Inhoud blog
  • 200 Parochie
  • 110 Bijnamen
  • 108 C.O.O. nu O.C.M.W.
  • 105 Jeugdraad
  • 103 Indeling
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Sibmeise
    Sib
    30-11--0001
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.028 Home Van Gijsel

    028 Home Van Gysel

    Dit werd gebouwd met een gift van Jan Van Gysel op de Krogstraat.


    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.024 Tuinhuis pastorij Meysse

    024 Tuinhuis Pastorij St.-Martinus

    In de tuin van de pastorij St.-Martinus, die ten onrechte herdoopt werd in “Cultuurhuis”, staan de reuzen Jan en Mie.  Hier zouden het klavier en de wekkering (trommel voor automatisch klokkenspel) voorlopig moeten ondergebracht worden.  Er is ook plaats voor het resterende kommandopaneel van het talenpracticum vann het AVC (nu CVO).


    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.023 Beeld Van Gijsel Jean

    023 Beeld Van Gijsel Jan

    Jan Van Gijsel stond reeds lang binnen in het gemeentehuis (vroeger pastorij).  Bij de inhuldiging van de nieuwe beiaard, werd een replica buiten geplaatst.  Zo kan iedereen herinnerd worden aan de mecenas, die het grootste deel van de oude beiaard bekostigde.


    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.022 Beeld Daelemans Alfred

    022 Beeld Daelemans Alfred

    Op zondag 20 oktober …., na de hoogmis van 10.30 uur, togen de gelovigen en de gelegenheidsmisgangers, naar de tuin aan de bibliotheek.  Voor de ingang van de stripoteek, naast het tuinhuisje, prijkt het borstbeeld van monseigneur Alfred Daelemans.  Hij was jaren lang de grote baas van het katholiek onderwijs in de Guimardstraat.  In onze gemeente was hij magister van de broederschap van Sint - Elooi.  Voor zijn buren op de Brusselsesteenweg was hij een minzame, vriendelijke buur.
    Het beeld is van kunstenaar - leerkracht Adelin De Craene uit Hertsberge (Oostkamp).  Hij wou een beeld maken van de monseigneur, die hij altijd als zijn mentor beschouwd had.  De huishoudster mevrouw Van de Putte vernam dit en zo werd het beeld gemaakt voor zijn geboortedorp Puurs.  Het bronzen beeld in Meise is een copie van het origineel.


    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.021 Standbeeld Karel van de Woestijne

    021 Standbeeld Karel van de Woestijne

    Wisten jullie dat op de grens tussen Meise en Grimbergen in de Rooststraat een standbeeld prijkt van dichter Karel van de Woestijne, een van onze klassiekers.  Hij behoorde tot de beweging   “Van Nu en Straks”  1893 – 1914. Hij kon de “ziel tot lied omtoveren”.  De gedenksteen staat er maar troosteloos bij.  Het groen errond overwoekert en verbergt het monument.  Een plaatje met uitleg zou niet misstaan.

    De tekst onderaan, op de “grafsteen” is onleesbaar en luidt :
    Mijn vriend
    Gij hebt een der schoonste
    sterren
    van Brabant
    gezien en
    die ligt aan
    de poorten
    van Brussel.

    De vraag is : wat is “een der schoonste sterren van Brabant” ? De parel van Brabant of het keizerlijke Meise ? Meise (met zijn keizerin Charlotte) was tot 1132 moederparochie, ook van Grimbergen en Strombeek. In dat jaar werd door toedoen van de Berthouts het patronaat of begevensrecht overgedragen aan de abdij van Grimbergen.
    Zo werden de rollen omgekeerd en kreeg Grimbergen de bovenhand.
    In de Roetskalender 2015 staat onze dichter op 29 juni met een korte biografie, bij het begin van de Karel van de Woestijneweek.


    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.020 Kursaal

    020 Kursaal

    (44 (14) Vroeger hadden wij onder de toren van St.-Martinus een heuse danstempel.  Het huidige Carpet 2000 was vroeger een stamënee met prachtige danszaal, één van de lokalen van fanfare Concordia (de ëzzels).
    Bij verbouwingen legde men onlangs het prachtige parket van de dansvloer bloot.  Dit zal gerestaureerd worden.
    Waar vroeger het podium stond kwamen naïeve muurschilderingen te voorschijn.  Zij werden waarschijnlijk aangebracht als decor voor één van de toneelstukken die er opgevoerd werden.  Op het tafereel staat op een huisje : “Rainer Tipping Painters”.
    Daarover vinden we meer in “Het toneelleven in Meise” van Piet De Cuyper, lid van de orde van het gulden masker.  Piet richtte daar zijn “Ontdek de ster” – wedstrijden in.  Hij deed er eens een act met een ladder met Wilfried De Goeyse als partner.  Hij beklom de ladder en moest eraf vallen.  Wilfried, die hem moest opvangen, draaide zich op het cruciale moment om, en Piet kwam plat op de planken terecht.  Gelukkig zonder ernstige gevolgen.  Ik ben toen opgetreden met Michel Verbeeck, met acrobatie.  Wij hebben daar ook eens poppenkast gespeeld voor de komplete Chiro met de ouders en sympathisanten.  We speelden “de wraak van de rode hand”.  Het spel werd opgefleurd met het ontsteken van Bengaals vuur, als de hand verscheen.
    Boven de danszaal was de thuishaven van de reuzen Jan en Mie van Meise.  De originele reuzen stonden daar ook, tot ze na een ruzie in de fanfare, verkocht werden aan iemand die aan de zee zou verblijven.  Na een ruzie in het Beiaardcomité plaatsten we ze weer op hun oorspronkelijke locatie.  Maar de huidige reuzen zijn een replica in isomo.  Ondertussen vonden ze een onderkomen in het tuinhuis van de pastorij St.- Martinus.
    Toen Bobbejaan Schoeppe  huwde en toen die in Meise woonde in de  d’Hoogvorstlaan , hield hij een volksbal in het Kursaal van Meise.  Ik heb toen alles meegemaakt.  Het was wijlen Louis Neefs die de presentatie van de artiesten opnam.
    Het pand was sedert 1906 eigendom van burgemeester Puttemans die onze gemeente bestuurde van 1914 tot 1933, toen Jan Van den Eynde de sjerp overnam.
    Puttemans baatte er een brouwerij uit : brasserie Saint – Martin.  In de prachtige gewelfde kelder, ontdekten we een tunnel, die naar de overkant van de straat liep in de kelder van het vroegere “Boeken en C.D.’s De Cuyper”.  Dat gebouw diende als pakhuis van de brouwerij.  De werklui rolden de vaten door de tunnel.
    Toen de riool aangelegd werd op de Brusselsesteenweg, werd de tunnel onderbroken.
    In 1933 baatte de vader van Marcel De Vroede het ‘stamënee’ uit en hield varkens, waar nu de GB zich bevindt.
    Later kocht Henri De Donder, de vader van Dirk en Hugette, het pand en liet het stamënee en de danszaal uitbaten door achtereenvolgens Louis Scheers met Leona en Alida.  De volgende uitbater was Armand De Cock.  Daarna kwam Roger Janssens erin en later tapten Eva en Guy van achter de toog.
    Henri De Donder kocht in die tijd regelmatig faillisementen op.  Dirk zit momenteel nog met een stock van o.a. plastiek zakjes van een firma die overkop ging.
    In 1970 werd het magazijn (nu GB) een opslagplaats voor hout tot 1975.
    Op de Krogstraat is er onder de danszaal een ingang naar twee kleine lokaaltjes.  De Chiro vond er onderdak in 1958 voor de Jong Knapen, de jongsten van de jeugdbeweging.  Na de bouw van het Chiroheem wat verder, huisde er een tijdje een frituur in.  Momenteel is het een klein appartement.
    Onder het terras is een ingang naar de kelder.  Die werd bijgemaakt toen er een tijdje een dancing in ondergebracht werd.


    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.019 Gedenksteen V.V.V.

    019 Gedenksteen VVV

    ( 41 (57) Op het kerkhof van Meise werd op initiatief van wijlen Frans Van Beneden, oud - voorzitter van de Oud - Strijders Meise, de  Verbroedering Vaderlandse Verenigingen (V.V.V.) Meise en de Handelaars van Meise  een gedenksteen geplaatst, als herkenningspunt voor het ereperk van de Oud - Strijders.  Er werd door All - Glass Grimbergen een gegraveerde glazen plaat op geplaatst met volgende tekst :
    "Meise eert zijn helden, soldaten en al wie leed onder een oorlog."
    Deze tekst is van wijlen dr. Jan Van den Eynde in een publicatie over de oorlog.  Hij werd binnen de V.V.V. aangepast en later op vraag van de overledene ingekort.  De plaatsing is een daad van eerbetoon tussen twee vrienden.
    De verbroedering van de vaderlandslievende verenigingen van Meise verliep niet van een leien dakje.
    Een eerste poging werd ondernomen in de schoot van de Koninklijke Maatschappij van Gewezen soldaten van het Belgisch Leger uit 1903.  Aangezien alle oud-strijders soldaat waren, was het aangewezen dat deze vereniging het bindmiddel of de rode draad uitmaakte.  Toon Mollemans, Jean Lombaerts en Jef De Cuyper zaten er hun schouders onder.
    Later kwam er een tweede poging onder burgemeester Armand Vanvuchelen.  Mevrouw Van Assche - De Prins werd voorzitter.  Zij had het voorzitterschap van de Oud-Strijders Imde geërfd van haar overleden echtgenoot.
    De derde poging kreeg meer succes.  de initiatiefnemer was eresenator Simon Février.  Die had heel wat geld veil voor de verbroedering.  Hij riep ze allen samen voor een etentje in Den Boomgaard.  Hij wou een deel van zijn erfenis besteden aan de V.V.V., maar door onderling gebakklei kwam daar niets van.  Hij vergoedde wel de vaandeldragers, die 5 Euro kregen bij hun aanwezigheid met de verenigingsvlag op de drie vieringen : 5 mei Wapenstilstand (Meise), 26 augustus (slag van Imde) en 11 november () en het Te Deum op 21 juli.
    Het eerste wapenfeit van de V.V.V. was het uitschakelen van de N.S.B. in Meise.
    Ik belastte mij met het op orde zetten van de vereniging conform de statuten.  Dat kostte enig kunst en vliegwerk, om de juiste personen op de juiste plaats te krijgen.  Want er zijn zoveel varianten in vaderlandslievende verenigingen, dat het moeilijk is om die op orde te krijgen. Uitmaken wie een echte oud-strijders is bleek bijna onmogelijk.  Dat is zo als ze over een paspoort van nationale erkentelijkheid beschikken.  Ik begon die in te zamelen, maar dat bleek haast onmogelijk.  Daaruit vloeide een lijst voort van wie in onze gemeente wou uitgenodigd worden op de drie vieringen en het Te Deum.  Maar eens de lijst, met medewerking van de verenigingen klaar, werd ze bij de eerstvolgende uitnodiging genegeerd.
    De V.V.V. ging ten onder aan onderlinge ruzies.  Dat leidde mij, als niet oud-strijder, maar wel gewezen soldaat, tot de uitspraak : zij zijn vergeten dat de oorlog al zolang voorbij is!


    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.018 Molen De Waet

    018 Molen De Waet

    (73)   1835 Langs de St.-Annastraat werd op de Kelkebeek een watermolen herbouwd.  De oudere kern werd gedeeltelijk behouden, doch fel gewijzigd in de 19de en 20ste eeuw.  In de gevel links langs de beekkant werd het jaartal 1835 aangebracht met de letters B.D.M…. In de herbruikte steekbooglatei uit arduin is er een steen met het jaartal 1766.  Destijds behoorde deze molen nog toe aan Willem de Zwijger, als baanderheer van Grimbergen.  Door de erfenis kwam hij later toe aan de Oranjekoning van Engeland.  Nog later werd hij bezit van de familie Vander Linden d’ Hoogvorst wiens wapen met jaartal werd aangebracht.  Nog later kreeg deze molen de naam “Molen De Waet”.
    Momenteel is hij in handen van de familie Steenackers.


    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.017 Michiels beiaard

    017 Oude beiaard

    Michiels (Doornik) 1950   
    47 klokken, 8 vermist, geen si-mol, noch mi-mol , nog : klavier en trommel
    voor de St.-Martinuskerk  info : 
    http://blog.seniorennet.be/beiaardmeise

    Hoe Meise aan zijn (oude) beiaard kwam door Jan Van Gijsel

    De geschiedenis der klokken.
    Een schilderachtig dorpje, met schone, geheuvelde landschappen die door geen fabrieksschouwen worden gestoord, met een rustige en minzame bevolking, met parken en hovingen waar kunstenaars, denkers en mensen van adel zich thuis voelen, dat is Meise in Brabant.
    Naar de mening van Staf Nees, de grote beiaardier van Sint – Rombouts in Mechelen, is de kerktoren van zulke stemmige gemeente de uitverkoren plaats voor een klokkenspel en zullen de klanken van een beiaard daar zuiver en hel tot hun recht komen.
    De beiaard, hoe eigenaardig dit ook moge schijnen, is een volksspeeltuig bij uitmuntendheid, dat de kunstzin van ons volk ten zeerste helpt ontwikkelen.  Het lied en de beiaard zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden : voor het vertolken van volksliederen is het een bijzonder geschikt instrument.

    Betekenis van het woord “beiaard”.

    De befaamde oudheidkundige Dr. G. Van Doorslaer, geeft volgende uitleg : “beiaarden” vindt zijn oorsprong in het woord “beieren” dat zelf werd afgeleid van het oude Vlaamse werkwoord “baren” of “beren”, hetgeen betekent klank geven.  Op twee verschillende manieren kan men de klok een klank ontlokken, namelijk door er van buiten met een hamer op te slaan, of door van binnen de klepel in beweging te brengen.  De eerste wijze van doen noemt men “beiaarden”, de tweede “luiden”.
    Bij feestelijke aangelegenheden, huwelijk, ommegang, kermis, blijde intrede van prinsen en vorsten, werd vroeger gebeierd.  Om godsdienstige ceremonieën of begrafenissen aan te kondigen en de bevolking te verwittigen bij brand of andere rampen werd er geluid.  Dat is zo gebleven op onze dagen.
    De beiaard is doorgedrongen in verschillende landen van de wereld o.a. in Frankrijk? Nederland, Italië, Duitsland, Polen en zelfs Amerika.  Maar de beste klokkenspelen vindt men in ons land en aan de spits voorzeker de Mechelse beiaard met zijn 49 klokken, waartussen de grote Salvator, die zo maar eventjes 8884 kg weegt.
    Deskundigen beweren dat de eerste beiaard werd opgesteld te Audenaerde in het jaar 1504.
    De herleving van het beiaardspel is te danken aan de grootmeester Jef Denijn.  Hij heeft in zijn school te Mechelen talrijke beiaardiers gevormd, waaronder twee knappe meesters Staf Nees en Kamiel Lefevere.  België mag er fier op gaan de beste beiaardiers ter wereld te bezitten en Mechelen, dank zij meester Jef Denijn, is heden ten dage de bakermat der beiaardkunst.

    Voor een begrafenis eerste klas!...

    Zoals in vele parochies, werden tijdens , de oorlog 1940-45 ook te Meise door de bezetter de klokken weggehaald.
    Pastoor Brams de herder van de St.-Martinuskerk te Meise, verwachtte niet heel veel staatstoelagen en daarom zocht hij op eigen hand naar de middelen om zijn parochie van nieuwe klokken te voorzien.  Bij Michiels te Doornik werden twee klokken besteld, maar voor de levering moest men oneindig veel geduld hebben.  De klokkengieter beweerde dat hij aan de klokken van Meise zij n bijzondere zorg besteedde en dat de kwaliteit des te beter zou zijn naarmate de afwerking langer duurde.  De echte reden was dat hij met overlast zat wegens de bestellingen uit vele andere parochies.
    Maar pastoor Brams, die slim is als een vos, liet het uitblijven der klokken niet aan zijn hart komen, want in zijn hoofd stak nog een ander plan…
    Ik heb sinds mijn prille jeugd van klokkenspel gehouden.  Een tijd lang ben ik van plan  geweest te Meise een grote villa te bouwen en daarin zou ik een klein klokkenspel hebben aangebracht.  De oorlog heeft de uitwerking van dit plan verhinderd.  Dat wist pastoor Brams en bij gelegenheid van een bezoek, toen hij mij een goede reis naar Congo kwam wensen, pakte hij voorzichtig uit met zijn voorstel.
    “Mijnheer Van Gijsel”, zegde hij, “de parochianen hebben mij geldmiddelen verschaft om twee klokken te kopen, maar voor een historisch dorp als Meise en voor Sint-Martinusdie zo vrijgevig was, is dit toch niet voldoende.  Zoudt u mij niet kunnen helpen om nog twee klokken bij te bestellen?”
    Ik vond dat er eens kon over gepraat worden en het pleidooi begon.
    “Ziet u”, zei mijnheer pastoor, “met vier klokken kunnen wij de grote plechtigheden meer luister bijzetten en het is meer indrukwekkend bij een begrafenis van eerste klas!”
    Er werden dus nog twee klokken bij besteld.
    De ene week verliep na de andere en de klokkengieter  paaide ons  steeds met beloften. Onze wantrouwige pastoor begon er zijn geduld bij te verliezen.  Hij dacht ineens aan Sint-Thomas, die niet geloofde zonder gezien te hebben en trok op zekere dag naar Doornik.
    Welke ontgoocheling!  Er was nog niets gedaan voor Meise, maar de smeltoven stond gloeiend en het bronzen metaal zou er ingegoten worden.  Nogmaals gepaaid met beloften, keerde onze pastoor terug naar Meise en onderweg zinderde in zijn oren de weergalm van de klokken die in de gieterij gereed stonden voor andere parochies.
    Zijn  poëtisch verhaal ontroerde mij en zeer vernuftig polste de pastoor :
    “Mijnheer Van Gijsel, indien u het plan hebt laten varen om een klokkenspel aan te schaffen voor uw tuin, zoudt u er dan niets voor voelen om het aan te brengen in de kerktoren?
    Eens flink nagedacht, en dan, allemaal goed, een klein klokkenspel zou in de kerktoren komen : er werden dus zeven klokjes besteld.

    Van zeven klokken tot zevenenveertig.

    De overheden van de gemeente kwamen bij mij in vergadering bijeen : pastoor Brams, volksvertegenwoordiger Van den Eynde en burgemeester Van Campenhout.  De herstellingswerken aan onze geklasseerde kerk waren reeds goedgekeurd en de toren zou van galmgaten voorzien worden om de klank der klokken verder te laten uitdeinen.
    De oorspronkelijke beiaard zou dus zeven klokken omvatten.  Een afgevaardigde van de gieterij merkte  toen terecht op : “Wat gaat ge aanvangen met 7 klokken?  Daar zal nooit een kunstwerk op gespeeld worden!”  Die man had gelijk en wij bestelden derhalve nog 7 klokken bij.  Het waren er al dus 14.
    Maar wie zou de bevoegde persoon zijn om de kwaliteit der klokken na te gaan en om de klank te beoordelen?  De pastoor had voor deze vraag een oplossing : wie zou meer bevoegd als expert kunnen optreden dan de bestuurder zelf van de beiaardschool, meester Staf Nees.  Dit voorstel werd eenparig aangenomen.
    Op de eerste bijeenkomst luisterde meester Staf Nees aandachtig naar onze uiteenzetting enmet een veelbetekenende glimlach scheen hij onze uitgebreide (?) kennis over beiaardkunst te waarderen.  Hij was als een professor, die met veel inschikkelijkheid examen afneemt van zijn minst bekwame leerlingen! Geduldig en vol wijsheid had Staf Nees toegehoord  en zijn besluit luidde : “Met 14 klokken kunt ge geen beiaard opstellen.  Ik raad u aan die kosten te sparen.”
    “Ah, wat dan gedaan, meester Nees ?”.
    De grote beiaardier voerde zijn vrienden uit Meise rond in  het Vlaamse land.  Hij leidde hen naar Postel, waar in de abdij een uitstekende beiaard hangt.
    “Indien ge een goede beiaard wenst, moet ge 47 klokken aankopen.  Dan moet ge een trommel plaatsen, waarop ieder uur een vrolijk deuntje kan gedraaid worden. (Het werd uiteindelijk een uniek wekkering die om het half uur de beiaard aan het spelen zet). Dan moet ge zorgen voor een klavier, waarop de beiaardiers concerten kunnen geven.  In een bevallig dorpje als Meise, dicht bij Brussel, zou dat onetwijfeld bijval oogsten.”
    wij konden niet anders dan de redenering bijtreden.  Wanneer goede gedachten opwellen moet men onmiddellijk een beslissing kunnen nemen en wat vandaag kan gedaan worden, mag men niet uitstellen tot morgen.  Dus, zo gezegd, zo gedaan.
    Er wordt een bestek gemaakt en ik aanvaard het zonder discussie.
    Nu de handen uit de mouwen en aan het werk. Staf Nees neemt de technische leiding op zich.  Wij rijden naar Doornik om de bestelling met datum van aflevering aan de klokkengieter over te maken.  Dat alles gebeurde in 1947.
    Maanden verliepen sindsdien : ik schreef dreigbrieven naar de klokkengieter.  Staf Nees drong bij hem  op spoed aan en uiteindelijk in het najaar van 1950 kwamen de klokken in de toren terecht.
    De technische installatie nam nog een hele tijd in beslag, maar alles is toch in orde geraakt!  En nu, nu kan de beiaard spelen.

