dé website met alle info over de West-Vlaamse processies Kaderend in het project van Heemkunde West-Vlaanderen willen we hier zoveel mogelijk informatie plaatsen, zodat iedereen wat kan terugvinden over processies in zijn eigen gemeente/regio. Via "zoeken in blog" (links op het scherm) kan je de juiste informatie terugvinden (probeer zowel met en zonder hoofdletter). Beschik je zelf over informatie, stuur dit dan op via e-mail, en we zetten het zo snel mogelijk op de blog. Een bijzondere aandacht is er voor krantenartikels. Een overzicht van systematisch doorgenomen kranten kan je vinden door "krantenoverzicht" in te tikken. Hoe meer artikels er op staan, hoe sneller er ook iets over jouw gemeente/regio terug te vinden zal zijn.
22-01-2012
uit 't Getrouwe Maldeghem, 29 mei 1921
OMMEGANG-ZONDAG
Om opnieuw al de blijheid van onzen
Ommegang-Zondag kinderlijk vroom te kunnen genieten, w[a]s het noodig gedurende
vier jaren ervan beroofd te zijn.
Voor diegenen ook die binst die jaren in
vreemde landen vertoefden waar geen ommegang was, tenzij rond het kerkje, met
het een nieuwe blijheid zijn en wat moet het zijn bij dezen die in een
gevangenenkamp waren opgesloten, of tusschen de vier muren van het gevang, waar
zij toch in hunne verbeelding hun opgesmukte dorpje zagen, de klokken hoorden
luiden en de geur van tym en wierook tot hen doordrong.
[beschrijving processie in Zwitserland]
Geen land zoo fel in de ommegangen als
Vlaanderen en vroeger was het nog al meer. Dan gingen de gilden er in soms met
wagens en peerden. Al onze steden wedijverden in deze godsdienstige betooging
en dan werden ook de mysteries in open lucht gespeeld, gelijk deze van de
Zevende Bliscap van Maria, welke vertooningen sedert enkele jaren hernomen
worden door onze open lucht gezelschappen.
trefwoorden: Vlaanderen, processies, Ommegangzondag, 20ste eeuw
Zondag 17e Juli is t Damme Kermis.
Deze vindt, zooals de meeste kermissen haren oorsprong in eene godsdienstige
plechtigheid of eenen ommegang. Immers, elk jaar, op 3n Zondag van
Juli, is er te Damme eenen grooten toevloed van bedevaarders die het
Mirakelkruis in de O.L.Vrouwe Kerk komen vereeren. Volgens de overlevering zou
dit Kruis, toen Damme nog eene zeehaven was, door Damsche schippers uit de zee
opgevischt zijn. Wanneer dit geschiedde is niet juist bekend; doch volgens de
bewaarde oorkonden werd het Mirakelkruis reeds in 1339 vereerd. De bedevaart
naar Damme moet dus wel als eene der oudste godsdienstige plechtigheden van
dien aard in Vlaanderen aangezien worden.
Volgens de plaatselijke overlevering zouden de
geuzen, tijdens de Beeld stormerij in 1566 de Kruiskapelle afgebrand en het
Mirakelkruis stuk geslagen hebben. De zusters van t Hospitaal verzamelden bij
nachte de stukken en brachten die naar de kerk. Na de herstelling van t
Wonderbeeld werd er op 3n Zondag van Juli eenen bijzonderen feestdag
ingesteld met processie of ommegang tot uitboeting der beel[d]schennis. Vandaar
waarschijnlijk de oorsprong onze kermis Onder Keizer Joseph II in 1786 werd de
plechtigheid, zooals alle ommegangen en processiën tijdelijk afgeschaft. De
keizer-koster, gelijk de Vlamingen hem noemden, wilde de kermissen op één dag,
op den ..n Zondag na Passchen. Dit ging natuurlijk maar zijnen tijd
mee.
Op 3n Zondag van Juli is ieder jaar
de groote kerke van Damme te klein voor de talrijke bedevaarders der omliggende
gemeenten. Eene schilderij der 15 eeuw in de Noord beuk der kerk verbeeldt 6
wonderen die bij de vereering van t Mirakelkruis geschied zijn.
Op Zondag 17n wordt ook de vlagge
der Oud-strijders van Damme gewijd en ingehuldigd.
trefwoorden: Damme, H. Kruisprocessie, 16de eeuw, 18de eeuw, 20ste eeuw
Autos en motos naar Oostende en Blankenberge,
maar te Meie, naar t Heilig Bloed zijn t velos.
Vroeger werden ze geteld, vijf, zes, zeven
honderd langs elke baan. Nu zijn ze twee, drie duizend, ontelbaar.
