Achter het
standbeeld van baron dHoogvorst staan de gebouwen van het klooster en van de
vrije school, geschonken door gravin Amedée de Beauffort aan de zusters van
Maria van Pecq of Braine. Hier woonde
later Herman Boon pr. toen hij onderpastoor was in Meise. Nu is dit de St.-Maartenschool.
Boven de voordeur van dit historisch gebouw staat de inscriptie : Aan de weledele gravin geboren Roose de
Baisy stichtster dezer school in 1861, gedurende gansch haar leven
weldoenster der armen en ieverige beschermster van alle werken van
weldadigheid Amedée de Beauffort
slotvoogdes van Bouchout geboren te Brussel den 13den juli 1809 en er
overleden den 18den december 1873.
Ingehuldigd op den 12den juli 1905.
Hulde en eerbiedige dankbaarheid der inwoners van Meise.
De inhuldiging werd uitvoerig beschreven door Edwin Ganz.
In een nis bovenaan de voorgevel staat een mooi Mariabeeld.
En
juist voorbij de poort staat er op de gevel van het bureau van de directrice
een bas-reliëf van St.-Martinus. Het verdwijnt in het wit van de gevel. Als het gemaakt was uit harde steen zou de
verf- of kalklaag er eens afgehaald kunnen worden. Maar het is helaas plaaster. Een kadertje zou het alleszins doen
opvallen. Het werd gemaakt door
mevrouw Anita Van Raemdonck, de oma van Dimitri en Tom, toen ze er school
liepen.
Naast het klooster was vroeger
de bakkerij Van Malderen, die helaas afgebroken werd voor een bank en
appartementen. Het misstond alleszins
tussen het klooster en de rij huizen met trapgeveltjes van aan het huidige
restaurant Van Looven tot en met de tandarts.
Wij hopen dat de voorgevel van de bank het totaalbeeld niet zal
ontsieren.
In 2012 werd het schoolhuis afgebroken, behalve de historische
voorgevel. In de kelder werd een
onderaardse gang bloot gelegd, die vermoedelijk naar het kasteel van Boechout
loopt. De vondst werd verzwegen, om
geen vertraging van de werken te veroorzaken!
(69) Achiel
Bettesone noteerde in zijn database :
XIde eeuw Wellicht stond er reeds in de Xde eeuw een stenen kapel op de
Hasseltberg in Romaanse bouwstijl.
Voor de eerste schriftelijke bewijzen moet men wachten tot het jaar
1222. De St.-Elooikapel zou vroeger
toegewijd zijn aan Onze Lieve Vrouw.
Een andere hypothese behoort eveneens tot de mogelijkheden, namelijk deze van
het heidens tempeltje tot kapel en later tot parochiekerk.
Door de aanwezigheid van de Romeinse heirbaan in de buurt van Meise en meer
bepaald op de hoogvlakte van de Hasseltberg bestaat de kans dat er in die omgeving een heidens
offertempeltje stond, dat bij de kerstening werd afgeschaft en vervangen door
een missiekapel onder stuwende kracht van bv. de H.Amandus of één van zijn
discipelen. De eerste bidplaatsen
waren kleine gebouwen opgetrokken in hout, leem, stro en riet. Vanaf de IXde eeuw werd natuursteen of
baksteen-metselwerk in Romaanse stijl gebruikt met kleine halfronde
boogvenstertjes. De bouw gebeurde
meestal met de steun van de heer van een nabij gelegen hof. Voor de St.-Elooikapel was dit de heer van
het Hof ter Hasselt
1007 De Hasseltbergkapel bleef steeds binnen de grenzen van de parochie
Meise.
1197 Daniël de Lyes schonk volgens een
oorkondehet Hof te Hasselt en de hoeven van het gehucht Hasselt aan de abdij
van Grimbergen. Dit met de goedkeuring
van de leenheer Geraard van Grimbergen, die ook leenheer was van het Hof te
Meysse (niet van Boechout). Er werd
toen ook onderhandeld over de respectievelijke rechten van de heren van
Grimbergen en die van Wolvertem, nl. Alverius de Sottenghem over
Hasselt. Dit was van groot belang voor
de kapel van Hasselt aangezien later (1255) bleek dat het rechtsgebied rond
de kapel niet duidelijk afgebakend was.
Inderdaad, men weet dat er bewoners van het Hof te Hasselt begraven werden
te Wolvertem. Zelfs kwam ook de
parochiegrens van Oppem tot aan de kapel en waren er erfcijnzen
gemeenschappelijk met Rode en Meise.
De kapel te Hasselt was dus een mijlpaal tussen de vier parochies.
Oude documenten vermelden een kapel op de Hasseltberg te Meise, vermoedelijk
in Romaanse stijl gebouwd, die moet vernield zijn geweest tijdens de
Beeldenstorm van 1566. Dat deze kapel
toen reeds belangrijk was, blijkt uit het feit dat zij een eigen bedienaar
had, met name Arnoldus, presbyter de Hasselt (1197) en de regeling van 1256
tussen de abdij van Grimbergen en van Dielegem i.v.m. de aanstelling van deze
bedienaars. Bovendien stond ze naast
een belangrijk hof, het hof ter Hasselt, waarvan in 1218 melding werd gemaakt
evenals van het geslacht de Hasselt. De kapel stond met met de hele
parochie onder het patronaat van de
abdij van Grimbergen.
1218 Wilhelmus van Hasselt getuigde in
t bezit van een hof in de omgeving van de kapel. Hiermee werd vermoedelijk de kapel op de
Hasseltberg voor het eerst vernoemd (in nog overgebleven documenten).
1222 Over de kapel van Hasselt werd uitdrukkelijk vermeld dat zij bij
tussenpozen bediend werd door de pastoors van Meise en Wolvertem. Dit gebeurde in overeenstemming met de
abdij van Grimbergen en deze van Dielegem.
Hij werd pas in 1256 door bisschop Nicolaas van Kamerrijk bevestigd.
De kapel werd ook uitdrukkelijk vermeld in een giftbrief van de kastelein
Adam van Grimbergen waarin de bedienaar Arnoldus van Hasselt (presbyter de
Hasselt) als getuige optrad.
1223 Ter gelegenheid van de verdeling van tienden onder de abdijen vond men
ook de vermelding omtrent de kapel van Hasselt, nl dat zij afhankelijk was
van de parochiekerk van Meise. Aldus
werd zij gelijk gesteld met Oppem en Rode, alhoewel zij alqs laatste werd
vermeld. Hieruit kon blijken dat zij
over een eigen tiende beschikte alhoewel de algemene regel was dat een kapel
nooit over een eigen tiende kon beschikken.
Of de kapel av Hasselt, zoals die van Amelgem, een eigen doopvont
heeft gehad, weet men niet, omdat er nergens een spoor van werd terug
gevonden. Zij beschikten wel over een
kerkhof. Uit de XVIde eeuw zijn
teksten terug gevonden die spreken o.a.
over het fruyt opt kerckhof.1249 Nikolaas, bisschop van Kamerijk gaf
op 8 december de toestemming en het recht om een kloosterling te benoemen van
de abdij van Grimbergen als pastoor van Meise en ook van Wemmel. Deze oorkonde was eveneens van toepassing
op de kapel van Hasselt, Amelgem, Oppem en St.-Brixius-Rode.
1256 De abt van Grimbergen die belast was met de bediening van Meise en de
abt van Dielegem die belast was met de bediening van Wolvertem, sloten een
akkoord over de bediening van de kapel van Hasselt, die een grenskapel was
tussen beide parochies, waarbij één van hun kloosterlingen de kapel zou
bedienen (gezamenlijk overleg bepaalde wie deze bedienaar zou leveren). Dit werd bevestigd in een brief van maart
1256 door bisschop Nikolaas (zie originele latijnse tekst hierbij). Dit werd in 1258 opnieuw bevestigd door
Nikolaas van Kamerrijk en nog eens in 1287 door Willem van Kamerrijk.
de capelle de Hasselt
Noveritis quod nos concessimus et concedimus vivis religosis Grimbergensi
Et Gettensi abbatibus et corum conventibus ut in capella de Hasselt institui
faciant fratres suos, qui deserviant in eadem quousque circa dictum locum
aliter duxerimus disponendum proviso quod ydonei sint quos presentari per
dictos abbates contigerit.
De
abdij van Grimbergen delegeerde hierdoor special een bedienaar voor de kapel
in 1256.
1258 Op 6 maart bevestigde Nikolaas van Kamerijk de aanstelling van Mattheus
als pastoor van Meise. In november
bevestigde dezelfde bisschop op voorstel van aartsdiaken Willem van Brabant
dat de bediening door de abdij van Grimbergen niet alleen toegestaan werd
voor Meise en Wemmel, maar ook voor de afhankelijkheden zoals Oppem, amelgem
inbegrepen, Rode en de kapel van Hasselt.
1287 Bisschop Willem van Kamerrijk bevestigde nogmaals de brieven van 1256 en
1258 over de regeling tussen de abdijen van Grimbergen en van Jette (Dielegem)
voor de bediening van de Hasseltkapel en dit tot 1320.
1566 Beeldenstorm Kapel, vermoedelijk in romaanse stijl verwoest.
1590 Van 1590 tot 1664 werd de St.-Elooikapel onder toezicht geplaatst van
een administrateur. In de rekeningen
van de Sint-Elooikapel heeft men een uitgave van 6 gulden en 10 stuyvers om
enen St.-Elooi te doen maeken. Verder
vond men op Sinte Loysdach in den winter den offer a 1590, 4rgl en 17 ½ st
vervolgens ook nog Op den eersten en tweeden Paesdach metterschaelen
rontgehaelt onder t log. Verder
werden er trouwens n Elooiviering
bestond. Daarom kan men van toen
beweren dat de kapel op de Hasseltberg, die vroeger onder de bescherming
stond van O.L.V., toen onder de
bescherming kwam van St.-Elooi.
Men vermoedt dat de St.-Elooikapel nooit beschikte over een eigen
tiendegebied, nochtans had zij sinds oude tijden wel een eigen
dotatiegoed. Hierover werd men
ingelicht als volgt : Dit is dat Anthonis Van Hemelrijck, toesinder ende
administrateur der kercken van Hasselt heeft ontvangen. Dit werd geschreven door een leek en niet
door een kerkmeester. Ook werd
vernomen datde kercke van Roye jaarlijks een aantal veertelen aan Hasselt
verschuldigd was. Dit doelt op een
zekere verbondenheid.
Aan goederen had Hasselt in 1590 nog een halfbunder land op den
Lindencouter onder Wolvertem, gedeeld met de kerk van de H.Geest van
Wolvertem, elk voor een derde. Dit
bracht 6 veertelen rogge op.