    Boodschap aan onze jeugd

    Sommige mensen hebben voorzeker reeds de bedenking gemaakt : “Welk zonderling idee een beiaard te schenken …”.  Een paar woorden uitleg mogen volstaan.  Ik spreek niet gaarne over mezelf, indachtig een oud Vlaams spreekwoord dat weinig goeds vertelt : “ Eigen lof ...”.
    Toch wens ik van deze gelegenheid gebruik te maken om mijn levenservaring mee te delen aan onze jeugd, die de toekomst van morgen in handen draagt en die zich de ondervinding van een man op jaren wellicht kan ten nutte maken.
    Mijn doel bestaat erin de kunst te bevorderen, vreugde en levenslust onder de mensen te brengen en hun zin voor het hogere te ontwikkelen.  Ik wil iets achter laten voor het nageslacht en tevens onze beiaardiers steunen in hun edele kunst.
    Steeds heb ik in de klank der klokken ge not gevonden.  Toen ik als jonge kerel van vijftien jaar, dagelijks op het speelplein van het Sint – Romboutscollege of op de grote markt te Mechelen, luisterde naar de beiaardliederen, dan voelde ik mij bewogen en gelukkig.
    Van mijn prille jeugd af groeide in mij de wil om iets groots te verwezenlijken, om het verder te brengen dan sommigen die het geluk hadden langer te studeren.  Nooit heb ik mijn tijd verknoeid aan onnozel vermaak.  Ik trachtte vooruit te komen door vlijtig werk en nuttige lezingen.  Mijn streven was erop gericht ook voor mijn medemensen en voor de noodlijdenden iets te voelen en te doen en niet te leven als een geldmens.
    Ik heb gedroomd, na fotuin te hebben gemaakt, een grote boerderij te besturen, want om gelukkig te zijn moet men van Gods wijde natuur kunnen genieten.  Het was mijn droom iets groots te doen en ik heb geleefd om mijn dromen te verweznlijken.
    En nu, nu ik een oude man geworden ben, voel ik mij nog sterk genoeg om nieuwe dromen uit te werken en dat doe ik in Congo, onze kolonie.
    Wilt u nu weten wat mijn grootste genoegen is ?  Te kunnen verwezenlijken in mijn rijpe jaren wat ik in mijn jonkheid heb gedroomd.  Om in het leven iets te geraken moet men een plan hebben, een plan dat men ter harte neemt en waaraan altijd, onverpoosd gearbeid wordt.  Daarbij is onontbeerlijk : gezondheid, rechtvaardigheid, eerlijkheid.
    Onze Vlaamse jeugd mag de oude spreuk der rederijkers niet vergeten : “ole com bove”!  Olie komt boven!  De tijd staat de rechtvaardige man ten dienste.

    Jan Van Gijsel 


    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.016 Eysbouts beiaard

    016 Nieuwe beiaard

    Koninklijke Eysbouts Asten 2001
    56 klokken, in de St.-Martinustoren, luisterplaats voor de kerk
    Het was mij al lang een doorn in het oog, dat Grimbergen ons voorbijstak, in de top tien van de beiaarden van Vlaanderen.  Ik situeerde ons vroeger op de 4de plaats met onze 47 klokken.
    Wat is de oorsprong van deze frustratie ?  Tot 1132 was Meise moederparochie van Amelgem, Oppem, Oksdonk, Limbos, Eversem, Grimbergen en Strombeek. (A.Wauters, Environs de Bruxelles II bl.300, Jan Verbesselt Par.II bl.56).  De Berthouts droegen het patronaat of begevensrecht over aan de abdij van Grimbergen.
    Daarom eiste ik regelmatig in de vergaderingen het innemen van onze rechtmatige plaats op en kloeg ik het feit aan dat de zware bes – klok (si-bemol) ontbrak.
    Een van de oudste verenigingen van Meise, de Koninklijke Maatschappij Gewezen Soldaten van het Belgisch Leger, gesticht in 1903 beschikte over een spaarpot van meer dan 100.000 BF (€ 2500).  Zoals in alle goede huishoudens was er ruzie in het bestuur.  Bij gebrek aan autochtone kandidaten was Antoine Mollemans voorzitter geworden.  Die kwam op het lumineuze idee met de kas de ontbrekende si-bemol in onze oude beiaard aan te kopen en te schenken aan de parochie.  Zo zouden we toch een volledige beiaard hebben.  Dit voorstel werd door mij ingediend en verdedigd op het beiaardcomité, waar de vrienden van de beiaard regelmatig het wel en wee van ons instrument behartigen. Antoine werd opgenomen in het Beiaardcomité en de spaarpot werd verplaatst naar het Beiaardfonds.
    Eddy Mariën, onze beiaardier, deed prompt een tegenvoorstel. Waarom geen nieuwe beiaard ?  Want de klank van de nochtans unieke Michiels-beiaard was niet optimaal.  Er werd in die zin besloten.  Nog ettelijke vergaderingen werd hierover gediscussieerd.  Struikelsteen was het geld vinden om de nieuwe beiaard te financieren.  Er was dan wel al nagenoeg 100.000 BF ( € 2500) beschikbaar gesteld door de KMGSBL 1903, maar dat bleek zelfs niet genoeg voor de ontbrekende si-bemol.  Eddy bracht een doorslaggevend argument in, door te stellen dat de kostprijs van de klokken bepaald wordt door de prijs van het brons.  Deze prijs stond op een historisch dieptepunt.  Dus : nu of nooit !
    Het aantreden van een nieuw gemeentebestuur in 1992 zou alles in een stroomversnelling brengen.  Ondertussen overhaalde Piet De Cuyper zijn collega in de gemeenteraad Stef De Ridder, om toe te treden tot het beiaardcomité.  Hij zou, rekening houdend met zijn stevige relaties bij meer vermogenden in het wereldje van de aannemers, de sponsoring op zich nemen.  Doelstelling werd : 5.000.000 BF (€ 125.000) bijeen brengen, want een prijsaanvraag leerde ons dat er minstens vier en een half miljoen moest op tafel liggen.
    Er werd besloten een VZW Nieuwe Beiaard op te richten, niettegenstaande de oude V.Z.W. De Vrienden van de Beiaard nog bestond met een overlevende : Irma Claes (+).  Er werd nagelaten haar in te lichten.
    Er werd ook besloten de oude klokken te schenken aan de sponsors die minimum 25.000 BF inbrachten.  Er werd verwaarloosd te onderzoeken of dit wel zou mogen.  Een ander voorstel om de oude beiaard te installeren als rijdende beiaard of als monument werd prompt verworpen.  Er werden ook 1000 beiaardpenningen aangeschaft (een verliespost zou blijken).  De bestaande penning, ontworpen door Jan Wellens, zou met veel minder kosten meer opgebracht hebben.
    De sponsoring werd gestart op de beiaardfeesten van 1997.  Vrij snel brachten wij 2.000.000 samen.  Maar wij bleven steken op de helft van het vooropgestelde bedrag.  De eerste nacht van de beiaard werd wegens overdadige programmering van vedetten een financiële strop.  We raakten net uit de rode cijfers.
    Stef De Ridder bracht eens te meer redding.  Hij klampte Jean-Pol Van Gijsel aan.  Dit is de zoon van Jan Van Gijsel, de milde schenker van de oude beiaard.  Enkele maanden later overhandigde hij een cheque van 2.500.000 BF en de eindstand van de sponsoring bracht een saldo van 5.282.613 BF bij het aantreden van Frans De Koker als nieuwe penningmeester.
    Maar daarna kwam de kat op de koord.  Een illustere onbekende legde klacht neer, omdat er slechts bij 1 beiaardmaker prijs zou gevraagd zijn.  Monumenten en Landschappen verbood de oude beiaard weg te doen.  Daar bovenop viel onze haan met het kruis van de toren en de kerk en toren werden ontoegankelijk verklaard wegens gevaar voor instorten.  De gebreken aan kerk en toren kwamen, dank zij het onderzoek van de stabiliteit, met het oog op het plaatsen van een nieuwe beiaard, aan het licht.
    Stef beet door en wachtte niet op de afwikkeling van de bureaucratische rompslomp.  De VZW bestelde de nieuwe beiaard bij de Koninklijke Eysbouts (Asten) in Nederland.  De oude beiaard werd uit de toren gehaald om het gewicht van de toren te ontlasten van zijn 4.202 kg en opgeborgen in de gemeentelijke hangars.  Later werden plots, onverwachts en onvoorbereid, 10 grote klokken in de kerk gedeponeerd en de andere in de open werf van de nieuwe bibliotheek. Bij nazicht op 19.9.2001 ontbraken er 8 klokken.  Die zijn sedertdien spoorloos.  Hoe dit probleem zal opgelost worden zal blijken.
    De levering van de nieuwe beiaard gebeurde voor de beiaardfeesten van 2001 en de klokken werden onmiddellijk in de toren gezet, want de dringende instandhoudingswerken waren voltooid.
    Maar nu rezen er zoals verwacht 3 problemen :
    1. Clock-o-matic betwist op 29.1.1999 de gunning van de nieuwe beiaard bij de gemeente (documenten overgemaakt aan de kerkfabriek, die het op haar beurt overmaakte aan de V.Z.W.Nieuwe Beiaard)
    2. ongunstig advies van de federale overheid i.v.m. wat zij noemen “restauratiewerken aan de oude beiaard”omdat het voorstel inhoudelijk niet uitgaat van de respectvolle restauratie
    3.de federale overheid wenst op 15.6.2001 de Michiels beiaard te behouden en momumentenzorg stelt voor er afstand van te doen om hem op een andere plaats onder te brengen.
    In verband met het derde probleem besliste het Beiaardcomité dat er geen sprake kon van zijn dat de oude beiaard Meise zou verlaten.
    Op 28.6.2002 kwam het akkoord voor de plaatsing van de nieuwe beiaard in de toren, op
    voorwaarde dat :

    1.      de oude geplaatst wordt op een klokkenstoel en

    2.      dat hij later bespeelbaar gemaakt wordt en eigendom blijft van de kerkfabriek zodat een functionele en zo integraal mogelijke bewaring van de Michielsbeiaard (onze oude beiaard) gerealiseerd wordt

    En plots, tijdens het Paasfeest van de senioren, hoorde ik heldere beiaardklanken.  Ik dacht dat ik droomde, maar ging tussen twee schotels in toch eens kijken.  Het was toen volop mond en klauwzeercrisis.  Er waren enkele Hollanders op de toren de beiaard aan het installeren.  Ik vroeg hun of ze hun schoenen afgewassen hadden bij het overschrijden van onze grens.  De onthutste noorderburen zegden prompt ja, waarop ik hen verzekerde dat zij zeker met duivenshit aan de schoenen zouden terug gaan.  Want onze toren was in erbarmelijke staat.  Het stonk er tien uren in de wind.  Overal lag uitwerpselen van duiven, dode duiven en niet uitgebroede eieren in nesten.  De gemeente beval schoonmaak, maar het werd een kattenwasje.  Alles werd wel grondig dichtgemaakt, zodat de duiven niet meer binnen konden.  Anders kregen de kerkuilen weer de schuld.  Een grondige schoonmaak moest dringend gebeuren!
    Op 6.6.2001 kon onze beiaardier Eddy Mariën voor de eerste keer het instrument testen.  En tijdens de beiaardfeesten van 2002 op 12.5.2002 werd het eerste officiële beiaardconcert gespeeld op de nieuwe beiaard. Hij weerklonk over ons dorpje op 12 mei tijdens de beiaardfeesten met Preludium 3, voor beiaard van Mathias Vanden Gheyn.  Mijn goede vriend Jan Van de Broeck en ik, stonden erbij en Jan heeft dit historisch moment digitaal vastgelegd voor het nageslacht.
    De sponsors werd gevraagd of ze tevreden zouden zijn met een nieuw herdenkingsklokje.  Regelmatig hoorden wij liedjes rammelen vanuit de toren.  Maar dat kwam van het computergestuurd speelwerk.  Het zou duren tot 14.2.2002 wanneer Eddy Mariën voor het eerst het klavier kon bepotelen.  Maar o wee.  De zoldering werd verlaagd.  Een iets grotere beiaardier kan er niet onder. Dit wordt een variante van een verhaal uit de bijbel over “door het oog van de naald”.  De naald was een te laag poortje in het oude Jeruzalem.  De kooplieden moesten de lasten van de ezels nemen om er onderdoor te kunnen.
    Op 28 september kwam de koningin onze nieuwe beiaard inhuldigen en werd de oude beiaard herplaatst op de binnentuin van de bibliotheek.  Wij hoopten dat dan                                                                           Resultaat 28.9

    1. het kruis en de haan op de toren zouden staan,     :                       niet
    2.het torenuurwerk zou werken,                                                                               niet
    3.de toren waterdicht en grondig gekuist zou zijn,                                                   half werk
    4.galmgaten hersteld,                                                                                               half werk
    5.monument met plaats voor 47 klokken,                                                                o.k.
    6. klavier en trommel van de oude beiaard geplaatst,                                              niet
    7.oude beiaard weer zou spelen                                                                                niet

    Dat is dus 5 op 10 als we het monument voor 4 punten tellen.

    Als uiteindelijk alles afgewerkt zal zijn, zullen wij opnieuw met opgeheven hoofd kunnen luisteren naar het Meiselied van wijlen Jef Rottiers en de Europese hymne van Beethoven waarin de vrede en de vriendschap luid bezongen wordt.
    En zo komt het dat wij twee speelklare beiaarden zullen hebben : een in openlucht en een onder onze geliefde Sint-Martinustoren.  Ik citeer : “”En binnenkort hebben we in Meise zelfs twee beiaarden!  De oude wordt namelijk een monument dat in de binnentuin van de bibliotheek een plaats zal krijgen.  Een monument waar muziek uitkomt, want het is de bedoeling om de oude beiaard ook opnieuw bespeelbaar te maken.” (Stef De Ridder, voorzitter V.Z.W. Nieuwe Beiaard in “Meise Beiaardconcerten 2002”).: “

    Meer hierover in : Meise en zijn beiaard, boek Piet De Cuyper en C.D.-Rom Jef De Cuyper

    Jef De Cuyper
    Stichter Si bemol
    Lid Vrienden van de oude beiaard,
    Lid van het Beiaardcomité,
    Coördinator van de concerten tot 2006
    Beheerder VZW Nieuwe Beiaard
    Oud-penningmeester tot  23.3.2000


    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.015 Restaurant Napoleon

    015 Auberge Napoleon

    Vroeger lag dit op het domein van de Plantentuin, die veel groter was dan nu.  Het landgoed
    van baron Jean Paul Van Gijsel met al wat ertussen ligt, was één grote eigendom.
    Het was de eerste jeugdclub van Meise in de tijd van de jeugdjaren van burgemeester Jules Van Campenhout.  Het Chiroheem was toen in de schuur van Van Gijsel, op enkele tientallen meter op de Koninklijke Kasteeldreef.  De A12 was er nog niet en de huidige Boechoutlaan liep van aan de inkom van de Plantentuin door en vormde de Koninklijke Kasteeldreef.
    Daarna werd het een herberg “stamënee bai bëstël” uitgebaat door de familie Huygens.  Jef en Jeanne Olbrechts-Huygens(?) baatte het een tijd uit (kinderen Isidoor, Lea x Frans Michiels, Roger.

    Foto Hier zien we Marie Huygens en dochter Simone, Louise Silverans en Jozef Huygens (ouders van Yvonne)
    Foto Dit is de achterkant van ‘stamënee’ Napoleon met Marie Huygens en Simone Van Bost.
    Foto Hier bedient Barbara Huygens 2 klanten  … en … op het terras.
    In “Meise onder de toren van St.-Martinus” staat op pag. 86 een foto van de buren uit de Boechtstraat.
    Foto met buren Boechtstraat
    Hier staan de buren te poseren voor de herberg “bai bëstël”.  Dit is vroeger nog de eerste jeugdclub geweest volgens Jules Van Campenhout.  Later werd het restaurant Napoleon.  We zien van links naar rechts : … , Jozef Van Hemelrijck , … , Julienne Philips , Ward Van Humbeeck, Joris …, Godelieve en Stella Van Laethem, Florence Van Keer met haar jongste Jefke De Cuyper,  Jean Leemans, mevrouw Cleynhens, Edward Van der Veken, Sophie Van der Veken, Louise Van Keer, … , …
    Wij vonden een circulaire uit de jaren 1969 waarin Auberge Napoleon beschreven werd toen het van een eenvoudige "stamënee" restaurant werd. Van 1969 tot 2011 werd het uitgebaat uitgebaat door Paul Vandersypen.
    De keizer van Frankrijk, naar wie dit restaurant werd genoemd, heeft hier waarschijnlijk nooit getafeld, maar die andere keizer van Herentals, Rik Van Looy, heeft zich wel gewaardigd zijn naam in het gulden boek van de Auberge Napoleon te zetten, na een smakelijk maal.  Wat verder lezen we ook  de naam Fabiola, omringd door die van hofdames.  En nog verder staan dezelfde handtekeningen als die je vindt op ministeriële besluiten en pakten ter hervorming van de Belgische staat.
    Maar waarom heet deze witte fermette aan de weg Brussel-Antwerpen eigenlijk Napoleon ?  Exploitant Paul Vandersypen die de zaak slechts drie jaar geleden overnam, denkt dat de vorige eigenaar die 20 jaar geleden met dit restaurant startte, misschien gedacht heeft aan Fientje van de ‘kaizer’, het vrouwtje dat hier ooit in deze vroegere boerderij van het kasteel een ‘stamënee’ had en ook bij de kasteelheer heeft gewerkt.  De kastelein werd door iedereen ‘de kaizer’ genoemd en Fientje was dan maar ‘… van de kaizer’.
    Auberge Napoleon ligt in de groene omgeving van de Plantentuin van Meise en trekt met zijn witte muren, groene luiken en rood-en-wit-geruite gordijntjes de aandacht van al wie zich vanuit Brussel over Boom naar Antwerpen spoedt.  Binnen valt eerst  je aandacht op een tafeltje met (eetlust scherpende) verse groenten en fruit, daarna op de rustieke inrichting met vele houten balken, karrewielen en een enorme open haard waar ten aanschouwe van de klant vlees op hout wordt geroosterd.  Van in het restaurant kan ook de bedrijvigheid in de keuken worden gade geslagen.  Wanneer je aandacht even van de spijskaart afdwaalt, kijk je op een tekening van Napoleon op Sint-Helena of op een tafereel uit betere tijden : de slag van Rivoli.  De muur van de bar leert je dat de patron een Chevalier du Tastevin is, een Hospitalier de Pomerol en lid van de Jurade de St.-Emilion.  Wie er wat voor over heeft, kan hier een Château d’ Yquem van 1935 krijgen en een Château Petrus die zelfs nog 250 fr. meer kost.  Er is een oude Madeira uit 1898.  De patron verzwijgt je echter niet dat je niet noodzakelijk een beroemd etiket moet bestellen om goede wijn te proeven.  Immers wat vroeger in de wijn productie de middenmoot was, heeft van zijn achterstand opgehaald.
    Napoleon is bekend voor zijn grillades op houtskool met aardappelen in de schil die op zeezout in de oven gebakken worden.  In het jachtseizoen krijg je hier een heerlijke Rable de lièvre Arlequin of een Faisan fine Champagne voor 850 fr.  Auberge Napoleon is eveneens fier op zijn Ris de veau au naturel beurré aux herbes,  foie d’oie frais gelée au vieux Porto, selle d’agneau Aixoise, turbot poché mousseline, scampi miracle, cailles de l’empereur en om af te ronden Sabayon au marsala.