Dien H. Bloeddag komt ook alle gerij te
voorschijn: lotterspeekte wielen worden den band verlegd, De wijte, tegen dat
t regent, wordt gelapt, nu de verf afslaat wordt heel het karretje in nieuw
groen geschilderd, en Maandag, vóór dag en dauw stroomt alles naar het oude
Brugge toe, dat de zeven poorten het niet kunnen slikken.
In alle dorpen onderweg is het dan ook gelijk
op de kermis. De menschen vooral tegen avond zitten buiten om de pandfeesters
te zien, die t afkomen met een vaantje of een tuil bloeiende bron. De
herbergiers laten hunne deur wagenwijd open: t geluk vliegt: wie t vangt
heeft het.
De fietsende boeremeisjes worden alle ja[re]n
talrijker, zullen eindelijk met de jongens gelijk staan, wiel aan wiel, gelijk
tot hiertoe, vinger aan vinger.
Zoover mogelijk van de stuivende gillende
wielerbaan, langs den stillen zomerweg, een eenzame bedevaartster nog met den
rozenhoed: een op duizend.
Lotterspeekte wielen, zeiden wij daar.
Wij zaten op t Westeindeken.
Kijkt daar! Kijkt daar!
En wij keken en zagen een kamion op drie
wielen en de bos van het vierde wiel rolde over de straatsteenen.
Oude en jonge buitenmenschen lijdzaam daar
achter, te voet.
<<Dat is nu de derde keer,>>
zeiden ze, <<dat ons wiel afdraait. Eerst aan de Kruispoort in t
binnenkomen. Een ander aangezet: t paste niet en daar lag het. In t
weerkeeren beter opgepast, maar op Donk was het de Statie van den derden val,
niemand toch gekwetst. En nu gaan we te voet voort naar St. Laureins, naar den
Kommer.
De kommer was niet zoo ver: men zag hem op het
wezen van den voerman; t was een rienewasie voor hem. Er lagen al twee
gebroken wielen op zijn gerij. Hij zocht nog achter een derde. Ten slotte meer
wielen dan menschen! Ze waren met twintig vertrokken, er bleven er nog tien!
En de bobijn op de steenen spoeterde voort
waar de peerden die van niets wisten het wilden.
t Was nog beter een wiel dan de peerden! En
zoo is de Vlaming altijd gelukkig.
Wij vernamen later dat de overgeblevene
passagiers door koopman De Bruyckere Adeghem, kommerloos tot aan den Kommer
geraakt zijn.
***
De H. Bloedommegang zelf geleek aan de
schoonte van vóór den oorlog, maar hij werd halfweegs gestoord door den regen.
Nooit was er zooveel volk.
Ik wete dat uw blad gelezen wordt door vele
geestelijken en godvruchtige menschen. Daarom achte ik het gepast u mededeeling
te doen van de plechtigheid die hier heden ter gelegenheid van Allerzielen dag
heeft plaats gehad, anderen ten exempel.
Hier g[e]lijk elders bijkans overal bestaat,
ging het kerkkoor de vorige jaren na den goddelijken dienst, maar tot aan den
Calvarieberg, om daar eenvoudig den miserere
voor de geloovige zielen te zingen. Maar van dage is het er zoo wat prachtiger
naar toe gegaan. Na een plechtig gezang uit het officie der overledenen vóór
den Calvarieberg, heeft men de ronde gedaan van het kerkhof, onder het zingen
van gezangen op den dag toepasselijk. Maar wat vooral eene gunstige stemming gebracht
heeft, is dat de geestelijke stoet is blijven stilstaan bij het graf van den
laatsten begravene, eenen armen werkman, om daar een kerkzang aan te heffen en
de gebeden der omstaander voor hem te verwekken.
Anderen die nooit te vreden zijn zouden nog begeerd
hebben een bezoek naar de kapel van het H. Hert van Jezus, ten koste der
gemeente op het kerkhof opgericht, ter nagedachtenis van de gesneuvelde
soldaten. Een echt gedenkstuk in gotischen stijl opgemaakt volgens de teekening
van den smaakvollen vlaamschen bouwmeester Cauwes.
Zondag gepasseerd moesten hier met kriegen van den dag
alle vlaggen uitzitten, maar door het slecht weer werdenr [sic] ze maar s
namiddags opgestoken voo[r] den stoet. Het was een stoet als er niet veel zijn
te zien geweest, zoo schoone spijtig genoeg dat hij moest op de dorpplaats
blijven door de groote regenvlaag.
