maar daarover vindt ge inlichtingen in
't parochienieuws.
We
moeten in ons Brugsch Kerkelijk Leven geen reclame maken voor die van Assebroek
ze doen dat zelve en ze doen 't goed maar voor den Bruggeling, die
nieuwsgierig is om te weten hoe dat ze 't daar aan boord leggen, zij gezeid dat
er een groote stoet is, met vijf praalwagens, die rond drie uur op 't plein
komt aan «'t Perretje». (1) Daar aan 't gemeentehuis waar een gedenksteen wordt
gesteld, zal de toewijding gebeuren. De stoet gaat dan naar 't ver-Assebroek,
waar hij rond den vijven aankomt. In de stoet, na de praalwagens, wordt het
miraculeus beeldeke van O.L.Vrouw gedragen, lijk dat de Franschen deden met
O.L.Vrouw van Boulogne: ze laten O.L.Vrouwe zelf op beevaart gaan. Zaterdag
wordt het beeldeke uitgesteld in Sint Jozef en Sint Kristoffel(2). Den Zondag,
na de hoogmis, gaat het van Sint Jozef naar Sint Kathelijne; en vandaar gaat
het rond 2 1/2 u. in triomf naar zijn eigen troon en thuis: de kerke van
Assebroek. En 't wordt gedragen door mannen-vrijwilligers ! Daar we, te Brugge,
soms geen vrouwen of meisjes meer vinden om O.L. Vrouwtje in de processie te
dragen, of dat moeten laten gebeuren aan zooveele per uur. Assebroek, lijk veel
andere randgemeenten van stad, schijnt wel al 't frisch en 't jong leven van de
stad afgeleid te hebben, ook een beetje op religieus gebied. Ziet eens met
welke flinke groep Sint Baafs elke jaar opkomt naar den Ommegang van 't H.
Bloed! Gaan wij, van 't oud Brugge, ons bepaald laten declasseeren tot menschen
zonder fut!
Met
al dat stoeten en feesten zal de groote baan van Assebroek niet erg geschikt
zijn voor beevarende en biddende groepen, 't Zal misschien best zijn voor onze
Brugsche parochiegroepen, de beevaart te doen langs de Daverloostraat ten
minste als er geen regen de weg onbegaanbaar maakt. De Daverloostraat is, bij
de stad, maar een eentonige en prozaïsche straat; maar 't is er stil, en zonder
dat gerij van wagens, moto's en fietsen, dat de steenweg naar Assebroek
onveilig maakt. En als ge een goe vijf minuten ver zijt, geraakt ge op een echt
landelijke baan (3) midden Gods schoone natuur, waar het goed en gemakkelijk
gaat om te bidden.
Zij
die nog jonge beenen hebben, tegen 't staan en 't marcheeren kunnen, en
nieuwsgierig zijn om de stoet te zien, kunnen voor dezen keer niet meegaan met
hun parochiegroep, rond kwart voor drie dicht bij 't Perretje zijn, en, na de
plechtigheid aan 't gemeentehuis, zich voegen bij de biddende groep die 't
miraculeus beeldeke volgt. Zoo vinden ze op 't kerkplein hun eigen
parochiegroep terug, voor 't lof.
't
Bijzonderste blijft dat we met velen zijn om te beevaren naar Assebroek. In de
bange dagen, wanneer 't gevaar en de nood van alle zijden dreigde, dan vonden
we tijd om O.L.Vrouwtje om hulp en bijstand te vragen. Dan hadden de mannen
geen menschelijk opzicht en dorsten ze met hun rozenhoedje in de hand naar
O.L.Vrouw van Assebroek gaan. Een keer dat de nood zoo niet meer nijpt, vergeet
men rap ! Is het dan te verwonderen dat Ons Heer ons dikwijls in nood laat! 't
Blijkt de eenige manier te zijn om ons in 't goede spoor te houden. Maar
hoeveel liever had Ons Heer en zijn Goede Moeder niet, dat we hen zoo niet
dwongen om strafmethoden te gebruiken voor ons eigen welzijn. Onze Moeder ziet
liefst haar kind altijd tevreden en gelukkig, niet alleen hiernamaals, maar nog
hier op aarde.
(Kerkelijk Leven, 3de jaargang
Nr. 20, 18-24 mei 1947)
Met
de vroege zomer en 't mild weer, wil de mensch genieten van Gods schoone
natuur, die zich in groen en bloemen tooit: we gaan wandelen. Zoo doet ook onze
Moeder de H. Kerk; maar ze gaat wandelen al biddend, dat is: ze houdt
processie. We hebben zoo pas onze H. Bloedprocessie achter de rug, en er zijn
nog zoo veel processies in 't zicht dat, moesten we onze devotie een beetje in
proportie kunnen brengen met de kerkelijke plechtigheden, de komende weke een
echte goe weke zou zijn, en Brugge een heilige stad.
Daar
is vooreerst, den Zondag, de groote Ommegang. Om 10 uur wordt de mis gelezen op
den Burg, (bij slecht weer in St Salvators), en daarna begint de beevaart, Van
de jare is er een lichte verandering in de volgorde van de groepen. Vooraan
komen onze drie groote jongensgestichten : de broeders Xaverianen, St. Leo en
St. Lodewijks. Daarna de geestelijken: regulieren, seculieren en kapittel met
de Rijve van 't Heilig Bloed, gevolgd door de edele Confrerie en de Overheden.
Hierop volgen de Stadsparochies in de gewone volgorde: Kris- tus-Koning,
Magdalena, St. Anna, St. Walburga, St Gillis, St. Jacobs, O.L.Vrouw en St. Salvators.
Daarna komen de parochies van buiten stad. Groepen en vereenigingen die aan den
Ommegang deelnemen worden gevraagd zich bij de respectieve parochies aan te
sluiten. De zegen met 't H. Bloed zal maar gegeven worden wanneer al de groepen
op den Burg teruggekeerd zijn,
't
Zal ook een soort stille processie en beevaart zijn, die onze vrome
Bruggelingen, dien eigensten Zondagnamiddag en volgende dagen, naar de kapel
van onze Colettenunnetjes zal brengen, om er 't eeuwfeest van Ste Coleta te
vieren en de schoone relikwieën en gedachtenissen te vereeren die, voor de
omstandigheid, van wijd en zijd in ons Brugsch klooster zijn vergaard en
uitgesteld. Onze zustertjes zullen 't wel doen, te oordeelen naar 't plakkaat
dat aan de kerken is uitgeplakt, wel en prinselijk, 'k Was te wege te zeggen
dat onze Arme Klaartjes, voor de omstandigheid, een keer diepe in hun zak
geschoten hebben. Maar hun H. Moeder die ze thans vieren, heeft als erfdeel aan
haar kinderen niet anders gelaten als een bedelzak. Onze welstellende menschen
mogen er wel op peinzen dat de Arme Klaartjes leven in armoe, en... van
charitaten. Maar dat het in 't arm kapelletje (1) deze keer prinselijk zal vergaan,
wordt duidelijk als men leest wat al prinsen van de H. Kerk, bisschoppen en
prelaten, ter eere van Ste Coleta, er komen pontificeeren. Al dat purper en
goud, waarmee de H. Kerk haar eminente zonen heeft getooid, ligt hier als een
hulde voor de voeten van de heilige, die in een gelapt en getapt habijt leefde
en stierf; en wilde dat haar geestelijke kinderen het pover kleed van hun
Moeder zouden blijven dragen, 't Is maar in de Heilige Kerk dat men zulke
voorbeelden van «Vrijheid, Broederlijkheid en Gelijkheid» kan vinden. Revolutie
en demagogie schrijven die schoone leuzen op hun vaandel; de Kerke Gods
schrijft ze in en door haar daden. Niemand minder dan Ons Heer heeft ons
vermaand : «Aan de vruchten kent men den boom». En nog: «Operibus credite», dat
is, laat u niet paaien en verleiden door schoone woorden; maar kijkt naar de
werken.
Maandag,
Dinsdag en Woensdag hebben we de Kruisdagen en Kruisprocessies. Die
smeekprocessies zijn ingesteld met, als eerste bedoeling, Gods zegen afsmeeken
over de nieuwe gewassen en de vruchten der aarde. Wat me doet denken aan dien
Waal, die als kapelaan op een Vlaamsche landsche parochie stond, en die, met
zijn «beau temps» en «fruits de la terre» in 't hoofd, preekte dat de
kruisprocessies ingesteld zijn «voor de schoonen tijd en de fruiten der aarde».
De landsche menschen, die, meer dan de steêlingen, hun goe en slechte jaren
rekenen naar Gods regen en zonneschijn, zijn meer dan wij trouw gebleven aan de
Kruisprocessies, en 't is iets machtig schoons zoo'n landelijke processie, 's
morgens vroeg, door de velden te zien trekken. Laat ons ook eerlijk bekennen
dat 't laat uur, waarop onze Brugsche Kruisprocessie uitgaat, een ruime
deelname van den kant van 't volk onmogelijk maakt.
