dé website met alle info over de West-Vlaamse processies Kaderend in het project van Heemkunde West-Vlaanderen willen we hier zoveel mogelijk informatie plaatsen, zodat iedereen wat kan terugvinden over processies in zijn eigen gemeente/regio. Via "zoeken in blog" (links op het scherm) kan je de juiste informatie terugvinden (probeer zowel met en zonder hoofdletter). Beschik je zelf over informatie, stuur dit dan op via e-mail, en we zetten het zo snel mogelijk op de blog. Een bijzondere aandacht is er voor krantenartikels. Een overzicht van systematisch doorgenomen kranten kan je vinden door "krantenoverzicht" in te tikken. Hoe meer artikels er op staan, hoe sneller er ook iets over jouw gemeente/regio terug te vinden zal zijn.
04-03-2012
Uit Het Volksbelang, 12 oktober 1889
De heer Edw.
Vlielinck schreef eene uitvoerige verhandeling, getiteld Eene bladzijde uit de
geschiedenis der stad Nieupoort, waarin hij Nieupoort en zijne visscherij in de
15e eeuw, het beleg van 20-28 Juni 1489 en de instelling der dankprocessie
van Sint-Jan behandelt.
trefwoorden: Nieuwpoort, dankprocessie, Sint-Jan, 15de eeuw
Verleden
Zondag ben ik met eenige vrienden naar Veurne gegaan om de beroemde processie aldaar
met eigene oogen te gaan aanschouwen en ik moet uwen lezers daar een paar
woorden over zeggen, 't Is waarlijk der moeite waard.
Na een
verkwikkend zeebad in De Panne kwamen wij te Veurne frisch en opgeruimd aan. Die
stad is, naast Oudenaarde, de fraaiste en belangrijkste kleine oude stad, die
ik ken. De markt is overheerlijk. Op den hoek staat het commissariaat van
politie, een gothisch juweeltje; aan den overkant, het paleis van justitie in renaissance-stijl
met eenen halfgothischen toren van 1628; daarnaast het merkwaardig stadhuis, en
verder een uiterst sierlijk burgershuis in Brugschen gothischen stijl, zooals
er zelfs te Brugge niet veel zijn. Boven de huizen rijzen de hooge toren van de
St-Walburgiskerk en de beuken der St-Nikolaaskerk majestatisch in de lucht en
een aantal andere oude gevels geven aan de plaats een echt schilderachtig
voorkomen.
Als wij in
dit lief oud stadje, dat ter gelegenheid der processie alom bevlagd was en van boeren
en vreemdelingen wemelde, rechts en links wat rond geslenterd hadden, keerden
wij naar de markt terug om de processie uit de St-Nikolaaskerk te zien komen.
Want 't is in deze kerk, dat die godsdienstige maskerade gevormd wordt.
Wij
schaften ons een programma der processie aan en lazen er met de diepste devotie
de volgende historische bijzonderheden in.
In 1650
was een zekere Mannaert, oud 22 jaar en en geboortig van Guiset (Lotharingen),
soldaat en lag te Veurne in garnizoen. Hij diende in hel regiment van M. Van
Boquet. Uit armoede en door den slechten raad zijner kamaraden aangespoord,
vooral van eenen zekeren Mathurin Le Jeusne, insgelijk soldaat, dienende onder
M. La Boverie,
maakte bovengenoemde Mannaert zich plichtig «aan de afschuwelijkste euveldaad,
die ooit mensen zich kon inbeelden.» Hij trad de kerk der zeer Eerw. Paters
Capucijnen binnen, biechtte en naderde tot de heilige tafel.
Nadat hij
de heilige Hostie ontvangen had, nam hij haar uit zijnen mond, verborg haar in
zijn zakdoek en keerde terug naar huis. Daar deed hij de heilige Hostie roosten
(!!!), «denkende met de asch alle deuren te kunnen openen» (!!!) en zelve aan
alle wonden te ontsnappen. Doch als een uitzinnige zwierf hij rond met een
gefolterd geweten. Hij werd aangehouden, in den kerker geworpen, bekende zijne
misdaad en vroeg om zelve zijne straf te mogen bepalen.
Den Aschewoensdag werd hij aan al de hoeken der
straten tentoongesteld; daarna werd hij verworgd. Zijn kameraad en raadsman
werd door den kop gescholen en beider lijken werden verbrand.
Om boete
te doen over eene zoo gruwelijke misdaad en om Gods wraak te voorkomen, werd
door de zeer
eerw. Paters Capucijnen ten eeuwigen dage de processie ingesteld, die jaarlijks
op den laatsten zondag van Juli door de straten van Veurne trekt.
