Inhoud blog
  • De wegen naar Gezelle: legende en waarheid in de recente Gezellestudie
  • Zeven manieren van zwijgen / Sept façons de se taire
  • LYRISCH ALFABET
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Piet Thomas
    rooms-katholiek priester, dichter, vertaler, essayist en hoogleraar.
    24-07-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.LYRISCH ALFABET

    LYRISCH ALFABET

     

    ALLES  DRINKT

     Anacreontea

     

    De donkere aarde drinkt.

    En wat niet dieper zinkt,

    dat drinken dan de bomen.

    Volmondig zwelgt de zee

    het water van de stromen.

    En doet de zon nier mee,

    slurpt zij niet aan de zee ?

    De maan, die volgt het na.

    Nipt zij niet aan de zon ?

     

    Waarom dan vrienden dat gebrom

    als ik aan ‘t drinken sla !

    Vert.: Piet Thomas

    Uit: Van alfa tot omega, Athenaerem-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2000.

     

    BRANDENBURG

    Peter Huchel

    «Ach, wat geurt het nachtviooltje liefelijk ! »

    Kleist, Prins van Homburg

    Achter uitgedoofde teerovens

    liep ik in de brandgeur van de dennenhei,

    bij het houthakkersvuur zat een knecht,

    hij keek niet op,

    hij zette de zaag.

     

    De korte jas doorwaaid

    door muggenzwermen boven het moeras,

    danst 's avonds nog steeds

    de rode ulaan

    met boerendochters op de dansvloer van de nevel.

     

    In dolle kervel

    verzonken

    de Pruisische koets.

    Vertaling : Edmond Ottevaere en Piet Thomas.    
    Regen op het ijs. Gedichten van Peter Huchel (i.s.m. Edmond Ottevaere). Kortrijk: Theoria, 1984

     Uit: Regen op het ijs, Theoria, Kortrijk, 1984.


    Czernowitz

    Rose Ausländer

     

    Geschiedenis in een notendop

     

    Stad met trappen

                         in een groene hoepelrok

    Onvervalste taal

         van de leeuwerik

     

    De spiegelkarper

    in gelei en Peper

    zweeg in vijf talen

     

    De zigeunerin

    las ons lot

    in de kaarten

     

    Zwart en geel

    de kinderen van de monarchie

    droomden van Duitse cultuur

     

    Legenden rond Baäl-Sjem

    De wonderen uit Sadagoera

     

    Na het rode schaakspel

    wisselen de kleuren

     

    De Walach ontwaakt –

    Slaapt weer in

    Een zevenmijlslaars

    Staat voor zijn bed –

                          vlucht

     

    In get getto

    God liet het afweten

     

    Opnieuw het spel met vlaggen:

    De hamer slaat de

                        vlucht in tweeën

    De sikkel maait de

                         Tijd tot hooi

              Vert.: Edmond Ottevaere en Piet Thomas

     Moederland woord. Gedichten van Rose Ausländer (i.s.m. Edmond Ottevaere). Kortrijk: Signum, 1985

    Uit: Moederland woord, Sigmun, Kortrijk, 1985


    DE DOOD VAN DE GELIEFDE

                    Rainer Maria Rilke

     

    Hij wist slechts van de dood wat allen weten:

    dat hij ons neemt en in verstomming stoot.

    En toch, toen zij, niet van hem weggereten,

    nee, zachtjes uit zijn ogen weggenood.

     

    naar onbekende schaduwen vergleed

    en toen hij voelde dat die verre stad

    nu ’t maanlicht van haar meisjesglimlach had

    en de manier waarop ze ’t goede deed,

     

    toen werden hem de doden zo bekend

    als was hij dankzij haar met elk van hen

    innig verwant. Wat anderen zeiden,

     

    hij kon het niet geloven. Was niet aan gindse zijde

    het goed gelegen land, ’t oneindig zoete?

    De weg aftasten wou hij voor haar voeten.

     

                                                   Vert.: Piet Thomas

    De mooiste gedichten / Rainer Maria Rilke. Met aquarellen van Auguste Rodin en een uitleiding van Bert Schreurs. Leuven: Davidsfonds/Literair, 1999

    Uit: De woorden en de dingen. Theoria, Kortrijk, 1988.

     

     

    DE DICHTER VRAAGT ZIJN GELIEFDE

    HEM TE SCHRIJVEN

    Federico García Lorca

     

    Mijn dood en leven, liefje van mijn hart,

    vergeefs heb ik een woord van jou verwacht.

    Als een verdorde bloem heb ik gedacht:

    ik hoef je niet meer nu de dood mij tart.

     

    De lucht sterft nooit. De onbewogen steen,

    hij kent noch mijdt zijn eigenschaduwbeeld.

    Het hart heeft ook geen boodschap, naar ik meen,

    aan honingijs dat ons de maan bedeelt.

     

    Ik lijd aan jou. Ik snijd een ader door,

    tijger en duif, en volg het vechtersspoor,

    uw buikriem langs, van lelie en van beet.

    Vervul dus vlug mijn wens, genees mijn waan

    en schrijf, of stoot mij levend in wat heet :

    serene nacht der ziel en donker nabestaan.

    Vertaling: Christian de Paepe en Piet Thomas.


    De mooiste gedichten / Federico García Lorca; vertaald door Piet Thomas en Christian De Paepe; met een inleiding door Christian De Paepe. Leuven: Davidsfonds/Literair, 2001

     Uit: Federico García Lorca. De mooiste gedichten, Davidsfonds,Leuven,2001.


    HET NIEUWE EDEN

     

    Eens wordt de aarde een tuin

    van schoonheid, rust en vrede.

    Niets is er schots of schuin.

    Het zwaard blijft in de schede.

     

    Er is geen oorlog meer,

    het onheil is geweken.

    De wapens liggen neer,

    weg is het Kaïnsteken.

     

    In dieren en in vruchten,

    in bomen en in kruid,

    in mensen die niets duchten,

    spreekt zich Gods goedheid uit.

     

    De ploegschaar blinkt in 't licht.

    Die nooit werd waargenomen

    heeft nu een aangezicht

    voor wie is thuisgekomen.

     

    De doden leven weer.

    De ketens zijn gebroken.

    Geweld bestaat niet meer.

    Wij werden vrij gesproken.

     

    De tranen zijn gewist,

    de droefheid is verdwenen.

    De troost van de psalmist

    is ons in Hem verschenen.

     

    Wat Hij ons heeft beloofd

    is deze nieuwe aarde.

    Niets is vergeefs geloofd

    van wat Hij openbaarde.

     

    Hoe Hij er voor ons is

    zien wij met nieuwe ogen.

    Niets is meer ongewis.

    Niets werd ons voorgelogen.

     

    Het oude is voorbij.

    De strijd is uitgestreden.

    Dit is het eeuwig tij

    voor al wie heeft geleden.

     Nu en altijd (gedeelte kerkliederen). Tielt, Lannoo; Baarn, Gooi en Sticht, 1998

    Uit: Nu en altijd, Lannoo, Tielt/Gooi en Sticht, Baarn, 1998

     

    MIJN GROOTVADER

                 Peter Huchel

    Knippen leggen,

    in verse sneeuw op de marter jagen,

    fuiken uitzetten in een kleine sloor,

    dat was zijn beroep.

     

    Voor de jacht op de boshaan

    de Koerlandse buks.

    Het lood dat ze schoot,

    niet sterker was het dan een kersenpit.

     

    Met de jachthond liep hij vooruit,

    ik kroop weg in de blakende avond,

    zag boven de besneeuwde eik

    tegen het licht het hert doodbloeden.

     

    En als ik nou es wegliep,

    hem met zijn netten, bergplaats

    en vallen alleen liet ?

    Ik ging niet over de zeven zeeën.

     

    In strenge winters zaten

    de hoenders dicht bij de schuren.

    Met ruige tong likte de maan

    het klamme vel van de kat.

    Vertaling : Edmond Ottevaere en Piet Thomas.
    Regen op het ijs. Gedichten van Peter Huchel (i.s.m. Edmond Ottevaere). Kortrijk: Theoria, 1984

    Uit:Regen op het ijs, Theoria, Kortrijk, 1984.

     

    HEIDELBERG

                         Friedrich Hölderlin

    Lang al hou ik van je, zo graag wou ik je

    moeder noemen en een simpel lied voor je zingen,

    jij van al de steden van mijn land

    die ik ooit zag, de mooiste.

     

    Zoals de vogel uit het bos over de kruinen zweeft,

    zo welft over de stroom, die glanzend langs je liep,

    lenig en krachtig de brug

    die dreunt van wagens en mensen.

     

    Toen ik voorbijging, heeft een toverwoord

    als door goden gestuurd, mij eens verrast op de brug;

    toen ook verscheen voor mij

    in de bergen de heerlijke verte :

     

    naar de vlakte stroomde de jonge rivier,

    treurig en blij als het hart, voor zichzelf te mooi,

    dat in liefde verzinken wil

    en zich werpt in de stroom van de tijd.

     

    Jij had hem, de vluchtende, koele schaduw

    en bronnen geschonken, alle oevers staarden

    hem na en uit de golven

    trilde hun lieflijke beeld.

     

    Maar zwaar in het dal hing, dalend tot de bodem,

    de reusachtige burcht, vertrouwd met het noodlot,

    door ontij verscheurd ;

    toen goot de eeuwige zon

     

    haar jong makend licht op het oudere beeld

    van de reus en overal was er het levende groen

    van klimop ; geruis van vriendelijke

    bossen daalde over de burcht.

     

    Bloeiende struiken hingen omlaag

    tot waar in het heldere dal,

    tegen de heuvel aan of mooi bij de oever,

    je vrolijke straten

    onder geurende tuinen rusten.

    Vertaling : Piet Thomas en Ludo Verbeeck.
    De mooiste gedichten / Friedrich Hölderlin; vertaald door Piet Thomas en Ludo Verbeeck; met prenten van William Blake; iconografisch geduid door Lut Pil; met een inleiding door Ludo Verbeeck. Leuven: Davidsfonds/Literair, 2000

    uit: Hölderlin. De mooiste gedichten,Davidsfonds, Leuven, 2000.

     

    HEDERS, WIJZEN EN DIEREN

     

    Met herders, wijzen en dieren

    rond Jezus' kribbe geschaard,

    bereid om de redder te vieren

    die ons van het kwaad vrijwaart,

    staan wij hier samen te kijken

    naar Gods goedertierenheid,

    waarvoor het onrecht moet wijken :

    een kind dat de wereld bevrijdt.

     

    Van herders kunnen we leren

    wat eenvoud is en geluk.

    Want niets kan hun verder deren,

    hun vreugde, ze kan niet stuk.

    Hun kwade dromen verdwenen

    zo vlug als sneeuw voor de zon,

    toen hun het licht was verschenen

    dat de duisternis overwon.

     

    Bij wijzen, die met geschenken

    het kindje hebben bedacht,

    mag je aan mildheid denken.

    Ze vormen de erewacht.

    Die koning moet men niet vrezen,

    men stopt hem de handen vol.

    Het kind wordt vurig geprezen.

    Men aait het over de bol.

     

    Maar waarom staan hier de dieren

    zo rustig samengetroept ?

    Kou sluipt door reten en kieren,

    kou die de adem afsnoept.

    Zij kennen de Zoon, hun meester

    zo met hun dierenverstand.

    Ook zij willen vrolijk feesten

    en worden door vreugde overmand.

     

    Kom laten we Jezus vieren,

    Hem loven met luide stem,

    met herders, wijzen en dieren,

    omwille van Bethlehem.

    Nu wij hier samen staan kijken

    naar Gods goedertierenheid

    waarvoor het onrecht moet wijken :

    een kind dat de wereld bevrijdt.

    Klein getijdenboek (gedeelte psalmen en vertaalde hymnen). Tielt: Lannoo; Baarn: Gooi en Sticht, 1997

    Uit: Klein getijdenboek, Lannoo, Tielt / Gooi & Sticht, Baarn, 1997.

     

    DE HANDEN VAN DE WIND

     

    De wind heeft warme handen

    vanavond aan mijn huid.

    Hij liegt de regen

    aan de ramen weg.

    En fluit, onschuldig

    als een merelaar,

    een liedje tussen zijn tanden.

     

    De wind is een oudbakken kerel.

    Hij werd de steden beu.

     

    Geef mij dan maar liever bomen.

    zucht hij, daar kan je tenminste

    plezierig in graaien.

    Bomen hebben lange geurende haren

    en die ruk ik dan dievelings af.

    Aan bomen kan ik mijn kracht nog meten

    en winnen doe ik altijd.

     

    Maar burgers en huizen,

    daar doe je niets mee.

    Je nodigt ze uit

    en ze knikken al nee.

    En word je dan boos,

    dan gaan ze venijnig lopen

    en zetten ze zure gezichten op.

    Dan ga ik al niet meer open.

    Dan word ik eenzaam

    aan mijn oude, warme handen'

     Microcosmos. Brugge/Utrecht: Desclée de Brouwer, 1963

    Uit: Microcosmos, Desclée De Brouwer, Brugge/Utrecht, 1963.

     

    JIJ DONKERE GROND

    Rainer Maria Rilke

     

    Jij donkere grond, geduldig draag je de

           muren.

    En wellicht gedoog je nog een uur dat

           steden duren

    en gun je nog twee uur kerken en

                                                          eenzame kloosters

    en hou je voor alle verlosten nog vijf uur zorgen

           over

    en zie je nog zeven uur het dagwerk aan van de

           boeren-:

     

    eer je weer woud wordt en water en

                                                          wildgroei

           in het uur van de angst die niemand kan vatten,

           nu jij je onvoltooide beeld

                     uit alle dingen terughalen wil.

     

    Geef mij nog een poosje de tijd: laat mij van de dingen

                                                             Als niemand houden

           tot ze je alle waardig zijn en wijd.

           Ik wil slechts zeven dagen, zeven

           waarop geen mens zijn naam ooit schreef,

                       slechts zeven kantjes eenzaamheid.

     

    Wie jij het boek ook geeft dat haar omvat,

    hij zal gebukt over de bladen blijven.

    Tenzij dat jij zijn hand geholpen had

                om zelf te schrijven.

                                   Vert.: Piet Thomas
    De mooiste gedichten / Rainer Maria Rilke. Met aquarellen van Auguste Rodin en een uitleiding van Bert Schreurs. Leuven: Davidsfonds/Literair, 1999

    Uit: Rainer Maria Rilke. De mooiste gedichten. Davidsfond, Leuven, 2000.

     

    KLEIN WORDEN

     

    Winst en verlies verdelen

    terwijl tien zonnen aan de oever rollen,

    is koninklijk je tijd verliezen.

    Je moet kijken

    hoe vogels de kruiden kleden,

    hoe de huizen wit zien

    uit eerbied voor de gele lucht,

    hoe het water genezend vlug

    de oudste keien bemoedert,

    hoe eiken hun driftige bladeren

    met spelden schitterend licht

    aan hun twijgen hechten.

    Je moet kijken

    en heel klein worden.

    Verblindend klein.

    In een wereld

    van kleurend drijfgoud

    verblindend klein.

     Microcosmos. Brugge/Utrecht: Desclée de Brouwer, 1963

    Uit: Microcosmos, Desclée De Brouwer, Brugge/Utrecht, 1963.


    MODERN TIME

    Heinz Kahlau

     

    Gisteravond

    belde de dood mij op.

    Het was kwart voor tien.

    Er ligt voor u,

    zei de dood met een vrouwenstem,

    sinds vier minuten

    een lijk klaar.

    Meldt u zich a.u.b.

    morgenochtend meteen

    om acht uur.

    Toen hing ie op.

     

    Vroeger stond bij de deur

    een verschrikte bode

    die binnengevraagd moest worden

    met zijn onheil.

    Dan kwam het bange zwijgen

    van de verlegenheid.

    Dan meldde de bode

    het bericht.

    Van gezicht tot gezicht.

     

    Mocht de dood

    me weer opbellen,

    dan zeg ik:

    verkeerd aangesloten.            

    Vert.: Piet Thomas

    Een dag als een wonder. Gedichten van Heinz Kahlau. Kortrijk: Theoria, 1983

    Uit:Een dag als een wonder, Theoria, Kortrijk, 1983.

     

    NERVEN

     

    De bruine nevels

    om de huizen

    vergeten dolend

    hun patiencespel.

     

    De grachten

    weerloos open.

    Heimelijk vriest

    de wind ze dicht.

     

    Rode bladeren

    kwijnen traag

    aan ongeneeslijk

    verteerde nerven.

     

    De herfst heeft zijn hand

    op de dingen gelegd

    en de winter

    ontleedt zijn sterven.

    Uit: Microcosmos, Desclée De Brouwer, Brugge/Utrecht, 1963.

     

     

    O

    Rainer Maria Rilke

     

    O

         het pogen

           in alle vogels gebeurt het.

    Hoor, de kleine trap van het lied

                      en boven :

                      nog niets

     

                  maar

                                de wil

            zo groot al en groter het hart;

    eeuwig staat ze zijn groei in de ruimte toe

                                  de stilte :

                                 van t licht.



    (in de vorm van een paasei)

    Berg am lrchel, 16/17 maart 1921

    Vert.:Piet Thomas.

    Hoorbaar landschap. Gedichten van Rainer Maria Rilke. Kortrijk: Theoria, 1983

    Uit: Hoorbaar landschap, Theoria, Kortrijk, 1983.

