xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
ANALYSENOTA
VLAAMSE STUDENTEN- EN DOCENTENMOBILITEIT
De hoofddoelstelling van de Bolognaverklaring uit 1999 is het creëren van een Europese ruimte voor hoger onderwijs. Dit idee was eigenlijk al gegroeid bij de viering van het 750-jarig bestaan van de Parijse Sorbonne-universiteit in 98. De aanwezigen werden er toen aan herinnerd dat in de middeleeuwen studenten en docenten ook vlot van de ene naar de andere universiteit reisden. Kortom, het bevorderen van de mobiliteit in het Europese hoger onderwijs, werd prioritair. Men wil hiertoe komen door:
- vergelijkbare diploma's door de Bachelor-Masterstructuur (BaMa)
- overdracht van studiepunten
- uitwisseling van studenten en docenten
- bevorderen van samenwerking tussen opleidingsinstituten.
- onafhankelijke kwaliteitscontrole
In deze analysenota ga ik dieper in op de uitwisseling van studenten en docenten in Vlaanderen.
Uit de data die ik opvroeg en analyseerde kunnen we vaststellen dat er nog heel wat werk aan de winkel is om de Bologna-ambities waar te maken.
1/ Aantal studenten en docenten
Het aantal studenten die via een SOCRATES- of ERASMUS-uitwisselingsprogramma tijdelijk aan een andere Europese hogeschool of universiteit gaat studeren stijgt licht.
Terwijl er 5 jaar geleden (sj 2001-2002) 2728 studenten vertrokken richting buitenlandse hoger onderwijsinstelling, waren dat er dit schooljaar (06-07) 2980 (+ 9%). De stijging was opvallend hoger bij de universiteit (+ 14%) dan bij de hogescholen (+ 4,7%). Deze inhaalbeweging leidt ertoe dat er, voor het eerst sinds lang, dit jaar terug meer Erasmus- en Socratesstudenten aan de universiteit zitten dan aan de hogeschool (1514 vs 1466 of 51% vs 49%). Er zijn wel opvallend meer meisjes dan jongens die op uitwisseling gaan (62% vs 38% in 01-02) en dit blijft ook nu nog zo (39% vs 61% in 06-07). Dit is uiteraard deels te verklaren door het feit dat er al jaren meer meisjes dan jongens hoger onderwijs volgen (55%-45%). Toch spelen er ongetwijfeld ook andere factoren een rol.
à Op een totaal van 160.000 studenten in Vlaanderen, blijft dit mobiliteitsgegeven hoe dan ook uiterst beperkt. We zouden kunnen stellen dan minder dan 2% van de Vlaamse studenten via Erasmus- of Socrates in het buitenland studeert! Relatief gezien zijn er dan wel meer universiteitsstudenten (1.514 op 60.000 of 2,5%) bij dan hogeschoolstudenten (1.466 op 100.000 of 1.5%).
Het aantal docenten dat tijdelijk naar het buitenland trekt stijgt wel sterker, van xml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />587 in 2001-2002 tot 742 in 2005-2006 (+ 26%). Hier zijn er we beduidend meer mannen dan vrouwen bij, al verandert dit traag (69% vs 31% in 01-02 naar 67% vs 33% in 05-06). Ook dit is gedeeltelijk te verklaren door de samenstelling van de docentenpopulatie (veel meer mannen).
2/ Bestemmingslanden
Het totale aantal Erasmus- en Socratesbestemmingslanden ligt al jaren rond de 30. Belangrijkste vaststelling is dat de drie grootste vakantielanden voor de Vlaming, ook al jaren ongeveer de helft van alle studenten ontvangen (06-07: Spanje: 684, Frankrijk: 551 en Italië: 240). Spanje is hierbij de absolute topbestemming met ongeveer een kwart van alle uitwisselingen. (Hiermee wil uiteraard niet zeggen dat op Erasmus gaan vakantie is.) Maar dit schooljaar trokken er bvb ook telkens 3 studenten naar Cyprus, naar Estland en naar Ijsland.
3/ Duurtijd
Hoewel het aantal studenten licht toeneemt, blijven ze korter in het buitenland dan vroeger. Bleef de gemiddelde student 5 jaar geleden nog 5,29 maanden in het buitenland, dan is dit dit schooljaar nog maar 5,09 maanden. Universiteitsstudenten blijven wel langer weg dan hogeschoolstudenten (5,57m vs 4,59m in 06-07). Opvallend is echter de omgekeerde trend bij de hogescholen en de universiteiten. De uitwisselingen voor de hogescholen worden langer (van 4,39m in 01-02 naar 4,59m in 06-07), die voor de universiteiten korter (van 6,24m in 01-02 naar 5,57m in 06-07).
4/ Sociale samenstelling van de populatie
Als we de samenstelling van de populatie obv het inkomen van de ouders bekijken dan zien we tamelijk evenwichtige verdeling over de verschillende inkomenscategorieën (23% komt uit categorie 1; 28% uit categorie 2; 22% uit categorie 3 en 27% uit categorie 4 in 06-07). We zien de laatste jaren wel een stijging van de rijkste categorie, categorie 4, ten nadele van categorie 2 en 3. Van 19% van de totale groep in 01-02 naar 27% van de totale groep in 06-07.
5/ Beursgelden
Vorig schooljaar werden de beurzen opgetrokken met ongeveer 20%. Studenten uit categorie 1 ontvangen 240 per maand, uit categorie 2 220/maand, uit categorie 3 120/maand. Studenten met ouders uit categorie 4 krijgen éénmalig 200 (is gemiddeld 40/maand).
6/ Budgetten
Paradoxaal genoeg stegen de budgetten voor de studentenmobiliteit in hun totaliteit (Vlaams en Europees) wel (+18% in 06-07 tov 01-02) tot 2.708.391, terwijl de budgetten voor docentenmobiliteit de afgelopen jaren sterk daalden (-33% in 06-07 tov 01-02) tot 227.810. Uit de cijfers blijkt echter vooral de docentenmobiliteit te zijn toegenomen
Per student werd er dit schooljaar 909 aan subsidies voorzien (175 van Vlaanderen en 734 van de EU). In 01-02 was dit nog maar 842 (291 van Vlaanderen en 551 van de EU).
Per docent werd er vorig schooljaar slechts 316 (enkel van de EU) opzij gelegd. In 01-02 werd er nog 581 vrij gemaakt (211 van Vlaanderen en 370 van de EU).
Als we de analyse nog wat dieper doen komen we tot volgende opmerkelijke vaststelling:
1/ Studentenmobiliteit:
- Vanuit de EU komt de laatste jaren meer geld vrij (+ 46% in 06-07 tov 01-02), in totaal goed voor 2.188.391 aan subsidies.
- Vanuit Vlaanderen zien we net het omgekeerde (-35%) tot 520.000 in 06-07.
2/ Docentenmobiliteit:
- De EU-subsidies stegen de laatste 5 jaar zeer licht (+4,9% in 06-07 tov 01-02) tot 227.810 .
- De Vlaamse subsidies werden volledig teruggeschroefd sinds het schooljaar 2003-2004 (nog goed voor 123.947 in 01-02).
Conclusies
Uit bovenstaande analyse kunnen we concluderen dat de Bologna-ambities nog lang niet waar gemaakt worden. Internationale mobiliteit van studenten en docenten blijft een ver-van-mijn-bed-show voor het overgrote deel van onze Vlaamse studenten en zelfs docenten. Er is dan ook nood aan een stevige inhaalbeweging.
Ik ben een grote voorstander van een verdere groei van de mobiliteit van studenten en docenten. Mobiliteit moet werkelijk een recht worden voor alle studenten en docenten. Op Europees niveau pleit ik voor het opzetten van een Europees mobiliteitsfonds dat moet bijdragen tot een gebalanceerde mobiliteit. Er moet volgens mij ook een structuurfonds worden opgericht met als doel de verdere ontwikkeling van het hoger onderwijs in Bolognalanden waar het hoger onderwijs nog onderontwikkeld is. Daarnaast moet er nagedacht worden om een buitenlandse onderwijservaring een wezenlijk onderdeel te maken van élk mastercurriculum en moeten de beurzen omhoog voor iedereen. Deze studiebeurzen moeten ook gekoppeld worden aan de levensstandaard in het bestemmingsland (bvb. Helsinki vs Porto). Tot slot moeten er extra (financiële) impulsen gegeven worden aan de docentenmobiliteit, ook vanuit Vlaanderen.
Theo Francken
5de opvolger Kamerlijst CD&V/N-VA Leuven
www.theofrancken.eu
De Bolognaverklaring: mooi op papier, moeilijk in de praktijk...
|