Is 't
niet om er kiekenvleesch van te krijgen? En moet men geen verstokte
godloochenaar zijn om aan de echtheid dier historische bijzonderheden te
twijfelen? Vooral als men weet, dat te Brussel eene dergelijke processie bestaat
om boete te doen over het schenden van hostiën door afschuwelijke joden, die
alleen in de verbeelding van den uitvinder dier stichtende legende bestaan hebben,
zooals vóór de rechtbank van eersten aanleg te Brussel indertijd door M. Potvin
werd bewezen.
Doch
ziet! de heilige processie komt uit de St Nikolaaskerk langs den zijgevel van
het paleis van justicie naar ons aangetreden, met gendarmen te paard en
pompiers te voet om den stoet te openen.
Eerst
eene soort van spook in 't zwart, gevolgd door eenen engel, die een oud vaandel
draagt. Dan boetelingen op hunne bloote voeten; want alwie in hel omliggende of
in het Fransch-Vlaanderen eene grove zonde begaan heeft, komt naar Veurne, trekt
eenen grooten zwarten of bruinen sluier over zijn gelaat, doet kousen en
schoenen uit en verwerft Gods vergiffenis met op de bloote voeten de straten te
doorwandelen. N. B. De straten worden op voorhand niet gevaagd en men merkt aan
onloochenbare teekens, dat er veel paarden in de straten van Veurne ..
Nu hebben
wij Abraham met Izak en de zeven andere propheten. Het schijnen gehuurde
kooldragers te zijn, die er in hunne versletene costumes alles behalve gedistingueerd
uitzien. Een maagdeken van zoowat 11 jaar geeft luidop uitleggingen over deze
groep van den stoet. Men zou zeggen, dat zij eene les van catechismus opzegt.
Daar komt
een wagentje, getrokken door vier blootvoetige boetelingen; op het wagentje
wordt 't Stalleken van Bethlehem door kinderen verbeeld. Achteraan komen vier
jonge herders, die onder elkaar met luider stemme declameeren als op eene
prijsdeeling in eene Vlaamsche dorpschool. De drie koningen ontbreken
natuurlijk ook niet. Ze zien er lief uit! Om de besnijdenis van Jezus voor te
stellen treedt nu een bisschop vooruit met eenen hoogen mijter op 't hoofd en dragende,
op een tinnen teljoorken, een popje van gutta-percha, van de soort die men in
den eersten winkel den besten een half franksken betaalt en die men een bébé noemt, 't Is echt aandoenlijk.
Ziehier
nu eenen ezel, waarop een meisje zit met eenen langen rooden mantel. Dat
beduidt de vlucht naar Egypte. De ezel ziel er oud en sukkelachtig uit en de
roode mantel is vreeselijk ros geworden. Doch nu volgt koning Herodes met zijne
hovelingen in volle pracht: blik, klatergoud en behangpapier. Met gebaarden en
geluiden als op het tooneel eener maatschappij van Rhetorika ten platte lande
onderhoudt hij zich met zijne gedistingueerde hovelingen in den zuiversten
Wesl-Vlaamschen tongval:
Een viand
van min kroon, eilaas! is in min rik, enz.
Het zijn
verzen, die zij ondereen heel deftig opdreunen, zonder elkander aan te zien,
maar onder 't zwieren hunner lange armen en met vreeselijke blikken, die zij
links en rechts op het publiek werpen. Allen hebben hunne rol ter hand en
worden nu en dan geholpen door eenen souffleur.
Twaalf
oude sukkelaars met onmogelijke tabbaarden, met een boekje in de eene hand en
in de andere eene pluim, getrokken uit den staart van een kieken (hetgeen eene
ganzenpen moet verbeelden), stellen de twaalf schriftgeleerden voor, die met eenen
kleinen jongen (Jezus) luidop aan 't discuteeren zijn, weeral in 't zuiverste
West-Vlaamsch.
Daarop
volgt Maria-Magdalena, omringd door maagdekens, die hare juweelen dragen. Echte
quincaillerie, waaronder zelfs een spiegeltje, dat aan een lavabotje (van een
nabijstaande hotel, waarschijnlijk) is ontleend. Al die schilderachtige groepen
worden intusschen door reien boetelingen met of zonder schoenen afgewisseld.
Onder anderen bemerkte ik een jong meisje in prachtig zijden gewaad en op hare
witte kousen, dragende [verbeterd naar zij draagt] een echt doodshoofd op een
kussen. Degenen, die op hunne kousen en niet op hunne bloote voelen loopen,
vertegenwoordigen hier de aristocratie der boetvaardigheid.