     

    HET  PAAR

                    Heinz Kahlau

     

    Ze lagen been aan been,

    zoals ze gestorven waren,

     

    tot men ze vond.

     

    Zo lagen ze

    sinds zestigduizend jaar.

     

    Toen haalde men zijn hand uit die van haar.

    Vert.: Piet Thomas

     Uit: Een dag als een wonder, Theoria, Kortrijk, 1983.

    PALMPASEN

     

    Het was Palmpasen en de stad liep vol

    toen Jezus ezel over ‘t wegdek schreed.

    Maar Jezus zelf vond het toch maar gesol

    te worden ingehaald als nieuw profeet

     

    Hij wist hoe niemand in zijn eigen stad

    profeet kan zijn, noch in Jeruzalem.

    Het leek of men vertrouwen in Hem had,

    maar wat was Hij voor hen, hoe zag men Hem?

     

    Hij wist hoezeer de kans soms keren kan,

    Men zwaait met takken en men vindt je tof.

    Maar wat. betekent heel dit feestenplan,

    men rolt tapijten uit en zingt je lof,

     

    en dagen later slaat men je aan ‘t kruis

    omdat je zegt dat God een vader is

    en jij zijn zoon bent en Gods huis

    een woonplaats is en geen gevangenis.

     

    O God, leer ons Palmpasen te verstaan

    en inzien dat jij ons een vrede biedt

    die meer is dan gedruis en massawaan.

    Jouw rijk is echt van deze wereld niet.                        

    Uit: Klein getijdenboek, Lannoo, Tielt / Gooi & Sticht, Baarn, 1997.

     

     

    PONT DU CARROUSEL

    Rainer Maria Rilke

      

    De blinde man die op een brugdek staat,

    grauw als een grenssteen van vergeten rijken,

    zou hij het ding niet zijn, het steeds gelijke,

    waarom van ver het uur van sterren gaat

    en ’t middelpunt, zover de wereld reikt,

    die dwaalt en rent en met haar schatten prijkt?

     

    Hij is het onbewogen stuk gerechtigheid

    langs vele valse wegen opgesteld,

    de deur die naar de onderwereld leidt

    in tijden waarin enkel schijn nog telt. 

    Vert.: Piet Thomas

     Uit: Hoorbaar Landschap, Theoria, Kortrijk, 1983.

     

    PSALM 58

     

    Zijn jullie, machtigen der aarde, eerlijk?

    Zijn jullie wel in staat om recht te spreken?

    Nee, jullie leugens leiden naar geweld.

     

    Van hun geboorte af zijn ze ontspoord.

    Ze sjoemelen en ze regeren niet.

    Wat ze vertellen is als gif van adders,

    van slangen die bezweerders niet ontzien.

    Ze zijn als distels die het vuur nooit halen,

    omdat de wind ze al heeft weggewaaid.

     

    Moet men God vragen op hen wraak te nemen,

    hen weg te laten stromen als vuil water?

    Moet Hij hun tanden en hun kaken stukslaan?

    Al wie oprecht is vindt geen troost in wraak.

     

    Als men alleen maar rustig zeggen kon

    dat God de goeden recht verschaft op aarde.

                           Vertaling en bewerking. Piet Thomas 

    Uit: Klein getijdenboek, Lannoo, Tielt, 1997

     

    PSALM 72

     

    Geef de koning wijsheid, Heer.

    Laat hem herder zijn van mensen,

    rechter die rechtvaardig is

    en de nood der armen ziet.

     

    Dat hij voor misdeelden kiest

    en de minsten hulp verschaft,

    dat hij leider is en vriend

    van wie hem zijn toevertrouwd.

     

    Wil hem daar de kracht voor schenken

    en de moed een leven lang.

    Laat hem als de regen zijn

    die de dorre aarde drenkt,

     

    als de dauw die al wat groeit,

    nieuwe glans en luister geeft.

    Laat hem tot de dood hem velt,

    dienaar van de vrede zijn.

            Vert.: Piet Thomas                          Piet Thomas

     

    Uit: De Psalmen. Vertaald en bewerkt door Piet Thomas. Voorgelezen door Stan Milbou, met muziek van Philippe De Chaffoy. Lannoo/Ten Have, 2004.

     

    REQUIEM VOOR EEN FASCIST

     

    Jij hoorde alleszins tot hun elite,

    geschrokken voel ik me met jou verwant;

    jij kon als ik zo tomeloos genieten,

    als ik zwierf je soms weken door het land.

    Als jij voelde ook ik het onbehagen

    bij al dat vitten zonder ziel en bloed,

    het kletsen en het morren in die dagen :

    wat jou bekoren kon, was overmoed.

     

    Toen trad je tot hen toe en je marcheerde.

    Wanneer was ‘t, aan de tekens die hen eerden,

    dat je de mars naar ‘t niets voor ‘t eerst doorzag ?

    Nu ben je dood en het is oordeelsdag.

    Desnoods had ik je zelf wel neergeslagen,

    maar geen van ons had toen nog het geduld

    om in jouw taal zich nog aan jou te wagen.

    Jij bent nu dood. ‘t Is mijn en onze schuld.

     

    Vanavond zit ik hier voor jou te schrijven.

    De krekel zingt zijn ongedurig lied.

    Daar hield je van. De honiggeuren drijven

    de kevers voort waar men de vuilboom ziet.

    De dood en de geboorte kunnen leren

    dat men pas als men brood heeft en wat wijn,

    als een bezetene de overmoed kan eren.

    Laat dit dan, broer van mij, mijn rouwklacht zijn.

    Vertaling : Edmond Ottevaere en Piet Thomas.

    Brandhout en vuur. Gedichten van Theodor Kramer (vert. i.s.m. Edmond Ottevaere). Brugge: Kruispunt, 1999.

    Uit: Brandhout en vuur, Kruispunt, Brugge, 1998.

    <


    23-07-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.


    ROZEHOEDKAAI

    Rainer Maria Rilke

    Brugge

     

    De stegen hebben een zachte gang

    (als mensen soms die van een kwaal genezen,

    en denken : wat stond hier voordien?)

    en die aan pleinen komen wachten lang

     

    op nog een steegje, dat met slechts één stap           

    over het avondklare water loopt

    waarin, hoe meer de dingen zachter worden,

    het ingebouwd bestaan van spiegelbeelden  

    zo echt worden  als die dingen nooit tevoor.

     

    Verging de stad dan niet? Nu zie je hoe

    (volgens een wet die niet te vatten is)

    ze wakker wordt en hel in ‘t omgekeerde,

    alsof het leven daar gewoner was;

    daar hangen nu de tuinen, groot en echt,

    daar wervelt plots achter de snel verlichte

    ramen de dans  in  de estaminets.

     

    En boven bleef? – Alleen de stilte, meen ik,

    die langzaam en door niets  gedreven

    de bessen proeft, de zoete druivenbessen

    van ’t carillon dat in de hemel hangt.

    Vert.: Piet Thomas

     

    Uit: De woorden en de dingen. Theoria, Kortrijk, 1988.


    SONNET XIX

    Louise Labé

     

    Diana in het dichte woudrevier

    vond na het doden van zo menig dier

    wat koelte, met haar Nimfen rondom haar.

    en, zoals vaak gebeurt, ik wandel daar,

     

    Loop wat te dromen en verneem een stem

    die 'k vragen hoor: Nimf, zit je in de klem?

    Hoor jij dan bij Diana's kring niet graag?

    En ziende dat ik pijl noch koker draag:

     

    Vriendin, wat had je voor, waar hing je uit?

    Wie nam je boog en pijlen mee als buit?

    En ik: 'k zat jagend achter iemand aan,

     

    Heb hem vergeefs mijn pijlen toegezonden

    en gaf mijn boog. En wat heeft hij gedaan?

    Hij schoot en trof me met wel honderd wonden.

    Vert.: Piet Thomas

    Sonnetten van Louise Labé. Kortrijk: Theoria, 1984 (1); Kortrijk: Groeninghe, 1996

    Uit: Sonnetten. Theoria, Kortrijk, 1984.

     

    STADSSPEL

     

    De jeugd in beweging en wij erbij.
    Een stadsspel: vergiftigde bronnen,

    de burcht, het rovershol en de abdij

    van de toevlucht, zo vroom verzonnen.

     

    We kochten een gloednieuw leven aan

    en treurden als wij het verloren.

    We vochten de vijanden van de baan

    en bliezen hoog van de toren.

     

    Nu rimpelt het daglicht bleker voort.

    De kooi van de maanden wordt stil.
    De droom verschuilt zich diep in het woord

    en begeerte bezoekt de wil.

     

    Het mensenleven: een kinderspel.
    A Kempis, hij treurt er nog om.
    En ach, wij weten het al te wel:

    de woudreus keert nooit weerom.

     

    Als vogels in een stalen eeuw

    geboren, gehard en ontvederd!

    Wat ooit onze jeugd heeft vertederd,

    reeds dwarrelt de eerste sneeuw.

    Vert.: Piet Thomas

     

    Uit: De woorden en de dingen. Theoria, Kortrijk, 1988.


    TOEN IK EEN KNAAP WAS

    Friedrich Hölderlin

     

    Toen ik een knaap was

         heeft een god me vaak gered

               van het geschreeuw en de roede van mensen ;

                   ik speelde ongestoord en zacht

                       in het bos met de bloemen.

                           jonge hemelse winden

                                speelden met mij.

     

    En zoals je het hart

    verblijdt van de planten,

    als ze jou

    hun tere armen reiken,

     

    zo heb jij, Vader Helios,

    me blij gemaakt ! En als Endymion

    was ik je lieveling,

    heilige Luna !

     

    Trouwe, lieve

    goden allemaal !

    Wisten jullie maar

    hoe zielsveel ik van jullie hield !

     

    Wíel riep ik in die tijd

    nog jullie naam niet en jullie ook

    noemden mijn naam niet zoals mensen die doen

    als kenden ze elkaar.

     

    Toch kende ik jullie beter

    dan ik ooit mensen kende,

    van de Ether verstond ik de stilte,

    nooit verstond ik de woorden van mensen.

     

    Het welluidend gesuis

    van het bos was mijn school

    en de liefde leerde ik

    tussen de bloemen.

     

    In godenarmen werd ik groot.

                    Vertaling : Piet Thomas en Ludo Verbeeck. 

    Uit: Hölderlin. De mooiste gedichten, Davidsfonds, Leuven, 2000.


     

    VLAKTE

    Johannes Bobrowski

     

    Meer.

    Het meer.

    Verzonken

    de oevers. Onder de wolk

    de kraanvogel. Wit  oplichtend

    eeuwen

    van herdersstammen. Met de wind

     

    klauterde ik op de berg.

    Hier wil ik leven. Een jager

    was ik, maar het gras

    sloot mij in.

     

    Leer me spreken gras,

    leer me dood zijn en luisteren,

    lang, en spreken, steen,

    leer jij me blijven, water,

    en kwel me niet met vragen, wind.

    Vertaling : Edmond Ottevaere en Piet Thomas.

    Wegen door het woud. Gedichten van Johannes Bobrowski (i.s.m. Edmond Ottevaere). Kortrijk: Theoria, 1982

    Uit: Wegen door het woud, Theoria, Kortrijk, 1982.

     

    OVER HET WEGGAAN

    Heinz Kahlau

     

    Een stoel is leeg,

    een bed blijft toegedekt,

    een mes wordt niet meer stomp.

    De vriend is weg nu.

     

    Wïe gebleven is

    ziet stoel, mes en bed

    en denkt aan wat voorbij is.

     

    Wie weggegaan is

    heeft stoel, mes en bed

    al vergeten.

    Er wacht iets op hem.

     

    Maar wie gebleven is

    wacht.

    Het is beter weg te gaan.

                    Vert.: Piet Thomas

     Een dag als een wonder. Gedichten van Heinz Kahlau. Kortrijk: Theoria, 1983

    Uit: Een dag als een wonder, Theoria, Kortrijk, 1983.

     

    Uit: XERION

    Xerion. Lier: De Bladen voor de Poëzie, Nieuwe Reeks, jg. 6 (1959)

     

                      *

    De vlammengloed van woorden

    slaat wakken in het ijs.

    Nog eenmaal stijgt ten boorde

    een reeds vergeten wijs,

     

    maar dan komt weer de vrieswind

    en doet zijn dodend werk.

    Wie morgen schaatsen aanbindt

    rijdt op een glazen zerk.

     

                     *

     

    De dag staat met kinderogen

    aan een witte einder gereed.

    De wolken zijn weggezogen

    door een koele en blauwe spleet.

     

    Met grassen en kruiden bekleed

    werd een vilten, ontwinterde rust.

    De dag staat aan de einder gereed

    met de ogen nog onbewust.

     

                      *

    Giftige nevels om de huizen,

    plots heller waar een scheepslamp brandt,

    en het genadeloze suizen

    van havenwinden in het want.

     

    Een olievat is leeggelopen.

    Nog even ligt het meertouw stil.

    Een stoomfluit stoot het duister open.

    Het uur van afvaart is op til.

     

                        *

    De palmtwijgen liggen klaar.

    Het ezeltje staat in de straat.

    Alleen is niet openbaar

    wie vandaag voorbijkomen gaat.

     

    De mensen, juichensgereed,

    zien uit naar een nieuw profeet,

    doch de stenen hebben geen stem

    en heel ver is Jeruzalem.

     

    Uit: Xerion, De bladen voor de poëzie, Lier, 1959.

     

    ZACHEÜS

     

    Zacheüs was een tollenaar
    die rijkdom had verworven.
    Het scheelde net een haartje maar
    of hij had het verkorven.

    Hij wisselde en leende geld
    voor vreemden en aan armen.
    Hij had zich zo heel rijk geteld
    en kende geen erbarmen.

    Doch op een dag kwam Jezus langs
    en hij wou ook gaan kijken.
    Maar dit verlangen had iets bangs.
    Hij kon Hem niet bereiken.

    Hij was te klein om Hem te zien,
    veel kleiner dan de massa,
    ja, anders telde hij wel voor tien,
    eens thuis en aan de kassa.

    Maar hier zo op de straat alleen,
    achter die vele mensen,
    had hij geen waterkans, niet één.
    Het bleef, dacht hij, bij wensen.

    Tenzij hij in die hoge boom
    voor zijn kantoor kon klimmen.
    Daar zat hij dan als in een droom
    om wat hij zag te glimmen.

    Hij hoorde ook een stem die zei:
    Zacheüs, ik wil komen,
    bij jou te gast zijn, dat zei Hij.
    En hij begon te dromen

    hoe alles anders worden kon,
    nu Hij die met zijn preken
    zovele mensen voor de Vader won,
    zijn naam ook uit wou spreken.

    Zo kwam een rijke tollenaar
    door Jezus tot nieuw leven.
    God, laat ook mij, je schuldenaar,
    eens zo'n dag beleven.

    Nu en altijd (gedeelte kerkliederen). Tielt, Lannoo; Baarn, Gooi en Sticht, 1998
    Uit: Nu en altijd, Lannoo, Tielt/Gooi en Sticht, Baarn, 1998

     


    22-07-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    ZIEN II

     

    Een deel is wat wij zien.
    Een deel is wat wij horen.
    't Geheel is voor nadien. 

    Nu zien wij slechts de sporen.

    De sporen van de weg
    die uit de tijd zal leiden,
    als Hij ons openlegt

    het eindeloos verblijden.

    Nu horen wij 't begin,
    de aanzet van het zingen,
    dan vallen stemmen in
    voor 't lied der laatste dingen.

    Haal me dan uit de tijd
    voor d'eenheid van het zijnde,
    Gij die de aanvang zijt
    en ook het heerlijk einde.

     

    Klein getijdenboek, Lannoo, Tielt / Gooi & Sticht,

    Baarn, 1997.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    ZWALUWLIEDJE

     

                    Uit het Oudgrieks

     

    De zwaluw is in 't land.

    Ze zwerk langs heg en kant

    en meldt ons wijd en zijd

    goed weer voor lange tijd.

    Het rugje zwart als git,

    het buikje hagelwit.

     

    Jouw nest blijkt rijk te zijn.

    Haal jij voor ons wat wijn,

    een heerlijk mandje kaas

    en zoete vruchtenvla's !

    En ga ook eens op zoek

    naar tarwebrood of koek !

    Geen zwaluw die versmaadt

    wat zoet naar binnen gaat.

    Zeg, moeten wij op pad

    of krijgen we nog wat ?

    Schenk ons wat lekkernij

    en we verdwijnen blij.

    Maar weiger je te geven

    dan staat wat te beleven !

    Dan rammen we jouw poort

    en lopen ermee voort

    of we gaan aan de haal

    met heel je voorportaal !

    En ‘t vrouwtje, lief en klein,

    dat wel in huis zal zijn,

    het zou geen moeite vragen

    het hier vandaan te dragen.

    En zeg je, kijk, hier iets !

    Dan liefst iets meer dan niets.

    Maak open, draal niet lang,

    beloon de zwaluwzang.

     

    Geen oudjes zijn we, wit van haren,

    maar knapen in hun apenjaren.

                    Vert.: Piet Thomas




    Archief per week
  • 22/06-28/06 2020
  • 08/06-14/06 2020
  • 22/07-28/07 2019
  • 22/08-28/08 2016
  • 07/12-13/12 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 09/03-15/03 2015

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs