Inhoud blog
  • Uit La Patrie, 16 augustus 1879
  • Uit La Patrie, 14 augustus 1879
  • Uit La Patrie, 29 juli 1879
  • Uit La Patrie, 28 juli 1879
  • Uit La Patrie, 26 juli 1879
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    West-Vlaamse processies
    dé website met alle info over de West-Vlaamse processies
    Kaderend in het project van Heemkunde West-Vlaanderen willen we hier zoveel mogelijk informatie plaatsen, zodat iedereen wat kan terugvinden over processies in zijn eigen gemeente/regio. Via "zoeken in blog" (links op het scherm) kan je de juiste informatie terugvinden (probeer zowel met en zonder hoofdletter). Beschik je zelf over informatie, stuur dit dan op via e-mail, en we zetten het zo snel mogelijk op de blog. Een bijzondere aandacht is er voor krantenartikels. Een overzicht van systematisch doorgenomen kranten kan je vinden door "krantenoverzicht" in te tikken. Hoe meer artikels er op staan, hoe sneller er ook iets over jouw gemeente/regio terug te vinden zal zijn.
    04-03-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uit Het Volksbelang, 12 oktober 1889

    “De heer Edw. Vlielinck schreef eene uitvoerige verhandeling, getiteld Eene bladzijde uit de geschiedenis der stad Nieupoort, waarin hij Nieupoort en zijne visscherij in de 15e eeuw, het beleg van 20-28 Juni 1489 en de instelling der dankprocessie van Sint-Jan behandelt.”

    trefwoorden: Nieuwpoort, dankprocessie, Sint-Jan, 15de eeuw

    04-03-2012 om 21:20 geschreven door westvlaamseprocessies  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uit Het Volksbelang, 3 augustus 1878

    “DE PROCESSIE VAN VEURNE.

    Geachte Heer Opsteller van Het Volksbelang.

    Verleden Zondag ben ik met eenige vrienden naar Veurne gegaan om de beroemde processie aldaar met eigene oogen te gaan aanschouwen en ik moet uwen lezers daar een paar woorden over zeggen, 't Is waarlijk der moeite waard.

    Na een verkwikkend zeebad in De Panne kwamen wij te Veurne frisch en opgeruimd aan. Die stad is, naast Oudenaarde, de fraaiste en belangrijkste kleine oude stad, die ik ken. De markt is overheerlijk. Op den hoek staat het commissariaat van politie, een gothisch juweeltje; aan den overkant, het paleis van justitie in renaissance-stijl met eenen halfgothischen toren van 1628; daarnaast het merkwaardig stadhuis, en verder een uiterst sierlijk burgershuis in Brugschen gothischen stijl, zooals er zelfs te Brugge niet veel zijn. Boven de huizen rijzen de hooge toren van de St-Walburgiskerk en de beuken der St-Nikolaaskerk majestatisch in de lucht en een aantal andere oude gevels geven aan de plaats een echt schilderachtig voorkomen.

    Als wij in dit lief oud stadje, dat ter gelegenheid der processie alom bevlagd was en van boeren en vreemdelingen wemelde, rechts en links wat rond geslenterd hadden, keerden wij naar de markt terug om de processie uit de St-Nikolaaskerk te zien komen. Want 't is in deze kerk, dat die godsdienstige maskerade gevormd wordt.

    Wij schaften ons een programma der processie aan en lazen er met de diepste devotie de volgende historische bijzonderheden in.


    In 1650 was een zekere Mannaert, oud 22 jaar en en geboortig van Guiset (Lotharingen), soldaat en lag te Veurne in garnizoen. Hij diende in hel regiment van M. Van Boquet. Uit armoede en door den slechten raad zijner kamaraden aangespoord, vooral van eenen zekeren Mathurin Le Jeusne, insgelijk soldaat, dienende onder M. La Boverie, maakte bovengenoemde Mannaert zich plichtig «aan de afschuwelijkste euveldaad, die ooit mensen zich kon inbeelden.» Hij trad de kerk der zeer Eerw. Paters Capucijnen binnen, biechtte en naderde tot de heilige tafel.

    Nadat hij de heilige Hostie ontvangen had, nam hij haar uit zijnen mond, verborg haar in zijn zakdoek en keerde terug naar huis. Daar deed hij de heilige Hostie roosten (!!!), «denkende met de asch alle deuren te kunnen openen» (!!!) en zelve aan alle wonden te ontsnappen. Doch als een uitzinnige zwierf hij rond met een gefolterd geweten. Hij werd aangehouden, in den kerker geworpen, bekende zijne misdaad en vroeg om zelve zijne straf te mogen bepalen.