Eene
groep lustige straatjongens komt vervolgens aangestapt. Zij dragen groote
takken van kastanjeboomen, die de vermaarde palmtakken van Jezus'
triomfantelijke inkomst te Jeruzalem moeten vervangen. Het zien er echte
schobbejakken uit, die hier niet gekomen zijn om boete te doen; zij stooten
elkaar, trekken oogen en muilen aan het publiek en zingen luidkeels als
proestend van lachen een slepend en honderdmaal herhaald:
Ho-o-o-o-sa-an-nah!
Christus
komt achteraan, scherlings op eenen muilezel gezeten, met een vrouwenpruikje op
't hoofd; het pruikje is bovendien in krullekens gelegd. Hij steekt zegenend de
twee eerste vingers der rechter hand in de hoogte als een Paus en waggelt van
den eenen kant naar den anderen op zijn stronkelend ezelken.
De
klokken der kerken luiden biem-bom-bom,
de oude gevels der huizen schitteren in den zonneschijn en eenige gejaagde
pastors en onderpastors, met hun kanten hemd over hunne soutane en
blootshoofds, loopen op en af om orde in de godsdienstige maskerade te houden.
Eene
zware opgetimmerd stelling met postuurkens in karton, onuitsprekelijk naïef en
leelijk, verbeeldt het laatst avondmaal, zij rust op eenen wagen en wordt door
acht hijgende boetelingen voortgetrokken. Eene andere houten stelling,
voorstellende het hoveken van Oliveten, wordt door zes boetelingen gedragen. De
engel met den kelk is het zien waard. De onbekende beeldhouwer der verledene
eeuw, die aldus hel hout wist te bezielen verdient inderdaad beroemd te worden.
Een
maagdeken draagt op een kussen de dertig Judaspenningen: 't zijn vijffrankstukkeu
in karton!!! Een ander maagdeken draagt eene soort van zwarten zak, om koffie
in op te gieten, die Judas' beurs verbeeldt. En altijd tusschenin boetelingen op
hunne kousen of op hunne bloote voelen, de mans met een bruin paterscostuum en
eene kap over het gelaat met twee gaten voor de oogen, de vrouwen in zwarte
nonnekens verkleed.
Nog een
houten tafereel: Judas' kus. Malchus ligt reeds in 't zand te spartelen naast
zijne afgesneden oor. Dit plomp getrek wordt weeral door acht boetelingen
gedragen en een vriendelijk maagdeken declameert er vóór met een lief klein stemmetje
en op haar eeuwig gemak. Een ander houten tafereel verbeeldt Petrus naast eenen
boom, waarop een schitterende opgevulde haan zit. St-Janneken met zijn lammeken
wordt door eenen kleinen jongen voorgesteld, die zeer fier een rein gewasschen
schaapje in toom houdt. Op de schouders draagt hij eene lammervacht, die scheef
hangt.
Daar komt
Jezus nogmaals, maar gebukt onder een zwaar houten kruis, dat Simon van Gyrene hem
helpt voortslepen. Beiden hebben alweer een vrouwenpruikje met krullen, een
zoogezegd toerken, op het hoofd. Zij
zijn gevolgd door eene bende opgeraapte straatjongens, die al jokkend allerlei timmermansgereedschap
dragen : eene ladder, eenen hamer, koorden, ketens, nagels, enz. Een onder hen
heeft eenen grooten ratel in de hand en draait hem nu en dan triomfantelijk om
en om, als de mosselmans op de vlaamsche dorpen. Het scheelt niet veel, of hij
zal: Mossels! mossels! gaan roepen,
zoo ondeugend schertst hij met zijne jonge gezellen.
Een
handsvol ruiters met blikken harnassen en helmen, als in de groote opera's,
komen op afgesloofde lompe boerenpaarden gereden. Het is de lijfwacht van
Pilatus, die achteraan komt. Een paard doet zeer onbeschaamd en zeer ontstichtend....
zijn gevoeg; hetgeen in de processie zelve eene groote vreugde veroorzaakt en
ook onder het publiek.
Veronica
treedt deftig vooruit met haar berucht doek. 't Is een aarstvaderlijke [sic] zeer
groote witte neusdoek, waarop een papieren printje geplakt is, dat Jezus'
gelaat voorstelt. Il faut le voir pour le
croire. Daarop volgen maagdekens, de eene met eene spons op eenen stok; de
andere met een tinnen teljoorken, waarop drie groote teerlingen liggen; eene
derde met eenen gebreiden lijfrok, die aan eene staak hangt te zwieren, enz.
enz. Het schoonste van alles is de voorstelling van de zon-en maaneklips, die Jezus'
dood aan 't kruis heeft vergezeld, zooals iedereen weet.
