ANALYSENOTAxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Aantal jonge leefloners in Leuvense regio stijgt
N-VA-politicus Theo Francken pleit voor optrekken leefloon én intensieve arbeidsbegeleiding en -activering
Enige tijd geleden berichtten diverse kranten dat het aantal jongeren (-25j), dat een leefloon krijgt, systematisch stijgt. Voornamelijk in kleine steden zou dit fenomeen steeds meer zichtbaar worden.
Een artikel in de Gazet Van Antwerpen maakte melding van het feit dat in Sint-Niklaas het OCMW tot de vaststelling was gekomen dat jongeren intussen al bijna een derde van de totale groep leefloners uitmaken en dat hun aandeel gestaag blijft stijgen.
Lubbeeks politicus Theo Francken (N-VA) analyseerde de cijfers voor het arrondissement Leuven en kwam tot de vaststelling dat ook in de Leuvense steden Leuven, Tienen, Aarschot en Diest de situatie globaal verslechtert.
Het leefloon (of het recht op maatschappelijke integratie) is het laatste opvangnet voor mensen die geen recht (meer) hebben op een andere uitkering (vb. werkloosheidsuitkering, ziekteverzekering
). Het OCMW is verantwoordelijk voor de behandeling van de aanvragen en de uitbetaling van het leefloon.
Bij het leefloon gaat speciale aandacht naar de kansen van -25-jarigen, die hun weg op de arbeidsmarkt aan het ontdekken zijn. Het OCMW helpt, naast de financiële ondersteuning, ook met de zoektocht naar werk.
Het leefloon bedraagt maximum 429,66 euro per samenwonende persoon, 644,48 euro voor een alleenstaande en 859,31 euro voor een persoon met gezinslast (samenwonen met minstens 1 minderjarig kind en eventueel een partner of anderen).
De Programmatorische Federale Overheidsdienst (POD) Maatschappelijke Integratie houdt statistieken bij per leeftijdsgroep en per maand. Uit een analyse van de cijfergegevens blijkt dat de Leuvense steden het in globo niet goed doen. Waren er in januari 2002 219 leefloontrekkers, dan telden Leuven, Diest, Tienen en Aarschot in oktober 2006 (meest recente cijfers) al 234 leefloners jonger dan 25 jaar. Een stijging met 7%.
Evolutie per stad
Leuven: steeds meer studenten-leefloners
In dat stad Leuven zien we dat het aantal jonge leefloners al enkele jaren stabiel blijft (rond de 180 personen). Wel opmerkelijk is het feit dat het aandeel studenten onder deze jonge leefloners sterk stijgt. Waren er in januari 2002 nog maar 22 studenten-leefloners (op de 183) dan waren dit er in oktober 2006 al 52 (op 184) ofwel een stijging met 140% op 4,5 jaar tijd! Dat Leuven een echte studentenstad is blijkt eens te meer uit deze cijfers. Het aandeel studenten in de totale groep jonge leefloners bedroeg in oktober 2006 in Vlaanderen gemiddeld 8%. In Leuven bedroeg dit aandeel echter 28% (52 op 184)!
Tienen: situatie gestabiliseerd
Hoewel Tienen in het economisch zwakke jaar 2004 een hevige opstoot van het aantal jonge leefloners kende (van 20 naar ongeveer 40 leefloners -25j), is de situatie terug stabiel op het niveau van 2002 (ongeveer 20 leefloners -25j).
Aarschot: situatie verslechtert
De stad Aarschot telt steeds meer jonge leefloners, hoewel het in absolute aantallen eerder beperkt blijft (van 8 in januari 2002 naar 14 in oktober 2006), moet dit toch tot de nodige politiek-maatschappelijke waakzaamheid leidden.
Diest: situatie verslechtert
Ook Diest doet het niet goed. Waren er in januari 2002 nog maar 10 jonge leefloners dan waren dit er in oktober 2006 al 15. Opvallend is ook dat in zowel Aarschot als Diest het aandeel jonge leefloners binnen de totale populatie leefloners de magische 30%-grens overschrijdt. In Diest was dit in oktober 2006 33% en in Aarschot zelfs 34%. Ter vergelijking: in Leuven ligt het aandeel jonge leefloners in de totale populatie leefloners rond de 28% en in Tienen slechts rond de 20%.
De volgende grafiek geeft, per stad, de evolutie weer van het aandeel jonge leefloners binnen de totale groep van mensen die een leefloon krijgen.
Toekomst
Als grootste oorzaak voor het stijgende aantal leefloners bij jongeren wordt meestal jeugdwerkloosheid aangeduid. Immers, je kunt slechts aanspraak maken op een leefloon, wanneer je op eigen benen staat en geen of bijna geen inkomsten hebt (o.a. omdat je nog in je wachttijd (duurt 9 maanden) zit).
Daarnaast is de toenemende gezinsinstabiliteit een bepalende factor. Steeds meer jongeren kunnen niet meer terugvallen op een stabiel gezin en belanden op die manier gemakkelijker in een neerwaartse spiraal waarbij het OCMW de laatste halte is.
Enerzijds pleit Theo Francken om op korte termijn het leefloon welvaartsvast te maken. Op middellange termijn moet het leefloon opgetrokken worden tot het niveau van de algemeen erkende armoededrempel. Dat is 777 euro per maand (voor een alleenstaande).
Werk is nog steeds de beste garantie om weg te blijven uit allerhande inkomensvervangende maatregelen. De creatie van duurzame werkgelegenheid en een intensieve activering en begeleiding naar werk vormen daarin essentiële elementen.
Theo Francken (N-VA) pleit voor een verlenging én een uitbreiding van de inspanningen van het Actieplan Jeugdwerkloosheid van de Vlaamse Regering. De evaluatie van het proefproject dat in dit verband plaatsvond in de 13 centrumsteden (waaronder Leuven) toonde een algemene daling van de jeugdwerkloosheid van 34,2% in de periode juni 2005 - juni 2007 (t.o.v. -27,4% in de rest van Vlaanderen). In Leuven daalde de jeugdwerkloosheid in dezelfde periode zelfs met 35,4%.
Dat in die periode het aantal jonge leefloners niet daalde, wil zeggen dat extra inspanningen absoluut nodig zijn. Jobcreatie, ondermeer door fiscale stimuli voor ondernemers en de afschaffing van lokale pestbelastingen en een intensieve activering en begeleiding van jonge werkzoekenden zijn in dit verhaal sleutelbegrippen.
Tot slot moet werk gemaakt worden van een gezinsvriendelijk beleid. Reeds eerder pleitte Theo Francken vurig voor een sterkere beleidsfocus op de gezinnen en vooral op de tweeverdieners. Werk en gezin moeten beter combineerbaar zijn, zodat deze extra last voor minder druk en stress zorgt binnen het gezin.
|