Te Hasselt werd op de stede van Anthonis Van Hemelrijck tegen den Meutere
aen s heirenstrate twee veertelen rocxs Item een stuck lants ghelegen
opden ende geeft s jaers twee veertelen rocxs. Item van de stede van Stevijn Herserghens
jaerlijckx st. cheyns, ghelegen opt Winckelveldeken. Item juffrouw van Overbeke jaerlijcx twee
veertelen rocxs, meyssese maete. Item
tclooster van Scheute en ceyns 2 lvensche penninghen. Samen gerekend
had de kercke van Hasselt minstens 2 bunder eigen goed en ekele
cijnzen. De goederen lagen allen onder
Wolvertem in de oudst bebouwde landen, hetgeen wel beduidde op een zeer oude
herkomst. Deze inkomsten dienden in
hoofdzaak voor onderhoud van het gebouw zelf en voor de bediening.
In 1590 werd er ook een klok besteld voor de kapel te Hasselt : die werd
echter pas in 1607 geleverd.
Gerardus De Bock werd pastoor van Meise als opvolger van M. De Meestere. De kapel van Hasselt onderging
herstellingen o.a. aan het dak dat vernieuwd werd. Zij werd toen druk bezocht voornamelijk op 1 december (feest van St.-Elooi), op Pasen,
op tweede Pinksterdag en op de eerste Kruisdag.
1607 In de kapel van Hasselt werd een klok gehangen die reeds besteld was in
1590. Deze klok is thans nog in
gebruik.
1608 Het bedevaartvaantje bij de St.-Elooivieringen op den Asselenberg zag
toen licht
1627 nieuwe kroon op beeld. Er werd
toen een uitgave geboekt van 13 stuyvers voor 100 vaenties van St
Eloy. Het was een kopergravure van
0.169 hoogte en 0.265 breedte (zie afbeelding). Dit werd dus vastgesteld aan de hand van de
rekeningen en uitgaven voor de aankoop van de Sint-Elooivaantjes voor de
ommegang en de zegening van de paarden, een activiteit die dus ten minste
terug gaat tot het begin van de XVIIde eeuw.
Vermoedelijk werd de cultus van Maria verdrongen door deze van de
pestheilige St.-Elooi ingevolge de pestepidemie die in onze streken was
uitgebroken en ter bescherming van de dieren.
Zie afdruk en beschrijving van het bedevaartvaantje.
1627 Op het beeld van St.-Elooi werd een nieuwe kroon geplaatst.
1647 Onder het beleid van Gijssens Bartholemeus, pastoor van Meise, werd de
bouwvallige kapel te Hasselt heropgericht in 1652 (zie zandsteen in de
voorgevel)
1652 De in 1652 bestaande kapel van Hasselt was zeer bouwvallig, vermoedelijk
een gebouw uit de periode van de romaanse stijl in zandsteen. In een periode van amper drie maand werd er
een nieuwe kapel opgericht. De eerste
steen werd gelegd op 2 juli, feestdag van O.L.V.Boodschap. De kapel werd ingewijd door de titularis
aartsbisschop van Eféze, Jacobus la Torre(Jacques de la Torre) een Norbertijn
van de abdij van Middelburg als ac altare in honore beatae Mariae ac sancti
Eligii. In de voorgevel werd een
gebeitelde zandsteen ingewerkt met de volgende aanduidingen : F.B.G.R.
1652. Dit wil zeggen : Frater
Bartholemeus Gijssens Reëdificavit anno 1652
Het gebouw werd opgericht door de zorgen van de abdij van Grimbergen en werd
van toen af zeker St.-Elooikapel genoemd.
De aanduidingen in de deuromlijstingen zien eruit als monogrammen van
de maker. De kapel was vroeger grotendeels door linden en deels door een haag
van de aanpalende eigendommen gescheiden.
Door de aanleg van een brede laan werd dit natuurschoon wel
geschonden.
In de rekeningen van 1652 vond men dat de herbouwde kapel 1250 gulden kostte
voor de timmerman en metser, 50.000 careelen voor effenen van het kerkhof en
opgraven van kanten. Aan de
ontvangsten werden godspenningen van de vercouchte oude capella in rekening
gebracht. Volgens de rekeningen werd
in de oude kapel de deur naast het altaar hersteld, waaruit werd vermoed dat
het altaar toen naast de nu ingemetselde deuropening stond, vandaar de
verklaring van aannemer Urbaan Van Dooren :De huidige kapel is een
herbouwing van een kleinere Romaanse kapel waarvan de nu gesloten ingang
langs de linkerzijde de voormalige altaargevel was en de huidige voorgevel
tot op de hoogte van de natuursteen de zijgevel vormde. Dit werd verduidelijkt door de
dichtgemetselde Romaanse ingang van natuurstenen omlijsting en aangebrachte
ingang met een omlijsting van blauwe hardsteen in een muur met natuursteen
(zie afbeelding).
1665 Waarschijnlijk begon hier een lange periode zonder erediensten ingevolge
de oorlog tussen Frankrijk en de Nederlanden tot 1702
1684 Rond 1684 kennen wij het verhaal van een pachter Van Hemelrijck te
Hasselt.
1688 Jaartal dat vermeld werd in het barokke stukwerk van het plafond van de
St.-Elooikapel. Vermoedelijk was het
dak van de kapel afgebrand door de Fransen en werd het in 1688 vernieuwd
samen met het pleisterwerk. Het huidig
pleisterwerk is van recentere datum, maar de stukadoors hebben het jaartal in
hun werk overgenomen.
1695 Franse soldaten richtten verwoestingen aan.
1713 Aan de kapel gebeurden herstellingswerken. Het jaartal 1688 in de plafonnering
aangeduid werd evenwel behouden evenals bij later herstellings- en
vernieuwingswerken en dit tot op heden.
De steunelementen in het baksteenmetselwerk uit natuursteen gehouwen zijn
steunblokken van houten spanten die vroeger het dakgebint hebben gedragen.
1752 Voor de aankoop van 300 wiskens voor vaentiens werd 9 stuiver beboekt voor de St.-Elooikapel.
Bij de viering van het 100 jarig bestaan bekwam men een relikwie van de
H.Eligius uit Rome. Op 27 oktober werd
aan M. Daems, constatarius 2 halve souvereynen uitbetaald als vergoeding voor
port en uitgedeelde aalmoezen.
1753 Voor de relikwie van St.-Elooi werd een zilveren relikquaire gemaakt.
Voor 300 wiskens voor de bedevaartvaantjes van St.-Elooi en 6 wassen
peerdekens om te offeren aan St.-Elooi werd 1 gulden en 1 stuiver geboekt.
1754 Beeldhouwer Dubreyn maakte toen een borstbeeld van St.-Elooi en een
kast. Het beeld werd verguld door Van
Wiel.
Op 24 november, de zondag voor de feestdag van St.-Elooi, werd met grote
luister en processiegewijs door pastoor Lemire het nieuwe borstbeeld van
St.-Elooi, samen met de relikwie, naar de kapel gebracht.
1759 De St.-Elooikapel staat op de figuratieve kaart van C.J.Everaert
(kaartboek Karthuyzerklooster Brussel).
1771 preekgestoelte geplaatst
1777 Door de notering van de uitgaven weet men dat de kapel gewit werd en dat
de verering een ongekend hoogtepunt beleefde.
1789-1799 Franse Revolutie. In onze
streken heerste een schrikbewind. De
kapel werd opnieuw verwoest. De kelk en reliekhouder werdenb verstopt in de
tuin van de koster.
1813 Op 30 september gebeurden er uitgaven voor herstellingen aan het dak.
1819 De kapel werd opnieuw opengesteld voor erediensten. Er werd
offergeld genoteerd.
1826 Vanaf 5 juli moesten de parochianen zelf de St.-Elooivieringen regelen.
1850 Periode van hongersnood. De
toeloop naar de St.-Elooikapel verminderde geleidelijk tot ongeveer de helft
van de XIXde eeuw om practisch geheel te verdwijnen met de eerste
wereldoorlog.
1899 A.Cosijn schreef in Sites Brabançons dat ieder jaar op 6 december
landbouwers met paarden te Hasselt kwamen beewegen aan de kapel. Hij steunde zich hiervoor op geschriften
Wauters (naar men vermoedt).
1914 18 Tijdens de eerste wereldoorlog werd de kapel als paardenstal
gebruikt door Duitsers
1918 Dank zij pastoor Cools van Meise werd de oude gewoonte rond de
St.-Elooikapel op de Hasseltberg opnieuw in het leven geroepen.
1923 Op 1 december stonden er ca 70 paarden voor de St.-Elooikapel getooid
met papieren vaantjes. Door
kunstschilder Edwin Ganz werd de paardenbedevaart mooi uitgebeeld (afbeelding
II30)
1937 In Eigen Schoon en de Brabander jg nr. 1-2 schreef men dat de kapel
van St.-Elooi te Meise op het gehucht Hasselt, een beroemde bedevaartplaats
was voor de gelovigen van de omringende dorpen. Elke eersten maandag van de
maand wordt er een H.Mis gelezen ter ere van St.-Elooi. Op de dag van de Grote Begankenis heeft
voor de mis de plechtige zegening van de paarden plaats.
1940 Tijdens de oorlogsjaren beleef de St.-Elooikapel open, maar de vieringen
kenden een dieptepunt.
1943 In het boek van Wauters vindt men binnenzichten van de St.-Elooikapel
(1943).
1954 Op 1 december slechts 4 bedevaarders te paard.
1957 Op de feestviering van St.-Elooi waren er 60 paarden en 50 tractoren en
was er de opvoering van een toneelstuk
van Peleman Bert : De avonturen van St.-Elooi en de goede koning Dagobert. Deze opvoering had plaats op de Hasseltberg
op zondag 1 december om 15 u. 30.
1959 Omwille van de herstellingswerken beperkte de viering van 1 december
zich tot enkel de ommegang en zegening van paarden en tractoren.
De familie De Smedt Van Ginderachter van het Hof van Hasselt liet toen op
eigen kosten de kapel restaureren.
Hierbij werd het dak en de vloer vernieuwd en werd de kalk van de
muren verwijderd.
1960 Zicht op de St.-Elooikapel binnen voor de restauratie van 1960 (zie de
afbeelding)
1963 Dieptepunt vieringen na vertrek van Bert Peleman en overlijden van Fiel
Lettens en Van den Breede.
1970 De familie Heyvaert, Mgr Daelemans en architect Jan Van Roy met Jan
Robeyn en Albert Van der Wilt namen de vieringen ter harte.
1972 Architect Jan Van Roy ontwierp een nieuw teken van eregezel. Het
werd gesmeed door Jan Van Riet en Vasseur (afbeelding). Het vorige
ereteken bestond uit een hoefijzer opgehangen aan een ketting. Toen
werd ook een aanvang genomen met het maken van kleine kruisjes, die
ieder jaar anders zouden zijn. Door de K.I.T.O.-school van Vilvoorde
met Joris Hanssens en Guido Roeffaer en hun dames, leerkrachten aldaar, werd
dit werk ieder jaar tot een goed einde gebracht. De deelnemers aan de
ommegang kregen dit aangeboden als aandenken. Verder werden die
verkocht om de confrèrie te steunen. St.-Elooi werd Emiel Knop en
Smidje Smee was Albert Van der Wilt. De stoere Brabantse trekpaarden
werden geleverd door paardenfokker Gaston van Doorslaer uit Imde.
Dit zou gedurende vele jaren zo blijven.
1977 Kunstsmid Van Riet versierde de St.-Elooikapel met een bijzonder
mooi kruisbeeld in smeedijzer.
1988 De Confrèrie de Bethune stuurde een speciale afvaardiging naar de
St.-Elooiviering in Meise, welke ook in de Broederschap werd opgenomen.
1990 Eureloy, de Europese federatie van St.-Elooibroederschappen werd
gesticht. In april kwamen de verantwoordelijken uit Noyon, Bethune,
Beuvry,Dülken, Kevelaer, Antwerpen en Meise samen in de pastorij van Meise,
waarbij de statuten werden opgesteld. Op 24 juni tekenden een groot
aantal aanwezigen te Noyon het Europese charter. Op 14 november werd er
te Antwerpen vergaderd om een Raad van Bestuur en een dagelijks Bestuur samen
te stellen. Mgr. Daelemans werd voorzitter en Frans Heyvaert werd secretaris-generaal.
2002 viering 350 jaar St.-Elooikapel en plaatsing beeld van Paul Grégoir.
Wanneer deze kapel gebouwd werd is niet bekend.
De hypothese dat zij voor 1200 opgericht werd als missiepost is zeer
aanvaardbaar. Langs deze post heeft
het Kristendom zich in Meise gevestigd.
Is Hasselt als kern ouder dan het dorp ? Heeft een verschuiving van
het zwaartepunt van het dorp zich voorgedaan, zoals elders wanneer door
afschaffen of verzachten van het latendom, de vrijgekomenen niet meer aan een
bepaalde ligging gebonden waren. Dit
verschijnsel doet zich voor waar vrije dorpen opgericht worden doch hier zou
men de kleine kern van Hasselt gevlucht zijn, om de groten van het dorp in handen
te vallen, wat weinig waarschijnlijk is.
Een zeer oude schepenbrief (4.6.1292) van Meise zegt dat Wouter, de Coster
van de Capelle, een Mechelse balstee
rogge verkocht aan de kranke begijnen te Mechelen bepand op een beemd-wing
van de heer van Grimbergen.
Was dit de koster van Hasselt ?
In 1222 treedt Arnoldus, presbyter de Hasselt op als getuige.
Is Hasselt een parochie geweest ?
Misschien, maar dan is het heel lang geleden ofschoon van het kerkhof
van Hasselt eeuwen lang gesproken wordt bv. nog in 1754.
Op te merken valt dat er steeds gesproken wordt van de Capelle of de
Kercke van Hasselt niet van St.-Elooi.
Volledigheidshalve geven we hier de mening van dr. Verbesselt de ligging van
deze kapel op de grens van drie gemeenten en nabij het voornaamste knooppunt
van wegen van een hele streek is zeer
belangrijk. Hieruit leidt hij af dat
de Sint Elooikapel behoort tot de oudste bidplaats van de streek die het
aandenken bewaart van de doortocht van de eerste missionarissen. In deze bidplaatsen werden de heidenen
gedoopt. Deze kapellen werden niet
ingericht tot parochiekerken om reden van hun ligging maar ze blijven bid-
en bedevaartplaatsen. Dit is waar voor
de Sint Elooikapel.
Wij durven het zo voorstellen. In de
vroegere periode van de missionering werd een houten noodkapel
opgetimmerd. De zusters zullen deze
kapel terug in goede staat hersteld hebben om te kunnen dienen als bidplaats
waar op zondagen en feestdagen mis werd gelezen.
De bediening van de kapel werd door twee abdijen waargenomen, enerzijds door
de abdij van Grimbergen en anderzijds
door de abdij Sint Pieters in Jette, patronatus van de parochie Wolvertem.
In 1652 werd op initiatief van de pastoor van Sint Martinus, Bartholomeus
Gysens, de actuele kapel gebouwd. Op
een zandsteen kan men volgend inschrift lezen : F.B.G.R.A. 1652 de
initialen van Frater Bartholomeus Gysens reedificavit anno 1652.
In het jaar 1652 werd de Sint Elooikapel gewijd door Jacobus la Torre
titulaire aartsbisschop van Efeze, proost van Harelbeke en vicarius
apostolicus in België ac altare in honore Beat. Virgo Mariae ac Sancti Eligii. Hie rijst de vraag : Was de kapel ook
toegewijd aan Maria ?
Deze kapel werd in 1951 geklasseerd als monument. Ze bezat een klein patrimonium o.a. twee
bunder eigendom en een fruithof.
Had de kapel van Hasselt een kerkhof ?
Het is mogelijk dat er begraven werd op de grond rondom de kapel maar we
durven het niet bevestigen. (Ten Westen van de Hasseltberg stonden enkele
huizen die in de volkstaal gekend waren onder de benaming van de Oppemse ziekenhuizen,
waarschijnlijk in tegenstelling met de Wemmelse ziekenhuizen, ook gelegen
langs dezelfde weg.)
Jaarlijks wordt dank zij de Sint Elooigezellen de feestdag van hun patroon
plechtig gevierd.
Destijds was er op de pastorij van Meise een register van 60 bladzijden, in
perkament, waarin de ontvangsten en uitgaven voor rekening van de kapel van
Hasselt genoteerd werden.
Het omvat :
bladen 1 4 : uitgaven volgens de kerkmeesters 1702 : Denis Vermeiren
1703 : Jan Jacobs 1704 : Peter Van Waeleroyck 1705 : Hendrik Van
Hemelrijck.
Bladen 13 18 : ontvangsten van 1750 95 door Norbert Ferro pastoor van
Meys.
bl. 59 bekentenis van Gerard Terwecoren, erfkoster, dat zijn ouders 60 g.
schuldig gebleven waren aan de kapel en belofte deze jaarlijks af te leggen
geëindigd 8.12.1777 met inschrijving pastoor Le Mère : Is voldaan dus
doodt.
bl. 60 verklaring van de pastoor van Meise dat hij te Brussel aan mevrouw
Mesmaecker een schuld van 240 g. aangegroeid tot 352 g. Dit geld was in 1660 opgenomen geweest door
pastoor de Potter ten tijde van de pest, voor de H.Geest (dit is voor de
steun aan gezinnen) en betaald met de verkoop van het Roybos (1703 L.
Lettens), 138 g. en de helft van het Pijpenbos (Pipenoybos) 120g. en 93 g.
uit het offer van O.L.Vrouw (er is weer geen sprake van Sint Elooi.
Op 17.1.1711 betaald aan Meester Coppens ter accommodatie van de
remonstrantie van de kerk van Meise, 130 g. verminderd van 6 g. 19 st. wegens
gewicht gouden ring geofferd aan O.L. Vrouw blijft 117 g. betaald met de
andere helft van het Pijpenbos.
In 1709 wordt het Kerckbos voor 240 g. verkocht aan Ant. Thielemans.
Het offerblok geeft alle jaren 8 à 9 gulden
Op 31.1.1711 wordt 10 g. 10 st. van t Kerckenoffer gelegd in de loterij van
de finis terrae (finistère).
Rond 1750 stijgt de opbrengst van de offerblok 20 g. op de feestdag van Sint
Elooi.
Vanaf 1750 wordt een uitgave ingeschreven voor de dienst van 3 december
toen was Terwecoren koster van de kapel.
Op 27.10.1752 2 halve souvereynen aan M. Daems cantatarius voor port en een
te Rome uit te delen aalmoes aan de reliquiën van de H. Eligius.
In 1755 betalingen aan Van Wiel voor het vergulden van de kasse van St.-Elooi
en aan beeldhouwer Durey voor de kasse.
Een nieuw missaal en register.
Aan Dielegem wordt een jaarlijkse cyns betaald en om de 3 jaar
worden 500 vaantjes gekocht
In 1770 wordt een nieuw casuyvel aangekocht.
Bibliografie
:
350 jaar St.-Elooikapel Achiel Bettesone
Meise Achiel Bettesone
St.-Elooikapel Constant Noppen Berla
Meise, onder de toren van St.-Martinus Jef De Cuyper Sib 2001
(71 - 4,12) 1095 Godfried I (met de baard), hertog van Brabant, stichtte te Meise
de versterkte burcht (vierkante toren of donjon) van Boechout als schild
tegen de machtige heren van Grimbergen die hem ontrouw waren. Hij was graaf van Leuven en schonk in 1129
zijn jachtdomein aan de Norbertijnen (Abdij van Park).
1160-1172 In opdracht van de hertogen van Brabant werd de versterkte burcht
van Boechout gebouwd door de heren van Kraainem
(Willem) dit als schild tegen de opstandige Berthouts, heren van
Grimbergen en ook als schild tegen de graven van Vlaanderen.
1182 De Crainhems kregen van de hertogen van Brabant het bevel een
versterkte burcht te bouwen in de benedenhoek van Meise, tegen de machtige
heren van Grimbergen, met name de Berthouts.
1356 Lodewijk van Male belegerde de burcht van Boechout in een bloedige
strijd
1400 Door toedoen van Gilles van Boechout, die abt werd van Grimbergen,
zorgde de abdij voor een kapelaan in dienst van Boechout en was er een
familiegraf voor de heerlijkheid Boechout in de abdijkerk van Grimbergen.
1416 Egidius van Boechout was abt
premarius te Grimbergen. Hij stierf in
1416. Zijn grafsteen bevindt zich in
de abdijkerk van Grimbergen. Vermoedelijk
was er toen ook een kapelaan op het kasteel van Boechout.
1535 Op 15 maart werd Boechout en omgeving zwaar getroffen door een orkaan.
1537 Als Boechout door Everaert Vander
Marck en erfdochter van Margaretha van Boechout werd verkocht aan
Maximiliaan Van Zevenbergen (Transsilvan), secretaris en raadsheer van keizer
Karel, werd ook de toekenning van de kosterij van Meise overgedragen.
1582 Onder de leiding van Alexander Farnese, prins van Parma, werd Meise en
Boechout belegerd en vernield door de Spaanse troepen die er ook zware
beschadigingen aanrichtten. Boechout werd ook bezet door Bernard de Merode.
1598 Boechout werd door Albrecht en Isabella verheven tot baronnie.
1600 Er werden grondige herstellingen uitgevoerd aan de burcht.
1605 De heerlijkheid van Boechout werd voor het eerst erkend als baronnie
door aartshertogen Albrecht en Isabella onder Chistoffel d Assonville.
1615 Charles dAssonville was heer van Boechout van 1607 tot 1651.
1677 De familie France d Assonville liet Boechout over aan de Rooses, tot
1830 laatste eigenaars tijdens het ancien regime.
1678 Boechout werd aangekocht door Pieter
Ferdinand Roose, raadslid van Brabant en zoon van Jan Roose, burgemeester
van Antwerpen die ook advokaat geweest was voor de France in verband met het
proces tussen Filip t Serclaes, heer van St.-Agatha Rode, echtgenoot van
Marie d Assonville (dochter van Christophe) en Gaspar de France, echtgenoot
van Margaretha d Assonville, over het bezit of het verkrijgen van Boechout.
1679 figuratieve kaarten van goederen gelegen te Meise en toebehorende aan de
abdij van Grimbergen, opgemaakt door Peeter Meysman naar de kaart van
Brussegem door Jan Van Acoleyen, met schetsmatige afbeelding van de kerk en
t Goet van de heer Spinosa (Boechout).
Het zijn gekleurde tekeningen 0.45 * 0.45.
1694 pag. 47 Meise Bettesone ingescand
1728 Op 5 december sloot Melchior Roose een overeenkomst met de abt van
Grimbergen en pastoor F.C.Caesens te Meise tot het opnieuw stichten van een
slotkapel in de burcht van Boechout met als voorwaarde er dagelijks een mis
op te dragen, maar te wonen in de pastorij te Meise (Franç. Xavier Le Mir) en
daar de pastoor te helpen. Dit tegen de prijs van 6.600 gulden.
1733 Toen Melchior Roose, baron van Boechout, voor de tweede
maal huwde met Maria Francisca Vander Linden dHoogvorst van t
Hof te Meysse, kregen de bezitters van het kasteel van Boechout eveneens de
toelating om in de crypte bijgezet te worden langs de evangeliekant.
Deze crypte is onder het koor ca 1500 gebouwd door de bezitters van 't Hof te
Meysse zoals Jan Vander Ee, baljuw van de stad Brussel en heer van
Meise. Deze crypte is niet toegankelijk, maar werd reeds
verschillende keren bezocht i.v.m. historisch onderzoek en restauratie van de
kerk.
1794 -1795 De winter was bijzonder streng en er was grote armoede. Er sneuvelden toen tijdens de strenge
winter veel bomen in het domein van Boechout. Het hof te Meysse en het
kasteel van Boechout werden in beslag genomen. Er werd veel geplunderd en
onder leiding van Heger verdween alles wat waardevol was. Heger werd uiteindelijk onnozel verklaard.
tijdens deze periode maakten de Fransen een einde aan de feodale
instellingen.
1832 Het kasteel van Boechout werd verbouwd (zie afbeelding II 15.2) door
graaf Amedée de Beauffort onder leiding van architect T.F.Suys. In het mooie zaaltje met in de zoldering al
de wapenschilden van de vorige eigenaars van Boechout werden door Capronnier
gebrandschilderde glasramen
aangebracht met beeltenissen vande hertogen van Boergondië, keizer
Maximiliaan, Karel V, Filips II, Albrecht en Isabella. Naar Wemmel toe kwamen er ook een paar
nieuwe gebouwen bij waarin blauwe bakstenen werden verwerkt.
1879 Op 13 maart kocht koning Leopold II met Filips, graaf van Vlaanderen als
borg, het kasteel van Boechout van Leopold de Beauffort, zoon van Amedee,
voor zijn zieke zus Charlotte,
keizerin van Mexico (Marie Charlotte Amélie Victor Clémentine Leopoldine,
prinses van België, aartshertogin van Oostenrijk en keizerin van Mexico(zie
afbeeldingen II 17.4) . Pas op 16 april 1881 werd de acte van verkoop
verleden voor het hof te Meysse, eigendom van Edmond Vander Linden d
Hoogvorst.
1880 Op 4 augustus werd Karel Hendrik Van Daelem (° 25.1.1836 te Wemmel) pastoor van Meise tot 22 december 1920, dag
van zijn overlijden. Hij was ook aalmoezenier
van keizerin Charlotte en celebreerde regelmatig de H.Mis in de slotkapel van
het kasteel van Boechout.
1914 Op 20 augustus was Meise door het Duitse leger (IIIde Rs Vlassen) reeds
bezet. Het domein van Boechout bleef echter onbezet gezien het de woonplaats
was van keizerin Charlotte, een schoonzus van keizer Frans-Jozef van
Oostenrijk.
1914-18 Aan het hek van het domein van Boechout werd een grote plaat aangebracht : dit kasteel wordt
bewoond door Hare Majesteit de Keizerin
van Mexico, schoonzuster van onze doorluchtige bondgenoot Keizer Franz-Jozef
van Oostenrijk.
Een maal richtte de stille burcht een discreet verzoek tot de Amerikaanse
Ambassade en Brand-Withlock, gezant van de Verenigde Staten gaf onmiddellijk
gevolg aan de vraag : wit brood voor de keizerin
1927 Op 17 januari om 7 uur overleed keizerin Charlotte op het kasteel van
Boechout (zie foto en illustratie II 32).
1939 Het domein van Boechout werd eigendom van de Belgische staat die het van de Kroon had gekocht.
1940 Op 10 mei, toen de oorlog uitbrak, zat de koninklijke artillerie van
België op het domein van Boechout. Op 14 en 15 november heerste er een orkaan
over Meise. Hierbij sneuvelden verscheidene prachtexemplaren van de beuken
langs de dreven van het domein, die aangeplant werden in 1806 door Karel
Peter Roose en Hendrika Franciska de Visscher de Celles die Boechout in 1876
op 12 juli in bezit genomen hadden.
1941 Op 12 november werd door brand het zadeldak van het kasteel van Boechout
gedeeltelijk vernield.
1944 Op 9 september bezetten de troepen van het Engels leger het domein van
Boechout en gebruikten het als opleidingscentrum voor een tankeenheid en een
vervoerskorps. Het resultaat van hun verblijf was afschuwelijk .
Op 29 november viel er een V1 (vliegende bom) in de Westhoek van het park van
Boechout. Hierdoor sneuvelden vele
ruiten o.a. in beide kastelen (zie afbeelding).
1965 tot 1970 waren de Vlaamse poëziedagen te gast in Meise en werden
poëzie-evenementen gehouden op het terras van de Oranjerie.
1986 Van 13 tot 21 september werd het gerestaureerde kasteel van Boechout
opengesteld voor een retrospectieve in de benedenzaal over kunstschilder
Edwin Ganz
5.6.1988 Historische evocatie van de bewoners van het kasteel van Boechout
1992 Het Audiovisueel Centrum vierde zijn 25 jarig bestaan in het kasteel met
een opvoering van het gedicht AVC Meise Podium 1984 van Gery Florizoone,
laureaat Jules Van Campenhoutprijs voor poëzie in 1982. De uitreiking van de
J.V.C.-prijs voor poëzie en de Marits Naessensprijs voor Plastische kunst
gebeurde terzelfdertijd. Er was ook een optreden van een Spaanse
Flamencogroep.
2005 Dag van het park onder het thema Liefde in het park, 3 gedichten, 6
talen een selectie uit A thing of beauty en A joy for ever rond de
Oranjerievijver in de romantische Plantentuin, voorgelezen door oud
leerkrachten van het Audiovisueel Centrum Meise en Lief Van Schel (voorlezer
van de gedichten van de laureaten van de JVC-prijs.
Uit Meise van Achiel Bettesone V.g. 1979 en 1998
van pag. 14 tot 22
25 Kasteel van Boechout
(ca.1100)
Reeds rond 1100
vinden we vermeldingen van een versterking op deze plaats. Het oudste nog
bestaande deel van het kasteel, de vierkante toren (links als u voor het
kasteel staat), werd rond 1350 gebouwd.
De bronzen gedenkplaat op de binnenkoer geeft aan dat het kasteel in 1832
verbouwd werd door Tilman-François Suys in opdracht van baron Amédée de
Beauffort. Keizerin Charlotte verbleef er met haar gevolg vanaf 1879 tot ze
overleed op17 januari 1927.
De laatste restauratie ving aan in 1980 met het vernieuwen van de
binneninrichting en eindigde in 1988 met het zandstralen van de gevels.
Bibliografie
:
Meise Jan Vanden Eynde
De heren van Boechout en hun waterburcht te Meise Constant Noppen
Het koninklijk domein van Boechout en zijn kastelen Edwin Ganz
Meise, onder de toren van St.-Martinus Jef De Cuyper pag. 16 19
De waanzin van Charlotte Jos Pauwels e.a. hoofdstuk Madeleine van Jef De
Cuyper
Keizerin Charlotte op rust in Meise van Achiel Bettesone
(54) In de Plantentuin stond een tweede
kasteel, vooraan aan de Oranjerievijver, inkom Meise.
Onder de "Vriendschaptempel" die onlangs gerestaureerd werd,
bevindt zich de ijskelder van dat kasteel.
Enkele historische data Hof te Meysse :
Volgens de bronnen verschillen de data nogal eens op enkele jaren na.
Deze gegevens plukten wij uit "Meise" van Achiel Bettesone, 3de
uitgave "Schoon Meise" van Vakantiegenoegens Meise 1997. Ik
ondervond dat deze uitgave vrij exacte gegevens biedt. Alles is
uiteraard onderhevig aan kwaliteitsverbetering.
Wij durven suggereren om aan de plaats van het verdwenen kasteel enkele
foto's aan te brengen.
XIIIde eeuw Er werd aangenomen dat het Oud Hof te Meysse in de 13de
eeuw werd gebouwd.
1211 De schepenbank was gevestigd in het Hof te Meysse
1212 De ridders Rengot en Arnold de Menza werden vermeld als heren van Meysse
of van het hof van Meysse, waar ook de schepenbank gevestigd was. Ze kwamen toen getuigen in een diploma van
Gerard Van Grimbergen. Armand van
Grimbergen zou door zijn huwelijk met Gisèle verwant geweest zijn met de
heren van Kraainem, een bastaardtak van de hertogen van Brabant.
|