Gisteren het kot van Dochter leeg gemaakt. Dochter studeerde Animatie in Brussel, maar kiest nu een Masteropleiding aan de Universiteit van Antwerpen. Dus moest haar kot leeg. Bij het inrichten ervan konden we gebruik maken van onze oude, maar handig ruime monovolume. Ondertussen heeft dat beestje zijn laatste adem uitgeblazen, zodat we deze keer de verhuis met onze kleinere wagen moesten doen. Aangezien we het kot helemaal zelf bemeubeld hadden, compleet met Ikea-slaapbank en al, betekende dat heel wat ritten over en weer. Vier keren welgeteld, ben ik op en neer naar Brussel gereden. Ik dus, schrikkepiet op wielen. Eén keer samen met Echtgenoot, één keer met Oudste Zoon en voorts alleen. Dochter en haar vriend moesten ginds alles uit elkaar sleutelen en vele trappen naar beneden dragen. Parkeren was er onmogelijk. Ik moest telkens voor een garagepoort blijven staan, en zelf bij de wagen blijven. Onderweg, tijdens één van die ritjes naar Brussel, dacht ik opeens aan een anekdote uit onze kindertijd. Héél lang geleden, toen de wereld nog niet ons dorp was. Ons toenmalige kleine broertje, diegene die nu net vijftig geworden is, was een jaar of vijf oud. Hij moet toen een ongelooflijk groots idee van onze hoofdstad gehad hebben. Want weken, maandenlang was dit te pas en te onpas zijn slagzinnetje: "...En dan hé, dan loop ik hélemaal tot in Brussel!" of "Dat is zo gróót als Brussel!" Tot mijn ouders hem eens mee naar Brussel namen. Met een benepen stemmetje vroeg hij toen: "Ligt hier nog iets achter...?" Sindsdien was zijn voorliefde voor de hoofdstad over.
Wat Dochter betreft, ligt Brussel nu achter háár.
|