Eene zon-
en maaneklips voorstellen, dat schijnt onmogelijk. Welnu, niets is
gemakkelijker. Men neemt eenen langen stok, men nagelt er een plankje tegen,
men schildert er donkere wolken op, en te midden van die donkere wolken eene
verduisterde zon [bijgeschreven: met oogen, neus en mond] en eene bleeke halve
maan. Pas plas difficile que ça!
Na zoo
iets mag men zich aan alles verwachten. En waarlijk, ziedaar Jezus' doodkist,
gedragen door boetelingen. De kist is zwart geverfd, met witte doodshoofden en zeisens
erop. Andere boetelingen dragen op tinnen teljoorkens de nagels, de nijptang,
de doornen kroon, enz.
De plus fort en plus fort. Daar is de doodwagen van Christus'
begraving, een echte doodwagen van eerste klas, als 't u belieft! Twee paarden
met zwarte rouwkleeden trekken hem voort en een knecht met witte katoenen
handschoenen houdt de teugels vast. Op den doodwagen staan een tiental kinderen
met zakdoeken in de hand, alsof zij schreiden; maar zij kijken nieuwsgierig
naar 't volk en houden zich vast om van af den wagen niet te rollen.
Drie
maagdekens dragen elk eenen tinnen pot, die eenen verdachten vorm hebben; doch
volgens het programma der processie zijn het balsempotten. Het zij zoo!
En nu
voor het bouquet, eene soort van
groot tableau vivant op eenen wagen,
voorstellende Jesus' verrijzenis. Allerlei discipels en apostels liggen
ondereen plat op hunnen buik of op hunnen rug, terwijl Christus in eene
begeesterde houding met opgeheven armen den hemel schijnt in te willen vliegen.
En telkens dat de wagen over oneffen steenen rolt, dreigt hij er af te donderen!
Dal is zoo potsierlijk, dat het oprecht niet kan worden beschreven, zooals 't
behoort.
Een
ventje met een touristenkleedij en een grijs schilderachtig hoedje op 't hoofd
stapt ernstig achter den wagen, en teekent hem uit, al gaande, op een album met
een stuk boschkool. Het zal voor de eene of andere fransche Illustration zijn of wellicht zelfs voor
The illustrated London News.
Ziedaar
eene kort beschrijving dier ellenlange processie. Het programma beweerde, dat
het heilig Sacrament, gedragen door den zeer eerw. heer Deken van Veurne, den
stoet zou sluiten. Maar daar was niets van te zien. De geestelijkheid heeft dus
ook begrepen, dat die vastenavond-kavalkade al te belachelijk was om er 't
Hoogwaardig als laatsten figurant in te brengen.
Iets, dat
zelfs van verre met die processie van Veurne kan vergeleken worden, heb ik nog
nooit gezien. Bespottelijk, komiek, walgelijk, subliem! Indien de vijanden van
het katholiek bijgeloof iets wilden inrichten om den klerikalen winkel door en
door belachelijk te maken, zouden zij het zoo goed niet kunnen uitdenken. De
wagen van den Heiligen Lintworm van O. L. Vrouw van Lourdes, die in den laatsten
karnaval te Gent zooveel succes had, was op verre na zoo goed niet gelukt om
menschen te doen lachen.
Hoe kan de
geestelijkheid zoo iets laten voortbestaan in onze eeuw? Men spotte en scherste
algemeen in het publiek en de paardenmolens, die in t midden der markt
stonden, daar het kersmis was, draaiden maar lustig voort, terwijl de beruchte
processie voorbijtrok. Iedereen aanzag het voor eene echte maskerade. Eene dame
mij zegde minachtend: «t is niet een beetje chic.»
Hel zou
ons niet verwonderen, indien die XVIIe eeuwsche processie uit den tijd,
dat het donkerste bijgeloof over ons vaderland heerschte, op hooger bevel van
Monseigneur eerstdaags werd afgeschaft. Daarom moet men zich spoeden, wil men
haar nog zien.
Al werd
zij omstreeks 1650 door de zeer eerw. paters capucijnen ten eeuwigen dage
ingesteld, haar doodsvonnis is waarschijnlijk reeds geteekend. De afwezigheid
van het zoogezegd heilig Sacrament, dat nochtans op 't programma vermeld stond,
schijnt een voorteeken te zijn. Eilaas! eilaas! ge moet met mij bekennen, dat
de godsdienst om zeep gaat. F.