In
den ouden tijd rekende de Kruisprocessie te Brugge onder de «generale
processies», waaraan de geestelijkheid van al de kerken deelnam. Drie kerken
stonden zoowat op den voorrang: de drie kapittelkerken van St. Salvators,
O.L.Vrouw en St. Donaas. Elk van de drie dagen werd de processie ingericht en
geleid door een van deze kerken, 't Is te zeggen dat men in een van de drie
bijeenkwam, om dan gezamenlijk te beevaren naar een der subalterne kerken van
't kapittel dat aan de beurt was. Vroeger ging men naar een kerk buiten stad;
maar na de Geuzetijd bleef men binnen de muren. Den Maandag was het St. Salvators
die de processie leidde, en was de statie in St. Jacobs. Den Dinsdag was 't de
toer van O.L.Vrouw, en ging men naar St. Gillis. Den Woensdag kwam 't
kathedraal kapittel van St. Donaas aan de beurt, en ging men naar St. Anna. Van
die oude schikking is nog iets overgebleven, nl. de statiekerken; maar de orde
is omgekeerd, omdat St. Salvators, vroeger het jongste kapittel, nu het eenig
nog bestaande kapittel is. Zoodat zijn vroeger subalterne kerk, St. Jacobs, den
laatsten dag bezocht wordt.
En
om heel die reeks processies te sluiten, krijgen we, Zondag toekomende, de vervroegde
Mei-beevaart naar Assebroek. Waarover, als 't God belieft, later.
In de
loop van 't jaar, meest nog in de zomermaanden, hebben we feesten en vieringen
bij de machte : Nationale feesten, gemeentefeesten, wijkkermissen, allerhande.
Maar voor ons, Bruggelingen is dat alles toch een beetje tweederangs doeninge.
Pastoor Maertens zaliger, die onze H. Bloedprocessie herkneedde en herbakte, en
dat wel deed, liet de eerste groep opstappen met een «beloenberd» met de
woorden: «Brugge's schoonste dag». En dat is juist gezien. Moest ge 't eerste
't gereedste broekventje vragen: Wanneer is 't Brugsche feeste ?, dan zou die
bubbel niet lange moeten peinzen en u antwoorden: H. Bloeddag!
Onze
Brugsche moeders voor dien keer ten minste zullen 't roerend eens zijn met
hun kleine mannen, 't Is nu weken en weken dat ze aan 't wasschen en plasschen
zijn, dat ze geschuurd hebben en geschommeld, gekobbenet, geplakt en
geschilderd. Terwijl elders in 't land de huizen onder water stonden door den
hoogen vloed, stonden ze hier te Brugge onder water door de groote kuisch. Voor
't mannevolk was dat precies geen plezierige tijd : dat zijn van die dagen dat
men zelfs thuis zich niet meer thuis voelt, en dat een dampend pijpje met
schuwe oogen bekeken wordt, als ware 't een Vesuvius in volle werking. Maar dat
is nu voorbij, en 't mannevolk zal, lijk d'anderen en meer dan d'anderen, er
preutsch en gelukkig om zijn dat alles zoo net staat en ordentelijk. God loone
onze Vlaamsche huismoeders, die zich doodslaven om van hun thuis een hemel te
maken. We mogen van niemand kwaad spreken ; maar die nog ooit bij de Walen
gereisd heeft, zal thuis gekomen zijn met een groot gedacht over onze neerstige
nooit-moede huisvrouwen, en over onze spreekwoordelijke Vlaamsche
zindelijkheid.
En in
al onze vriendelijk-nette huizen wordt er vandaag gekerremist. En waarom niet ?
H. Bloeddag is wel een godsdienstig feest, en de hoofdschotel blijft onze
groote processie met de spelende en zingende groepen, het getoover van kleuren
en beweging, het gouden schrijn van de kostbare Relikwie met de krans van
gemijterde prelaten van de jare zijn er tien ! Maar Ons Heer zal er niets
tegen hebben dat we, na die lange lastige tocht, een keer goed uitrusten aan
een wei-voorziene feesttafel, in den gezelligen kring van de «overkomste», die
bij de meesten niet zal ontbreken. Er is een kerkelijke spreuke die luidt: Fes-
turn in choro, festum in refectorio», wat we mogen vertalen : een feest ingezet
in de kerk, moet voortgezet aan de feesttafel. Zoodat wij Bruggelingen, met
vandaag eens hartelijk te kermissen, bewijzen dat we den echt kerkelijken en kristen
zin bezitten. Alle zwartkijkers en zuurpruimen ten spijt.
Maar
let een keer goed op de spreuke : wat voortgezet wordt thuis, aan de
kerremistafel, moet ingezet worden met Ons Heer. En dat wilde ik bij alle
deftige Bruggelingen een keer goed inscherpen : we moeten beginnen met Ons
Heer. Ons H. Bloeddag mag een hertelijk, leutig feestvieren zijn, maar 't
godsdienstig karakter ervan moet gave blijven en bewaard. En er zijn van die
kleine dingen die daar geweldig veel kunnen toe helpen. Ik zeg niet dat we
juist dien dag het H. Bloed moeten gaan vereeren: we hebben dan ons handen meer
dan vol met extra-werk van allen aard. En daarbij we mogen dien dag wel
overlaten aan de dui zende en duizende vreemde mensen die onze H. Bloedkapel
letterlijk bestormen. Maar die H. Bloedviering duurt een goe veertiendagen, en
een Bruggeling, die zijn naam weerdig wil blijven, zal toch niet nalaten van
een of meer keeren de kostbare Relikwie te gaan vereeren. Vrouwen die gaan
winkelen of markten kunnen langs daar voorbijkomen, en een oogenblikske
binnenloopen : 't momentje dat we aan Ons Heer geven is nooit verloren tijd.
Laten
we niet vergeten dat de processie eerst en meest is: een akte van
godsdienstigheid. Dit geldt al zoowel voor hen die gaan kijken als voor hen die
in de processie gaan. Zij die eenvoudig gaan kijken kunnen dat op meer dan een
manier. Willen we dat wel doen, dan moeten we ons deftig houden en gemanierd,
zooals het aan wel opgevoede menschen betaamt. We gaan daar niet meer over
zeggen: een Bruggeling is doorgaans een beschaafd mensch en 't is in zulke
omstandigheden dat hij dat kan toonen. Zij die in de processie gaan mogen daar
ook eens op peinzen. Niet de rijkdom en schitterende costumes maken indruk op
de toeschouwers, maar de ernstige diep-religieuze houding van de figuranten. Is
dat er niet bij, dan verwordt alles tot comedie en caricatuur. Niet dat onze
figuranten op dat puntje in gebreke blijven; maar het kan geen kwaad daar nog
eens op te wijzen. Dat figureeren in die urenlange processie is wel een last.
Waar het gebeurt zooals 't moet, wordt dat een echt gebed, en het is een
predicatie voor die duizende toeschouwers, waaronder zooveel ongeloovigen zijn.
Er is
nog een klein puntje dat ik wilde aanraken. Onze Brugsche H. Bloeddag met al
zijn drukte en lawaai, is en moet blijven een godsdienstig feest. Van dat
godsdienstige blijft er, buiten de processie zelf, zoo weinig over op straat.
Het wildemansgedoe met zijn pick-ups en negermuziek op de Groote Markt (1) vind
ik persoonlijk, een echte profanatie. Ik ben absoluut niet tegen de
foorekramers, die menschen moeten ook leven maar er zou voor die brave
menschen en hun negotie wel een andere, beter geschikte plaats kunnen gevonden
worden te Brugge. Het is niet te verstaan hoe we, te Brugge, in de dagen dat we
't meest vreemdelingen op bezoek krijgen, de schoonste plaats van het
openluchtmuseum, dat onze stad is, zoo laten veranderen in een rumoerig
negerdorp ! Laten we daar niet te veel over jammeren; enkel wenschen dat men
daar eens op peinze. Intusschen mogen we wel vragen dat men de hand houde aan t
reglement dat al dat lawaai verbiedt op den doortocht der processie.
We
hebben, gelukkig nog een kalmer atmosfeer thuis. Zelfs bij groote overkomste en
gezellig feestvieren. Kunnen we daar thuis niet met een kleinigheid het
godsdienstig karakter onzer H. Bloeddagen onderlijnen ? Ik vraag het liefst aan
ons jong volk, studenten en studentinnen, kristen-arbeiders en arbeidsters, die
van zulke dingen een handje hebben en altijd op de bres staan voor 't goed.
Moesten we eens tegen H. Bloeddag, in onze net opgeschikte huiskamer, het
kruisbeeld omhangen met een frissche krans groen of versieren met bloemen! In
vereering en uit dank voor het kostbaar Bloed dat, voor ons aller redding,
vloeide uit het met doornen gekroonde Hoofd, uit de doornagelde Handen en
Voeten, uit het doorboorde Hart! We vergeten te gemakkelijk, Heer, dat de
druppel Bloed, dien we in ons fonkelend gouden schrijn hebben gestoken, het
symbool is van uw groote liefde! Moest in onze huiskamer het kruisbeeld zijn
tooi en versiering krijgen op onze H. Bloeddagen, dan zouden we daar aan
herinnerd worden. Aanzien doet gedenken.
De
prelaten in onze processie van 1947.
Men
heeft er altijd aan gehouden de H. Bloedprocessie te verheffen door 't
geschitter van mijters en staven. We zien in de oude stadsrekeningen dat men
telken jare, tegen H. Bloeddag, stadsboden uitzond om prelaten uit te noodigen.
Aan die oude traditie is men getrouw gebleven. Van de jare tellen we tien
mijters: onze bisschop; Mgr. Cento, de Nuntius, die ook de hoogmis zingt; de
volgende missiebisschoppen: Mg. Lagae van de Domi- nikanen; Mgr. Catry van de
Kapucijnen; Mgr. de Hemptinne van de Benediktijnen; Mgr. Tanghe van de
Kapucijnen en Bruggeling; Mgr. Haghedorens van de Passionisten, en onze drie
gemijterde abten in 't bisdom: die van Sint-Andries, van Sint-Sixte en van
Steenbrugge.
(Kerkelijk Leven, 3de jaargang-Nr. 18,4-l0 mei
1947)
(1)
De jaarlijkse "meifoor" stond op de Grote Markt tot 1955.
Ze wordt gehouden op de Plechtigheid van Sint-Donaas, dit
jaar den zondag 20 October. Zooals verleden jaar komend e onderscheiden parochiale
processies tegen 3.30 uur bijeen op den Burg, waar een driedubbele Statie
gehouden wordt. Daarna gaan de groepen onder t bidden van den Rozenkrans, naar
hun eigen kerk terug, en daar wordt het Allerheiligste uitgesteld en de
Rozenkransoefening besloten met de Litanie van O.L.Vrouw, t gebed tot
Sint-Jozef en den zegen. Kort en goed. Moest het tegenslaan met t weer, dan
wordt de oefening Lof, Rozenkrans en Processie binnen de onderscheiden
kerken gehouden.
Wenschelijk is het dat elke parochie zijn Mariabeeld
meebrenge en zijn Relikwieën. en meer nog dat er een goe opkomst zij. Laten we
niet vergeten dat we tegenover Onze Lieve Heer een groote dankschuld hebben. En
dat we daarenboven nog veel moeten vragen. De toekomst is niet wat we rooskleurig
kunnen heeten.
Vandaag een woordje over de driedubbele Statie op den Burg.
Statie houden onder een processie is stilhouden bij een
beeld of heiligdom. Zooiets is een oeroude liturgische gewoonte: zij die de
gewoonte hebben de misgebeden te volgen in het Missale, zullen met dat woord
vertrouwd zijn en weten dat het gebruik met onze vroegste kerkelijke traditie
als vergroeid is. Te Rome houdt men Statie op alle hooge plechtigheden van t
jaar. Maar wat misschien minder bekend is, is dat onze locale kerkelijke
gewoontenop die Romeinsche voorbeelden waren afgekeken. Vóór den Geuzentijd
ging onze H. Bloedprocessie rond de stadsvestingen , en een handschrift in t
Museum der Kartuizerinnenstraat geeft ons de verschillende gezangen bij de
heiligdommen, kerken en kloosters die men onderweg ontmoette. Bij de generale
processies, die bij nood- of vreugdetijden de stad doorkruisten, hield men
stil bij t Mariabeeld aan de Halletoren. Den Woensdag na Pinksteren kwamen
verschillende processies op den Burg bijeen en hield men Statie bij t
Mariabeeld aan t Stadhuis. Daar zong men bij het Salve Regina. Er is geen
enkel bruggeling die het Salve niet kent dat elken Zaterdagavond bij onze
Discalsen gezongen wordt. Ge ziet er de paters devoot groeten elken keer dat ze
t woord Salve (wat we kunnen vertalen door Wees gegroet) uitspreken. Zoo
gebeurde t ook op den Burg, en naar dit ceremonieel heette die bekende
Woensdagbêvaart Knikprocessie. Met onze Statie zijn we dus ten volle in de
kerkelijke en eigen brugsche traditie terecht gekomen.
Er is een driedubbele Statie.
De eerste wordt gehouden op de eigenste plaats waar vroeger
onze Kathedraal stond. Elke bruggeling weet dat deze heerlijke kerk gebouwd
werd als een relikwieschrijn voor Sint-Donaas. En weet nog dat die
Sint-Donaaskerk als de wieg is geweest van onze Stad en het uitgangspunt van
ons groot glorievol verleden. t Is nog in die eigenste kerk dat Karel de Goede
gemarteld werd. Het heiligdom dus van onze brugsche patroonheiligen en
beschermers. Laat nog dat de Sansculotten, in hun dwaze vernielingszucht, het
heerlijk monument hebben gesloopt en de kunstschatten, die er lagen
opeengestapeld, geroofd en vernield. De relikwieën zijn bewaard en ons oud
Geloof is ons gebleven: en elk jaar komen we, met een dankbaar gebaar, de
rijven neerzetten op het dierbaar plekje grond waar ze vroeger eeuwen lang
werden vereerd door onze vrome voorvaderen.
De tweede Statie is bij O.L. Vrouw aan het Stadhuis. De Lieve
Vrouw van het Salve en de Knikprocessie. De Lieve Vrouw van de Mariastad, die
in zoo talrijke hachelijke omstandigheden haar mantel als een schutste over
haar angstige kinderen uitspreidde. In alle nooden blijft ze de milde, machtige
Moeder. Onze voorouders stelden die glimlachende Madonna als hun Stadskoningin
op den gevel van hun monumentaal stadhuis. Tijdsduur, geweld en geloofshaat
hebben meer dan eens het oude beeld kunnen vernielen, telkens is de Madonna
terug op haar troon gekomen. Geen menschengeweld kan die milde Moederlach doen
verstarren, noch de Moederliefde in dat hart verlammen, noch de dankbare en
betrouwvolle wederliefde in onze kinderharten. Salve! En laat ons dan
geestdriftig meezingen: Liefde gaf U duizend namen...
Onze derde en laatste Statie wordt gehouden bij het H.
Bloed, waar de Bisschop ons zegent met de kostbare Relikwie. Brugge is de
wereld door bekend als de H. Bloedstad. In onze beroemde H.Bloedprocessie is er
een praalwagen waarvan de symbolische betekenis ons niet mag ontgaan: het bloed
van het Paaschlam, geteekend op den drempel van de huizen, verdreef den engel
van de vernieling (1). Is het Bloed van het ware Paaschlam, dat we te Brugge
sedert eeuwen bewaren, niet het geheimzinnig teeken geweest dat onze Stad
behoedde midden oorlogsgeweld? Blijve, Goede Jezus, Uw dierbaar Bloed onze
schutse, om alle gevaar naar lijf en ziel af te keeren van het oude en trouwe
kristen-Brugge.
(Michiel English, Kerkelijk
Leven, 2de jg. nr. 42, 20-26 oktober 1946)
Tot in 1939 ging het zoo. Op den Zondag van
Sint-Donaasplechtigheid had men te 9 uur, hoogmis in S. Salvators. Daarna
processie langs den kleinen toer, met Statie op den Burg.
Geen ideale schikking. De deelname was beperkt. in de
parochies was de orde der Zondagmissen gestoort. Die ver afwoonden denkt aan
Sint-Gillis en Kristus-Koning en groepsgewijze naar S. Salvators kwamen,
hadden het vrij lastig.
Nu houden wij onze dankprocessie s namiddags, wanneer
iedereen vrij is, of zich vrij kan maken. En ieder parochie vormt een eigen
processie, die naar den Brug komt, om er te drie en half uur, aan de
gezamenlijke huldiging deel te nemen. De plechtigheid op den Burg omvat drie
deelen:
1. Vereering
der relikwieën van S. Donaas en Karel den Goede, op de plaats der oude S.
Donaaskerk.
2. Vereering
van het Mariabeeld aan het stadhuis.
3. Vereering
en zegen van het H. Bloed.
Daarna gaat elke parochiegroep, processiegewijze terug naar
haar eigen kerk waar de zegen gegeven wordt met het Allerheiligste. Zoo is de
taak voor iedereen verlicht en dragelijk. en wordt aan elke parochie de
gelegenheid geboden om te toonen wat ze vermag. Wedijver is hier gezonde
wedijver. We moeten ervoor zorgen dat we tegenover de anderen geen pover figuur
maken. elk doet zijn best en t zal schitterend zijn. Wenschelijk is het dat
elke parochie zijn Mariabeeld meebrenge. Zoo deden ze te Brussel, elkeen
sprak er met lof over. maar Brussel is niet, zoals Brugge, de Mariastad bij
uitstek in ons land, zooals Paus Pius II eens getuigde. Zullen we onze oude
adelbrieven zoo maar in andere handen laten overgaan?
Wenschelijk nog dat de prachtige rijven onzer parochiekerke
meegaan. Wel dat is een oude brugsche traditie. In dagen van nood en vreugde
zien we deze kostbare schrijven te voorschijn komen. Hoe heerlijk zal dat niet
zijn op onzen Burg in dat kader van oude prachtgebouwen en goudgele
herfstloovers! Schittering van goud en zilver. Weelde van aloude Mariabeelden, met
hun kroon en sleep van kant Brugge dat neerknielt voor O.L.Vrouw van t
Stadhuis en, na anderhalve eeuw onderbreking, het Salve aanheft, dat dat tot
bescherming over de hoofden wordt geteekend met het dierbaar Bloed!
Een heerlijk programma. Iets dat ons warm moet maken.
Iedereen zal meewillen. Hopen dat het weer meewil.
(Michiel English, Kerkelijk
Leven, 1ste jg. nr. 36, 7-13 oktober 1945)
Hoe onze Dankprocessie tot stand kwam in 1919: en hoe ze in 1944 gewijzigd werd
Zondag 14 oktober houdt Brugge zijn jaarlijksche
dankprocessie om het behoud van de stad in de opeenvolgende oorlogen 1914-1918,
1940-1945. Hierover de volgende aanteekeningen, die bij onze lezers welkom
zullen zijn.
October 1918. Onder het octaaf van Sint Donatiaan, patroon
der stad, komt Brugge weerom vrij, na vier jaar oorlog. De grijze bisschop,
Mgr. Waffelaert, die veel devotie had voor Sint-Donaas, had tijdens de
bezetting een belofte gedaan: zoo de stad gespaard bleef, zou men telen jare
een dankprocessie houden ter eere van Sint-Donaas. En we bleven gespaard. In
1919 ging de processie voor den eersten keer uit. biddende groepen. De rijve
van Sint-Donaas ging mee. Men volgde den kleinen omgang zoals ze te Brugge
zeggen, in tegenstelling met den grooten ommegang of H. Bloedweg.
In 1921 kwam er een kleine verandering. Naast de rijve van
Sint-Donaas droeg men nog een relikwie van Karel den Goede. Zoo zijn de twee
stadspatronen vertegenwoordigd en vereerd.. Patronen zijn beschermers. Hadden
ze ons dierbaar Brugge niet wonderbaar beschermd? Verdienen ze niet dat beetje
dank en eere? En meteen kwam een lichte wijziging in den omgang. In plaats van
langs den Malleberg om te gaan, ging men dwars over den Burg, over de plaats
waar de aloude Sint-Donaaskerk een duizend jaar gestaan had, toen de domme
woede der Sansculotten dat heerlijk monument ter gronde toe afbrak. De
prachttempel werd gebouwd als een groot steenen schrijn voor de relikwieën van
Sint-Donaas wanneer onze eerste graaf ze naar Brugge overbracht, en den Burg
bouwde; en meteen de grondsla legde voor Brugges groot verleden. t Was in die
zelfde kerk dat, den 2 Maart 1127, Karel de Goede werd vermoord. Onder de hooge
boomen werden de rijven neergezet en geschiedde een korte plechtigheid. Men
hield statie zooals men oudtijds zegde. In 1927, dat ons het achtste
eeuwfeest bracht van Karel de Goedes Marteldood, was er iets bijzonders, de
groote rijve van Karel de Goede acht man zijn er noodig om ze te dragen
ging mee, en bij de statie onder de boomen hield Pater Tillo (1) een
aangrijpende toespraak.
Op alles komt er slete. Vooral op de dankbaarheid. Twintig
jaar is een heelen tijd en zelfs onze godsdienstige bevolking schijnt niet goed
te beseffen wat het beteekent: gespaard te zijn geweest. Ge moest Ieper gezien
hebben, en Nieuwpoort en Diksmuide. Weldaden worden licht vergeten.
En daar is Ons Heer om ons aan onze dankschuld te
herinneren!
1940. Een andere wereldoorlog, met een nog grooter
verwoesting en grooter leed dan deze van 1914-18, die we meenden te zijn de allerlaatste
oorlog! Nood en beproeving doen ons opschouwen naar boven. Daar is veel gebeden
geweest in Vlaanderen. In steden en dorpen werden honderden Mariakapelletjes
opgericht waar het volk ging bidden. Steden zoals Ieper, Izegem, Roeselare,
werden tot echte Mariasteden herschapen. Een weinig beschamend voor ons Brugge,
de eeuwenoude Mariastad, waar we, behalve op Sint-Gillis, niets van dien aard
hebben gemerkt. Maar onze oude mirakelbeelden, vooral O.L.Vrouw van Vrede in de
O. L. Vrouwkerk, waren druk vereerd. En dan, bij elke godsdienstige bruggeling
was dat betrouwen ingeankerd, dat het H. Bloed ons zou beschermen. Heerlijke
beetochten, die Goe-Vrijdag-ommegangen tijdens de Duitsche bezetting. en dat
betrouwen en die godsvrucht zijn beloond. Brugge met al zijn kunstschatten en
herinneringen is opnieuw ontsnapt aan de verdelging, die ons van zoo nabij
bedreigde in 1940 en 1945.
Onze dankprocessie in October, dankprocessie om de redding
in 1918 en 1945, moet uitgroeiden tot een grootsche betoging, waarin we hulde
brengen aan onze stadspatronen en beschermers, aan onze goede Moeder, aan het
H. Bloed. Zoo worden drie traditioneele brugsche devoties samengebracht. Hoe dat
nu juist gebeuren moet, zal iemand anders die er meer van weet dan ik U
vertellen. Maar voor een bruggeling, die zijn naam eer wil aandoen en zijn
godsdienstig verleden trouw wil blijven, zal het genoeg zijn hierop te wijzen
om hem geestdriftig te maken. Het ordewoord moet zijn: Allen meedoen.
(1) Pater
Tillo stond toendertijd bekend als de pater Kapucien van de Schipperschool
langs de Komvest te Brugge (08/06/1888 28/02/1962)
(Michiel Englisch, Kerkelijk
Leven, 1ste jgr nr. 36,
7-13 oktober 1945)
De toer van de processie of de Ommegang heeft in den loop
der tijden ook zekere veranderingen ondergaan. Oorspronkelijk was het een
Ommegang rond de stad, in de letterlijke zin van t woord. De processie ging
van de Burg weg, langs de Breidelstraat, Markt, Steenstraat, Zuidzandstraat,
Vrijdagmarkt, Boeveriestrat tot aan de Boeveriepoort. Hier ging men buiten de
Stadsvestingen en deed men wat de Bruggelingen nog heten Bruggerond of de
volledigeomgang van de stad.We bezitten nog teksten van de gezangen die op dien
langen toer werden gezongen. Eigenaardig is het dat deze liturgische gezangen
telkens verwijzen naar de heiligen wiens heiligdommen men voorbijkwam, of
warvan men de gebouwen en torens over de middeleeuwse versterkingsmuren kon
zien oprijzen. Als men, na de omgang, aan de Boeveriestraat teruggekomen was,
ging de processie langs de Boeveriestraat en de bovengemelde straten naar de
Burg terug. De gewoonte processie te dragen rond de stadswallen is een echt
middeleeuwse opvatting. Men vindt dat in vele oude steden, onder meer, in onze
gewesten te Doornik.
Maar het was een lange en lastige weg. Ook was de gewoonte
ingebracht, dat prelaten en hoge burgelijke waardigheidsbekleders de hele toer
niet meer meegingen, en de processie slechts vergezelden tot aan de
Boeveriepoort om daar binnen te gaan in t Godshuis van Sint Jelijn of Juliaan.
Daar wachtten ze tot dat de stoet de omgang gedaan had en terug in stad kwam.
Na de Geuzentijd, wanneer de processie na jaren onderbreking hernam, werd die
grote Ommegang ingekort tot wat hij thans is. Een lichte wijziging blijft de
wensch van de meeste Bruggelingen: dat de processie van den Dijver tot de
Mariastraat zou doorgaan; wat ongetwijfeld een allerbeste verandering zou zijn.
(Michiel English, Kerkelijk
Leven, 1ste jg. nr. 14, 7-13 mei 1945)