    Den Aschewoensdag werd hij aan al de hoeken der straten tentoongesteld; daarna werd hij verworgd. Zijn kameraad en raadsman werd door den kop gescholen en beider lijken werden verbrand.

    Om boete te doen over eene zoo gruwelijke misdaad en om Gods wraak te voorkomen, werd

    door de zeer eerw. Paters Capucijnen ten eeuwigen dage de processie ingesteld, die jaarlijks op den laatsten zondag van Juli door de straten van Veurne trekt.

    Is 't niet om er kiekenvleesch van te krijgen? En moet men geen verstokte godloochenaar zijn om aan de echtheid dier historische bijzonderheden te twijfelen? Vooral als men weet, dat te Brussel eene dergelijke processie bestaat om boete te doen over het schenden van hostiën door afschuwelijke joden, die alleen in de verbeelding van den uitvinder dier stichtende legende bestaan hebben, zooals vóór de rechtbank van eersten aanleg te Brussel indertijd door M. Potvin werd bewezen.

     

    Doch ziet! de heilige processie komt uit de St Nikolaaskerk langs den zijgevel van het paleis van justicie naar ons aangetreden, met gendarmen te paard en pompiers te voet om den stoet te openen.

    Eerst eene soort van spook in 't zwart, gevolgd door eenen engel, die een oud vaandel draagt. Dan boetelingen op hunne bloote voeten; want alwie in hel omliggende of in het Fransch-Vlaanderen eene grove zonde begaan heeft, komt naar Veurne, trekt eenen grooten zwarten of bruinen sluier over zijn gelaat, doet kousen en schoenen uit en verwerft Gods vergiffenis met op de bloote voeten de straten te doorwandelen. N. B. De straten worden op voorhand niet gevaagd en men merkt aan onloochenbare teekens, dat er veel paarden in de straten van Veurne…..

    Nu hebben wij Abraham met Izak en de zeven andere propheten. Het schijnen gehuurde kooldragers te zijn, die er in hunne versletene costumes alles behalve gedistingueerd uitzien. Een maagdeken van zoowat 11 jaar geeft luidop uitleggingen over deze groep van den stoet. Men zou zeggen, dat zij eene les van catechismus opzegt.

    Daar komt een wagentje, getrokken door vier blootvoetige boetelingen; op het wagentje wordt 't Stalleken van Bethlehem door kinderen verbeeld. Achteraan komen vier jonge herders, die onder elkaar met luider stemme declameeren als op eene prijsdeeling in eene Vlaamsche dorpschool. De drie koningen ontbreken natuurlijk ook niet. Ze zien er lief uit! Om de besnijdenis van Jezus voor te stellen treedt nu een bisschop vooruit met eenen hoogen mijter op 't hoofd en dragende, op een tinnen teljoorken, een popje van gutta-percha, van de soort die men in den eersten winkel den besten een half franksken betaalt en die men een bébé noemt, 't Is echt aandoenlijk.

     

    Ziehier nu eenen ezel, waarop een meisje zit met eenen langen rooden mantel. Dat beduidt de vlucht naar Egypte. De ezel ziel er oud en sukkelachtig uit en de roode mantel is vreeselijk ros geworden. Doch nu volgt koning Herodes met zijne hovelingen in volle pracht: blik, klatergoud en behangpapier. Met gebaarden en geluiden als op het tooneel eener maatschappij van Rhetorika ten platte lande onderhoudt hij zich met zijne gedistingueerde hovelingen in den zuiversten Wesl-Vlaamschen tongval:

    Een viand van min kroon, eilaas! is in min rik, enz.

    Het zijn verzen, die zij ondereen heel deftig opdreunen, zonder elkander aan te zien, maar onder 't zwieren hunner lange armen en met vreeselijke blikken, die zij links en rechts op het publiek werpen. Allen hebben hunne rol ter hand en worden nu en dan geholpen door eenen souffleur.

    Twaalf oude sukkelaars met onmogelijke tabbaarden, met een boekje in de eene hand en in de andere eene pluim, getrokken uit den staart van een kieken (hetgeen eene ganzenpen moet verbeelden), stellen de twaalf schriftgeleerden voor, die met eenen kleinen jongen (Jezus) luidop aan 't discuteeren zijn, weeral in 't zuiverste West-Vlaamsch.

    Daarop volgt Maria-Magdalena, omringd door maagdekens, die hare juweelen dragen. Echte quincaillerie, waaronder zelfs een spiegeltje, dat aan een lavabotje (van een nabijstaande hotel, waarschijnlijk) is ontleend. Al die schilderachtige groepen worden intusschen door reien boetelingen met of zonder schoenen afgewisseld. Onder anderen bemerkte ik een jong meisje in prachtig zijden gewaad en op hare witte kousen, dragende [verbeterd naar zij draagt] een echt doodshoofd op een kussen. Degenen, die op hunne kousen en niet op hunne bloote voelen loopen, vertegenwoordigen hier de aristocratie der boetvaardigheid.

     

    Eene groep lustige straatjongens komt vervolgens aangestapt. Zij dragen groote takken van kastanjeboomen, die de vermaarde palmtakken van Jezus' triomfantelijke inkomst te Jeruzalem moeten vervangen. Het zien er echte schobbejakken uit, die hier niet gekomen zijn om boete te doen; zij stooten elkaar, trekken oogen en muilen aan het publiek en zingen luidkeels als proestend van lachen een slepend en honderdmaal herhaald:

    Ho-o-o-o-sa-an-nah!

    Christus komt achteraan, scherlings op eenen muilezel gezeten, met een vrouwenpruikje op 't hoofd; het pruikje is bovendien in krullekens gelegd. Hij steekt zegenend de twee eerste vingers der rechter hand in de hoogte als een Paus en waggelt van den eenen kant naar den anderen op zijn stronkelend ezelken.

    De klokken der kerken luiden biem-bom-bom, de oude gevels der huizen schitteren in den zonneschijn en eenige gejaagde pastors en onderpastors, met hun kanten hemd over hunne soutane en blootshoofds, loopen op en af om orde in de godsdienstige maskerade te houden.

     

    Eene zware opgetimmerd stelling met postuurkens in karton, onuitsprekelijk naïef en leelijk, verbeeldt het laatst avondmaal, zij rust op eenen wagen en wordt door acht hijgende boetelingen voortgetrokken. Eene andere houten stelling, voorstellende het hoveken van Oliveten, wordt door zes boetelingen gedragen. De engel met den kelk is het zien waard. De onbekende beeldhouwer der verledene eeuw, die aldus hel hout wist te bezielen verdient inderdaad beroemd te worden.

    Een maagdeken draagt op een kussen de dertig Judaspenningen: 't zijn vijffrankstukkeu in karton!!! Een ander maagdeken draagt eene soort van zwarten zak, om koffie in op te gieten, die Judas' beurs verbeeldt. En altijd tusschenin boetelingen op hunne kousen of op hunne bloote voelen, de mans met een bruin paterscostuum en eene kap over het gelaat met twee gaten voor de oogen, de vrouwen in zwarte nonnekens verkleed.

    Nog een houten tafereel: Judas' kus. Malchus ligt reeds in 't zand te spartelen naast zijne afgesneden oor. Dit plomp getrek wordt weeral door acht boetelingen gedragen en een vriendelijk maagdeken declameert er vóór met een lief klein stemmetje en op haar eeuwig gemak. Een ander houten tafereel verbeeldt Petrus naast eenen boom, waarop een schitterende opgevulde haan zit. St-Janneken met zijn lammeken wordt door eenen kleinen jongen voorgesteld, die zeer fier een rein gewasschen schaapje in toom houdt. Op de schouders draagt hij eene lammervacht, die scheef hangt.

     

    Daar komt Jezus nogmaals, maar gebukt onder een zwaar houten kruis, dat Simon van Gyrene hem helpt voortslepen. Beiden hebben alweer een vrouwenpruikje met krullen, een zoogezegd toerken, op het hoofd. Zij zijn gevolgd door eene bende opgeraapte straatjongens, die al jokkend allerlei timmermansgereedschap dragen : eene ladder, eenen hamer, koorden, ketens, nagels, enz. Een onder hen heeft eenen grooten ratel in de hand en draait hem nu en dan triomfantelijk om en om, als de mosselmans op de vlaamsche dorpen. Het scheelt niet veel, of hij zal: Mossels! mossels! gaan roepen, zoo ondeugend schertst hij met zijne jonge gezellen.

    Een handsvol ruiters met blikken harnassen en helmen, als in de groote opera's, komen op afgesloofde lompe boerenpaarden gereden. Het is de lijfwacht van Pilatus, die achteraan komt. Een paard doet zeer onbeschaamd en zeer ontstichtend.... zijn gevoeg; hetgeen in de processie zelve eene groote vreugde veroorzaakt en ook onder het publiek.

    Veronica treedt deftig vooruit met haar berucht doek. 't Is een aarstvaderlijke [sic] zeer groote witte neusdoek, waarop een papieren printje geplakt is, dat Jezus' gelaat voorstelt. Il faut le voir pour le croire. Daarop volgen maagdekens, de eene met eene spons op eenen stok; de andere met een tinnen teljoorken, waarop drie groote teerlingen liggen; eene derde met eenen gebreiden lijfrok, die aan eene staak hangt te zwieren, enz. enz. Het schoonste van alles is de voorstelling van de zon-en maaneklips, die Jezus' dood aan 't kruis heeft vergezeld, zooals iedereen weet.

    Eene zon- en maaneklips voorstellen, dat schijnt onmogelijk. Welnu, niets is gemakkelijker. Men neemt eenen langen stok, men nagelt er een plankje tegen, men schildert er donkere wolken op, en te midden van die donkere wolken eene verduisterde zon [bijgeschreven: met oogen, neus en mond] en eene bleeke halve maan. Pas plas difficile que ça!

     

    Na zoo iets mag men zich aan alles verwachten. En waarlijk, ziedaar Jezus' doodkist, gedragen door boetelingen. De kist is zwart geverfd, met witte doodshoofden en zeisens erop. Andere boetelingen dragen op tinnen teljoorkens de nagels, de nijptang, de doornen kroon, enz.

    De plus fort en plus fort. Daar is de doodwagen van Christus' begraving, een echte doodwagen van eerste klas, als 't u belieft! Twee paarden met zwarte rouwkleeden trekken hem voort en een knecht met witte katoenen handschoenen houdt de teugels vast. Op den doodwagen staan een tiental kinderen met zakdoeken in de hand, alsof zij schreiden; maar zij kijken nieuwsgierig naar 't volk en houden zich vast om van af den wagen niet te rollen.

    Drie maagdekens dragen elk eenen tinnen pot, die eenen verdachten vorm hebben; doch volgens het programma der processie zijn het balsempotten. Het zij zoo!

    En nu voor het bouquet, eene soort van groot tableau vivant op eenen wagen, voorstellende Jesus' verrijzenis. Allerlei discipels en apostels liggen ondereen plat op hunnen buik of op hunnen rug, terwijl Christus in eene begeesterde houding met opgeheven armen den hemel schijnt in te willen vliegen. En telkens dat de wagen over oneffen steenen rolt, dreigt hij er af te donderen! Dal is zoo potsierlijk, dat het oprecht niet kan worden beschreven, zooals 't behoort.

    Een ventje met een touristenkleedij en een grijs schilderachtig hoedje op 't hoofd stapt ernstig achter den wagen, en teekent hem uit, al gaande, op een album met een stuk boschkool. Het zal voor de eene of andere fransche Illustration zijn of wellicht zelfs voor The illustrated London News.

     

    Ziedaar eene kort beschrijving dier ellenlange processie. Het programma beweerde, dat het heilig Sacrament, gedragen door den zeer eerw. heer Deken van Veurne, den stoet zou sluiten. Maar daar was niets van te zien. De geestelijkheid heeft dus ook begrepen, dat die vastenavond-kavalkade al te belachelijk was om er 't Hoogwaardig als laatsten figurant in te brengen.

    Iets, dat zelfs van verre met die processie van Veurne kan vergeleken worden, heb ik nog nooit gezien. Bespottelijk, komiek, walgelijk, subliem! Indien de vijanden van het katholiek bijgeloof iets wilden inrichten om den klerikalen winkel door en door belachelijk te maken, zouden zij het zoo goed niet kunnen uitdenken. De wagen van den Heiligen Lintworm van O. L. Vrouw van Lourdes, die in den laatsten karnaval te Gent zooveel succes had, was op verre na zoo goed niet gelukt om menschen te doen lachen.

     

    Hoe kan de geestelijkheid zoo iets laten voortbestaan in onze eeuw? Men spotte en scherste algemeen in het publiek en de paardenmolens, die in ‘t midden der markt stonden, daar het kersmis was, draaiden maar lustig voort, terwijl de beruchte processie voorbijtrok. Iedereen aanzag het voor eene echte maskerade. Eene dame mij zegde minachtend: «’t is niet een beetje chic

    Hel zou ons niet verwonderen, indien die XVIIe eeuwsche processie uit den tijd, dat het donkerste bijgeloof over ons vaderland heerschte, op hooger bevel van Monseigneur eerstdaags werd afgeschaft. Daarom moet men zich spoeden, wil men haar nog zien.

    Al werd zij omstreeks 1650 door de zeer eerw. paters capucijnen ten eeuwigen dage ingesteld, haar doodsvonnis is waarschijnlijk reeds geteekend. De afwezigheid van het zoogezegd heilig Sacrament, dat nochtans op 't programma vermeld stond, schijnt een voorteeken te zijn. Eilaas! eilaas! ge moet met mij bekennen, dat de godsdienst om zeep gaat.                        F.”

    trefwoorden: Veurne, Boeteprocessie, 19de eeuw

    04-03-2012 om 00:00 geschreven door westvlaamseprocessies  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)


    Archief per week
  • 23/06-29/06 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 10/06-16/06 2013
  • 19/11-25/11 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 16/01-22/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 16/05-22/05 2011
  • 25/04-01/05 2011

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs