Gisteren overleed Chris Vandenbroeke. Chris was samen met Kris Van Dijck het parlementslid waarmee ik het nauwst heb samengewerkt toen ik nog op de VU/Id-fractie in het Vlaams Parlement werkte (2000 - 2004). Hij was de (hoger) onderwijscommissaris voor de partij. Ik ken Chris als een zeer verstandig man, goedlachs en joviaal. Hij was ook een zeer menselijk politicus. Een babbel over mijn ouders, mijn vriendin, mijn hobby's en interesses ging hij nooit uit de weg, meer nog, hij was er echt in geïnteresseerd, luisterde en onthoudde alles zeer goed. Dat maakte hem voor mij een buitenbeentje. Niet alleen een buitengewoon hoogleraar, maar ook een buitengewoon mens.
In de moeilijke tijd van het einde van de Volksunie, koos Chris zonder de minste aarzeling voor Vlaams-Nationaal, het project van Geert Bourgeois. En hij werd al snel de grootste voorvechter van Geert binnen het Vlaams Parlement, amaai, hij verdedigde Geert door dik en dun. In onze VU/Id-fractie waren de Vlaams-nationalisten in de minderheid (met in de meerderheid de zogenaamde 'links-liberalen' als Magriet Hermans, Svenneke Gatz, André-Emiel Boogaert,...). Het was er eerder een 'tof clubje' van Anciaux-aanhangsels. In Chris' ogen was dit het ultieme bewijs dat de VU het noorden kwijt was. En hij maakte dit elke week duidelijk. Zijn bitse woordenwisselingen met Bert tijdens de wekelijkse fractievergadering, deden de gemoederen altijd hoog oplaaien.
Chris was een duivel-doet-al: West-Vlaming, Waregemenaar, flandrien, levensgenieter, academicus, politicus, flamingant,... maar bovenal een warme mens.
Chris, vaarwel m'n goede vriend.
Chris Vandenbroeke: Captain, my captain.
De kern van alle dingen is stil en eindeloos. Alleen de dingen zingen. Ons lied is kort en broos.
En donker zingt mijn bloed, van heimwee zwaar doorwogen. Ik zeil langs regenbogen Gods stilte tegemoet.
Met U zijn er geen verten meer en alles is nabij. Des levens aanvang glinstert weer, geen gisteren en geen morgen meer, geen tijd meer en geen uren, geen grenzen en geen muren; en alle angst voorbij, verlost van schaduw en van schijn, wordt pijn en smart tot vreugd verheven! Hoe kan het zoo eenvoudig zijn! Hoe kan het leven Hemel zijn, met U, o kern van alle leven!
Ik weet het niet, ik vind geen naam, ik krijg het met geen woorden saam wat er nu omgaat in mijn ziele. Is het soms blijdschap? Is 't verdriet? Of allebei? En ook weer niet ... Ik kan slechts zwijgend knielen.
Felix Timmermans (1886-1947)
|