De 52 oudstrijders kregen den eerewijn, en het volk zal de
feest nog lang onthouden, want Sint-Jooris en Ruyselede staan op den eersten
rang als er te vieren is.
trefwoorden: Sint-Joris-ten-Distel, dankprocessie, 20ste eeuw
Heden .Zondag om 4 uren (kerktoren) zal de dankprocessie
uitgaan, in stoet geheel het leven van St-Jooris op zijn paard verbeeldende,
waar 25 groepen van alle standen verkleed zullen gaan en 3 praalwagens. De
stoet zal zich vormen aan de melkerij, dan gaan al over de brug langs de
Kasteeldreef, dan langs den steenweg die naar Maria-Aalter loopt en dan stop
zetten op de marktplaats.
trefwoorden: Sint-Joris-ten-Distel, dankprocessie, 20ste eeuw
Het was nog al een sterke wind Maandag, en er zijn dan ook niet zooveel fietsen door Maldegem naar de H. Bloedprocessie van Brugge gereden als voor den oorlog.
De H. Bloedommegang verleden Maandag te Brugge trof een zonnigen Meiedag en ontzaggelijk veel volk: 39,000 reiskaartjes!
Ook de bijbelsche voorstellingen (die verleden jaar er nog niet waren) genoten aller bewondering.
Wellicht zal toekomend jaar ook het Geschiedkundig deel er tetug zijn, en waren wij in de plaats van de Bruggelingen, wij zouden de verbeeldingen der zeven parochiën, die toch als zoovele herhalingen zijn, wat beperken om zooveel te beter Bijbel en Geschiedenis te verzorgen, want die Stoet is toch een bron van inkomsten voor de stad en eene opwekking van Godsdienstig gevoel voor heel het land.
Waarschijnlijk op Zondag der
Sacra[ments]processie zal de prachtige gotische kapel (bouwmeester Cauwe) ter
gedachtenis der gesneuvelde soldaten ingewijd worden. Mogelijk zal de eerw. Heer
Scherper[e]el, aalmoezenier en broeder van eenen gesneuvelden, het gewoond
omstandigheidssermoen doen.
Groote feesten te dier gelegenheid: men
spreekt zoo van 6 praalwagens, een met Tank
in werking, op te maken door eenen vernuftigen gedemobiliseerden soldaat,
van Dudzeele. Daar zal geen volk te kort zijn.
trefwoorden: Dudzele, Sacramentsprocessie, 20ste eeuw
Verleden Zondag ging voor 't eerst sedert vijf jaar
weer de vermaarde boetprocessie van Veurne uit.
't.Is een der oudste en eigenaardigste ommegangen
van Vlaanderen.
Volgens overlevering ging de eerste processie in de
middeleeuwen uit en wel ter eere van een relikwie van-het Heilig Kruis, door
een Vlaamsche graaf.aan de St-Walburgakerk geschonken.
Het oude verhaal deelt mee, hoe die graaf van het
Oosten terugkeerdend, door een storm voor de kust van zijn land werd
overvallen. Hij beloofde, zoo hij behouden mocht worden, de relikwie, welke hij
meevoerde, aan de eerste kerk te zullen schenken die hij ontwaarde.
Toen den orkaan over was en de zon weer de wolken
scheurde, blonk zeop het hooge dak
van Veurne's Sint-Walburga. De graaf ging aan land, verwittigde de
geestelijkheid die in stoet het hoog geschenk kwam afhalen. Elk jaar werd dit
feit door een processie herinnerd.
Maar tijdens de Oostenrijksche overheersching,
veranderde het karakter van den ommegang. Een soldaat van het garnizoen, zekere
Mannaert, had het bijgeloof van zijn tijd, en meende, dat de asch van een
verbrande hostie, op zijn hart gedragen hem onkwetsbaar maken zou.
Hij ging ter kommunie, spuwde de hostie echter weer
in zijn zakdoek uit en roosterde ze thuis.
Mannaert moet een soort waanzinnige geweest zijn,
want dadelijk daarna liep hij de straat op, om luid uit te schreeuwen wat hij
gedaan had.
Zijn berouw baatte hem niet. De ongelukkige werd
gestraft naar de zede van dien tijd. Menvoerde hem door de
stad en neep op elken hoe[k] met een gloeiend ijzer stukken uit zijn vleesch
Eindelijk werd het half geroosterde, wreed geschonden lichaam opgehangen.
Om de heiligschennis uit te wisschen, veranderde men
de processie van 't Heilig Kruis in een van boete. Vele burgers liepen blootsvoet,
in grauwe pij met een kruis op den rug in den stoet.
En die ge woonte bestaat nog.
De <<penitenten>> sluiten den ommegang
die eenige uren duurt. In boetgewaad, de kap over het hoofd en blootsvoet gaan
ze voort, gebogen onder een houten kruis. Er komen er van alle kanten, ook uit
Frankrijk en Engeland.
In de processie verbeeldt men groepen uit het Oude
Testament. Sommige spreken en zeggen met een sterk rythme en oud Vlaamsch
teksten uit den Bijbel op. Zoo ziet en hoort men de wijzen van 't Oosten, die
naar Jerusalem trekken, van Jezus
in gesprek met de <<doktoren>> enz.
Maagdekens wuiven met palmtakken en hun zilveren
stemmen heffen het <<Hosannah>> aan.
Uit den kloeken Sint-Nikolaastoren, die gelijk een
burcht. over de grillige gevels schouwt,
bomt de zware klok.
En natuurlijk is het dan kennis te Veurne, maar
tijdens de processie, die 's namiddags uitgaat, zwijgen de foorlieden en hun
orgels.
In het voorjaar van 1918 vreesde men voor Veurne. De
stad werd geweldig beschoten en er was
gevaar voor haar bezetting. Men had de kostbare gewaden der processie reeds in veiligleid
gebracht. De klokken warnn in den grond gedolven. Zeer veel inwoners trokken heen. 't Waren sombere dagen toen.
Maar dat leed is voorbij en weer gingen in het stedeke
achter 't verwoeste gebied en waar
zelf ook veel gedoode burgers en gesneuvelde soldaten sluimeren, duizenden
bezoekers zich verdringen.
Herlees eens de eerste bladzijden van Onzen feuilleton
Celestina's Offer; waarin Hans de processie
in 1914 soo schoone beschrijft.
UIT DE 'BELGISCHE STANDAARD
NOG OVER DE PROCESSIE:
't Weder en legde maar flauwkens aan; toch gelukte
de zon erin een gatje door de lucht te boren en den regen tegen te houden tot
na de processie.
Volk was er, ge 'n kunt niet meer: op de markt, in
de straten waar de proceesie[sic] voorbijtrok, kondet ge op de koppen dansen.
De oude Veurnaars weten niet te zeggen dat er ooit met de Boetprocessie méér
volk in de stad is geweest, als dit jaar.
Vier gendarmen te paard komen voorop en drijven het volk uit
den weg.
Zes thebaansche trompetten openen den stoet; daarna
het vaandel van de sodaliteit. Dan komt geheel het oud testament; onder de
profeten vallen eenige welgekozen tijpen op te merken, vooral de profeet Agus.
Me dunk dat David wat ernstiger zijn rol had kunnen aanpakken.
In t verdeelte van de processie t Nieuw Testament verbeeldend
springen eenige groepen in t oog die buitengemeen goed werden weergegeven: de Drie
Koningen, de Vlucht naar Egypte en bovenal
de Blijde intrede van Jerusalem. Het Hosannah van Veurne is niet zoo groot als
het Hosannah van Brugge, maar toch is het heel indrukwekkend.
Wat bovenal slaat, 't zijn de boetelingen in monnikenpij
die hun kruis slepen barvoets door
straten.
trefwoorden: Veurne, Boeteprocessie, H. Kruisprocessie, 20ste eeuw, middeleeuwen
RUYSSELEDE. Ommegang. Op H. Drievuldigheidszondag had de plechtige wijding en
herinrichting plaats van den alouden ommegang [der] H. Drievuldigheid al [
ter] gedachtenis onzer gesneuvelde soldaten. In 1[???] wierd te Ruyssleede het
broederschap gesticht der H. Drievuldigheid ter verlossing der slaven.
trefwoorden: Ruiselede, Drievuldigheidsprocessie?, 20ste eeuw
In de Gazette van Brugge, die wij met
blijdschap terug hebben gezien, staat er in beschrijving van den groep der
Hulde aller Volkeren, verbeeld door jongelingen met het vaandel van elk land:
<<Zou Duitschland erbij zijn? En wij
hoorden: Wij zouden t eruit sleuren Maar t was niet mee?>>
Waarde confrater, dacht gij niet dat de
menschen die gij alzoo hoordet langs den stoet, van die soorte waren die meest
den Duitsch hadden aangehangen?
Dacht ge ook niet dat die uitroeping (die wij
niet gehoord hebben) in strijd was met de leer der kerk: <<Alle Volkeren
zullen U (God) loven!>>
En dacht ge ook niet dat ook na den Franschen
tijd (1819) al wat Fransch was, moest uit den Stoet <<gesleurd>>
worden?
k En zou ook het vaandel van Duitschland (dat
eigenlijk niet meer bestaat) ook niet zoo gauw in den stoet laten zien hebben,
juist om dergelijke uitroepingen te vermijden, maar ze nu aanhalen gelijk gij
doet (of ze bestaan hebben ofte niet) bij eene godsdienstige betooging is met
spelden steken daar waar de menschen gekomen waren met rozen.
t Is de haat onder de volkeren die de oorzaak
is van den oorlog.
Wat meer is, dat alles is patriotaardsch en
valsch.
