Door de vakantie zijn de posts iets verder van elkaar. Omdat we de volgende weken ook niet al te veel thuis zijn, zal er dan ook niet veel van stukken verhaal komen. Maar na de vakantie vliegen we er weer in. Hier toch nog het derde stuk van het tweede hoofdstuk.
De Brolt kwam onmiddellijk op gang. Mijn
boot suisde over de zee. Achter mij was Kharba al uit het zicht verdwenen. Ik
gooide wat Broltvoer voor mij in het water. Het werd meteen door de Brolt
opgeslokt. Als dank ging hij nog wat harder zwemmen. Het duurde niet lang of de
Grote Pier kwam al in zicht.
De Grote Pier was de grootste pier van
Thylbalië. Oorspronkelijk was het gewoon een verlengstuk van de haven van
Kharba, die toen nog bruiste van het leven. De Pier werd steeds langer en
breder, om de steeds grotere boten aan te kunnen. Het duurde niet lang voor de
eerste dorpjes zich begonnen te vormen op de Pier. Ondertussen bleef men de
Pier maar vergroten, alsmaar dieper de zee in. De dorpjes werden steeds groter.
Beetje bij beetje verplaatste de activiteit zich verder van het land, naar de
nieuwere delen van de Pier. Kharba was te ouderwets en te klein geworden en
werd letterlijk een slaapdorp. Maar de Pier bleef zich ontwikkelen en
uitbreiden. Na een tijdje waren de kleine dorpjes reuzensteden geworden en de
kleine vissersbootjes gigantische schuiten met duizenden bemanningsleden,
voortgetrokken door legers getrainde Brolten. De gebieden aan de rand van de
Pier waren volgepropt met winkels, magazijnen en bars. Hier stonden viskraampjes
met dikke Valters die hun koopwaar aanprezen. Valters waren een kruising tussen
een meeuw en een vos. Het eindresultaat zag er niet uit, maar de hebberigheid
van meeuwen en de sluwheid van vossen maakte hen tot geniale verkopers. Ze
konden iemand die alleen maar drie zalmen kwam halen overtuigen om er nog een
boot met vijf Brolten, een magazijn én een vishengel bij te nemen. Sommige
mensen verdachten hen van hypnose, maar niemand heeft dat ooit kunnen bewijzen
volgens de tegenstanders omdat de onderzoekers ook gehypnotiseerd werden.
Valters deden niemand kwaad, zolang je ze
zelf maar niets verkeerd deed. Dan kwam hun wraakzuchtige kant boven en als je
die een keer gezien had, was dat meteen het laatste wat je ooit zou zien.
De gebieden die het verst van het water
lagen, waren ook het gevaarlijkst. De wezens die daar leefden, deinsden voor
niets of niemand terug. Als je daar naartoe wou, moest je ofwel goed gek, ofwel
minstens even gevaarlijk als de rest zijn. Sommige jongeren hielden
weddenschappen voor wie het diepst in het centrum durfde te gaan. Meer dan eens
keerde niemand ooit nog terug. Iedereen was het erover eens dat je daar best
wegbleef.
|