    Hier was ook het eerste benzinestation van Meise van het merk Caltex.
    Het gerucht deed ook de ronde dat Napoleon daar zou geweest zijn, voor zijn nederlaag in Waterloo. 
    Restaurant Napoleon werd ondertussen overgenomen  door Jan en Gilles Stallaert. 
    www.aubergenapoleon.be


    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.012 Drijtoren

    012 Drijtoren

    Kaart Dorpsraad nr. 9 De database van A.Bettesone vermeldt :
    In 1717 werd de historische hoeve van het domein “Drijtoren” gebouwd.  Ze was eigendom van de heren van d’Hoogvorst van het Hof te Meysse.
    In 1881, bij de verkoop van het domein van Boechout aan keizerin Charlotte, verwisselde Leon d’Hoogvorst met goeddunken van zijn neef en eigenaar het kasteel enz. voor het recht van wonen en vruchtgebruik van de kasteelhoeve het domein Drijtoren.
    Later kocht Jan Van Gijsel het domein.
    Momenteel wordt het bewoond door zijn zoon baron Jean Paul Van Gijsel van Meise.


    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.011 Willy Van den Berghecentrum

    011 Willy Van den Berghecentrum

    Kaart dorpsraad nr.6
    In 1966 had de Gemeentelijke Jongensschool dringend lokalen nodig.  De Jeugdraad besliste op vraag van de gemeente en de parochie om het speelplein in  het centrum van Meise op te geven ten voordele van een te bouwen  nieuwe school.
    Herman Boon pr. Speelde daarin een grote rol als inspirator en hij liet zelfs het eerste plan ontwerpen door architect Polen.  Er werd echter voor een andere architect geöpteerd.

    Op initiatief van Jos Chabert, schepen in Meise en later volksvertegenwoordiger en minister, werd in Meise  naar het voorbeeld van Vilvoorde een sporthal opgericht.  Dit complex omvatte ook een zwembad en een school.  Het werd geopend in 1972 door minister van openbare werken De Saeger.
    In het schoolgebouw namen de Gemeentelijke Jongensschool en het Audiovisueel Centrum hun intrek op 1 september 1972.  Dit laatste zou er blijven tot 1990.
    Bij de dood van Willy Van den Berghe, voorzitter van de C.V.P. in Meise werd het complex naar hem genoemd.

    Leertuin

     

    Zwembad Wouwer

     

    Play-off / Bar Maas

     

    C.C. de Muze

    In     stelde Piet De Cuyper, gemeenteraadslid, voor om het talenpracticum dat verhuisd was naar Wolvertem in de kostschool Kindje Jezus, om te bouwen tot cultuurzaal.  De gemeenteraadsleden kwamen met mij een kijkje nemen.  Ze opteerden tot uitbouw en het project was gestart.  Schepen van Cultuur Belgrado werd belast met de uitvoering van dit project.
    Twee burelen, twee klassen en het talenpracticum werden afgebroken en er verrees een mooi complex met ook enkele nieuwe klassen voor de Leertuin erachter.
    Zo werd de droom van Jos Chabert werkelijkheid : school, sporthal, zwembad en cultuurcentrum onder één dak!


    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.010 Kasteel van Hasselt

    010 Kasteel van Hasselt

    (75) Database van Achiel Bettesone aangevuld met gegevens van Jef De Cuyper en de familie De Smedt – Van Ginderachter :
    1211 Boudewijn van Hasselt werd vermeld als heer van ’t Hof van Hasselt.  Hij was vazal van Gerard van Grimbergen.
    1223 Ida en Margriet, twee Norbertinessen uit het afgeschaft klooster van Nieuwenrode, hadden hun verblijf in ’t Hof te Hasselt.
    1320 Ida en Margaretha, twee nonnetjes van het afgeschaft klooster van Nieuwenrode overleden te Meise op de Hasseltberg (Ida op 9 januari en Margaretha op 14 juli)
    cfr necrologium : 9 januari Ida reclusa et soror nostra in Hasselt prope Meysse en
    14 juli Margaretha reclusa et soror nostra in Hasselt
    1462-82 Robberecht Machiels
    1509 ’t Hof te Hasselt werd op 17 november door Henri De Vleminck en Catharina Van Streetem afgestaan aan Jean Basset (de verkoopakte werd geschonken aan Berla)
    XVIde eeuw tijdens de godsdienstoorlogen brandde het kasteel af
    1532 Margaretha Van Streethem, dochter van Jan Van Streethem en haar echtgenoot Jean Van den Beempde bezaten nog een deel van het Hof ter Hasselt
    1540 Meester Philip Laing, secretaris van de Raad  van Brabant, kocht een deel op 11 augustus.  Dit hof zou tijdens de verwoestingen van de 16de eeuw worden afgebrand.  Het werd echter op dezelfde plaats weer opgebouwd.
    1562 Symen van den Bempde
    1566 Tijdens de beeldenstorm werden vernielingen aangebracht.
    1572 Aan een deur van de aanhorigheden van het Hof ter Hasselt werd het jaartal 1572 vermeld bij een mooi beeldhouwwerk van de Heilige Maagd met kindje Jezus dat recht staat.  Dit liet veronderstellen dat het hof terug was opgebouwd na door een brand te zijn verwoest.  Deze kasteelhoeve droeg volgende spreuk : “invidia laetus ardet” “het verlangen doodt de vreugde” of “de begeerte is de dood van de vreugde”.
    1575 Merten Van Rooy          Joos Verelst
    1596 Jan Jacobs – Van Rode waren de pachters van het Hof te Hasselt.
    1618 Augustijn Van der Elst
    1620 Geeraert Van Hemelrijck
    1662 Het Hof te Hasselt behoorde toen toe aan de familie Caïmo : Servaas Caimo (oorspronkelijk van Milaan en raadsheer van de grote raad van Mechelen
             Theresa Caimo
    1663 Het woonhuis van het hof draagt dit jaartal.
    1665 was het bouwjaar van een gedeelte van het hof ter Hasselt (zie dit jaartal in de smeedijzeren ankers)
    1732 In de manuale Pastoris van Meys staat geschreven : “Mijnheer Vandergoten (raadsheer wonend op het kasteel van Hasselt) heeft gegeven een tissu japon waarvan gemaeckt een antependium met silver geborduert door de juffrouwen sijn dochters.  Item heeft zijne tweede dochter religieuse der Urselinnen Get bornen gegeven eenen vergulden relik voor de Capelle van Hasselt.  Item den Heere Baron van Hoogvorst naer de doodt van synvrouwe heeft gegeven haere rock van silvere laekewaer van mynen voorsaet heeft doen maeke de schoone choorcap”.
    1754 Adrien Philip Happart
    1805 Op een paviljoen van het Hof ter Hasselt werden de volgende aanduidingen aangebracht : «  HIC ME POSUIT NOB. DNA.  Lucia Vander Gote HAC 5 AUGUSTI
    1805”. 
    Ook het wapenschild van de toenmalige eigenaars werd aangebracht.
    1830 Op 19 februari overleed Catherine Dominique de Moor, weduwe van Charles Ghislain Vander Gote de Metz Blanc Bois (grafsteen in de kerk) +1814 van het Hof ter Hasselt.
    1854 eigenaar Renette de Proost
    1889 Het Hof te Hasselt was betrokken door generaal De Haes – Honlet, cdt van Boechout
    1906 Leon Ernest Sedille Courbon  Bij de dood van Commandant de Haes van het Hof ter Hasselt stond zijn weduwe het hof af aan M. Courbon.  Deze liet er later verbouwingswerken aan uitvoeren.
    1914-18 De Duitsers bezetten het kasteel van Hasselt.  Het kasteeltje van Parmentier, dicht bij de St.-Elooikapel, werd door de Duitsers in brand gestoken.
    1956 Joseph De Smedt - Van Ginderachter
    1962 brand
    1964 constructie

    363 Het hof ter Hasselt

    Vanaf de XIIde eeuw komt de naam Hasselt voor in bepaalde akten.  Van de “Capella de Hasselt” werd voor het eerst melding gemaakt in het begin van de XIIIde eeuw en eveneens van Arnoldus, pastoor van Hasselt.  In 1211 verbleef Boudewijn van Hasselt, een leenman van de heren van Grimbergen, op dit landgoed.
    Omtrent 1270 zijn twee Norbertinessen met name Ida en Margareta uit het klooster van Nieuwenrode overgekomen naar het Hof van Hasselt dat eveneens aan het moederhuis van deze orde in Grimbergen toebehoorde.
    In de XVde eeuw is het gebouw door brand vernield en werd het terug opgebouwd.  Het nieuwe hof ter Hasselt was eigendom van een Milanese familie Caïmo, een lid van deze familie was advokaat bij de Grote Raad te Mechelen; een ander was bisschop van Brugge en zijn kazuivel bevindt zich in de kerk van Puurs, hoofd van de dekenij waarvan Meise toen afhing.  Is deze kazuivel soms via Hasselt daar gekomen ?
    Dan volgde Vander Goten, waarschijnlijk een familielid door aanverwantschap.  Dr Verbesselt schrijft in zijn werk “Parochiewezen van Brabant” dat de heren van Hasselt te Wolvertem begraven werden.  Dit is echter niet het geval voor Vander Goten en ook niet voor de weduwe Caïmo, van Schotse adel “Douglas” Scot-prozaïsch omgezet in Deschot – zie de zerk tegen de muur van de achter linkerbeuk in de St.-Martinuskerk.
    De bewuste grafsteen vermeldt onder twee wapenschilden : Hier licht begraven vrouwe Maria Clara de Schot compagne was van wijlen MHERT IAN robert Swarts in zijn leven colonel van infanterie ten dienste van syne keyserlycken Catho Mai die sterft den 4.9.1696
    Op het einde van de XIXde eeuw is het Hof ter hasselt het strijdtoneel geworden van een dorpspolitiek met panache.
    In het centrum ging het tussen de twee fanfares – de horzels en de ressen – de bastions van beide kampen.
    De inwoners van de gehuchten waren niet zo nauw betrokken, bij deze fanfarepolitiek; zij hadden niet zoveel contact met het centrum, de verbindingswegen waren slecht en de verkeersmiddelen waren niet zoals nu.
    Ge moogt geloven dat beide groepen het opnamen voor de “goede zaak” op zijn Breugheliaans en de hartstochten waren zo opgezweept dat men nooit zijn gebuur zou aanspreken als hij tot de andere partij behoorde.  In dit politiek dorpsgebeuren stak overvloedige stof voor een sappige revue, want de acteurs wisten niet dat ze hun rol zo slecht speelden.
    Op een zeker moment rukt de strijd los op een hoger vlak naar de top.  De scène tussen de twee kopstukken, de kasteelheren, met als decor de poëtische groene zone van het Hof ter Hasselt  en van het kasteel van de rijke gebuur.  Het “Hof ter Hasselt” was de residentie van de “generaal”, de majordomus van de Keizerin, in de volksmond de “Kommandant van Boechout”. Op het naburige kasteel woonde de kopman van “de anderen”.
    De twee hovingen van deze kastelen waren belendend en de grens werd weldra de frontlijn.  De generaal greep naar de vooruitstrevende militaire tactiek en om zijn tegenstander te pesten, zou hij langs de frontlijn een heuvel, versterkt door ijzeren netwerk, doen optrekken.
    In de volkstaal spreekt men van een “berg ” om te laten verstaan dat de top hoog boven de grond uitstak.  Deze uitkijkpost zou het mogelijk maken de handel en de wandel, de bewegingen van het “andere” kamp gade te slaan.
    De generaal koesterde de “zoete” hoop dat hij door de kracht van zijn geniale taktiek de man van de oppositie die uit Schaarbeek afkomstig was terug naar zijn geboortestad zou jagen.
    De buurman ging niet op de vlucht.  Hij hield voet bij stuk.  De dorpspolitiek kan koppige vastberadenheid zo hard maken als beton en de rede verliest meestal haar vat op de mens die vast zit in de klauwen van een “al te enge, al te driftige” dorpspolitiek.
    De reactie bleef niet uit, de buurman consulteerde zijn “bevoegde” technici om de afweer en de verdediging te organiseren.
    Na grondig onderzoek en rijp overleg, zo luidt de klassieke formule en deze past hier, viel eindelijk de gewichtige beslissing : langs de scheidingslijn rijen kaarspopulieren planten.  Deze bomen groeien snel de hoogte in en na enkele jaren was het groene gordijn dicht genoeg om de uitkijkpost onschadelijk te maken.  De man was ook tevreden over zijn “vondst” en verklaarde : “zo zullen de mensen zien dat ik niet zal verhuizen”.
    Ik geef dit luimig “proefje” uit de heroïsche periode van de gemeentepolitiek omdat zo’n “verheven” staaltje niet voorkomt in de geschiedenis of de folklore van andere gemeenten.
    De strijd tussen stammen en kasteelheren is legendarisch en heeft dichters en schrijvers geïnspireerd.  Maar die twist ontstond meestal uit familievete, uit jaloersheid of met aan de bron een idylle of liefdeshistorie. 
    Maar in Meise niets van dit alles – het was de politieke strijd om het meesterschap.  De dorpspolitiek werd bijna instinctmatig gevoerd, soms met machiavellistische metode en geenszins met de bedoeling om goed te doen voor allen want de partij had voorrang op het gemeenschapsbelang, ook niet uit eigenbelang want de leiders haalden er geen voordeel uit.  Alleen maar om meester te blijven, want de macht werd door velen nog beschouwd als een feodaal bezit.  Programma had weinig betekenis, persoonlijke aanvallen waren schering en inslag.
    De gemeenteverkiezing was de beslissende match waar supporters uit beide kampen wel eens slaags geraakten.
    In die jaren van gedirigeerde tweedracht draaide de motor van de gemeentelijke vooruitgang zeer langzaam.
    Wij verheugen ons erover dat het Hof ter Hasselt aan al deze tribulaties niet is ten onder gegaan – dat het mooie reservaat van de gemeente behouden bleef.  Wel werd het kasteel nogmaals erg beschadigd door brand, maar daarna met veel kunstzin herbouwd door de eigenaars De Smedt – Van Ginderachter.


    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.009 't Verloren Uurke

    009 ’t Verloren Uurke

    (97) Tot de bouw van het Willy Vanden Berghecentrum was het Verloren Uurke een hoevetje dat uitgebaat werd door de gezusters Baudewijns.  Julia Baudewijns was de laatste.  Daarachter lag een grote weide die van het kerkfabriek van St.-Martinus Meise was.  De jeugd gebruikte het als speelplein.  Herman Boon pr. liet er in de jaren 60 speeltuigen plaatsen tot in de Jeugdraad overeen gekomen werd het af te staan aan de gemeente voor de bouw van het Willy Vanden Berghecentrum.
    Toen werd afgebroken het af te breken om plaats te maken voor een grote parking.  Er zou een doorgang komen op de voetweg die parallel loopt met de Boechtstraat.  De achtertuinen zouden gedeeltelijk onteigend worden.  Dat alles gebeurde niet, met een dagelijkse verkeerschaos tot gevolg.  De auto’s die naar het Willy Van den Berghecentrum komen rijden vast in een flessenhals.  Agalev blokkeerde destijds de mogelijke doorgang naar de Brusselsesteenweg, tussen het Verloren Uurke en De Snipper, door er een tuintje in te richten die ontaardde in een schijtweide voor honden!
    Mevrouw Cécile Chabert – Boon nam het initiatief om het Verloren Uurke op te richten tijdens haar schepenambt (1976 – 1982) en liet de omgeving op de Brusselsesteenweg klasseren).


    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.007 Muziekacademie

    007 Muziekacademie

    (95) De muziekacademie was vroeger gemeentehuis met gevangenis, woning van het schoolhoofd en lagere gemeenteschool.  Zoals in alle gemeenten werd bij het invoeren van de schoolplicht een gemeenteschool opgetrokken.  In de meeste gemeenten lijken die fel op mekaar.  Meestal werden er twee klaslokalen voorzien.
    In 1879 werd een gevangenis opgetrokken op de binnenkoer van het gemeentehuis.
    In 1901 werd er een tweede klas ingericht in de jongensschool.
    In Meise werd het derde klaslokaal bijgebouwd in 1946.  De eerste onderwijzer die er in de eerste graad les gaf was meester Rosiers (kunstenaar en later schoolhoofd).  Toen was meester Krokaert schoolhoofd.  Daar startte ook een Jeugdclub voor 16 – 18 jarigen, opgericht in de schoot van de Jeugdraad uit het jeugdatelier TAM.  Het werd Gypsy gedoopt.
    Op 5 juni 1902 werd het plan opgemaakt voor de bouw van een nieuwe jongensschool.In 1972 verhuisde de jongensschool naar de overkant van de straat in het Willy Vanden Berghecentrum.  Tijdens het schepenambt van Cecile Chabert – Boon werd de omgeving van het Willy Vanden Berghecentrum op de Brusselsesteenweg geklasseerd.  De klassering omvat de Muziekacademie tot en met de Careelhoeve en  het Verloren Uurke.

    284 Retroroute Meise

    De Cultuurraad van Meise lanceerde een niet onaardig initiatief, dat vroeger reeds in andere vormen opwag maakte.
    Op een uitgestippelde route staan panelen, waarop een oude foto, prentkaart of tekening met  een verklarende tekst.  Bij de bronnen op de circulaire vinden wij o.a. “ blog erfgoedmeise door Jef De Cuyper”.  Hier had beter gestaan :
    http://blog.seniorennet.be/erfgoedmeise.  Om mijn lezers de kans te geven de teksten te vergelijken met het blog, geef ik hier de referenties :

    In 1834 besliste de gemeenteraad tot de aankoop van het huis 'omtrent de kerk', voor 'een bekwaem schoollokael en gemeyntehuys'.  In de loop der jaren bouwde men almaar bij om de noden te lenigen, zoals in 1862 een stal voor het varken en geit van de onderwijzer.  Vandaag is het 'muziekstal' van de Academie voor Muzische kunsten.

    Parochie          Originele Naam          nr. blog           Meise, onder de toren van St.-Martinus                    Circulaire
    Meise              Gemeentehuis             95                    6,                     Akademie

    De keuze van de gebouwen roept vragen op.  Ware het niet beter geweest zich te baseren op de top 21 van de historische panden in Meise aflevering 128 Gemeentewonderen ?