Er werden hier door de Engelschen plakbrieven
uitgehangen: doet geen zaken meer met Duitschland en ze waren zelven reeds te
wege te te doen en doen het nu volop, terwijl door de schikkingen van de marken
ons land nu wordt aangespoord zooveel mogelijk in Duitschland te koopen.
In dezelfde Gaz. van Brugge staat er dat het
H. Bloed eerst verdoken werd in het huis van M. Louis Halleux, maar de
Duitschers dat huis bezettende, nam de bisschop het op zijn eigene kamer.
De <<Rijve>> dat is het gouden
kistje en het hemeltje waarin de onschatbare pand wordt rond gedragen (bekroond
met de eigen krone van Maria van Burgondie) werd, geborgen in twee bakken met
ijzer beslagen, op een kruiwagen gevoerd naar het huis van M. Louis Ryelandt;
deze alleen en M. Stephaan Visart, zoon van den burgemeester, wisten wat die
bakken inhielden. Maar daar kwamen nu ook gedurig duitsche soldaten thuis
liggen en daarom was het nog eens van verhuizen, naar M. Ernest van Caloen en
eindelijk naar M. Michiel Dhont, den beeldhouwer die de bakken verborg onder
ouden rommel van zijne werkplaats tot den dag der duitsche vlucht.
De rijve was ongeschonden, alleen de zijde
waarop het kistalen buisje met het H. Bloed moest rusten was wat beschimmeld en
werd vernieuwd.
<<Binst de bezetting vroegen de
Duitschers, verschillige malen waar het H. Bloed was. Dit was onder ander eens
het geval met den hertog van Arenberg, die hier den duitschen kroonprins als
vleugelofficier vergezelde De huisbewaarder antwoordde telkens dat hij het niet
wist, hetgeen de waarheid was. De nu onttroonde keizer van Duitschland heeft
ook, op eenen Vrijdag, de H. Bloedkapel bezocht. Maar hij vroeg niet waar het
H. Bloed was. Zeker had men hem op voorhand verwittigd dat de vraag nutteloos
zou geweest zijn. De Duitschers verzaakten te lange laatste aan hunne herhaalde
vragen en schenen in den waan te verkeeren dat het H. Bloed naar een vreemd
land gevlucht was, terwijl, zooals men het komt te vernemen, het nooit Brugge
verlaten had, tot heil en zegen van onze vaderstad.>>
trefwoorden: Brugge, H. Bloed, 19de eeuw, 20ste eeuw
De dood is voorbij gevaren, en daar zien wij
den Halletoren weer met den Meiboom in de blauwe lucht, en hoor eens die
zegeklok!
Dat was nu toch oprecht de groote dag van het
vrijgevochten land.
En de Natuur had hem afgewacht om haar
winterkleed af te leggen.
Daar was het Meiezonneke, zoo vrij en zoo
blij.
En de menschen voelden t: het was voor de
eerste maal weer de oude goede tijd.
De poorten konden ze niet slikken die
wielrijders, die cheezen en die bankwagens.
Toen de koning 20 October in Brugge kwam,
vroeg men van waar toch zoo gauw al die vlaggen van daan kwamen, maar van waar
kwam nu al dat gerij!
Was heel Vlaanderen hier niet, men gevoelde
het dat het er toch had willen zijn.
En deze maal had het bestier, goed doorzicht
getoond: alle ijzeren wegen hadden menigvuldige treinen, eindeloos lang, en de
buitenmenschen reden in tweede klasse duitsche wagens
De ommegang van t H. Bloed zou maar in klein
formaat uitkomen, juist gelijk de gazetten, maar t was DE ommegang, er was zoo
maar een en men moest hem zien, nadat hij vier jaren weggedoken had gezeten.
Dat was nu de derde keer dat hem dat gebeurde,
eerst in den tijd der beeldstormerije, (men toont nog het huis waar de kostbare
relikwie alsdan verdoken zat op den hoek der Sint Jan Nepomucenes brug) dan in
den Franschen tijd en nu in den Duitschen tijd.
Niet juist omdat de Duitschers hem niet gaarne
zagen, want ze wenschten niets liever, maar omdat ze hem niet zouden hebben
kunnen zien.
Veel kleederen waren meegevlucht naar Engeland
en elders, veel was versneden voor dagelijksche rokjes en schortjes, vooral
de middeleeuwsche mannenkleederen hadden het moeten bekoopen en zoo was het
bijbelsch- en middeleeuws gedeelte heelemaal achtergebleven.
Het H. Bloed werd eerst gedragen door de
bisschoppen van Brugge en van Gent, later door andere vooraanstaande
geestelijken. Op andere jaren waren ook vreemde bisschoppen in den stoet.
Ik las dat de rond ofte ommegang dezelfde was
als in 1150, toen de Grave van Vlaanderen met den onschatbaren pand uit
Jerusalem in Brugge toekwam.
Maar k meende dat hij alsdan rond de vesten
ging, hetwelke nu toch niet meer kan zijn, dewijl daar uitgenomen langs den
Dijver, geen weg meer is.
Maar t was toch ongeveer dezelfde ronde die
men nu ommeging: van de hoofdkerk, die dan nog niet bestond naar het Zand, nu
het Statieplein, dan langs de Noordzandstraat alover de Markt naar den Dijver
toe en alover Simon Stevensplaats door de Steenstraat weer over de Markt naar
den Burcht, waar de zegen gegeven wordt met het H. Bloed om het dan weer voor
een jaar in zijne kapel neer te zetten.
Al zoekende naar den ouden weg vind ik in Rond
den Heerd, nummer van 1 Mei 1819 [sic: 1886], het volgende:
<<Gelijk het op dezen dag (3 Mei) een
driedobbele feestdag is, zoo viert men te Brugge eenen driedobbelen vijftigsten
verjaardag, te weten: 1e van de herstellinge van den dienst van t heilig
Bloed, 3 Mei 1819; 2e van de herbouwing van de capelle van t heilig
Bloed, in Maarte 1819 en 3e van t herkiezen van heilig bloedmannen,
of van de edele confrerie, 10 en 17 April 1819.
Ten naasten jare, 1869 zal t vijftig jaar
zijn dat het heilig Bloed weerom te voorschijn kwam, en men spreekt van een
plechtigen jubilé, te dier gelegenheid te vieren; mocht het waar zijn.>>
En t is waar geworden!
Dit
jaar 1919 verleden Maandag, moest dus een honderjarige jubilé gevierd zijn
geweest, ware de oorlog er niet tusschen gekomen.
Men had het daarom wel kunnen herinneren. Maar
zoude er wel een Bruggeling aan gedacht hebben!
De oorlog heeft al meer zulke verstrooingen
meegebracht.
Wat wij ook nog vonden is dat in het jaar 1585
de straten en Markten bij den doorgang van de processie moesten geruimd en
gezuiverd worden.
Dat zou dan willen zeggen dat er geene kramen
op de foor mochten, zoodat men denken mag dat de Meifoore alsdan nog niet
bestond.
Men zei en schreef dezer dagen dat het eene
boetprocessie zoude zijn.
Inderdaad, er sloten zich achter iedere
parochie een groep mannen en vrouwen aan, die luidop den rozenkrans baden.
In 1585 was het ernstiger: Den almachtige te bidden en te bewegen tot
nederleggen van deze inlandsche oorloge ende reduceren van de rebellen van
zijne Majesteit.
Laat ons hopen dat het toekomenden jare niet
zal zijn om de Bolsjevisten te reduceeren .
trefwoorden: Brugge, H. Bloed, 16de eeuw, 19de eeuw, 20ste eeuw
TE BRUGGE zal de H. Bloedprocessie uitgaan
op 5 Mei Het is geen twijfel dat er een groote toeloop van volk zal zijn om
naar de beroemde processie die sedert 1914 niet meer werd gezien, te gaan
kijken. Ingezien de omstandigheden zal echter het bijbelsch gedeelte van de
processie worden afgeschaft.
Roozebeke had ook zijn vermaarden ommegang ter
eere van Onze Lieve Vrouw. Maar daar wilde ik nooit naar gaan zien en k zal je
vertellen waarom niet.
Toen in 1382 de slag van Roozebeke plaats had,
verloren de Vlamingen dezen, zegt de legende, omdat de Franschen de hulpe van
Maria ingeroepen en ontvangen hadden. Onze Lieve Vrouw bracht verwarring in de
Vlaamsche troepen door ze met een onzichtbare koorde in hun beweging te
belemmeren.
De Franschen schreven dus hun zegepraal aan O
L. Vrouwe toe en gingen haar in de kerk van Roozebeke danken Zoo is de
oorsprong van den ommegang aldaar. En de menschen, die zich naar Roozebeke
begaven, beevaarten dus ter herinnering aan een eigen nederlaag. Nu weet ik
wel, dat men daaraan niet meer dacht, maar in elk geval bewijst het weer eens
hoe weinig onze historie doorgedrongen was
trefwoorden: Westrozebeke, Onze Lieve Vrouw, 14de eeuw, 20ste eeuw
Kortrijk ontwaakte onder n luister van vlaggefooien en
weelderige versieringen.
Op Sinte Maarten wapperde een tros van nationale kleuren,
aan de 4 hoeken van den scherpen toren Van uren in t rond zag men ze vlotten.
Wijd en zijd wist men dat er daar iets bijzondere ging gebeuren t Volk van aan
den Kezelberg, waar ik in vacantie was, kon maar niet zwijgen van de groote
feeste die in de Leiestad voorbereid werd. Allen wilden ze zien. Men riep het
tot malkaar: <<Gasie ook na dinhaling van t standbeeld?>> Mijn
onkel Karel, zijne kinderen Gusten, Miel, Flista en ik, trokken s morgens te
voet tot aan Bisseghem. O, welke processie langs de Hollestraat van Moorseele
en Gulleghem! Vaders in hunne hemdsmouwen, moeders met kinders op den arm of
aan de hand, meisjes met panders beladen. Na wat rusten en eten te moeders,
ik woonde te Bissegem, zetteden wij, mijn vader, moeder, mijn broere Maurits,
mijn zuster Marie, de vorigen en ik, onzen weg voort naar Kortrijk.
t Is of het nog vandage ware! k Reisde al zoo graag en k
was nochtans zoo jong. Die liefde is mij bijgebleven, nu ik al meer dan drie
maal zoo oud ben, ontzie ikt niet vijf uren te doen met <<t zand
konvooi>> vlaamsche uitdrukking voor te voet gaan. t is of ik ze nog
zie al die vlaggen: op den Tribunaal, op de Statie, op t Stadhuis, op St
Michiels, op dHalle, op O.L. Vrouwe op de opengebare gebouwen, op al de
hôtels, op al de voornaamste huizen van de stad. De groote markt was prachtig
versierd. Gedichten, bloemslingers, venetiaansche lantaarns met vetpotjes in,
hingen op de balkens, aan de buitenvensters. t Krioelde van volk, aan de ramen,
op de daken, overal, waar er een plaatske vrij was om alles gade te slaan. Er
waren daar Hollanders, Franschmans, Brusseleers, Gentenaars, Antwerpenaars,
Luikenaars, Namurois en Arlonnais, ja, geheel Belgie was vertegenwoordigd en
uit alle rangen en standen.
k Hoorde daar van alle soorten van talen, mijn
kinderverstand was veel te weinig ontwikkeld om van dat gezwatel iets te
verstaan. Mannen in blinkende uniformen liepen er rond, t waren officieren en
muzikanten van Yper, Roubaix, Tourcoing, Lille, heeren met hooge buizen en een
strekje op hun pitteleer drumden tusschen ons, t waren de officieelen van t
komiteit, zoo had mijn onkel verteld.
t Was er een leven en geveld, een oorverdoovend gebabbel.
Eensklaps een trompetgeschal, een signaal. Een indrukwekkende stilte. Mijn
nonkel heesch mij op zijn schoere (schouder). Daar rechtover Laigneils winkel
zag ik iets wit: een laken boven een massa. Al met eens werd het opgeheven en
toen zag ik, o, iets zoo schoon, k kon mijne tong niet bedwingen, k riep: <<nonkel,
vader, Maurits, Marie, maar kijkt ne keer, wat grooten paster, en die neune, en
die vrouwe met heur kindje, in den schoot, maar kijkt ne keer, hoe wit dat
alles is; t es zeker al marmer.>>
k gaapte erbij en k hoorde klappen van: <<de
beeldhouwer verdient alle hulde, t lijkt sprekend Monseigneur De Haerve en het
geheel is wel gelukt>> O, t was een van die steun pilaren der H. Kerk
dat ze vierden, mijn godvruchtig hartje was zoo ontroerd.
t Is of hoorde ik nog den klank van de redevoering, of ik
nog zie en hoor de daverende toejuichingen, het bazuingeschal met de
Thebaansche trompetten op St Maarten, t is of hoorde ik nog de lieve écho van
de Brabançonne. Vader zie mij dat die eerwaardige zooveel goed gesticht had in
Belgie en elders; hij had de doofstommen leeren tellen, spreken met de vingers,
hij had de blinden leeren lezen, muziek spelen. Om zijn aandenken te
vereeuwigen had men dit gedenkteeken geplaatst.
In de gothieke zaal van t mooi Stadhuis was er eene
tentoonstelling. s Namiddags en gedurende acht dagen waren er in Kortrijk
muziekuitvoering en openbare volksvermaken. t Is of ik ze nog hoor die
doofstommen, ze kwamen van rond Brussel; t is of ik ze nog zie leiden die
ongelukkige blinden op de kiosk, en dat ik nog hun droefgeestige wee klage
hoore, k zie nog die welverdiende ovatie, dat wuiven met zak doeken (ze waren
uit Ronchin), k ben nog onder den indruk van dat puik muziek uitgevoerd door
de 120 mannen van de welbekende Ypersche harmonie. k Zie ze nog met hunne
reutelaars reutelen; k hoor nog die nabootsing van den trein die zich beweegt,
die rolt, die stopt; k hoor nog het melodische geluid uit de schoone
harmonicas van daccordéonnisten koor van Roubaix Glorieux, en eenige
Kortrijkzanen stegen met een ballon op, op de Korenmarkt.
Op een zeker hoogte, zag men hem toeren maken aan een stok
onder de mande. De toeschouwers volgden met verbazende spanning die bewegingen,
met schreeuwde van: t Jeemenis Maria, oh, Heere toch, hoe es t meuglijk, moâ
minschen, zie, je gaat tegen den torre vliegen. Glorieutje steeg hooger en
hooger en toen het in de wolken ging verdwijnen zag men hem een eeregroet maken
De algemeene verlichting van St Maarten, de Markt t Stadhuis, t Plein, t St
Joris park, de Statie, het Justitie Paleis gaven een tooverachtig uitzicht aan
Kortrijk. Een allegoriesch vuurwerk dat zoowel weergaf al die mannekes, al die
meisjes. Mr De Haerne stool dien eersten dag de feestelijkheden.
Hoeveel herinneringen zijn ook van naderhand aan die streke
verbonden.
Met moeder bezocht ik de put- en bloedkapellekes tegen den
Pottelberg, potje Madeleine, t oud kerkhof; we bedevaartten, al door de
Kortrijksche velden, naar Aelbeke, in t weerkeeren raapte ik kastanjes in
Bethunes boomrijke dreve; mijn broers en zusters leidden mij naar St Job te
Heule, naar de beroemde en wereldbefaamde O.L. Vrouwe van Dadizeele.
Dagen van gebed, dagen van vroomheid, dagen van genoegen.
De lotingstijd brak aan. Aan t hoofd een Vlaamsche
accordeonnist en onder t zingen van geestige liedjes geraakten we ons
getwintig lotelingen, in het bekend zaaltje voor den trommel. Den een nam een
goeden nummer, de ander een twijfelachtig en de slechten een
<<erin>>. Zoo was het met mij Ik moest onzen Koning dienen, gelijk
wij ten dien tijde zeiden. Moeder was droevig haren oudsten van 8 kinderen en
haren eenigen broodwinner te moeten missen, misschien keerde hij bedorven
terug, misschien nooit meer.
Van toen af was ik dat bedeesd ventje niet meer k Werd een
man.
En weer gingen jaren voorbij. t Werd Augustus 1914. (Wordt vervolgd)
(vervolg op 23 januari bevat geen verwijzing naar een processie, tekst is van Richard Decuyper)
trefwoorden: Kortrijk, Sint-Maartensprocessie, 20ste eeuw
op zondag 16 Augustus, daags na O.L.V.
Hemelvaart, s nam. om 5 ure
In 1304, binst den hevigen slag die onde[r]
den Pevelberk geleverd wierd, deden graaf Philip van Tiedi en de brugsche
strijders belofte alle jare 36
pond was te offeren aan O.L.V. van de Potterie op den 15
Oogst, zoo de zege hun bleef Die belofte wierd gehouden en wordt het nog op
onze dagen
De chronieken en oude schrijvers melden [dat]
de Brugsche vrouwen met hunne kinderen in het witte gekleed, de keers gingen
offeren.
De beloftestoet gaat uit de kapelle van
Blindekens, een godshuis door Kobrecht [sic] van Bethune begiftigd, en langs
weg zingen de brugsche vrouwen, op een voois van de jaren 1300, een gedicht van
Dr Eug. van Oye, luidend als volgt:
Diep
in rouw en leed gebogen,
Moedermaagd,
Gebenedijde,
Ach,
gij weet hoe zwaar om dragen
Laat
uw milde erbarmingsstralen.
Heffen wij de weenende oogen. o Vrouw der
smert,
Gij, wie zeven zweerden snijden door t
brekend hert,
t Wegen is en t wreede knagen in t
moederhert
Over t kostbaar zegepralen van t Vaderland.
Op ten hoogen, op tot U in onzen nood
Medelijden! red onz mannen uit den dood:
Hoor ons klagen! van vergoten kinderbloed!
Nederdalen! Bid voor ons, Maria zoet!
Gelijk in 1304, zoo willen wij, in 1914, op
den, oogenblik dat de woeste duitscher tegen alle recht, het grondgebied van
ons Vaderland schendt, en dat ons leger hem een heldhaftigen en zegevierenden
tegenstand biedt, bij de uitvoering der belofte van 1304, ook een
smeekbetooging voegen om den zegen Gods, door de bescherming van de Moeder van
Smerten, over [l]egerscharen te bekomen.
trefwoorden: Brugge, Blindekensprocessie, 20ste eeuw