Samen met Oudste Broer en Schoonzus zijn Jongste en ik Pa gaan bezoeken in Middelkerke. Nu keren we huiswaarts. We zitten met z'n vieren in de auto, die Broer de kelderruimte, waar zich de garages bevinden, uit navigeert. Boven aan de helling, bij de poort heeft hij niet veel zicht en rijdt erg behoedzaam het voetpad op. De twee voetgangers, een wat ouder koppel, die net aan komen stappen lopen dus geen gevaar, maar lijken toch te schrikken van het voertuig dat de poort uitkomt. De man kijkt met een verstoord gezicht naar Broer. "Amaai, die kijkt kwaad!" merkt Broer op "Nu ben ik toch wel heel voorzichtig de poort uitgekomen zeker!" Jongste neemt het op voor de geïrriteerde voetganger: "Ja maar, die meneer was geschrokken hé! En daarbij, die hééft misschien gewoon zo'n gezicht!"
|