Om 6u15 meldt onze sprekende gsm-klok het is tijd om op te staan. De valiezen zijn gauw gepakt. We plaatsen ze bijeen op het binnenpleintje van het hotel en gaan ontbijten. De koffie geurt tot buiten.
Het wordt stilaan tijd dat we elkaar bij de naam kunnen noemen, dus stelt iedereen zich aan de anderen voor.
Marcel, Geert en Hilda, Danny (spreekt Dennie uit) en Ingrid, Vera en Frank (Belgen), Nelleke, Marleen, Louis en Marcelle, Ann (spreekt uit : Enn) en zoon Dumpky (een heel verhaal waarvan ik het fijne nu nog niet weet), Greet en Tony (ikke), en Makis (ook Maaikie genoemd). Vermits ik de oudste ben doe ik de namenronde een paar keer na mekaar. Memoriseren loopt wat moeilijker als je boven de zestig bent.
Om 8 uur rollen we de reiskoffers met veel gedonder naar beneden tot op de asfaltbaan aan de kiosk waar een jonge dame (die van het zwarte busje) ons opwacht om de koffers naar het volgend hotel te brengen. Makis wil helpen bij het inladen, maar de jongedame laat duidelijk merken dat zij er meer verstand van heeft dan onze gids. Die stuurt ons wijselijk naar de platia waar Anthoula al klaarstaat met de picknickspullen. Inladen en weg wezen, richting Koukouli en Kipi. Deze tocht gaat langs heel wat stokoude en typische boogbruggen, de ene al wat beroemder dan de andere. Telkens nemen we een rustpauze waar naast fotografie ook gastronomie beoefend kan worden, zijnde het delen van koekjes en het schillen, snijden en oppeuzelen van appels. Ook studie van de fauna. Aan de tweede brug heeft Iemand een slang ontdekt in het ondiepe water en die wekt heel wat belangstelling (de slang zowel als de vinder).
Makis vertelt bij de beroemde driebogenbrug Kalogeriko in Kipi drie merkwaardigheden:
1/ Een boogbrug werd gebouwd vanaf de oevers of vanaf de tussensteunen naar het midden toe. De opdrachtgever kreeg de eer om de trapeziumvormige sluitsteen aan te brengen. Als bij de opbouw van de brug de constructie telkens weer ineenstortte moest er een offer gebracht worden. Zo vertelt de legende dat in Arta de vrouw van de ontwerper leven in het bruggenhoofd ingemetseld werd en dat het dan pas lukte om de boog te sluiten.
2/ Ook in Kipi kreeg men de zaak niet rond. Tot iemand op het idee kwam om eieren tussen de stenen te pletten, waardoor ze aan elkaar bleven kleven. Men beweert dat er voor die brug alleen zon 40.000 eieren gesneuveld zijn.
3/ Wanneer een pas getrouwd stel bij het huiswaarts keren over één van deze boogbruggen stapt dan moet heel het gevolg muisstil toekijken tot het koppeltje de overkant bereikt heeft. Het minste geluid zou de brug kunnen doen instorten.
Voorbij het dorp Koukouli we zijn dan al 4 bruggen gepasseerd houden we halt aan een weide met speeltuin: de picknickplaats voor vandaag. Ann en Dumpky gaan in een draaimolentje zitten om hun boterham op te knabbelen. Louis neemt daarna de plaats van Dumpky in en vraagt wie er eens komt stampen? Dat is om problemen vragen, natuurlijk. Danny laat er geen gras over groeien en geeft de molen zo een zwier dat de passagiers bijna uit hun stoeltje schuiven. Das effe schrikken. Gelukkig loopt het goed af. Louis wordt er wat bleekjes van.
Als bijna alles opgeknabbeld is loodst Makis de hele troep naar een taverne in het dorp. Misschien voor een drankje ad fundum, want er dreigt onweer. Wikken en wegen. We moeten nog minstens een uur stappen tot het eindpunt Vitsa. Makis wil ten allen prijze vermijden dat we in een onweer terecht komen. Regen tot daar toe, maar donder en bliksem schuwt hij als de pest. Zal ik het busje naar hier laten komen of wil iedereen stappen?We zijn gekomen om te stappen, dus ligt daar iedereens voorkeur. Maar Makis heeft het laatste woord. Hij moet de beslissing nemen.
Kijken, luisteren, nog maar eens kijken en dan plots Kom, weg gaan! Op 1-2-3 is alles betaald en stappen we op. Flink de tred er in. Eerst een heel eind het dal in, dan weer hogerop, heel de tijd donkere wolken boven het hoofd. We halen Vitsa zonder echt nat te worden, op een spatje na.
Een korte halte op het dorpsplein, en dan via een steegje langsheen de kerk naar het tweede verblijf: hotel Selini. Prachtig gelegen. Vanaf het terras, gezellig overdekt met hout en riet, kan je de hele omgeving en de achterliggende bergketens overschouwen. Zwaluwen die hun nesten tegen het plafond geplakt hebben scheren aanhoudend rakelings over onze hoofden terwijl wij niet voor het eerst en ook niet voor het laatst aan halve liters Mythos zitten te likkebaarden. Volgens Makis moet de brouwerij alle zeilen bijzetten sinds wij in het land zijn en schieten de aandelen pijlsnel de hoogte in.
De kamers zijn hier ruim, kraakproper en zo authentiek als een schilderij van de Vlaamse Primitieven. Ze liggen alweer in een bijgebouw achter het hotel rond een binnenkoer die overdekt is met een druivelaar. We installeren ons en willen dan naar buiten om het dorp te verkennen. Geen stap kunnen we uit de kamer zetten. De regen gutst in alle hevigheid neer. Een complete verrassing, want binnenkamers hadden we er niets van gemerkt. Adieu dorpsverkenning. Het zal voor een andere keer zijn. De ouzo daarentegen hé, Louis ? Het avondmaal onderstreept de traditionele kwaliteit van het hotel. Doorzakken is er vanavond niet bij. Er wordt voor morgenmiddag alweer onweer voorspeld en de gids wil in alle vroegte vertrekken naar Vikos.
Om half zeven wakker, het is een wetmatigheid waarvan mijn ingebouwde klok zelden afwijkt. Nog twee uur vooraleer het ontbijt klaar staat. Zelfs daar deed de uitbaatster pissig over. Zó vroeg?
Terwijl ik notities maak voor dit reisverslag drink ik al een halve liter water. Het heb-ik-nu-een-zwaar-hoofd-of-niet?-gevoel gaat er helemaal mee over. Ik snak al naar koffie.
8u30. Een eerste nescafé. Stilaan wordt de tafel gevuld met alles wat een ontbijt klassiek kan maken. Alles in onvoldoende hoeveelheden. Bijvragen is geen probleem. Daar is iedereen superenthousiast over. Jaja !
Met het afrekenen van de drank sluit iedereen dit matig gesmaakt verblijf af. Het bedrag van de feestelijkheden schandalig hoog betekent een ferme hap in het dagbudget, wat ons toch niet tot matigheid zal dwingen. Het ligt niet in onze gewoonte om op vakantie de kluizenaar uit te hangen.
Om 9 uur stappen we de stenen trappen weer af, richting monastiri. Voorzichtig, want alles is vochtig van de nachtregens. Leuk om af en toe een tikje tegen een takje te geven, zodat de achterlopende lotgenoot frisse druppels over zich heen krijgt. Plagerijtjes die de ongekunstelde sfeer in de groep typeren.
Panagia Spiliotissa, zo heet het kloostertje.Het kerkje heeft een kleine toegang, zodat de Turken er niet binnen konden om de ogen van de afgebeelde heiligen uit te krassen. Dat deden ze wel bij de afbeelding van O.L.Vrouw in een nis aan de voorgevel. Een tiental meter lager kolkt de Voïdomatisrivier bruisend over de rotsen, verscholen tussen lover van zonbelichte bomen. Menig fotograaf kan daar zijn hart ophalen aan contrastvolle tegenlichten, en ook het kloostertje wordt uitgebreid onder de loep genomen. Er is geen haast bij.
We moeten die Voïdomatisrivier straks oversteken. Makis wou vanmorgen dat iedereen daarvoor sandalen of plastic slippers meenam, wat onze dagrugzak behoorlijk verzwaard heeft. Nelleke moest echt stampen om er nog een brood bij te stoppen. Verloren moeite, al dat sleuren, want als we vlakbij de magische plek komen waar de rivier bulderend uit een opening in de rotswand spuit blijkt dat we zonder meer droog en risicoloos langs de rotsstenen kunnen overstappen.
Nog negen kilometer tot Mikro Papingo, langs rotsformaties en door hoger gelegen olmen- en eikenbossen. Klimmen en dalen. Onderweg laten we ons bekoren door de natuur. Er groeien een paar duizend zeldzame planten in dit gebied: bloemen in onvoorstelbaar diepe kleuren en geneeskrachtige kruiden. Wilde lelies, krokussen en papavers, bergthee (faskomilo) en munt. En er leven nog vossen, wolven en vele beschermde vogelsoorten. Ik zag helblauwe en citroengele vlinders, en de dipper, een blauw vogeltje ter grootte van een winterkoninkje. Overal ritselt het van slangetjes en salamanders, beiden soms in fluorescerend groen. Bij slangen wijst dat op giftigheid. Gemoedelijk trage schildpadden kruisen het pad en gemzen vluchten schuw weg tegen de grillige rotswanden. We vonden op één van deze tochten zelfs berensporen en uitwerpsels. En dichtbij een riviertje meende Makis het gegrom van een berenjong te horen. Telkens momenten van verwondering.
De hele namiddag wandelen we veelal in stilzwijgen, elke stap doordacht geplaatst en luisterend naar de natuur. Een tak die breekt, een steen die wegschiet, elk geluid heeft hier een diepere klank.
Mikro Papingo bereiken we rond half vier. De huisjes verschijnen als gestapelde blokkendozen tussen de begroeiing. Gebouwd in een strakke stijl die de ruwheid van de omgeving nog beklemtoont. In Zagoria is alles in totale harmonie met de natuur. Hotel Dias is ons onderkomen voor twee nachten. Het gebouw met de slaapkamers paalt aan het terras vanwaar je uitkijkt over de vallei van de Voïdomatis. Aan de overkant Megalo Papingo. Op weg daarheen kan je baden in bassins. Alleen Dumpky wil er verfrissing vinden. Nelleke en Marleen gaan mee als getuigen en fotografen. De rest zitbinnen, want de regen stroomt alweer. Het wordt bijna een vast ritueel, dat buitje bij aankomst.
Makis geeft een tip voor een interessant bezoek. Het bureel van het WWF ligt vlakbij en de permanente tentoonstelling die de regio zowel historisch als qua fauna en flora belicht is echt de moeite waard. Regen of niet, dat laten we ons geen twee keer zeggen.
Louis brengt als aanzet de groeten over van zijn vriend Jannis Kazoglou, WWFbeheerder voor het Prespagebied in Noord-Griekenland nabij de Albanese grens. Dat spoort directeur Haritakis Papaioannou aan om de algemene en regionale werking van het WWF uitgebreid toe te lichten. Het doel van het WWF is oplossingen te vinden die op lange termijn de natuur in stand houden en die daarnaast genoeg armslag bieden om de lokale noden binnen strikt vastgelegde limieten in te willigen. Hier is dat vooral het toerisme, wat de grootste bron van inkomsten is. Maar het is eveneens een veeleisende sector omdat het zulk een impact heeft op de vercommercialisering van de dorpen. Nieuwbouw van hotels en winkels wordt in samenspraak met de overheid aan strenge regels en doorgedreven toezicht onderworpen. Het uitzicht van de regio moet bewaard blijven. Wildgroei mag onder geen omstandigheden een kans krijgen. Zo tracht men bijvoorbeeld ook de ongebreidelde opmars van rafting te stuiten en zelfs volledig te verbieden tijdens de periode van februari en maart waarbinnen de bruine forel zich voortplant.
Machtig interessant is het, te horen hoeveel inspanning er nodig is om de juiste balans in dit alles te vinden.
Met enkele aankopen in de WWF-winkel steunen we deze organisatie. Hilariteit bij het passen van hemdjes en T-shirts.
Douche, platte rust, en als de regen eindelijk ophoudt wandelen we de enkele straatjes van dit dorpje door. Er zijn nog twee hotels, zo mogelijk nog luxueuzer dan het onze. En één jammer genoeg gesloten kerk. Een bord aan de bovenuitgang van het dorp geeft aan hoeveel uren stappen het is naar diverse bestemmingen. Megalo Papingo ligt verscholen in de mist. Meer valt er niet te zoeken.
Op het gebruikelijk uur halfacht worden we aan tafel verwacht. Een half uur voordien zitten we al te aperitieven. Alle tafels staan gedekt. Merkwaardig, want wij zijn toch maar met zijn zestienen? Een moment later stapt er een troep luidruchtige toeristen binnen. Israëliërs, vernemen we. Er blijft nog slechts één tafel van acht personen onbezet. Verwondering alom, ook bij de uitbaters die deze situatie amper de baas kunnen. In alle drukte dekt men een extra tafel voor ons, terwijl de joden al zitten te smikkelen en smakken. Precies op tijd krijgen wij ook ons deel. Het ziet er allemaal lekker uit: feta in de oven en kip met frietjes. Het Israëlgebied is al even snel ontruimd als het bevolkt geraakte. Wij kunnen dus in alle knusheid genieten van onze avondlijke tsipouros. Makis maant ons aan om toch tijdig het slaapvertrek op te zoeken. Morgen wordt het een zware dag.
Het groene bord met de uurtabellen geeft ons vier uur de tijd om tot het Drakenmeer te klimmen, met een tussenstop in de refuge na drie uur. De tocht gaat van bron naar bron, telkens minifonteintjes met stenen zitbanken ernaast. Telkens even op adem komen. Want we klimmen tot aan de refuge naar 2050 meter. Weerom door die fascinerende natuur. Soms loopt het pad razend dicht tegen een ravijn aan, soms langs hellingen die door winterse steenlawines bijna onbegaanbaar geworden zijn.Voetje voor voetje lukt het. Dat je van hoogtevrees geen last mocht hebben was op voorhand gesteld. Nu eens koud, dan weer warm. Drie muilezels met manden langszij gebonden, in toom gehouden door een begeleider, komen in ijltempo de berg af. De uitbater van de refuge gaat zich bevoorraden in het dal. Kunnen we straks naar het meer?, vraagt Makis. Afwachten is het kort maar duidelijk antwoord. Jasas! Kalo dromo Dag en goeie tocht! Af en toe wandelen we in de mist, met weldra het silhouet van de refuge als een bobbel op de bergkam, nog hoog en ver. En alsmaar wordt het kouder.
Maar we geraken er.
In het voorportaal staan kasten vol met slippers. Niemand mag hier met vuile stapschoenen binnen. De boel moet proper blijven. Hete thee maakt ons warm van binnen, en dat is voor velen een noodzaak op dit moment. Wie meewil naar het Drakenmeer mag niet treuzelen. Betalen doen we later. We komen hier toch terug. Dat valt in goede aarde bij Ann, die graag van rust wil genieten, en van een zelfgerold sigaretje uit haar tabaksdoos. Ze krijgt gezelschap en vriendschap van de speelzieke huishond. Tot strakt, Ann.
Dat uur dalen en weer klimmen naar Drakolimni is niet te beschrijven, zo indrukwekkend. Weerspiegelingen in kleinere meren, landschappen waar je niet op uitgekeken raakt, vol referenties naar Schotse highlands. Kleurenpaletten van steengrijs naar fel groen tegen het blauw-wit van grillige luchten. Je houdt er de adem van in.
Nog een laatste bergrug, en dan krijg je die zeldzame hoera-belevenis. Dit hoogtemeer aan de rand van een duizelingwekkende afgrond slaat je met verstomming en verwondering. Soms zakken de wolken tot op het water en belemmerend het zicht over de helft van het meer. Een ogenblik afgesloten van elk dimensiegevoel. Heerlijk. Een vlugge wandeling rond het meer, want lang vertoeven is uit den boze. Mochten de weersomstandigheden kantelen dan wordt de terugweg aartsgevaarlijk.
Terug naar de refuge, het dal in, het dal uit. De laatste honderd meter zijn voor Gert een marteling. Hij is het creperen nabij.
In de refuge (katafigio in t Grieks)staat mijn lievelingskloosterkost klaar: linzensoep. Een Athosreferentiemoment. Daarna Griekse sla, totaal misplaatst. In deze omgeving waar sommigen de kilte tot op het bot voelen snak je naar een dampende maaltijd: een stoofpotje of een bord spaghetti.
De geleende slippers worden weer gewisseld voor stevige stapschoenen terwijl we op het voorpleintje de muilezels en hun begeleider zien arriveren. Niet te geloven met hoeveel liefde en tederheid de lastdieren onthaald worden. Al evenmin te geloven welke last ze naar boven gesjouwd hebben. Er is weer voor een paar weken proviand in deze refuge.
De weg terug is wat moeilijk voor Danny. Zijn linkerknie is overbelast, maar dankzij een steunverband, een nordic-stok links en een stevige tak als steun rechts lukt het hem wel. Hij is een doorbijter.
Tijdens de afdaling, ook al loopt die langs hetzelfde pad, krijg je toch altijd een andere kijk op de omgeving. Zo bemerk ik nu pas dat er een afgebrand stuk bos op onze weg ligt. In dit gebied zijn bosbranden meestal het gevolg van onvoorzichtigheid, nooit van moedwil. Het doet toch wat akelig aan, na al die beelden van vuurhaarden en vlammenzeeën die we vorig jaar op tv zagen.
Na bijna drie uur afdalen laven we ons aan een bron waarboven een slordig kapelletje gebouwd is. Een primitief geval ter ere van de Heilige Panteleïmon, zo lees ik op een bijna vergane icoon. Ik meld aan de rest van de groep dat een bezoek aan dit heiligdom niet de moeite loont en dat ze verder mogen gaan. Ik volg wel.
Half zes is het als we eindelijk Alfabier kunnen bestellen. Twee ervan geven me voldoende inspiratie om een postkaart voor zoon Bert vol te schrijven. Die doe ik morgen wel op de bus in Ioannina. Als je het strikt bekijkt zitten we vanavond voor de laatste keer samen aan tafel voor het gebruikelijk ritueel: ouzo als aperitief, eten wat de pot schaft - vanavond is dat stifado met een paar glaasjes wijn erbij, en nadien tsipouro om de spijsvertering te bevorderen. Iedereen altijd even blij, altijd even luidruchtig. Verrassende gezichten als ik binnenkom en recht naar Louis stap. We hebben bij het WWF allebei krak hetzelfde hemd gekocht. Maat M voor Louis, terwijl die toch een XL-figuur heeft, en voor mij een S, met als dwingende optie om mijn buikje in toom te houden. Is dat niet wat te smal, Tony?, grapt Frank. Ik weet direct dat hem dat ingefluisterd is door Louis. Ik begin hem te kennen!
We halen na de maaltijd ons dans-cd-tje boven: kalamtiano, chasapiko, zonaradiko, tsamiko, pentozali. De routine is behoorlijk uit de benen sinds onze dansleraar en vriend Rudy enkele maanden geleden de lessen heeft moeten stopzetten. Iedereen is nochtans dolenthousiast en velen huppelen vrolijk mee. Nelleke zelfs met stijl. De mannen van Papingo weten niet waaraan ze dit te danken hebben. Gids Makis al evenmin. We hadden ten andere nog iets in petto voor hem, om zonder veel woorden te zeggen hoe tof we de voorbije dagen vonden. We stopten ieder een 5-eurobriefje in een lege Alfafles en geven hem die cadeau. Makis is er erg blij mee en bedankt iedereen voor de fijne sfeer in de groep, voor de verrassende conditie, voor het vele lachen. Zo probleemloos heeft hij deze tocht nog niet gauw meegemaakt. We hebben ons tijdens het stappen dikwijls afgevraagd of we de Pindostrekking, aardig wat zwaarder, zouden aankunnen. Als jullie dat willen doen, zegt Makis, stel het dan niet uit. Ik wil graag gidsen en zal contact houden. Volgend jaar begin juni, als alles loopt zoals we vanavond in alle euforie voorzien, geven we elkaar rendez-vous in Tsepélovo. Daar drinken we op! Meer en meer tsipouro in conische kruikjes gaan van glaasje naar glaasje. Zich broederlijk en zusterlijk lichtjes bezatten in niet precies het doel vanavond, maar hier en daar zit er toch eentje heel dicht bij. Ach, etsi ine i zoïe, zouden de Grieken zeggen. Zo is het leven.
Je houdt het niet voor mogelijk hoe allergisch je geworden bent voor een stad vol verkeersdrukte, na zes dagen natuurbeleving. Je had eindelijk opnieuw geleerd om geuren en geluiden te onderscheiden en te leven zonder lawaai. En dan word je plots in een provinciehoofdstad gedropt. Een ware schoktherapie. Voor de meeste onder ons hoeft dit dagje Ioannina niet echt. Er valt nochtans heel wat te zien en te beleven hier.
Vanuit hotel Palladion is het amper een kwartier lopen tot aan de haven. Dat doen we samen met Danny en Ingrid. Ze willen ook het eilandje bezoeken dat in het midden van het Ioanninameer ligt. De despoot Ali Pasha vluchtte er naartoe toen hij rond 1820 belaagd werd door zijn concurrent Hersit Pasha. Hij verschanste zich in het klooster Panteleïmon, maar het mocht niet baten. Hij werd er gevonden en omgebracht. Ondanks zijn tirannie beleefde de regio culturele en economische hoogbloei. Ali Pasha bevorderde de handel en wist de mogelijkheden van deze regio perfect in te schatten.
De woonst van Ali Pasha, binnen de muren van het klooster, is nu een volksmuseum waar de hele periode van zijn bewind verteld en geïllustreerd wordt. Prettig om er een kwartiertje te vertoeven. Wij bezoeken ook het nabijgelegen Agios Nikolaos Philanthropinonkloostertje uit 1292 waar in de narthex frescos te vinden zijn met de grote Griekse wijsgeren Plato, Apollanios, Solon, Aristoteles, Plutarchos, Thukidides en Chiloon. Ze hebben er elk hun portret. Het vrouwtje dat ons rondleidt geeft vriendelijk uitleg aan de mannen en bekogelt de vrouwen met verfoeiende blikken. Te bloot wellicht.
In de Panteleïmonkerk is een universiteitsstudente bezig met de opkuis van een icoon. Geduldig, millimeter voor millimeter. Met wattenstokjes. Je gelooft je ogen niet wat voor een pracht er onder de zwarte laag kaarsenwalm en wierookaanslag verscholen zit.
Voor het overige zijn alle straatjes van dit minidorp volgestouwd met verkoopsstalletjes van zilverwerk en prullaria waar honderden schoolkinderen als zwermen rond hangen. Rumoer langs alle kanten. We proberen een rustig terras te vinden. Eigenaardig genoeg ligt dat vlakbij de aanlegsteiger van de bootjes. Slechte keuze. Telkens als er een boot aankomt of vertrekt stinkt de hele buurt naar mazout. En de vis karper en forel is ook al niet om vreten. We nemen het eerste het beste bootje terug naar de stad, passeren vlug langs Palladion om iets warmers aan te trekken en duiken nog maar eens de drukte in tot aan de oude stadsmuren. Er wordt ondertussen wat afgeniesd. Iedereen verkouden, lijkt het. Of is het stadsstof dat ons irriteert?
Binnen die muren liggen twee moskeeën, wat oude gebouwen waarvan de bestemming moeilijk te duiden is, een oorlogsmuseum en een museum voor volkskunst in de Aslan Pasha moskee. Jammer genoeg is dat laatste gesloten. In een soort kapel vlakbij de begraafplaats achter de moskee stuiten we op gebroken stenen met Arabisch schrift. Resten van grafzerken veronderstellen we. Een eind verder, vlakbij een labyrint van antieke fundamenten, verwijzen kanonnen naar de Turkse overheerser. Een terras met comfortabele terrasstoelen, een vlijtig dienstertje en Kaisersbier, dat betekent vakantieweelde!
Louis gidst ons naar het hotel langs een alternatieve weg dwars door de nieuwe stad. Weinig opwindends te beleven in al die saaie straatjes.
Als de klok naar achten draait zijn wij opgepoetst en klaar om langs koperslagers, bazaris, zilverwinkels (echte deze keer) en moderne boetiekjes naar de open restaurants aan de haven te stappen. Daar laten we ons alweer verwennen. Het mag feest zijn op de avond die het eerste gedeelte van de vakantie afsluit. Heel laat wordt het niet, want morgen rijden we terug naar Prevesa om Ann, Dumpky en Marcel op het vliegtuig te zetten. Hun vlucht vertrekt rond 11 uur. Dat betekent: om zeven uur vertrekken en dat is om kwart voor zes opstaan, want Palladion, zijn stijl waardig, wil ons nog een uitgebreid ontbijt voorschotelen. Met bediening aan tafel. Luxe.
Zaterdag 7 juni -ieder naar een andere bestemming
Wat is ze mooi, die eetzaal van ons hotel. En lekker, dat ontbijt, opgediend door stijlvolle, vriendelijke hostessen. We worden te veel verwend hier.
Het is nog wat uitzoeken wie we nu al tot ziens moeten wensen en bij wie we dat nog later kunnen.Ingrid en Danny hebben in Parga een studio gehuurd via Ross, en Hilda en Gert zitten via dezelfde formule in Katouna op Lefkada. Louis, Marcelle, Greet en ik gaan naar Nidri op Lefkada. Makis rijdt mee tot Prevesa.
Nelleke en Marleen reizen op eigen houtje van hieruit naar Korfoe. Frank en Vera gaan Metsovo bezoeken en reizen zo verder naar Athene. Alles met het openbaar vervoer. Proficiat. Alle vier zijn ze ook extra vroeg uit de veren, speciaal om ons te komen uitwuiven. Afscheid. Geen vaarwel. We houden contact.
De baas van het hotel in Vitsa, die de lange afstandsritten verzorgt voor Robinson, staat met zijn wit autobusje al klaar om de valiezen te stapelen. Er is maar plaats voor negen, en voor verre ritten moet hij zich aan de wet houden. Dus rijdt Makis met zijn eigen autootje achter, samen met Ingrid en Danny.
Aan het luchthavengebouw wensen we Marcel, Ann en Dumpky prettige terugvlucht. Hilda en Gert worden al direct ingepalmd door het autoverhuurbedrijf. Ze blijven nog twee weken op Lefkada en huurden voor die hele periode een karretje. Dag Hilda en Gert, misschien tot in Katouna of Nidri.
Aan Danny en Ingrid geven we alleen een polleke en een zoen. We zien hen terug binnen een week hier op de luchthaven. Makis krijgt de gebruikelijke Griekse knuffel natuurlijk.