    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.006 Kasteel van Meysse

    006 Kasteel te Meysse tot 1944

    (54) In de Plantentuin stond een tweede kasteel, vooraan aan de Oranjerievijver, inkom Meise.
    Onder de "Vriendschaptempel" die onlangs gerestaureerd werd, bevindt zich de ijskelder van dat kasteel.
    Enkele historische data Hof te Meysse :
    Volgens de bronnen verschillen de data nogal eens op enkele jaren na.  Deze gegevens plukten wij uit "Meise" van Achiel Bettesone, 3de uitgave "Schoon Meise" van Vakantiegenoegens Meise 1997.  Ik ondervond dat deze uitgave vrij exacte gegevens biedt.  Alles is uiteraard onderhevig aan kwaliteitsverbetering.
    Wij durven suggereren om aan de plaats van het verdwenen kasteel enkele foto's aan te brengen.
    XIIIde eeuw Er werd aangenomen dat het Oud Hof te Meysse in de 13de eeuw werd gebouwd.
    1211 De schepenbank was gevestigd in het Hof te Meysse
    1212 De ridders Rengot en Arnold de Menza werden vermeld als heren van Meysse of van het hof van Meysse, waar ook de schepenbank gevestigd was.  Ze kwamen toen getuigen in een diploma van Gerard Van Grimbergen.  Armand van Grimbergen zou door zijn huwelijk met Gisèle verwant geweest zijn met de heren van Kraainem, een bastaardtak van de hertogen van Brabant.
    1294-1312 Op het einde van de XIIIde eeuw kwam ‘’t Hof te Meysse in ’t bezit van Arnold Van Lier, heer van Immersele.  Hij was ook heer van Wommelgem die dat geworden was door hertog Jan I van Brabant.  Hij had het hof gekocht van de heren van Meise.  Hierdoor kreeg het hof een nieuwe naam : “het hof van Immersele”.
    De zoon van Arnold Van Immersele, Jan, huwde met Margareta van Bouchout.
    De heren Van Immersele verkochten het hof later aan de heren van der Ee.
    1401 Godfried van Lier, zoon van Jan van Lier en Margaretha van Boechout had met zijn tweede vrouw, Beatrijs van Duffel, een zoon Walter van Immersele genoemd die in 1401 in het bezit was van het Hof te Meysse of ’t Hof te Immersele.
    1474 Het Hof te Meysse was toen eigendom van Karel van Immersele.  Nadien droeg Adrienne van Immersele door haar huwelijk met Arnold van den Werve het Hof te Meysse over aan de Van den Werve’s.  Hun zoon Jan die later Karel werd genoemd, bekwam het Hof te Meysse, maar deze laatste liet het over aan zijn zus Margaretha die gehuwd was met Hendrik van Berchem (verhef van 11.6.1544)
    1500 Toen Melchior Roose, baron van Boechout, huwde met Marie – Francisca van der Linden – d’Hoogvorst van ’t Hof te Meysse, kregen de bezitters van Boechout ook toelating om in de crypte langs de evangeliekant, in de kerk van Meise,te worden begraven.
    1552 Hendrik Van Berchem en Margaretha van de Werve waren eigenaar van het hof te Meysse.  Hendrik was een afstammeling van de Berthouts.
    1553 Uit de Toponymic van Meise i.v.m. Bassevelt werd vernoemen dat Jan Vander Ee hierbij ontvangsten had.
    1556 Op 30 juni (verhef van 30.6.1556), volgens andere bronnen op 30 maart 1554, verkochten Hendrik van Berchem (een afstammeling van de Berthouts) en Margaretha van de Werve, zijn echtgenote, het Hof te Meysse met toestemming van Margaretha Cheyffs, de weduwe van Karel van de Werve, aan Jan Vander Ee, zoon van meester Lambrecht Vander Ee, heer van Sint Stevens Woluwe en aan zijn echtgenote Anne van Boechout, gesproten uit een bastaardtak van de heren van Boechout, Laurent (vader en grootvader hadden dezelfde naam) en die daardoor bezittingen had in het feodaal Hof van Meise (afbeelding en beschrijving).
    Hun zoon Jean François Van der Ee (+1645) werd erfgenaam van het hof.  Hij was gehuwd met Maria Elvira Alvarado(+ 6 juni 1634).
    1589 Op 12 januari werd Jan vander Ee benoemd tot burgervader van Brussel in de plaats van Antoon van Os (+1607).  Hij was de zoon van Jan vander Ee en Anne van Boechout die ’t hof te Meysse hadden gekocht.
    1593 Jan van der Ee, ammam van Brussel en kasteelheer van ’t Hof te Meysse, steunde de restauratie van de kerk van Meise.
    1607 Jan vander Ee ridder, burgervader van Brussel, overleed  en Jean François vander Ee erfde het Hof van Meise.
    1645 Jean François Van der Ee (zie ets naar een schilderij van Jan Van dijck) burgervader van Brussel sedert 9.1.1608 , heer van ’t Hof van Meysse, overleed op 17 maart (zie grafsteen in de St.-Martinuskerk : “D.O.M. etaeterna memoriae d. Joes Franciscus Vander Ee, H.S.E. cum conjuge  sua d; Maria Elvira Alvarado obiere , illa anno Christi MDCXLV, mensis junii  die VI (6 juni 1634)  viato, beatam illis requiem apprecarte sequeris”. 
    Zijn vrouw Marie Elvira Alvarado (de Aguilar) overleed dus op 6 juni 1634.  De zus van Jean Fraçois Vander Ee, Anne vander Ee, dochter van Jan, dame van Lanenburgh had schuldenlast en het Hof van Meise werd in beslag genomen en op 12 november 1671 toegewezen aan Barbe van der Linden, dame van Staye, weduwe van raadsheer Bougeois.
    1663 Jean Filips Vander Linden d' Hoogvorst werd door Filips IV van Spanje   tot baron verheven.  Hij was door zijn tante Barbera Vander Linden aangeduid als erfgenaam van het Hof te Meysse.
    1665 Jan Filip Vander Linden (enig overblijvende zoon van Filip Vander Linden, baron d’ Hoogvorst, neef van Barbe werd erfgenaam van laatstgenoemde op 11 december.  Indien hij zonder wettelijke erfgenamen zou sterven zouden zijn zusters Barbe-Marie, Anne-Ermance en Marie-Françoise erfgenamen worden.  Dit zou echter niet gebeuren.  Jan Filip trouwde met Anne-Albertine d’ Ognies en kreeg als nakomeling Jean – François Joseph Ignace, baron d’ Hoogvorst (24 augustus 1690).

    1694 Zicht op het oude kasteel van Meysse en bijgebouwen aan de zuid-oostzijde.  Op het voorplein naast de fontein en op de brug enkele edellieden - ook het wapen van de heren van Meise (Vander Ee 's) (Zie afbeelding anno 1556 naar een tekening van Jan Van der Croes  en ets van Harrewijn - H. 0,103, Br. 0, 207). Uitgave Le Roy 1694 en latere " Castella et Praetorea Nobiléum Brabantiae" - Antwerpen H. Thieullier.
    1696 Gravure van het Hof te Meysse in de uitgave van Leroy.
    1699 S.A.B. 1051 – tot dezer (Vander Ee) heerlijckheit hoert toe aan een selve motte (’t Waterken Berla) tweemaal entwaart ende pleeck hier voortijds te staen een schoon hys ‘twelck genoemt was thuys  van Immerzele ende nu al vergaen maar daerop blijven staend een cleyn steynen huysken.
    Hieruit mag worden afgeleid dat ‘t Hof te Meysse werd voor die tijd werd herbouwd.
    1733 Toen Melchior Roose, baron van Boechout, voor de tweede maal  huwde met Maria Francisca Vander Linden – d’Hoogvorst van ’t Hof te Meysse, kregen de bezitters van het kasteel van Boechout eveneens de toelating om in de crypte bijgezet te worden langs de evangeliekant.  Deze crypte is onder het koor ca 1500 gebouwd door de bezitters van 't Hof te Meysse zoals Jan Vander Ee, baljuw van de stad Brussel en heer van Meise.  Deze crypte is niet toegankelijk, maar werd reeds verschillende keren bezocht i.v.m. historisch onderzoek en restauratie van de kerk.
    1758 Op 6 juni werd Jan Jozef Ghislain Vander Linden  over de doopvont gehouden in de Sint-Martinuskerk van Meise door Jan Jozef Vabder Linden, heer van hombeke, ridder van de orde van malta en door Maria Francisca Vander Linden, douarrière van melchior Roose.  Hij was de zoon van Catharina Philipotte Ghislaine de Brune en echtgenoot Jozef Ignace Antoon Vander Linden , baron d’ Hoogvorst van ’t Hof te Meysse.  Eigenaardig was wel dat

    de bevalling ge beurde in het kasteel van Boechout.
    1794 – 1795 Het Hof te Meysse en het kasteel van Boechout werden in beslag genomen.  Er werd veel geplunderd en onder de leiding van Heger verdween alles war waardevol was.  Heger werd uiteindelijk onnozel verklaard!  Tijdens die periode maakten de Fransen een einde aan de feodale instellingen.
    1809 Emmanuel Vander Linden d’ Hoogvorst erfde het kasteel van Meise.

     

    003 Parochiehuis St.-Maarten

    Achter het standbeeld van baron d’Hoogvorst staan de gebouwen van het klooster en van de vrije school, geschonken door gravin Amedée de Beauffort aan de zusters van Maria van Pecq of Braine.  Hier woonde later Herman Boon pr. toen hij onderpastoor was in Meise.  Nu is dit de St.-Maartenschool.
    Boven de voordeur van dit historisch gebouw staat de inscriptie  : “Aan de weledele gravin geboren Roose de Baisy stichtster dezer school in 1861, gedurende gansch haar leven weldoenster der armen en ieverige beschermster van alle werken van weldadigheid”  Amedée de Beauffort slotvoogdes van Bouchout geboren te Brussel den 13den juli 1809 en er overleden den 18den december 1873.  Ingehuldigd op den 12den juli 1905.  Hulde en eerbiedige dankbaarheid der inwoners van Meise.”
    De inhuldiging werd uitvoerig beschreven door Edwin Ganz.
    In een nis bovenaan de voorgevel staat een mooi Mariabeeld.
    En juist voorbij de poort staat er op de gevel van het bureau van de directrice een bas-reliëf van St.-Martinus. Het verdwijnt in het wit van de gevel.  Als het gemaakt was uit harde steen zou de verf- of kalklaag er eens afgehaald kunnen worden.  Maar het is helaas plaaster.  Een kadertje zou het alleszins doen opvallen.  Het werd gemaakt door mevrouw Anita Van Raemdonck, de oma van Dimitri en Tom, toen ze er school liepen.
    Naast het klooster was vroeger de bakkerij Van Malderen, die helaas afgebroken werd voor een bank en appartementen.  Het misstond alleszins tussen het klooster en de rij huizen met trapgeveltjes van aan het huidige restaurant Van Looven tot en met de tandarts.  Wij hopen dat de voorgevel van de bank het totaalbeeld niet zal ontsieren.
    In 2012 werd het schoolhuis afgebroken, behalve de historische voorgevel.  In de kelder werd een onderaardse gang bloot gelegd, die vermoedelijk naar het kasteel van Boechout loopt.  De vondst werd verzwegen, om geen vertraging van de werken te veroorzaken!

    004 St.-Elooikapel

    (69) Achiel Bettesone noteerde in zijn database :
    XIde eeuw Wellicht stond er reeds in de Xde eeuw een stenen kapel op de Hasseltberg in Romaanse bouwstijl.  Voor de eerste schriftelijke bewijzen moet men wachten tot het jaar 1222.  De St.-Elooikapel zou vroeger toegewijd zijn aan Onze Lieve Vrouw. 
    Een andere hypothese behoort eveneens tot de mogelijkheden, namelijk deze van het heidens tempeltje tot kapel en later tot parochiekerk.
    Door de aanwezigheid van de Romeinse heirbaan in de buurt van Meise en meer bepaald op de hoogvlakte van de Hasseltberg bestaat de kans dat   er in die omgeving een heidens offertempeltje stond, dat bij de kerstening werd afgeschaft en vervangen door een missiekapel onder stuwende kracht van bv. de H.Amandus of één van zijn discipelen.  De eerste bidplaatsen waren kleine gebouwen opgetrokken in hout, leem, stro en riet.  Vanaf de IXde eeuw werd natuursteen of baksteen-metselwerk in Romaanse stijl gebruikt met kleine halfronde boogvenstertjes.  De bouw gebeurde meestal met de steun van de heer van een nabij gelegen hof.  Voor de St.-Elooikapel was dit de heer van het Hof ter Hasselt
    1007 De Hasseltbergkapel bleef steeds binnen de grenzen van de parochie Meise.
    1197 Daniël de Lyes  schonk volgens een oorkondehet Hof te Hasselt en de hoeven van het gehucht Hasselt aan de abdij van Grimbergen.  Dit met de goedkeuring van de leenheer Geraard van Grimbergen, die ook leenheer was van het Hof te Meysse (niet van Boechout).  Er werd toen ook onderhandeld over de respectievelijke rechten van de heren van Grimbergen en die van Wolvertem, nl. Alverius de Sottenghem over Hasselt.  Dit was van groot belang voor de kapel van Hasselt aangezien later (1255) bleek dat het rechtsgebied rond de kapel niet duidelijk afgebakend was.  Inderdaad, men weet dat er bewoners van het Hof te Hasselt begraven werden te Wolvertem.  Zelfs kwam ook de parochiegrens van Oppem tot aan de kapel en waren er erfcijnzen gemeenschappelijk met Rode en Meise.  De kapel te Hasselt was dus een mijlpaal tussen de vier parochies.
    Oude documenten vermelden een kapel op de Hasseltberg te Meise, vermoedelijk in Romaanse stijl gebouwd, die moet vernield zijn geweest tijdens de Beeldenstorm van 1566.  Dat deze kapel toen reeds belangrijk was, blijkt uit het feit dat zij een eigen bedienaar had, met name Arnoldus, presbyter de Hasselt (1197) en de regeling van 1256 tussen de abdij van Grimbergen en van Dielegem i.v.m. de aanstelling van deze bedienaars.  Bovendien stond ze naast een belangrijk hof, het hof ter Hasselt, waarvan in 1218 melding werd gemaakt evenals van het geslacht “de Hasselt”. De kapel stond met met de hele parochie onder  het patronaat van de abdij van Grimbergen.
    1218 Wilhelmus van Hasselt getuigde  in ’t bezit van een hof in de omgeving van de kapel.  Hiermee werd vermoedelijk de kapel op de Hasseltberg voor het eerst vernoemd (in nog overgebleven documenten).
    1222 Over de kapel van Hasselt werd uitdrukkelijk vermeld dat zij bij tussenpozen bediend werd door de pastoors van Meise en Wolvertem.  Dit gebeurde in overeenstemming met de abdij van Grimbergen en deze van Dielegem.  Hij werd pas in 1256 door bisschop Nicolaas van Kamerrijk bevestigd.
    De kapel werd ook uitdrukkelijk vermeld in een giftbrief van de kastelein Adam van Grimbergen waarin de bedienaar Arnoldus van Hasselt (presbyter de Hasselt) als getuige optrad.
    1223 Ter gelegenheid van de verdeling van tienden onder de abdijen vond men ook de vermelding omtrent de kapel van Hasselt, nl dat zij afhankelijk was van de parochiekerk van Meise.  Aldus werd zij gelijk gesteld met Oppem en Rode, alhoewel zij alqs laatste werd vermeld.  Hieruit kon blijken dat zij over een eigen tiende beschikte alhoewel de algemene regel was dat een kapel nooit over een eigen tiende kon beschikken.  Of de kapel av Hasselt, zoals die van Amelgem, een eigen doopvont heeft gehad, weet men niet, omdat er nergens een spoor van werd terug gevonden.   Zij beschikten wel over een kerkhof.  Uit de XVIde eeuw zijn teksten terug gevonden die spreken o.a.  over “het fruyt opt kerckhof”.1249 Nikolaas, bisschop van Kamerijk gaf op 8 december de toestemming en het recht om een kloosterling te benoemen van de abdij van Grimbergen als pastoor van Meise en ook van Wemmel.  Deze oorkonde was eveneens van toepassing op de kapel van Hasselt, Amelgem, Oppem en St.-Brixius-Rode.
    1256 De abt van Grimbergen die belast was met de bediening van Meise en de abt van Dielegem die belast was met de bediening van Wolvertem, sloten een akkoord over de bediening van de kapel van Hasselt, die een grenskapel was tussen beide parochies, waarbij één van hun kloosterlingen de kapel zou bedienen (gezamenlijk overleg bepaalde wie deze bedienaar zou leveren).  Dit werd bevestigd in een brief van maart 1256 door bisschop Nikolaas (zie originele latijnse tekst hierbij).  Dit werd in 1258 opnieuw bevestigd door Nikolaas van Kamerrijk en nog eens in 1287 door Willem van Kamerrijk.
    “de capelle de Hasselt”
    “ Noveritis quod nos concessimus et concedimus vivis religosis Grimbergensi Et Gettensi abbatibus et corum conventibus ut in capella de Hasselt institui faciant fratres suos, qui deserviant in eadem quousque circa dictum locum aliter duxerimus disponendum proviso quod ydonei sint quos presentari per dictos abbates contigerit.”
    De abdij van Grimbergen delegeerde hierdoor special een bedienaar voor de kapel in 1256.
    1258 Op 6 maart bevestigde Nikolaas van Kamerijk de aanstelling van Mattheus als pastoor van Meise.  In november bevestigde dezelfde bisschop op voorstel van aartsdiaken Willem van Brabant dat de bediening door de abdij van Grimbergen niet alleen toegestaan werd voor Meise en Wemmel, maar ook voor de afhankelijkheden zoals Oppem, amelgem inbegrepen, Rode en de kapel van Hasselt.
    1287 Bisschop Willem van Kamerrijk bevestigde nogmaals de brieven van 1256 en 1258 over de regeling tussen de abdijen van Grimbergen en van Jette (Dielegem) voor de bediening van de Hasseltkapel en dit tot 1320.
    1566 Beeldenstorm Kapel, vermoedelijk in romaanse stijl verwoest.
    1590 Van 1590 tot 1664 werd de St.-Elooikapel onder toezicht geplaatst van een administrateur.  In de rekeningen van de Sint-Elooikapel heeft men een uitgave van 6 gulden en 10 stuyvers “om enen St.-Elooi te doen maeken”.  Verder vond men “op Sinte Loysdach in den winter den offer a” 1590, 4rgl en 17 ½ st” vervolgens ook nog “ Op den eersten en tweeden Paesdach metterschaelen rontgehaelt onder ’t log”.  Verder werden er trouwens n Elooiviering bestond.  Daarom kan men van toen beweren dat de kapel op de Hasseltberg, die vroeger onder de bescherming stond van O.L.V., toen onder  de bescherming kwam van St.-Elooi.
    Men vermoedt dat de St.-Elooikapel nooit beschikte over een eigen tiendegebied, nochtans had zij sinds oude tijden wel een eigen dotatiegoed.  Hierover werd men ingelicht als volgt : “Dit is dat Anthonis Van Hemelrijck, toesinder ende administrateur der kercken van Hasselt heeft ontvangen”.  Dit werd geschreven door een leek en niet door een kerkmeester.  Ook werd vernomen dat”de kercke van Roye” jaarlijks een aantal “veertelen aan Hasselt” verschuldigd was.  Dit doelt op een zekere verbondenheid.
    Aan goederen had Hasselt in 1590 nog een halfbunder land “op den Lindencouter” onder Wolvertem, gedeeld met de kerk van de H.Geest van Wolvertem, elk voor een derde.  Dit bracht 6 veertelen rogge op.
    “Te Hasselt werd op de stede van Anthonis Van Hemelrijck tegen den Meutere aen ’s heirenstrate twee veertelen rocxs – Item een stuck lants ghelegen opden ende geeft ’s jaers twee veertelen rocxs.  Item van de stede van Stevijn Herserghens jaerlijckx st. cheyns, ghelegen opt Winckelveldeken.  Item juffrouw van Overbeke jaerlijcx twee veertelen rocxs, meyssese maete.  Item tclooster van Scheute en ceyns 2 lvensche penninghen”. Samen gerekend had  “de kercke van Hasselt”  minstens 2 bunder eigen goed en ekele cijnzen.  De goederen lagen allen onder Wolvertem in de oudst bebouwde landen, hetgeen wel beduidde op een zeer oude herkomst.  Deze inkomsten dienden in hoofdzaak voor onderhoud van het gebouw zelf en voor de bediening.
    In 1590 werd er ook een klok besteld voor de kapel te Hasselt : die werd echter pas in 1607 geleverd.
    Gerardus De Bock werd pastoor van Meise als opvolger van M. De Meestere.  De kapel van Hasselt onderging herstellingen o.a. aan het dak dat vernieuwd werd.  Zij werd toen druk bezocht voornamelijk op  1 december (feest van St.-Elooi), op Pasen, op tweede Pinksterdag en op de eerste Kruisdag.
    1607 In de kapel van Hasselt werd een klok gehangen die reeds besteld was in 1590.  Deze klok is thans nog in gebruik.
    1608 Het bedevaartvaantje bij de St.-Elooivieringen op den Asselenberg zag toen licht
    1627 nieuwe kroon op beeld.  Er werd toen een uitgave geboekt van 13 stuyvers “voor 100 vaenties van St Eloy”.  Het was een kopergravure van 0.169 hoogte en 0.265 breedte (zie afbeelding).  Dit werd dus vastgesteld aan de hand van de rekeningen en uitgaven voor de aankoop van de Sint-Elooivaantjes voor de ommegang en de zegening van de paarden, een activiteit die dus ten minste terug gaat tot het begin van de XVIIde eeuw.  Vermoedelijk werd de cultus van Maria verdrongen door deze van de pestheilige St.-Elooi ingevolge de pestepidemie die in onze streken was uitgebroken en ter bescherming van de dieren.  Zie afdruk en beschrijving van het bedevaartvaantje.
    1627 Op het beeld van St.-Elooi werd een nieuwe kroon geplaatst.
    1647 Onder het beleid van Gijssens Bartholemeus, pastoor van Meise, werd de bouwvallige kapel te Hasselt heropgericht in 1652 (zie zandsteen in de voorgevel)
    1652 De in 1652 bestaande kapel van Hasselt was zeer bouwvallig, vermoedelijk een gebouw uit de periode van de romaanse stijl  in zandsteen.  In een periode van amper drie maand werd er een nieuwe kapel opgericht.  De eerste steen werd gelegd op 2 juli, feestdag van O.L.V.Boodschap.  De kapel werd ingewijd door de titularis aartsbisschop van Eféze, Jacobus la Torre(Jacques de la Torre) een Norbertijn van de abdij van Middelburg als “ac altare in honore beatae Mariae ac sancti Eligii”.  In de voorgevel werd een gebeitelde zandsteen ingewerkt met de volgende aanduidingen : F.B.G.R. 1652.  Dit wil zeggen : Frater Bartholemeus Gijssens Reëdificavit anno 1652
    Het gebouw werd opgericht door de zorgen van de abdij van Grimbergen en werd van toen af zeker St.-Elooikapel genoemd.  De aanduidingen in de deuromlijstingen zien eruit als monogrammen van de maker. De kapel was vroeger grotendeels door linden en deels door een haag van de aanpalende eigendommen gescheiden.  Door de aanleg van een brede laan werd dit natuurschoon wel geschonden.
    In de rekeningen van 1652 vond men dat de herbouwde kapel 1250 gulden kostte voor de timmerman en metser, 50.000 careelen voor effenen van het kerkhof en opgraven van kanten.  Aan de ontvangsten werden godspenningen van de “vercouchte oude capella” in rekening gebracht.  Volgens de rekeningen werd in de oude kapel de deur naast het altaar hersteld, waaruit werd vermoed dat het altaar toen naast de nu ingemetselde deuropening stond, vandaar de verklaring van aannemer Urbaan Van Dooren :”De huidige kapel is een herbouwing van een kleinere Romaanse kapel waarvan de nu gesloten ingang langs de linkerzijde de voormalige altaargevel was en de huidige voorgevel tot op de hoogte van de natuursteen de zijgevel vormde.  Dit werd verduidelijkt door de dichtgemetselde Romaanse ingang van natuurstenen omlijsting en aangebrachte ingang met een omlijsting van blauwe hardsteen in een muur met natuursteen (zie afbeelding).
    1665 Waarschijnlijk begon hier een lange periode zonder erediensten ingevolge de oorlog tussen Frankrijk en de Nederlanden tot 1702
    1684 Rond 1684 kennen wij het verhaal van een pachter Van Hemelrijck te Hasselt.
    1688 Jaartal dat vermeld werd in het barokke stukwerk van het plafond van de St.-Elooikapel.  Vermoedelijk was het dak van de kapel afgebrand door de Fransen en werd het in 1688 vernieuwd samen met het pleisterwerk.  Het huidig pleisterwerk is van recentere datum, maar de stukadoors hebben het jaartal in hun werk overgenomen.
    1695 Franse soldaten richtten verwoestingen aan.
    1713 Aan de kapel gebeurden herstellingswerken.  Het jaartal 1688 in de plafonnering aangeduid werd evenwel behouden evenals bij later herstellings- en vernieuwingswerken en dit tot op heden.
    De steunelementen in het baksteenmetselwerk uit natuursteen gehouwen zijn steunblokken van houten spanten die vroeger het dakgebint hebben gedragen.
    1752 Voor de aankoop van 300 ‘wiskens voor vaentiens’ werd  9 stuiver beboekt voor de St.-Elooikapel.
    Bij de viering van het 100 jarig bestaan bekwam men een relikwie van de H.Eligius uit Rome.  Op 27 oktober werd aan M. Daems, constatarius 2 halve souvereynen uitbetaald als vergoeding voor port en uitgedeelde aalmoezen.
    1753 Voor de relikwie van St.-Elooi werd een zilveren relikquaire gemaakt.
    Voor 300 wiskens voor de bedevaartvaantjes van St.-Elooi en 6 wassen peerdekens om te offeren aan St.-Elooi werd 1 gulden en 1 stuiver geboekt.
    1754 Beeldhouwer Dubreyn maakte toen een borstbeeld van St.-Elooi en een kast.  Het beeld werd verguld door Van Wiel.
    Op 24 november, de zondag voor de feestdag van St.-Elooi, werd met grote luister en processiegewijs door pastoor Lemire het nieuwe borstbeeld van St.-Elooi, samen met de relikwie, naar de kapel gebracht.
    1759 De St.-Elooikapel staat op de figuratieve kaart van C.J.Everaert (kaartboek Karthuyzerklooster Brussel).
    1771 preekgestoelte geplaatst
    1777 Door de notering van de uitgaven weet men dat de kapel gewit werd en dat de verering een ongekend hoogtepunt beleefde.
    1789-1799 Franse Revolutie.  In onze streken heerste een schrikbewind.  De kapel werd opnieuw verwoest.  De  kelk en reliekhouder werdenb verstopt in de tuin van de koster.
    1813 Op 30 september gebeurden er uitgaven voor herstellingen aan het dak.
    1819 De kapel werd opnieuw opengesteld voor erediensten.  Er werd  offergeld genoteerd.
    1826 Vanaf 5 juli moesten de parochianen zelf de St.-Elooivieringen regelen.
    1850 Periode van hongersnood.  De toeloop naar de St.-Elooikapel verminderde geleidelijk tot ongeveer de helft van de XIXde eeuw om practisch geheel te verdwijnen met de eerste wereldoorlog.
    1899 A.Cosijn schreef in ‘Sites Brabançons’ dat ieder jaar op 6 december landbouwers met paarden te Hasselt kwamen beewegen aan de kapel.  Hij steunde zich hiervoor op geschriften Wauters (naar men vermoedt).
    1914 – 18 Tijdens de eerste wereldoorlog werd de kapel als paardenstal gebruikt door Duitsers
    1918 Dank zij pastoor Cools van Meise werd de oude gewoonte rond de St.-Elooikapel  op de Hasseltberg  opnieuw in het leven geroepen.
    1923 Op 1 december stonden er ca 70 paarden voor de St.-Elooikapel getooid met papieren vaantjes.  Door kunstschilder Edwin Ganz werd de paardenbedevaart mooi uitgebeeld (afbeelding II30)
    1937 In “Eigen Schoon en de Brabander” jg nr. 1-2 schreef men dat de kapel van St.-Elooi te Meise op het gehucht Hasselt, een beroemde bedevaartplaats was voor de gelovigen van de omringende dorpen. “Elke eersten maandag van de maand wordt er een H.Mis gelezen ter ere van St.-Elooi.  Op de dag van de Grote Begankenis heeft voor de mis de plechtige zegening van de paarden plaats.”
    1940 Tijdens de oorlogsjaren beleef de St.-Elooikapel open, maar de vieringen kenden een dieptepunt.
    1943 In het boek van Wauters vindt men binnenzichten van de St.-Elooikapel (1943).
    1954 Op 1 december slechts 4 bedevaarders te paard.
    1957 Op de feestviering van St.-Elooi waren er 60 paarden en 50 tractoren en was er de opvoering van een toneelstuk  van Peleman Bert : De avonturen van St.-Elooi en de goede koning Dagobert.  Deze opvoering had plaats op de Hasseltberg op zondag 1 december om 15 u. 30.
    1959 Omwille van de herstellingswerken beperkte de viering van 1 december zich tot enkel de ommegang en zegening van paarden en tractoren.
    De familie De Smedt – Van Ginderachter van het Hof van Hasselt liet toen op eigen kosten de kapel restaureren.  Hierbij werd het dak en de vloer vernieuwd en werd de kalk van de muren verwijderd.
    1960 Zicht op de St.-Elooikapel binnen voor de restauratie van 1960 (zie de afbeelding)
    1963 Dieptepunt vieringen na vertrek van Bert Peleman en overlijden van Fiel Lettens en Van den Breede.
    1970 De familie Heyvaert, Mgr Daelemans en architect Jan Van Roy met Jan Robeyn en Albert Van der Wilt namen de vieringen ter harte.
    1972 Architect Jan Van Roy ontwierp een nieuw teken van eregezel.  Het werd gesmeed door Jan Van Riet en Vasseur (afbeelding).  Het vorige ereteken bestond uit een hoefijzer opgehangen aan een ketting.  Toen werd ook een aanvang genomen met het maken van  kleine kruisjes, die ieder jaar anders zouden zijn.  Door de K.I.T.O.-school van Vilvoorde met Joris Hanssens en Guido Roeffaer en hun dames, leerkrachten aldaar, werd dit werk ieder jaar tot een goed einde gebracht.  De deelnemers aan de ommegang  kregen dit aangeboden als aandenken.  Verder werden die verkocht om de confrèrie te steunen.  St.-Elooi werd Emiel Knop en Smidje Smee was Albert Van der Wilt.  De stoere Brabantse trekpaarden werden geleverd door paardenfokker Gaston van Doorslaer uit Imde.   Dit zou gedurende vele jaren zo blijven.
    1977 Kunstsmid Van Riet versierde de St.-Elooikapel met een bijzonder mooi kruisbeeld in smeedijzer.
    1988 De Confrèrie de Bethune stuurde een speciale afvaardiging naar de St.-Elooiviering in Meise, welke ook in de Broederschap werd opgenomen.
    1990 Eureloy, de Europese federatie van St.-Elooibroederschappen werd gesticht.  In april kwamen de verantwoordelijken uit Noyon, Bethune, Beuvry,Dülken, Kevelaer, Antwerpen en Meise samen in de pastorij van Meise, waarbij de statuten werden opgesteld.  Op 24 juni tekenden een groot aantal aanwezigen te Noyon het Europese charter.  Op 14 november werd er te Antwerpen vergaderd om een Raad van Bestuur en een dagelijks Bestuur samen te stellen.  Mgr. Daelemans werd voorzitter en Frans Heyvaert werd secretaris-generaal.
    2002 viering 350 jaar St.-Elooikapel en plaatsing beeld van  Paul Grégoir.

    362 De kapel van Sint-Elooi

    Wanneer deze kapel gebouwd werd is niet bekend.
    De hypothese dat zij voor 1200 opgericht werd als missiepost is zeer aanvaardbaar.  Langs deze post heeft het Kristendom zich in Meise gevestigd.  Is Hasselt als kern ouder dan het dorp ? Heeft een verschuiving van het zwaartepunt van het dorp zich voorgedaan, zoals elders wanneer door afschaffen of verzachten van het latendom, de vrijgekomenen niet meer aan een bepaalde ligging gebonden waren.  Dit verschijnsel doet zich voor waar vrije dorpen opgericht worden doch hier zou men de kleine kern van Hasselt gevlucht zijn, om de groten van het dorp in handen te vallen, wat weinig waarschijnlijk is.
    Een zeer oude schepenbrief (4.6.1292) van Meise zegt dat “Wouter, de Coster van de Capelle,  een Mechelse balstee rogge verkocht aan de kranke begijnen te Mechelen bepand op een beemd-wing van de heer van Grimbergen”.
    Was dit de koster van Hasselt ?
    In 1222 treedt “Arnoldus, presbyter de Hasselt” op als getuige.
    Is Hasselt een parochie geweest ?  Misschien, maar dan is het heel lang geleden ofschoon van het kerkhof van Hasselt eeuwen lang gesproken wordt bv. nog in 1754.
    Op te merken valt dat er steeds gesproken wordt van de “Capelle” of “de Kercke” van Hasselt – niet van St.-Elooi.
    Volledigheidshalve geven we hier de mening van dr. Verbesselt “de ligging van deze kapel op de grens van drie gemeenten en nabij het voornaamste knooppunt van wegen van een  hele streek is zeer belangrijk”.  Hieruit leidt hij af dat de Sint – Elooikapel behoort tot “ de oudste bidplaats van de streek die het aandenken bewaart van de doortocht van de eerste missionarissen.  In deze bidplaatsen werden de heidenen gedoopt.  Deze kapellen werden niet ingericht tot parochiekerken om reden van hun ligging – maar ze blijven bid- en bedevaartplaatsen.  Dit is waar voor de Sint – Elooikapel”.
    Wij durven het zo voorstellen.  In de vroegere periode van de missionering werd een houten noodkapel opgetimmerd.  De zusters zullen deze kapel terug in goede staat hersteld hebben om te kunnen dienen als bidplaats waar op zondagen en feestdagen mis werd gelezen.
    De bediening van de kapel werd door twee abdijen waargenomen, enerzijds door de abdij van Grimbergen en  anderzijds door de abdij Sint – Pieters in Jette, patronatus van de parochie Wolvertem.
    In 1652 werd op initiatief van de pastoor van Sint – Martinus, Bartholomeus Gysens, de actuele kapel gebouwd.  Op een zandsteen kan men volgend inschrift lezen : F.B.G.R.A. 1652 – de initialen van Frater Bartholomeus Gysens reedificavit anno 1652.
    In het jaar 1652 werd de Sint – Elooikapel gewijd door Jacobus la Torre titulaire aartsbisschop van Efeze, proost van Harelbeke en vicarius apostolicus in België “ac altare in honore Beat.  Virgo Mariae ac Sancti Eligii”.  Hie rijst de vraag : Was de kapel ook toegewijd aan Maria ?
    Deze kapel werd in 1951 geklasseerd als monument.  Ze bezat een klein patrimonium o.a. twee bunder eigendom en een fruithof.
    Had de kapel van Hasselt een kerkhof ?
    Het is mogelijk dat er begraven werd op de grond rondom de kapel maar we durven het niet bevestigen. (Ten Westen van de Hasseltberg stonden enkele huizen die in de volkstaal gekend waren onder de benaming van de Oppemse ziekenhuizen, waarschijnlijk in tegenstelling met de Wemmelse ziekenhuizen, ook gelegen langs dezelfde weg.)
    Jaarlijks wordt dank zij de Sint – Elooigezellen de feestdag van hun patroon plechtig gevierd.
    Destijds was er op de pastorij van Meise een register van 60 bladzijden, in perkament, waarin de ontvangsten en uitgaven voor rekening van de kapel van Hasselt genoteerd werden.
    Het omvat :
    bladen 1 – 4 : uitgaven volgens de kerkmeesters – 1702 : Denis Vermeiren – 1703 : Jan Jacobs – 1704 : Peter Van Waeleroyck – 1705 : Hendrik Van Hemelrijck.
    Bladen 13 – 18 : ontvangsten van 1750 – 95 door Norbert Ferro pastoor van Meys.
    bl. 59 bekentenis van Gerard Terwecoren, erfkoster, dat zijn ouders 60 g. schuldig gebleven waren aan de kapel en belofte deze jaarlijks af te leggen – geëindigd 8.12.1777 – met inschrijving pastoor Le Mère : “Is voldaan dus doodt”.
    bl. 60 – verklaring van de pastoor van Meise dat hij te Brussel aan mevrouw Mesmaecker een schuld van 240 g. aangegroeid tot 352 g.  Dit geld was in 1660 opgenomen geweest door pastoor de Potter ten tijde van de pest, voor de H.Geest (dit is voor de steun aan gezinnen) en betaald met de verkoop van het Roybos (1703 L. Lettens), 138 g. en de helft van het Pijpenbos (Pipenoybos) 120g. en 93 g. uit het offer van O.L.Vrouw (er is weer geen sprake van Sint – Elooi.
    Op 17.1.1711 betaald aan Meester Coppens ter accommodatie van de remonstrantie van de kerk van Meise, 130 g. verminderd van 6 g. 19 st. wegens gewicht gouden ring geofferd aan O.L. Vrouw – blijft 117 g. betaald met de andere helft van het Pijpenbos.
    In 1709 wordt het Kerckbos voor 240 g. verkocht aan Ant. Thielemans.
    Het offerblok geeft alle jaren 8 à 9 gulden
    Op 31.1.1711 wordt 10 g. 10 st. van ’t Kerckenoffer gelegd in de loterij van de finis terrae (finistère).
    Rond 1750 stijgt de opbrengst van de offerblok 20 g. op de feestdag van Sint – Elooi.
    Vanaf 1750 wordt een uitgave ingeschreven voor de dienst van 3 december – toen was Terwecoren koster van de kapel.
    Op 27.10.1752 – 2 halve souvereynen aan M. Daems cantatarius voor port en een te Rome uit te delen aalmoes aan de reliquiën van de H. Eligius.
    In 1755 betalingen aan Van Wiel voor het vergulden van de kasse van St.-Elooi en aan beeldhouwer Durey voor de kasse.  Een nieuw missaal en register.  Aan Dielegem wordt een jaarlijkse cyns betaald – en om de 3 jaar worden 500 vaantjes gekocht
    In 1770 wordt een nieuw casuyvel aangekocht.

    Bibliografie :

    “350 jaar St.-Elooikapel” Achiel Bettesone
    “Meise” Achiel Bettesone
    “St.-Elooikapel” Constant Noppen Berla
    “Meise, onder de toren van St.-Martinus” Jef De Cuyper Sib 2001

    005 Kasteel van Boechout

    (71 - 4,12) 1095 Godfried I (met de baard), hertog van Brabant, stichtte te Meise de versterkte burcht (vierkante toren of donjon) van Boechout als schild tegen de machtige heren van Grimbergen die hem ontrouw waren.  Hij was graaf van Leuven en schonk in 1129 zijn jachtdomein aan de Norbertijnen (Abdij van Park).
    1160-1172 In opdracht van de hertogen van Brabant werd de versterkte burcht van Boechout gebouwd door de heren van Kraainem (Willem) dit als schild tegen de opstandige Berthout’s, heren van Grimbergen en ook als schild tegen de graven van Vlaanderen.
    1182 De Crainhem’s kregen van de hertogen van Brabant het bevel een versterkte burcht te bouwen in de benedenhoek van Meise, tegen de machtige heren van Grimbergen, met name de Berthouts.
    1356 Lodewijk van Male belegerde de burcht van Boechout in een bloedige strijd
    1400 Door toedoen van Gilles van Boechout, die abt werd van Grimbergen, zorgde de abdij voor een kapelaan in dienst van Boechout en was er een familiegraf voor de heerlijkheid Boechout in de abdijkerk van Grimbergen.
    1416 Egidius van Boechout was abt premarius te Grimbergen.  Hij stierf in 1416.  Zijn grafsteen bevindt zich in de abdijkerk van Grimbergen.  Vermoedelijk was er toen ook een kapelaan op het kasteel van Boechout.
    1535 Op 15 maart werd Boechout en omgeving zwaar getroffen door een orkaan.
    1537 Als Boechout door Everaert Vander Marck en erfdochter van Margaretha van Boechout werd verkocht aan Maximiliaan Van Zevenbergen (Transsilvan), secretaris en raadsheer van keizer Karel, werd ook de toekenning van de kosterij van Meise overgedragen.
    1582 Onder de leiding van Alexander Farnese, prins van Parma, werd Meise en Boechout belegerd en vernield door de Spaanse troepen die er ook zware beschadigingen aanrichtten. Boechout werd ook bezet door Bernard de Merode.
    1598 Boechout werd door Albrecht en Isabella verheven tot baronnie.
    1600 Er werden grondige herstellingen uitgevoerd aan de burcht.
    1605 De heerlijkheid van Boechout werd voor het eerst erkend als baronnie door aartshertogen Albrecht en Isabella onder Chistoffel d’ Assonville.
    1615 Charles d’Assonville was heer van Boechout van 1607 tot 1651.
    1677 De familie France d’ Assonville liet Boechout over aan de Roose’s, tot 1830 laatste eigenaars tijdens het ancien regime.
    1678 Boechout werd aangekocht door Pieter Ferdinand Roose, raadslid van Brabant en zoon van Jan Roose, burgemeester van Antwerpen die ook advokaat geweest was voor de France in verband met het proces tussen Filip ’t Serclaes, heer van St.-Agatha – Rode, echtgenoot van Marie d’ Assonville (dochter van Christophe) en Gaspar de France, echtgenoot van Margaretha d’ Assonville, over het bezit of het verkrijgen van Boechout.
    1679 figuratieve kaarten van goederen gelegen te Meise en toebehorende aan de abdij van Grimbergen, opgemaakt door Peeter Meysman naar de kaart van Brussegem door Jan Van Acoleyen, met schetsmatige afbeelding van de kerk en ’t Goet van de heer Spinosa (Boechout).  Het zijn gekleurde tekeningen 0.45 * 0.45.
    1694 pag. 47 “Meise Bettesone” ingescand
    1728 Op 5 december sloot Melchior Roose een overeenkomst met de abt van Grimbergen en pastoor F.C.Caesens te Meise tot het opnieuw stichten van een slotkapel in de burcht van Boechout met als voorwaarde er dagelijks een mis op te dragen, maar te wonen in de pastorij te Meise (Franç. Xavier Le Mir) en daar de pastoor te helpen. Dit tegen de prijs van 6.600 gulden.
    1733 Toen Melchior Roose, baron van Boechout, voor de tweede maal  huwde met Maria Francisca Vander Linden – d’Hoogvorst van ’t Hof te Meysse, kregen de bezitters van het kasteel van Boechout eveneens de toelating om in de crypte bijgezet te worden langs de evangeliekant.  Deze crypte is onder het koor ca 1500 gebouwd door de bezitters van 't Hof te Meysse zoals Jan Vander Ee, baljuw van de stad Brussel en heer van Meise.  Deze crypte is niet toegankelijk, maar werd reeds verschillende keren bezocht i.v.m. historisch onderzoek en restauratie van de kerk.
    1794 -1795 De winter was bijzonder streng en er was grote armoede.  Er sneuvelden toen tijdens de strenge winter veel bomen in het domein van Boechout. Het hof te Meysse en het kasteel van Boechout werden in beslag genomen. Er werd veel geplunderd en onder leiding van Heger verdween alles wat waardevol was.  Heger werd uiteindelijk onnozel verklaard.
    tijdens deze periode maakten de Fransen een einde aan de feodale instellingen.
    1832 Het kasteel van Boechout werd verbouwd (zie afbeelding II 15.2) door graaf Amedée de Beauffort onder leiding van architect T.F.Suys.  In het mooie zaaltje met in de zoldering al de wapenschilden van de vorige eigenaars van Boechout werden door Capronnier gebrandschilderde glasramen  aangebracht met beeltenissen vande hertogen van Boergondië, keizer Maximiliaan, Karel V, Filips II, Albrecht en Isabella.  Naar Wemmel toe kwamen er ook een paar nieuwe gebouwen bij waarin blauwe bakstenen werden verwerkt.
    1879 Op 13 maart kocht koning Leopold II met Filips, graaf van Vlaanderen als borg, het kasteel van Boechout van Leopold de Beauffort, zoon van Amedee, voor zijn zieke zus Charlotte, keizerin van Mexico (Marie Charlotte Amélie Victor Clémentine Leopoldine, prinses van België, aartshertogin van Oostenrijk en keizerin van Mexico(zie afbeeldingen II 17.4) . Pas op 16 april 1881 werd de acte van verkoop verleden voor het hof te Meysse, eigendom van Edmond Vander Linden d’ Hoogvorst.
    1880 Op 4 augustus werd Karel Hendrik Van Daelem (° 25.1.1836 te Wemmel)  pastoor van Meise tot 22 december 1920, dag van zijn overlijden.  Hij was ook aalmoezenier van keizerin Charlotte en celebreerde regelmatig de H.Mis in de slotkapel van het kasteel van Boechout.
    1914 Op 20 augustus was Meise door het Duitse leger (IIIde Rs Vlassen) reeds bezet. Het domein van Boechout bleef echter onbezet gezien het de woonplaats was van keizerin Charlotte, een schoonzus van keizer Frans-Jozef van Oostenrijk.
    1914-18 Aan het hek van het domein van Boechout werd een grote  plaat aangebracht : “dit kasteel wordt bewoond door Hare Majesteit  de Keizerin van Mexico, schoonzuster van onze doorluchtige bondgenoot Keizer Franz-Jozef van Oostenrijk”.
    Een maal richtte de stille burcht een discreet verzoek tot de Amerikaanse Ambassade en Brand-Withlock, gezant van de Verenigde Staten gaf onmiddellijk gevolg aan de vraag : wit brood voor de keizerin …
    1927 Op 17 januari om 7 uur overleed keizerin Charlotte op het kasteel van Boechout (zie foto en illustratie II 32).
    1939 Het domein van Boechout werd eigendom van de Belgische staat die het van de “Kroon” had gekocht.
    1940 Op 10 mei, toen de oorlog uitbrak, zat de koninklijke artillerie van België op het domein van Boechout. Op 14 en 15 november heerste er een orkaan over Meise. Hierbij sneuvelden verscheidene prachtexemplaren van de beuken langs de dreven van het domein, die aangeplant werden in 1806 door Karel Peter Roose en Hendrika Franciska de Visscher de Celles die Boechout in 1876 op 12 juli in bezit genomen hadden.
    1941 Op 12 november werd door brand het zadeldak van het kasteel van Boechout gedeeltelijk vernield.
    1944 Op 9 september bezetten de troepen van het Engels leger het domein van Boechout en gebruikten het als opleidingscentrum voor een tankeenheid en een vervoerskorps. Het resultaat van hun verblijf was afschuwelijk .
    Op 29 november viel er een V1 (vliegende bom) in de Westhoek van het park van Boechout.  Hierdoor sneuvelden vele ruiten o.a. in beide kastelen (zie afbeelding).
    1965 tot 1970 waren de Vlaamse poëziedagen te gast in Meise en werden poëzie-evenementen gehouden op het terras van de Oranjerie.
    1986 Van 13 tot 21 september werd het gerestaureerde kasteel van Boechout opengesteld voor een retrospectieve in de benedenzaal over kunstschilder Edwin Ganz
    5.6.1988 Historische evocatie van de bewoners van het kasteel van Boechout
    1992 Het Audiovisueel Centrum vierde zijn 25 jarig bestaan in het kasteel met een opvoering van het gedicht AVC Meise – Podium 1984 van Gery Florizoone, laureaat Jules Van Campenhoutprijs voor poëzie in 1982. De uitreiking van de J.V.C.-prijs voor poëzie en de Marits Naessensprijs voor Plastische kunst gebeurde terzelfdertijd. Er was ook een optreden van een Spaanse Flamencogroep.
    2005 Dag van het park onder het thema Liefde in het park, 3 gedichten, 6 talen een selectie uit “A thing of beauty” en “A joy for ever” rond de Oranjerievijver in de romantische Plantentuin, voorgelezen door oud leerkrachten van het Audiovisueel Centrum Meise en Lief Van Schel (voorlezer van de gedichten van de laureaten van de JVC-prijs.

    Uit “Meise” van Achiel Bettesone V.g. 1979 en 1998 van pag. 14 tot 22

    25 Kasteel van Boechout (ca.1100)

    Reeds rond 1100 vinden we vermeldingen van een versterking op deze plaats. Het oudste nog bestaande deel van het kasteel, de vierkante toren (links als u voor het kasteel staat), werd rond 1350 gebouwd.
    De bronzen gedenkplaat op de binnenkoer geeft aan dat het kasteel in 1832 verbouwd werd door Tilman-François Suys in opdracht van baron Amédée de Beauffort. Keizerin Charlotte verbleef er met haar gevolg vanaf 1879 tot ze overleed op17 januari 1927.
    De laatste restauratie ving aan in 1980 met het vernieuwen van de binneninrichting en eindigde in 1988 met het zandstralen
    van de gevels.

    Bibliografie :
    “Meise” Jan Vanden Eynde
    “De heren van Boechout en hun waterburcht te Meise” Constant Noppen
    “Het koninklijk domein van Boechout en zijn kastelen” Edwin Ganz
    “Meise, onder de toren van St.-Martinus” Jef De Cuyper pag. 16 – 19
    “De waanzin van Charlotte” Jos Pauwels e.a. hoofdstuk “Madeleine” van Jef De Cuyper
    “Keizerin Charlotte op rust in Meise” van Achiel Bettesone

    006 Kasteel te Meysse tot 1944

    (54) In de Plantentuin stond een tweede kasteel, vooraan aan de Oranjerievijver, inkom Meise.
    Onder de "Vriendschaptempel" die onlangs gerestaureerd werd, bevindt zich de ijskelder van dat kasteel.
    Enkele historische data Hof te Meysse :
    Volgens de bronnen verschillen de data nogal eens op enkele jaren na.  Deze gegevens plukten wij uit "Meise" van Achiel Bettesone, 3de uitgave "Schoon Meise" van Vakantiegenoegens Meise 1997.  Ik ondervond dat deze uitgave vrij exacte gegevens biedt.  Alles is uiteraard onderhevig aan kwaliteitsverbetering.
    Wij durven suggereren om aan de plaats van het verdwenen kasteel enkele foto's aan te brengen.
    XIIIde eeuw Er werd aangenomen dat het Oud Hof te Meysse in de 13de eeuw werd gebouwd.
    1211 De schepenbank was gevestigd in het Hof te Meysse
    1212 De ridders Rengot en Arnold de Menza werden vermeld als heren van Meysse of van het hof van Meysse, waar ook de schepenbank gevestigd was.  Ze kwamen toen getuigen in een diploma van Gerard Van Grimbergen.  Armand van Grimbergen zou door zijn huwelijk met Gisèle verwant geweest zijn met de heren van Kraainem, een bastaardtak van de hertogen van Brabant.

    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.005 Kasteel van Boechout

    005 Kasteel van Boechout

    (71 - 4,12) 1095 Godfried I (met de baard), hertog van Brabant, stichtte te Meise de versterkte burcht (vierkante toren of donjon) van Boechout als schild tegen de machtige heren van Grimbergen die hem ontrouw waren.  Hij was graaf van Leuven en schonk in 1129 zijn jachtdomein aan de Norbertijnen (Abdij van Park).
    1160-1172 In opdracht van de hertogen van Brabant werd de versterkte burcht van Boechout gebouwd door de heren van Kraainem (Willem) dit als schild tegen de opstandige Berthout’s, heren van Grimbergen en ook als schild tegen de graven van Vlaanderen.
    1182 De Crainhem’s kregen van de hertogen van Brabant het bevel een versterkte burcht te bouwen in de benedenhoek van Meise, tegen de machtige heren van Grimbergen, met name de Berthouts.
    1356 Lodewijk van Male belegerde de burcht van Boechout in een bloedige strijd
    1400 Door toedoen van Gilles van Boechout, die abt werd van Grimbergen, zorgde de abdij voor een kapelaan in dienst van Boechout en was er een familiegraf voor de heerlijkheid Boechout in de abdijkerk van Grimbergen.
    1416 Egidius van Boechout was abt premarius te Grimbergen.  Hij stierf in 1416.  Zijn grafsteen bevindt zich in de abdijkerk van Grimbergen.  Vermoedelijk was er toen ook een kapelaan op het kasteel van Boechout.
    1535 Op 15 maart werd Boechout en omgeving zwaar getroffen door een orkaan.
    1537 Als Boechout door Everaert Vander Marck en erfdochter van Margaretha van Boechout werd verkocht aan Maximiliaan Van Zevenbergen (Transsilvan), secretaris en raadsheer van keizer Karel, werd ook de toekenning van de kosterij van Meise overgedragen.
    1582 Onder de leiding van Alexander Farnese, prins van Parma, werd Meise en Boechout belegerd en vernield door de Spaanse troepen die er ook zware beschadigingen aanrichtten. Boechout werd ook bezet door Bernard de Merode.
    1598 Boechout werd door Albrecht en Isabella verheven tot baronnie.
    1600 Er werden grondige herstellingen uitgevoerd aan de burcht.
    1605 De heerlijkheid van Boechout werd voor het eerst erkend als baronnie door aartshertogen Albrecht en Isabella onder Chistoffel d’ Assonville.
    1615 Charles d’Assonville was heer van Boechout van 1607 tot 1651.
    1677 De familie France d’ Assonville liet Boechout over aan de Roose’s, tot 1830 laatste eigenaars tijdens het ancien regime.
    1678 Boechout werd aangekocht door Pieter Ferdinand Roose, raadslid van Brabant en zoon van Jan Roose, burgemeester van Antwerpen die ook advokaat geweest was voor de France in verband met het proces tussen Filip ’t Serclaes, heer van St.-Agatha – Rode, echtgenoot van Marie d’ Assonville (dochter van Christophe) en Gaspar de France, echtgenoot van Margaretha d’ Assonville, over het bezit of het verkrijgen van Boechout.
    1679 figuratieve kaarten van goederen gelegen te Meise en toebehorende aan de abdij van Grimbergen, opgemaakt door Peeter Meysman naar de kaart van Brussegem door Jan Van Acoleyen, met schetsmatige afbeelding van de kerk en ’t Goet van de heer Spinosa (Boechout).  Het zijn gekleurde tekeningen 0.45 * 0.45.
    1694 pag. 47 “Meise Bettesone” ingescand
    1728 Op 5 december sloot Melchior Roose een overeenkomst met de abt van Grimbergen en pastoor F.C.Caesens te Meise tot het opnieuw stichten van een slotkapel in de burcht van Boechout met als voorwaarde er dagelijks een mis op te dragen, maar te wonen in de pastorij te Meise (Franç. Xavier Le Mir) en daar de pastoor te helpen. Dit tegen de prijs van 6.600 gulden.
    1733 Toen Melchior Roose, baron van Boechout, voor de tweede maal  huwde met Maria Francisca Vander Linden – d’Hoogvorst van ’t Hof te Meysse, kregen de bezitters van het kasteel van Boechout eveneens de toelating om in de crypte bijgezet te worden langs de evangeliekant.  Deze crypte is onder het koor ca 1500 gebouwd door de bezitters van 't Hof te Meysse zoals Jan Vander Ee, baljuw van de stad Brussel en heer van Meise.  Deze crypte is niet toegankelijk, maar werd reeds verschillende keren bezocht i.v.m. historisch onderzoek en restauratie van de kerk.
    1794 -1795 De winter was bijzonder streng en er was grote armoede.  Er sneuvelden toen tijdens de strenge winter veel bomen in het domein van Boechout. Het hof te Meysse en het kasteel van Boechout werden in beslag genomen. Er werd veel geplunderd en onder leiding van Heger verdween alles wat waardevol was.  Heger werd uiteindelijk onnozel verklaard.
    tijdens deze periode maakten de Fransen een einde aan de feodale instellingen.
    1832 Het kasteel van Boechout werd verbouwd (zie afbeelding II 15.2) door graaf Amedée de Beauffort onder leiding van architect T.F.Suys.  In het mooie zaaltje met in de zoldering al de wapenschilden van de vorige eigenaars van Boechout werden door Capronnier gebrandschilderde glasramen  aangebracht met beeltenissen vande hertogen van Boergondië, keizer Maximiliaan, Karel V, Filips II, Albrecht en Isabella.  Naar Wemmel toe kwamen er ook een paar nieuwe gebouwen bij waarin blauwe bakstenen werden verwerkt.
    1879 Op 13 maart kocht koning Leopold II met Filips, graaf van Vlaanderen als borg, het kasteel van Boechout van Leopold de Beauffort, zoon van Amedee, voor zijn zieke zus Charlotte, keizerin van Mexico (Marie Charlotte Amélie Victor Clémentine Leopoldine, prinses van België, aartshertogin van Oostenrijk en keizerin van Mexico(zie afbeeldingen II 17.4) . Pas op 16 april 1881 werd de acte van verkoop verleden voor het hof te Meysse, eigendom van Edmond Vander Linden d’ Hoogvorst.
    1880 Op 4 augustus werd Karel Hendrik Van Daelem (° 25.1.1836 te Wemmel)  pastoor van Meise tot 22 december 1920, dag van zijn overlijden.  Hij was ook aalmoezenier van keizerin Charlotte en celebreerde regelmatig de H.Mis in de slotkapel van het kasteel van Boechout.
    1914 Op 20 augustus was Meise door het Duitse leger (IIIde Rs Vlassen) reeds bezet. Het domein van Boechout bleef echter onbezet gezien het de woonplaats was van keizerin Charlotte, een schoonzus van keizer Frans-Jozef van Oostenrijk.
    1914-18 Aan het hek van het domein van Boechout werd een grote  plaat aangebracht : “dit kasteel wordt bewoond door Hare Majesteit  de Keizerin van Mexico, schoonzuster van onze doorluchtige bondgenoot Keizer Franz-Jozef van Oostenrijk”.
    Een maal richtte de stille burcht een discreet verzoek tot de Amerikaanse Ambassade en Brand-Withlock, gezant van de Verenigde Staten gaf onmiddellijk gevolg aan de vraag : wit brood voor de keizerin …
    1927 Op 17 januari om 7 uur overleed keizerin Charlotte op het kasteel van Boechout (zie foto en illustratie II 32).
    1939 Het domein van Boechout werd eigendom van de Belgische staat die het van de “Kroon” had gekocht.
    1940 Op 10 mei, toen de oorlog uitbrak, zat de koninklijke artillerie van België op het domein van Boechout. Op 14 en 15 november heerste er een orkaan over Meise. Hierbij sneuvelden verscheidene prachtexemplaren van de beuken langs de dreven van het domein, die aangeplant werden in 1806 door Karel Peter Roose en Hendrika Franciska de Visscher de Celles die Boechout in 1876 op 12 juli in bezit genomen hadden.
    1941 Op 12 november werd door brand het zadeldak van het kasteel van Boechout gedeeltelijk vernield.
    1944 Op 9 september bezetten de troepen van het Engels leger het domein van Boechout en gebruikten het als opleidingscentrum voor een tankeenheid en een vervoerskorps. Het resultaat van hun verblijf was afschuwelijk .
    Op 29 november viel er een V1 (vliegende bom) in de Westhoek van het park van Boechout.  Hierdoor sneuvelden vele ruiten o.a. in beide kastelen (zie afbeelding).
    1965 tot 1970 waren de Vlaamse poëziedagen te gast in Meise en werden poëzie-evenementen gehouden op het terras van de Oranjerie.
    1986 Van 13 tot 21 september werd het gerestaureerde kasteel van Boechout opengesteld voor een retrospectieve in de benedenzaal over kunstschilder Edwin Ganz
    5.6.1988 Historische evocatie van de bewoners van het kasteel van Boechout
    1992 Het Audiovisueel Centrum vierde zijn 25 jarig bestaan in het kasteel met een opvoering van het gedicht AVC Meise – Podium 1984 van Gery Florizoone, laureaat Jules Van Campenhoutprijs voor poëzie in 1982. De uitreiking van de J.V.C.-prijs voor poëzie en de Marits Naessensprijs voor Plastische kunst gebeurde terzelfdertijd. Er was ook een optreden van een Spaanse Flamencogroep.
    2005 Dag van het park onder het thema Liefde in het park, 3 gedichten, 6 talen een selectie uit “A thing of beauty” en “A joy for ever” rond de Oranjerievijver in de romantische Plantentuin, voorgelezen door oud leerkrachten van het Audiovisueel Centrum Meise en Lief Van Schel (voorlezer van de gedichten van de laureaten van de JVC-prijs.

    Uit “Meise” van Achiel Bettesone V.g. 1979 en 1998 van pag. 14 tot 22

    25 Kasteel van Boechout (ca.1100)

    Reeds rond 1100 vinden we vermeldingen van een versterking op deze plaats. Het oudste nog bestaande deel van het kasteel, de vierkante toren (links als u voor het kasteel staat), werd

    rond 1350 gebouwd.
    De bronzen gedenkplaat op de binnenkoer geeft aan dat het kasteel in 1832 verbouwd werd door Tilman-François Suys in opdracht van baron Amédée de Beauffort. Keizerin Charlotte verbleef er met haar gevolg vanaf 1879 tot ze overleed op17 januari 1927.
    De laatste restauratie ving aan in 1980 met het vernieuwen van de binneninrichting en eindigde in 1988 met het zandstralen
    van de gevels.

    Bibliografie :
    “Meise” Jan Vanden Eynde
    “De heren van Boechout en hun waterburcht te Meise” Constant Noppen
    “Het koninklijk domein van Boechout en zijn kastelen” Edwin Ganz
    “Meise, onder de toren van St.-Martinus” Jef De Cuyper pag. 16 – 19
    “De waanzin van Charlotte” Jos Pauwels e.a. hoofdstuk “Madeleine” van Jef De Cuyper
    “Keizerin Charlotte op rust in Meise” van Achiel Bettesone


    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.004 St.-Elooikapel

    004 St.-Elooikapel

    (69) Achiel Bettesone noteerde in zijn database :
    XIde eeuw Wellicht stond er reeds in de Xde eeuw een stenen kapel op de Hasseltberg in Romaanse bouwstijl.  Voor de eerste schriftelijke bewijzen moet men wachten tot het jaar 1222.  De St.-Elooikapel zou vroeger toegewijd zijn aan Onze Lieve Vrouw. 
    Een andere hypothese behoort eveneens tot de mogelijkheden, namelijk deze van het heidens tempeltje tot kapel en later tot parochiekerk.
    Door de aanwezigheid van de Romeinse heirbaan in de buurt van Meise en meer bepaald op de hoogvlakte van de Hasseltberg bestaat de kans dat   er in die omgeving een heidens offertempeltje stond, dat bij de kerstening werd afgeschaft en vervangen door een missiekapel onder stuwende kracht van bv. de H.Amandus of één van zijn discipelen.  De eerste bidplaatsen waren kleine gebouwen opgetrokken in hout, leem, stro en riet.  Vanaf de IXde eeuw werd natuursteen of baksteen-metselwerk in Romaanse stijl gebruikt met kleine halfronde boogvenstertjes.  De bouw gebeurde meestal met de steun van de heer van een nabij gelegen hof.  Voor de St.-Elooikapel was dit de heer van het Hof ter Hasselt
    1007 De Hasseltbergkapel bleef steeds binnen de grenzen van de parochie Meise.
    1197 Daniël de Lyes  schonk volgens een oorkondehet Hof te Hasselt en de hoeven van het gehucht Hasselt aan de abdij van Grimbergen.  Dit met de goedkeuring van de leenheer Geraard van Grimbergen, die ook leenheer was van het Hof te Meysse (niet van Boechout).  Er werd toen ook onderhandeld over de respectievelijke rechten van de heren van Grimbergen en die van Wolvertem, nl. Alverius de Sottenghem over Hasselt.  Dit was van groot belang voor de kapel van Hasselt aangezien later (1255) bleek dat het rechtsgebied rond de kapel niet duidelijk afgebakend was.  Inderdaad, men weet dat er bewoners van het Hof te Hasselt begraven werden te Wolvertem.  Zelfs kwam ook de parochiegrens van Oppem tot aan de kapel en waren er erfcijnzen gemeenschappelijk met Rode en Meise.  De kapel te Hasselt was dus een mijlpaal tussen de vier parochies.
    Oude documenten vermelden een kapel op de Hasseltberg te Meise, vermoedelijk in Romaanse stijl gebouwd, die moet vernield zijn geweest tijdens de Beeldenstorm van 1566.  Dat deze kapel toen reeds belangrijk was, blijkt uit het feit dat zij een eigen bedienaar had, met name Arnoldus, presbyter de Hasselt (1197) en de regeling van 1256 tussen de abdij van Grimbergen en van Dielegem i.v.m. de aanstelling van deze bedienaars.  Bovendien stond ze naast een belangrijk hof, het hof ter Hasselt, waarvan in 1218 melding werd gemaakt evenals van het geslacht “de Hasselt”. De kapel stond met met de hele parochie onder  het patronaat van de abdij van Grimbergen.
    1218 Wilhelmus van Hasselt getuigde  in ’t bezit van een hof in de omgeving van de kapel.  Hiermee werd vermoedelijk de kapel op de Hasseltberg voor het eerst vernoemd (in nog overgebleven documenten).
    1222 Over de kapel van Hasselt werd uitdrukkelijk vermeld dat zij bij tussenpozen bediend werd door de pastoors van Meise en Wolvertem.  Dit gebeurde in overeenstemming met de abdij van Grimbergen en deze van Dielegem.  Hij werd pas in 1256 door bisschop Nicolaas van Kamerrijk bevestigd.
    De kapel werd ook uitdrukkelijk vermeld in een giftbrief van de kastelein Adam van Grimbergen waarin de bedienaar Arnoldus van Hasselt (presbyter de Hasselt) als getuige optrad.
    1223 Ter gelegenheid van de verdeling van tienden onder de abdijen vond men ook de vermelding omtrent de kapel van Hasselt, nl dat zij afhankelijk was van de parochiekerk van Meise.  Aldus werd zij gelijk gesteld met Oppem en Rode, alhoewel zij alqs laatste werd vermeld.  Hieruit kon blijken dat zij over een eigen tiende beschikte alhoewel de algemene regel was dat een kapel nooit over een eigen tiende kon beschikken.  Of de kapel av Hasselt, zoals die van Amelgem, een eigen doopvont heeft gehad, weet men niet, omdat er nergens een spoor van werd terug gevonden.   Zij beschikten wel over een kerkhof.  Uit de XVIde eeuw zijn teksten terug gevonden die spreken o.a.  over “het fruyt opt kerckhof”.1249 Nikolaas, bisschop van Kamerijk gaf op 8 december de toestemming en het recht om een kloosterling te benoemen van de abdij van Grimbergen als pastoor van Meise en ook van Wemmel.  Deze oorkonde was eveneens van toepassing op de kapel van Hasselt, Amelgem, Oppem en St.-Brixius-Rode.
    1256 De abt van Grimbergen die belast was met de bediening van Meise en de abt van Dielegem die belast was met de bediening van Wolvertem, sloten een akkoord over de bediening van de kapel van Hasselt, die een grenskapel was tussen beide parochies, waarbij één van hun kloosterlingen de kapel zou bedienen (gezamenlijk overleg bepaalde wie deze bedienaar zou leveren).  Dit werd bevestigd in een brief van maart 1256 door bisschop Nikolaas (zie originele latijnse tekst hierbij).  Dit werd in 1258 opnieuw bevestigd door Nikolaas van Kamerrijk en nog eens in 1287 door Willem van Kamerrijk.
    “de capelle de Hasselt”
    “ Noveritis quod nos concessimus et concedimus vivis religosis Grimbergensi Et Gettensi abbatibus et corum conventibus ut in capella de Hasselt institui faciant fratres suos, qui deserviant in eadem quousque circa dictum locum aliter duxerimus disponendum proviso quod ydonei sint quos presentari per dictos abbates contigerit.”
    De abdij van Grimbergen delegeerde hierdoor special een bedienaar voor de kapel in 1256.
    1258 Op 6 maart bevestigde Nikolaas van Kamerijk de aanstelling van Mattheus als pastoor van Meise.  In november bevestigde dezelfde bisschop op voorstel van aartsdiaken Willem van Brabant dat de bediening door de abdij van Grimbergen niet alleen toegestaan werd voor Meise en Wemmel, maar ook voor de afhankelijkheden zoals Oppem, amelgem inbegrepen, Rode en de kapel van Hasselt.
    1287 Bisschop Willem van Kamerrijk bevestigde nogmaals de brieven van 1256 en 1258 over de regeling tussen de abdijen van Grimbergen en van Jette (Dielegem) voor de bediening van de Hasseltkapel en dit tot 1320.
    1566 Beeldenstorm Kapel, vermoedelijk in romaanse stijl verwoest.
    1590 Van 1590 tot 1664 werd de St.-Elooikapel onder toezicht geplaatst van een administrateur.  In de rekeningen van de Sint-Elooikapel heeft men een uitgave van 6 gulden en 10 stuyvers “om enen St.-Elooi te doen maeken”.  Verder vond men “op Sinte Loysdach in den winter den offer a” 1590, 4rgl en 17 ½ st” vervolgens ook nog “ Op den eersten en tweeden Paesdach metterschaelen rontgehaelt onder ’t log”.  Verder werden er trouwens n Elooiviering bestond.  Daarom kan men van toen beweren dat de kapel op de Hasseltberg, die vroeger onder de bescherming stond van O.L.V., toen onder  de bescherming kwam van St.-Elooi.
    Men vermoedt dat de St.-Elooikapel nooit beschikte over een eigen tiendegebied, nochtans had zij sinds oude tijden wel een eigen dotatiegoed.  Hierover werd men ingelicht als volgt : “Dit is dat Anthonis Van Hemelrijck, toesinder ende administrateur der kercken van Hasselt heeft ontvangen”.  Dit werd geschreven door een leek en niet door een kerkmeester.  Ook werd vernomen dat”de kercke van Roye” jaarlijks een aantal “veertelen aan Hasselt” verschuldigd was.  Dit doelt op een zekere verbondenheid.
    Aan goederen had Hasselt in 1590 nog een halfbunder land “op den Lindencouter” onder Wolvertem, gedeeld met de kerk van de H.Geest van Wolvertem, elk voor een derde.  Dit bracht 6 veertelen rogge op.
    “Te Hasselt werd op de stede van Anthonis Van Hemelrijck tegen den Meutere aen ’s heirenstrate twee veertelen rocxs – Item een stuck lants ghelegen opden ende geeft ’s jaers twee veertelen rocxs.  Item van de stede van Stevijn Herserghens jaerlijckx st. cheyns, ghelegen opt Winckelveldeken.  Item juffrouw van Overbeke jaerlijcx twee veertelen rocxs, meyssese maete.  Item tclooster van Scheute en ceyns 2 lvensche penninghen”. Samen gerekend had  “de kercke van Hasselt”  minstens 2 bunder eigen goed en ekele cijnzen.  De goederen lagen allen onder Wolvertem in de oudst bebouwde landen, hetgeen wel beduidde op een zeer oude herkomst.  Deze inkomsten dienden in hoofdzaak voor onderhoud van het gebouw zelf en voor de bediening.
    In 1590 werd er ook een klok besteld voor de kapel te Hasselt : die werd echter pas in 1607 geleverd.
    Gerardus De Bock werd pastoor van Meise als opvolger van M. De Meestere.  De kapel van Hasselt onderging herstellingen o.a. aan het dak dat vernieuwd werd.  Zij werd toen druk bezocht voornamelijk op  1 december (feest van St.-Elooi), op Pasen, op tweede Pinksterdag en op de eerste Kruisdag.
    1607 In de kapel van Hasselt werd een klok gehangen die reeds besteld was in 1590.  Deze klok is thans nog in gebruik.
    1608 Het bedevaartvaantje bij de St.-Elooivieringen op den Asselenberg zag toen licht
    1627 nieuwe kroon op beeld.  Er werd toen een uitgave geboekt van 13 stuyvers “voor 100 vaenties van St Eloy”.  Het was een kopergravure van 0.169 hoogte en 0.265 breedte (zie afbeelding).  Dit werd dus vastgesteld aan de hand van de rekeningen en uitgaven voor de aankoop van de Sint-Elooivaantjes voor de ommegang en de zegening van de paarden, een activiteit die dus ten minste terug gaat tot het begin van de XVIIde eeuw.  Vermoedelijk werd de cultus van Maria verdrongen door deze van de pestheilige St.-Elooi ingevolge de pestepidemie die in onze streken was uitgebroken en ter bescherming van de dieren.  Zie afdruk en beschrijving van het bedevaartvaantje.
    1627 Op het beeld van St.-Elooi werd een nieuwe kroon geplaatst.
    1647 Onder het beleid van Gijssens Bartholemeus, pastoor van Meise, werd de bouwvallige kapel te Hasselt heropgericht in 1652 (zie zandsteen in de voorgevel)
    1652 De in 1652 bestaande kapel van Hasselt was zeer bouwvallig, vermoedelijk een gebouw uit de periode van de romaanse stijl  in zandsteen.  In een periode van amper drie maand werd er een nieuwe kapel opgericht.  De eerste steen werd gelegd op 2 juli, feestdag van O.L.V.Boodschap.  De kapel werd ingewijd door de titularis aartsbisschop van Eféze, Jacobus la Torre(Jacques de la Torre) een Norbertijn van de abdij van Middelburg als “ac altare in honore beatae Mariae ac sancti Eligii”.  In de voorgevel werd een gebeitelde zandsteen ingewerkt met de volgende aanduidingen : F.B.G.R. 1652.  Dit wil zeggen : Frater Bartholemeus Gijssens Reëdificavit anno 1652
    Het gebouw werd opgericht door de zorgen van de abdij van Grimbergen en werd van toen af zeker St.-Elooikapel genoemd.  De aanduidingen in de deuromlijstingen zien eruit als monogrammen van de maker. De kapel was vroeger grotendeels door linden en deels door een haag van de aanpalende eigendommen gescheiden.  Door de aanleg van een brede laan werd dit natuurschoon wel geschonden.
    In de rekeningen van 1652 vond men dat de herbouwde kapel 1250 gulden kostte voor de timmerman en metser, 50.000 careelen voor effenen van het kerkhof en opgraven van kanten.  Aan de ontvangsten werden godspenningen van de “vercouchte oude capella” in rekening gebracht.  Volgens de rekeningen werd in de oude kapel de deur naast het altaar hersteld, waaruit werd vermoed dat het altaar toen naast de nu ingemetselde deuropening stond, vandaar de verklaring van aannemer Urbaan Van Dooren :”De huidige kapel is een herbouwing van een kleinere Romaanse kapel waarvan de nu gesloten ingang langs de linkerzijde de voormalige altaargevel was en de huidige voorgevel tot op de hoogte van de natuursteen de zijgevel vormde.  Dit werd verduidelijkt door de dichtgemetselde Romaanse ingang van natuurstenen omlijsting en aangebrachte ingang met een omlijsting van blauwe hardsteen in een muur met natuursteen (zie afbeelding).
    1665 Waarschijnlijk begon hier een lange periode zonder erediensten ingevolge de oorlog tussen Frankrijk en de Nederlanden tot 1702
    1684 Rond 1684 kennen wij het verhaal van een pachter Van Hemelrijck te Hasselt.
    1688 Jaartal dat vermeld werd in het barokke stukwerk van het plafond van de St.-Elooikapel.  Vermoedelijk was het dak van de kapel afgebrand door de Fransen en werd het in 1688 vernieuwd samen met het pleisterwerk.  Het huidig pleisterwerk is van recentere datum, maar de stukadoors hebben het jaartal in hun werk overgenomen.
    1695 Franse soldaten richtten verwoestingen aan.
    1713 Aan de kapel gebeurden herstellingswerken.  Het jaartal 1688 in de plafonnering aangeduid werd evenwel behouden evenals bij later herstellings- en vernieuwingswerken en dit tot op heden.
    De steunelementen in het baksteenmetselwerk uit natuursteen gehouwen zijn steunblokken van houten spanten die vroeger het dakgebint hebben gedragen.
    1752 Voor de aankoop van 300 ‘wiskens voor vaentiens’ werd  9 stuiver beboekt voor de St.-Elooikapel.
    Bij de viering van het 100 jarig bestaan bekwam men een relikwie van de H.Eligius uit Rome.  Op 27 oktober werd aan M. Daems, constatarius 2 halve souvereynen uitbetaald als vergoeding voor port en uitgedeelde aalmoezen.
    1753 Voor de relikwie van St.-Elooi werd een zilveren relikquaire gemaakt.
    Voor 300 wiskens voor de bedevaartvaantjes van St.-Elooi en 6 wassen peerdekens om te offeren aan St.-Elooi werd 1 gulden en 1 stuiver geboekt.
    1754 Beeldhouwer Dubreyn maakte toen een borstbeeld van St.-Elooi en een kast.  Het beeld werd verguld door Van Wiel.
    Op 24 november, de zondag voor de feestdag van St.-Elooi, werd met grote luister en processiegewijs door pastoor Lemire het nieuwe borstbeeld van St.-Elooi, samen met de relikwie, naar de kapel gebracht.
    1759 De St.-Elooikapel staat op de figuratieve kaart van C.J.Everaert (kaartboek Karthuyzerklooster Brussel).
    1771 preekgestoelte geplaatst
    1777 Door de notering van de uitgaven weet men dat de kapel gewit werd en dat de verering een ongekend hoogtepunt beleefde.
    1789-1799 Franse Revolutie.  In onze streken heerste een schrikbewind.  De kapel werd opnieuw verwoest.  De  kelk en reliekhouder werdenb verstopt in de tuin van de koster.
    1813 Op 30 september gebeurden er uitgaven voor herstellingen aan het dak.
    1819 De kapel werd opnieuw opengesteld voor erediensten.  Er werd  offergeld genoteerd.
    1826 Vanaf 5 juli moesten de parochianen zelf de St.-Elooivieringen regelen.
    1850 Periode van hongersnood.  De toeloop naar de St.-Elooikapel verminderde geleidelijk tot ongeveer de helft van de XIXde eeuw om practisch geheel te verdwijnen met de eerste wereldoorlog.
    1899 A.Cosijn schreef in ‘Sites Brabançons’ dat ieder jaar op 6 december landbouwers met paarden te Hasselt kwamen beewegen aan de kapel.  Hij steunde zich hiervoor op geschriften Wauters (naar men vermoedt).
    1914 – 18 Tijdens de eerste wereldoorlog werd de kapel als paardenstal gebruikt door Duitsers
    1918 Dank zij pastoor Cools van Meise werd de oude gewoonte rond de St.-Elooikapel  op de Hasseltberg  opnieuw in het leven geroepen.
    1923 Op 1 december stonden er ca 70 paarden voor de St.-Elooikapel getooid met papieren vaantjes.  Door kunstschilder Edwin Ganz werd de paardenbedevaart mooi uitgebeeld (afbeelding II30)
    1937 In “Eigen Schoon en de Brabander” jg nr. 1-2 schreef men dat de kapel van St.-Elooi te Meise op het gehucht Hasselt, een beroemde bedevaartplaats was voor de gelovigen van de omringende dorpen. “Elke eersten maandag van de maand wordt er een H.Mis gelezen ter ere van St.-Elooi.  Op de dag van de Grote Begankenis heeft voor de mis de plechtige zegening van de paarden plaats.”
    1940 Tijdens de oorlogsjaren beleef de St.-Elooikapel open, maar de vieringen kenden een dieptepunt.
    1943 In het boek van Wauters vindt men binnenzichten van de St.-Elooikapel (1943).
    1954 Op 1 december slechts 4 bedevaarders te paard.
    1957 Op de feestviering van St.-Elooi waren er 60 paarden en 50 tractoren en was er de opvoering van een toneelstuk  van Peleman Bert : De avonturen van St.-Elooi en de goede koning Dagobert.  Deze opvoering had plaats op de Hasseltberg op zondag 1 december om 15 u. 30.
    1959 Omwille van de herstellingswerken beperkte de viering van 1 december zich tot enkel de ommegang en zegening van paarden en tractoren.
    De familie De Smedt – Van Ginderachter van het Hof van Hasselt liet toen op eigen kosten de kapel restaureren.  Hierbij werd het dak en de vloer vernieuwd en werd de kalk van de muren verwijderd.
    1960 Zicht op de St.-Elooikapel binnen voor de restauratie van 1960 (zie de afbeelding)
    1963 Dieptepunt vieringen na vertrek van Bert Peleman en overlijden van Fiel Lettens en Van den Breede.
    1970 De familie Heyvaert, Mgr Daelemans en architect Jan Van Roy met Jan Robeyn en Albert Van der Wilt namen de vieringen ter harte.
    1972 Architect Jan Van Roy ontwierp een nieuw teken van eregezel.  Het werd gesmeed door Jan Van Riet en Vasseur (afbeelding).  Het vorige ereteken bestond uit een hoefijzer opgehangen aan een ketting.  Toen werd ook een aanvang genomen met het maken van  kleine kruisjes, die ieder jaar anders zouden zijn.  Door de K.I.T.O.-school van Vilvoorde met Joris Hanssens en Guido Roeffaer en hun dames, leerkrachten aldaar, werd dit werk ieder jaar tot een goed einde gebracht.  De deelnemers aan de ommegang  kregen dit aangeboden als aandenken.  Verder werden die verkocht om de confrèrie te steunen.  St.-Elooi werd Emiel Knop en Smidje Smee was Albert Van der Wilt.  De stoere Brabantse trekpaarden werden geleverd door paardenfokker Gaston van Doorslaer uit Imde.   Dit zou gedurende vele jaren zo blijven.
    1977 Kunstsmid Van Riet versierde de St.-Elooikapel met een bijzonder mooi kruisbeeld in smeedijzer.
    1988 De Confrèrie de Bethune stuurde een speciale afvaardiging naar de St.-Elooiviering in Meise, welke ook in de Broederschap werd opgenomen.
    1990 Eureloy, de Europese federatie van St.-Elooibroederschappen werd gesticht.  In april kwamen de verantwoordelijken uit Noyon, Bethune, Beuvry,Dülken, Kevelaer, Antwerpen en Meise samen in de pastorij van Meise, waarbij de statuten werden opgesteld.  Op 24 juni tekenden een groot aantal aanwezigen te Noyon het Europese charter.  Op 14 november werd er te Antwerpen vergaderd om een Raad van Bestuur en een dagelijks Bestuur samen te stellen.  Mgr. Daelemans werd voorzitter en Frans Heyvaert werd secretaris-generaal.
    2002 viering 350 jaar St.-Elooikapel en plaatsing beeld van  Paul Grégoir.

    362 De kapel van Sint-Elooi

    Wanneer deze kapel gebouwd werd is niet bekend.
    De hypothese dat zij voor 1200 opgericht werd als missiepost is zeer aanvaardbaar.  Langs deze post heeft het Kristendom zich in Meise gevestigd.  Is Hasselt als kern ouder dan het dorp ? Heeft een verschuiving van het zwaartepunt van het dorp zich voorgedaan, zoals elders wanneer door afschaffen of verzachten van het latendom, de vrijgekomenen niet meer aan een bepaalde ligging gebonden waren.  Dit verschijnsel doet zich voor waar vrije dorpen opgericht worden doch hier zou men de kleine kern van Hasselt gevlucht zijn, om de groten van het dorp in handen te vallen, wat weinig waarschijnlijk is.
    Een zeer oude schepenbrief (4.6.1292) van Meise zegt dat “Wouter, de Coster van de Capelle,  een Mechelse balstee rogge verkocht aan de kranke begijnen te Mechelen bepand op een beemd-wing van de heer van Grimbergen”.
    Was dit de koster van Hasselt ?
    In 1222 treedt “Arnoldus, presbyter de Hasselt” op als getuige.
    Is Hasselt een parochie geweest ?  Misschien, maar dan is het heel lang geleden ofschoon van het kerkhof van Hasselt eeuwen lang gesproken wordt bv. nog in 1754.
    Op te merken valt dat er steeds gesproken wordt van de “Capelle” of “de Kercke” van Hasselt – niet van St.-Elooi.
    Volledigheidshalve geven we hier de mening van dr. Verbesselt “de ligging van deze kapel op de grens van drie gemeenten en nabij het voornaamste knooppunt van wegen van een  hele streek is zeer belangrijk”.  Hieruit leidt hij af dat de Sint – Elooikapel behoort tot “ de oudste bidplaats van de streek die het aandenken bewaart van de doortocht van de eerste missionarissen.  In deze bidplaatsen werden de heidenen gedoopt.  Deze kapellen werden niet ingericht tot parochiekerken om reden van hun ligging – maar ze blijven bid- en bedevaartplaatsen.  Dit is waar voor de Sint – Elooikapel”.
    Wij durven het zo voorstellen.  In de vroegere periode van de missionering werd een houten noodkapel opgetimmerd.  De zusters zullen deze kapel terug in goede staat hersteld hebben om te kunnen dienen als bidplaats waar op zondagen en feestdagen mis werd gelezen.
    De bediening van de kapel werd door twee abdijen waargenomen, enerzijds door de abdij van Grimbergen en  anderzijds door de abdij Sint – Pieters in Jette, patronatus van de parochie Wolvertem.
    In 1652 werd op initiatief van de pastoor van Sint – Martinus, Bartholomeus Gysens, de actuele kapel gebouwd.  Op een zandsteen kan men volgend inschrift lezen : F.B.G.R.A. 1652 – de initialen van Frater Bartholomeus Gysens reedificavit anno 1652.
    In het jaar 1652 werd de Sint – Elooikapel gewijd door Jacobus la Torre titulaire aartsbisschop van Efeze, proost van Harelbeke en vicarius apostolicus in België “ac altare in honore Beat.  Virgo Mariae ac Sancti Eligii”.  Hie rijst de vraag : Was de kapel ook toegewijd aan Maria ?
    Deze kapel werd in 1951 geklasseerd als monument.  Ze bezat een klein patrimonium o.a. twee bunder eigendom en een fruithof.
    Had de kapel van Hasselt een kerkhof ?
    Het is mogelijk dat er begraven werd op de grond rondom de kapel maar we durven het niet bevestigen. (Ten Westen van de Hasseltberg stonden enkele huizen die in de volkstaal gekend waren onder de benaming van de Oppemse ziekenhuizen, waarschijnlijk in tegenstelling met de Wemmelse ziekenhuizen, ook gelegen langs dezelfde weg.)
    Jaarlijks wordt dank zij de Sint – Elooigezellen de feestdag van hun patroon plechtig gevierd.
    Destijds was er op de pastorij van Meise een register van 60 bladzijden, in perkament, waarin de ontvangsten en uitgaven voor rekening van de kapel van Hasselt genoteerd werden.
    Het omvat :
    bladen 1 – 4 : uitgaven volgens de kerkmeesters – 1702 : Denis Vermeiren – 1703 : Jan Jacobs – 1704 : Peter Van Waeleroyck – 1705 : Hendrik Van Hemelrijck.
    Bladen 13 – 18 : ontvangsten van 1750 – 95 door Norbert Ferro pastoor van Meys.
    bl. 59 bekentenis van Gerard Terwecoren, erfkoster, dat zijn ouders 60 g. schuldig gebleven waren aan de kapel en belofte deze jaarlijks af te leggen – geëindigd 8.12.1777 – met inschrijving pastoor Le Mère : “Is voldaan dus doodt”.
    bl. 60 – verklaring van de pastoor van Meise dat hij te Brussel aan mevrouw Mesmaecker een schuld van 240 g. aangegroeid tot 352 g.  Dit geld was in 1660 opgenomen geweest door pastoor de Potter ten tijde van de pest, voor de H.Geest (dit is voor de steun aan gezinnen) en betaald met de verkoop van het Roybos (1703 L. Lettens), 138 g. en de helft van het Pijpenbos (Pipenoybos) 120g. en 93 g. uit het offer van O.L.Vrouw (er is weer geen sprake van Sint – Elooi.
    Op 17.1.1711 betaald aan Meester Coppens ter accommodatie van de remonstrantie van de kerk van Meise, 130 g. verminderd van 6 g. 19 st. wegens gewicht gouden ring geofferd aan O.L. Vrouw – blijft 117 g. betaald met de andere helft van het Pijpenbos.
    In 1709 wordt het Kerckbos voor 240 g. verkocht aan Ant. Thielemans.
    Het offerblok geeft alle jaren 8 à 9 gulden
    Op 31.1.1711 wordt 10 g. 10 st. van ’t Kerckenoffer gelegd in de loterij van de finis terrae (finistère).
    Rond 1750 stijgt de opbrengst van de offerblok 20 g. op de feestdag van Sint – Elooi.
    Vanaf 1750 wordt een uitgave ingeschreven voor de dienst van 3 december – toen was Terwecoren koster van de kapel.
    Op 27.10.1752 – 2 halve souvereynen aan M. Daems cantatarius voor port en een te Rome uit te delen aalmoes aan de reliquiën van de H. Eligius.
    In 1755 betalingen aan Van Wiel voor het vergulden van de kasse van St.-Elooi en aan beeldhouwer Durey voor de kasse.  Een nieuw missaal en register.  Aan Dielegem wordt een jaarlijkse cyns betaald – en om de 3 jaar worden 500 vaantjes gekocht
    In 1770 wordt een nieuw casuyvel aangekocht.

    Bibliografie :

    “350 jaar St.-Elooikapel” Achiel Bettesone
    “Meise” Achiel Bettesone
    “St.-Elooikapel” Constant Noppen Berla
    “Meise, onder de toren van St.-Martinus” Jef De Cuyper Sib 2001


    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.002 Pastorij St.-Martinus

    002 Pastorij St.Martinus (M.e. 14/86, M.w.2/35 en G.w. 1.21 site  )(67)

    In de database van A. Bettesone vinden wij :
    1578 Tweede Beeldenstorm. De pastorij stond er verwoest bij.
    1619 pastoor Ludovicus Moreau liet het voorste deel verbouwen in opdracht van en met goedkeuring van abt Outers
    1647 pastoor Gijsens Bartholemeus richtte het oudste gedeelte opnieuw op (soms 1630 vermeld)
    ca 1670 enkele oude doeken werden ingelijst die door Leo Van Puyvelde toegeschreven werden aan Mathias Van Helmont, vervaardigd ca 1670
    1672 In de oude pastorij van Meise (Iconografie nr. 200) hangt een schilderij dat het Meise van toen weergeeft in een vogelvluchtperspectief (zie afbeelding en beschrijving) :
    Gezicht in vogelperspectief op Meise aan de westzijde.  Links bemerkt men nog de bestaande pastorij, omringd met mooie hovingen met daarachter de kerk,, het dorpsplein waar een wipschieting plaats vindt, is met allerlei figuurtjes verlevendigd.  Meer naar voor, achter een reusachtige bomengroep, het kasteel van Meise en rechts dit van Boechout.  In de verte links zien wij duidelijk de toren van Grimbergen.  Het voorplan is gestoffeerd met talrijke fijn gepenseelde figuren die ons een levendig beeld geven van de oude klederdrachten en gebruiken bij de verschillende standen : een voorname dame, vergezeld van een knaapje in gesprek met twee Norbertijnen.  Een derde witheer schenkt aan toegelopen volkskinderen zijn milde zegen.  Links komt een met drie paarden bespannen boerenwagen aangereden.  Deze is bezet door een vrolijk gezelschap (een boerenbruiloft?), begeleid door een vioolspeler en een vlaggenzwaaier.  Langs de baan hebben een paar reizigers hun last op de berm neergezet om wat uit te rusten.
    Het schilderij heeft geen naam, tenzij van een schilder die dit prachtstuk onlangs herstelde.  Doek H 2.03, B 3.20
    1682 de pastorij werd met een 2de vleugel vergroot. Vermoedelijk bestond het gedeelte met trap toen al.
    1698 Abt Bassery vergrootte de pastorij
    1728 Toen werd ook beslist om de pastorij met een vleugel te vergroten.
    1730 Prelaat Augustinus Van Eeckhout bouwt het naar het westen gerichte deel van de pastorij van Meise hetwelke aan het vorige deel daterend uit 1647 werd toegevoegd.  Hij legde de eerste steen op 6 juni 1730.  Zijn wapen werd boven de deur van de achtergevel aangebracht met de leuze "Ministerium tuum imple" .  Het is wel eigenaardig dat de trap naar de verdieping in het achtergedeelte zit en dat normaal bij verbouwing de trap zou blijven bestaan en deels in het oude gedeelte zou gezeten hebben.
    1733 De schilderij met zicht op Meise, opgehangen in de grote zaal is van die tijd.  Zij werd uitgevoerd in opdracht van prelaat Van Eeckhout, vermoedelijk door een leerling van David Teniers.  De madonna opgehangen in dezelfde zaal is vermoedelijk van een leerling van Rubens.
    1759 Een figuratieve kaart met goederen gelegen te Meise met schetsmatige afbeelding van de kerk, de pastorij en de 6 huizen en de kapel van St.-Elooi werden getekend door C.J.Everaert (in het kaartboek van het Karthuyzerklooster te Brussel).
    1789-1799 verwoestingen door de Franse revolutie
    1895 De tussenstijlen van de vensters ontbraken en de kleine vensters waren toegemetseld . Ze stond er dus verwaarloosd bij.
    1897 Op 3 november kwam de commissie van Monumenten te Meise om de  herstellingen te keuren aan de kerk en de pastorij.  Tijdens deze periode gebeurden restauratiewerken (zie jaartal 1902 in de herdenkingssteen ingemetseld nabij het toegangspoortje van de pastorij.
    1902 Aan de pastorij van Meise gebeurden herstellingswerken onder de leiding van provinciaal architect Dumortier.  Zij verleende gastvrijheid aan 6 priesters, kloosterlingen van de abdij van Grimbergen, die de parochie en haar afhankelijkheden bedienden.  In 1897 werden er ook al herstellingswerken uitgevoerd.  Leo Van Puyvelde schreef de voorhanden zijnde schilderijen toe aan Matthias Van Hellemont.
    In de tuin van de pastorij stond en staat nog steeds een reuze hulst die volgens specialisten behoort tot de drie oudste van België.  Hij is in zeer slechte staat, niettegenstaande pogingen om hem een revival te geven.
    1939 Bij K.B. van 20.2.1939 beschermd monument
    1962 De muur rond de pastorij werd afgebroken en de tuin verkleind.
    De pastorij werd gemeentehuis van … tot … toen de pastoor Gijsen verhuisde naar de nieuwe pastorij aan de inkom dorpscentrum Plantentuin Meise.  Na de fusie van gemeenten  werd het een filiaal van het gemeentehuis dat in Wolvertem is.
    2008 De diensten van de gemeente verhuizen uit de pastorij naar het nieuwe administratief centrum in Wolvertem.  De dienst Cultuur doopte het ten onrechte “ Cultuurhuis “ .  De toeristische dienst zou er in ondergebracht worden.  Een klein museum voor de kleinere werken van Henri Lenaerts zou er ook kunnen in komen.  Het Beiaardcomité vroeg toelating om de luisteraars van de beiaardconcerten in geval van regen binnen te laten.  Zij kunnen daar dan ook de beiaardier op een scherm zien spelen.
    Plannen genoeg, maar de administratieve krakende en piepende molen maalt o zo langzaam.

    361 De pastorie St.-Martinus

    De pastorie van Meise staat niet lang meer verborgen achter hoog gewas en ruige muren, weggestopt alsof ze niet schoon genoeg, niet bezienswaardig is.  Enkele romantische jongeren hebben de stoot gegeven en zonder het bazuingeschal van Jericho, de lelijke muur doen neerploffen.  Ze hebben de weg open gesteld voor meer frisheid, meer gemoedelijkheid in de sombere dorpskom.  De ontmantelde pastorie kan nu openlijk getuigen van de Brabantse berg- en baksteenarchitectuur.  Ze is gebouwd in 1648 in opdracht van prelaat Van Eekhout wiens wapenschild in de achtergevel van de pastorie werd ingemetseld.  De pastorie schijnt gebouwd op of nabij een steen genaamd d’Waterken of Berla. Ze was omringd met grachten en vijvers en maakte deel uit van een leen van 7 dagwanden groot, toebehorend aan de heren van Grimbergen – Nassau.
    In de ontvangkamer van de pastorie werden enkele prachtige doeken ingelijst die landschappen voorstellen en ook een kermisviering in Meise.  Dr. Leo van Puyvelde, hoofdconservator van de Koninklijke musea voor de schilderkunst beweert dat het werken zijn van schilder Mathias Van Helmont.  Op een van de doeken ziet men een dame die een knaapje van 11 tot 12 jaar oud bij de hand neemt.  De dame zou Barbara Van der Linden verbeelden – die kinderloos was – en het knaapje haar efgenaam Jan Van der Linden –          d’ Hoogvorst.
    Voortgaande op de ouderdom van dit knaapje zouden deze doeken dateren van 1672.
    In de groep zien we drie Norbertijnen : de abt Bogaert, met De Pottere Hendrik in die tijd pastoor van Meise en Daniël Bellemans, kapelaan.

    139 Inboedel pastorij Meise

    In de trouwzaal hangen 5 schilderijen van grote historische waarde.  Vier ervan staan afgebeeld in het boek “Meise van oorsprong tot 1940” van Jef Heyvaert op pag. 131
    1. Panorama centrum Meise met pastorie en de twee kastelen zie. 67  Er is betwisting over de datum, want het tweede gedeelte van de pastorij staat er al op en het schilderij zou ervoor gedateerd zijn.
    2. Panorama met twee Norbertijnen en 8 burgers waaronder een herder met schapen. Op de achtergrond een kasteel met omliggend aangelegd park en kapel.
    3. Panorama met kermis met dansende en etende burgers. Op de achtergrond een kasteel en een donjon.
    4. Maria met witte bloem
    5.
    In Historische tuinen en parken in Vlaanderen, uitgegeven bij de Provincie verscheen van Roger De Neef een artikel o.a. over deze kunstwerken op pag. 190.
    De eiken trap (pag. 132) met houten leeuw met stenen bal is ook zeer waardevol.
    Verder werd alle meubilair en versiering overgebracht naar Wolvertem.
    In “Meise, onder de toren van St.-Martinus” van Jef De Cuyper staan oude foto’s van de pastorij op pag. 38.  Op de eerste (79) zien we nog de muur aan de voorkant.  Op de tweede zien we dat de muur langs de A.Van Doorslaerlaan rond de tuin er vroeger niet stond.

    In “Meise” van Jan Vanden Eynde wordt de pastorie belicht op pag. 51
    In
    Historische tuinen en parken in Vlaanderen M&L cahier 20 van Deneef Roger Provincie Vlaams-Brabant 2011 werden de schilderijen belicht.

    1670 In de oude pastorij werden enkele doeken ingelijst die door Leo Van Puyvelde toegeschreven werden aan Mathias Van Helmont.  Ze zouden vervaardigd zijn circa 1670.

     

    “Meise” Vanden Eynde Jan pag.51

    “Meise, onder de toren van St.-Martinus” Jef De Cuyper Sib 2001 pag.38

    “Historische tuinen en parken in Vlaanderen” M&L cahier 20 van Deneef Roger Provincie Vlaams-Brabant 2011

     

    284 Retroroute Meise

    De Cultuurraad van Meise lanceerde een niet onaardig initiatief, dat vroeger reeds in andere vormen opwag maakte.
    Op een uitgestippelde route staan panelen, waarop een oude foto, prentkaart of tekening met  een verklarende tekst.  Bij de bronnen op de circulaire vinden wij o.a. “ blog erfgoedmeise door Jef De Cuyper”.  Hier had beter gestaan :
    http://blog.seniorennet.be/erfgoedmeise.  Om mijn lezers de kans te geven de teksten te vergelijken met het blog, geef ik hier de referenties :
    'Een huisstede van de heer pastoor met vijverken daaraan gelegen, zonder straat'.  Deze omschrijving dateert van 1717.  De pastorie werd al snel uitgebreid, zodat de woonruimte verdubbelde. Ruim 250 jaar later werd dit gebouw in gebruik genomen voor de gemeentediensten en vandaag is het 'Cultuurhuis' de huisstede van de culturele activiteiten

    Parochie          Originele Naam          nr. blog           Meise, onder de toren van St.-Martinus                    Circulaire
    Meise              Pastorij St.-Martinus 67                    38                    Cultuurhuis
    De keuze van de gebouwen roept vragen op.  Ware het niet beter geweest zich te baseren op de top 21 van de historische panden in Meise aflevering 128 Gemeentewonderen ?


    30-11--0001 om 00:00 geschreven door jefldc  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 27/11-03/12 1978

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs