Moord in de Lange Violettestraat te Gent.
Achtergronden en feiten.
Inhoud blog
  • Tot Slot
  • Een golf van solidariteit.
  • De Begrafenis.
  • 't Waren de Russen !
  • De stem van het volk.
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto van mijzelf, 53 jaar geleden.!
    10-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tot Slot
    Tot Slot.

    In de maand juni werd het proces gevoerd voor het assisenhof te Gent. Voorzitter was Henri DUMORTIER. Niet minder dan 24 getuigen werden opgeroepen, waarvan 9 uitsluitend voor de hold-up te Brussel. Op 19 juni volgde de uitspraak en Hartenstein werd veroordeeld tot eeuwigdurende(?) dwangarbeid en de kosten van het proces, welke 2820 fr.en 33 centiemen bedroegen. Na zijn veroordeling en opsluiting is er van Hartenstein, alias Seilinger, alias Sucharoff nooit nog iets vernomen. Heeft hij zijn leven gesleten in een Belgische gevangenis of werd hij uitgeleverd aan het Russische Tsaristisch regime ?

    Over zijn leven kwam een en ander aan het licht dat tot dan toe in de schemerzone was gebleven. Onder andere dat deze zoon van Isaak en Thérèse Grunberg reeds op 17 jarige ouderdom het ouderlijk huis verliet en een anarchistische zwerftocht begon die hem tot in Argentinië en New York brachten.

    Op 7 februari  had hij zich op het politiebureau van de 4°wijk aangeboden om er zich te laten inschrijven. Kennelijk was hij toen nog niet geseind. Het wapen waarmee hij de moorden had gepleegd was een FN.Browning 9 mm. welke hij zich te Brussel had aangeschaft voor de prijs van 45 fr.,evenals 50 kogels.

     

    Wanneer wij nalezen wat voorafgaat kunnen wij niet anders dan besluiten dat er niets nieuws is onder de zon. Politieke fundamentalisten, zowel als religieuze, zijn zonder schroom bereid tot moord en doodslag. Er wordt geen onderscheid gemaakt onder de verschillende bevolkingslagen, iedereen moet het ontgelden.

    En ook nu nog zijn het dikwijls utopische waanideeën die aan de basis liggen van de daden van vermeende idealisten die balanceren op de smalle grens tussen misdaad en verheerlijking.
    Einde
     0  0  0  0  0  0
                                                       


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    10-03-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    09-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een golf van solidariteit.

    Een golf van solidariteit.

     

    Wij zegden reeds hoe een golf van medeleven door de Gentse bevolking trok bij het vernemen van de feiten en vooral van de gevolgen voor degenen die zij achter lieten.

    In die tijd bestond nog geen financiële regeling voor de nabestaanden van ordehandhavers die ingevolge een misdrijf om het leven gekomen waren. De enige wettelijke voorziening bestond daarin dat de dader van een misdrijf verantwoordelijk was voor de gevolgen van zijn daden. Dit had tot gevolg dat de nabestaanden doorgaans in een oneindig durend proces tegen de daders verwikkeld raakten, om uiteindelijk toch bot te vangen. Immers, het Gents gezegde “Ge kunt ne kei ‘t vel niet afstropen” hield toen ook al waarheid in zich. Voor de rest was men aangewezen op de goede wil van de gemeentelijke, provinciale of nationale overheid. Ieder geval werd afzonderlijk onderzocht en, afhankelijk van factoren die dikwijls veraf stonden van de feiten, werd dan een regeling getroffen die de nabestaanden der slachtoffers ten goede kwam.

    De Gentenaars waren zich bewust van deze situatie en nog voor de begrafenis plaats had was reeds een steunfonds opgericht. De bezieler van dit fonds was Procureur des Konings Albert VAN DER STRAETEN. Op 18 februari werd een commissie opgericht tijdens een vergadering op het justitiepaleis. Een aantal vooraanstaande stadsgenoten maakten er deel van uit.:

     

    Albert VAN DER STRAETEN, Procureur des Konings.

    Emiel STEYAERT, voorzitter van de rechtbank van 1°aanleg.

    Felix CAMBIER, schepene en redacteur van de “JOURNAL DE GAND”

    Jozef VAN HOORDE, erevoorzitter van het Verbond der Drukpers.

            Gustaaf ABEL, redacteur van “LE FLANDRE LIBERALE”.

            Albert DE MOOR, redacteur van “LE BIEN PUBLIC”

            Karel LYBAERT, redacteur van het “FONDSENBLAD”

            Gustaaf EYLENBOSCHE, redacteur van “HET VOLK”

            Jan VERSCHUEREN, redacteur van “DE GAZETTE VAN GENT”

            Guillaume CEULENAERE, redacteur van “LA LIBERTE”

            Herman CEURVELS, redacteur van “ONS VADERLAND”

            Amaat BOGAERTS, redacteur van “VOORUIT”

            Amaat CASIERS, opperdeken der stad Gent.

            Ernest VAN WESEMAEL, hoofdpolitiecommissaris.

            VERCRUYSSE, Senator.

            LOICQ-BEERNAERTS, nijveraar.

            Dr.LACOMPTE, deken van de gebuurtedekenij Lange Violettestraat.

            Diomède VAN DER HAEGHEN, nijveraar.

            Paul VERMEERSCH, hoogleraar.

     

    Dit beschermcomitee stelde zich tot doel om geld in te zamelen en een fonds op te richten dat de wezen De Smet en Gyssels in staat moest stellen om met gelijke kansen als andere kinderen hun toekomst voor te bereiden. Vooral de gebuurtedekenijen staken elkaar naar de kroon om met allerlei initiatieven mee te werken aan dit lovenswaardig project. De Gentenaars toonden zich in alle opzichten van hun beste zijde. De dekenij der Lange Violettestraat had reeds op 16 februari een beperkt steuncomité opgericht en op de dag van de begrafenis waren daar de eerste giften binnengekomen. Door de dekenij zelf was reeds 350 fr.gestort in het fonds. Eveneens op 16 februari werd een niet onbelangrijke gift van 800fr geschonken door de Koninklijke Reddersmaatschappij van België. Deze gaf zelf de verdeelsleutel op, namelijk 500 fr voor de wezen DE SMET en 300 fr.voor de kinderen GYSSELS.

    Het bestaan van twee comitees, enerzijds het comité VAN DER STRAETEN en anderszijds dat van de Lange Violettestraat schiep enige verwarring. De leden ervan waren ook al niet vertrouwd met dergelijke omstandigheden en niet alle initiatieven die men nam waren even gelukkig. Zo opperde men de mogelijkheid om van huis tot huis ophalingen te laten doen door een afgevaardigde van de dekenijen, vergezeld van een politieagent. Dit viel zeker niet in goede aarde bij “VOORUIT”. Die greep de kans om eigen voorstellen, waarvan de verwezenlijking inderdaad veel doeltreffender zou geweest zijn, naar voor te brengen. In die krant van 21 februari lezen wij:

     

    Wij hebben twee opmerkingen te maken:

    1°/ Het blad “Vooruit” nam geenszins deel aan de vergadering en ik gaf ook niemand toelating mijn naam te gebruiken.

    2°/Wij vinden het gedacht erbarmelijk, het is niet de bijzondere liefdadigheid die hier moet tussenkomen, maar wel de openbare besturen, de gemeenschap !

     

    Het is onaannemelijk dat de mindere of meerdere ondersteuning der weduwen en weezen van bedienden, in den  dienst der gemeente gevallen,zou afhangen van de mindere of meerdere mate waarin er geijverd wordt om aalmoezen op te halen.

    Wij denken dat in dit geval - evenals in alle andere gevallen van dien aard - het staats- of stadsbestuur zelf moet optreden en de zorg der weduwen en weezen niet mag overlaten aan min of meer intensieve liefdadigheid.

    Niemand zou het afkeuren moest de gemeenteraad eene voldoende lijfrente stemmen aan de weduwe, en de kinderen tot aan hunne meerderjarigheid onder hare bescherming nemen.

     

    Het stuk was getekend door Amaat BOGAERTS  zelf. Hij was wel degelijk door zijn eigen krant opgegeven als lid van het beschermcomitee. Had zijn ontkenning mogelijks iets te zien met angst dat bepaalde lezers niet akkoord zouden geweest zijn met de houding van hun krant ? Wij doen daarover geen uitspraak, één zaak is zeker, Amaat bleef lid van het beschermcomiteé. Anderszijds heeft zijn voorstel ongetwijfeld invloed gehad op politieke beslissingen in verband met de gevraagde steun aan de overheid. Noch de stad, noch de regering zijn in deze tekort geschoten aan hun morele verplichtingen. Deze vorm van ondersteuning, die ons in de jaren 2000 als normaal voorkomt, was in 1909 helemaal niet zo evident. Zoals wij reeds schreven werd elk geval afzonderlijk bekeken.

    In afwachting van officiële tussenkomsten zaten de beschermcomité’s niet stil. “La Liberté” verwoordde de algemene tendens zeer treffend:

     

    En nu allen aan het werk ! Hoe vrijgevig de tussenkomst van de overheid ook zou kunnen zijn, zij laat ons niet toe om laffelijk op afstand te blijven. Het zijn  wij allen die profijt halen uit de heldhaftige opofferingsgeest van deze twee moedige functionarissen, want hun  plichtsbesef heeft de sinistere misdadiger belet om de verschrikkelijke plannen die hij tegenover ons had, ten uitvoer te brengen. Het minste dat ons te doen staat is, in de mate van onze middelen, het ongeluk van hen die het volle gewicht van dit offer dragen, te verlichten. Wij hebben slechts zelden de gelegenheid om deel te nemen aan een werk van humane solidariteit dat onze sympathie en medewerking meer waard is.

      

    Het waren woorden die de Gentenaars in feite niet nodig hadden. In iedere dekenij werden omhalingen gedaan. Daarnaast brachten andere, onverwachte initiatieven geld op.

    Zo vroegen de universiteitstudenten toelating om gedurende de karnavaldagen inzamelingen te mogen doen. Dit werd evenwel door het stadsbestuur geweigerd omdat men vooral wilde beletten dat de goede wil omsloeg in een bedelpartij. Toch is dit een bewijs te meer dat alle geledingen van de bevolking begaan waren met het lot van de nebestaanden der slachtoffers.

    Een merkwaardig initiatief ging uit van de dekenij Ter Platen. Op 26 februari ontving het stadsbestuur een brief die luidde:

     

    Mijne Heeren,

    Het bestuur van de Dekenij Terplaten heeft het gedacht opgevat om onze geburen niet teveel lastig te moeten vallen, en ook daar wij denken dat de inschrijvingslijsten weinig zouden opbrengen ten voordeele der weeze, van den aanslag der Lange Violettestraat, de groep bohemers die in onze buurt verblijven, en met hunne toestemming, het publiek uit te noodigen om mits inkomgeld, den Zondag en Donderdag de werkzaamheden dezer bohemers te laten zien.
     De opbrengst zou op de inschrijvingslijst ons reeds aangeboden geschreven worden.

    Hopende, Mijne Heeren, dat ge zoo spoedig mogelijk ons Uwe toestemming zult laten geworden, want men zou reeds Zondagmorgen willen aanvangen, groeten wij U met achting.
    Uw onderdanige dienaars,              Sylvain DUBOIS                 H.Van MELLE



         


    Zelfs de zigeuners droegen hun steentje bij om het steunfonds te spijzen.

    Het verzoek werd ingewilligd en ‘s anderdaags reeds verschenen affiches die overal in de stad werden aangeplakt. Het spektakel werd niet beperkt tot de zondag en Donderdag zoals door de inrichters gevraagd, doch uitgebreid tot alle dagen van de week.Het zal in die dagen ongetwijfeld druk geweest zijn in het zigeunerkamp. Meer dan 1000 Gentenaars brachten een bezoek aan de “Galiciërs” zoals de zigeuners ter dezer gelegenheid heel deftig werden genoemd. De dekenij Ter Platen kon dan ook met zekere fierheid meer dan 250 fr.overschrijven op de inschrijvingslijst. En zo waren er tal van initiatieven die zowel in de werkmansbuurten als in de rijke wijken hun beslag vonden. De “Cercle Equestre” van Gent richtte op het “Koersplein” te Sint Amandsberg een ruitersfeest in. De gelden van de programmaverkoop, ten belope van 150 fr.werden overgemaakt op de inschrijvingslijst. De vereniging der gepensioneerde politieagenten, nachtwakers en brigadiers van Gent haalde onder haar leden 40 fr.op. De Gentse “Kulders” deden een collecte binnen hun instelling. De “Garde Civique” liet zich ook niet onbetuigd. Zowel de kanonniers als de verkenners deden hun duit in het zakje. Op 25 april werden de geldinzamelingen afgesloten en konden de kranten met enig gejuich melden dat er in totaal 17.462,27 fr. werd opgehaald. Daarvan was niet minder dan 16.871 fr.binnengebracht door de 73 gebuurtedekenijen. De rest bestond uit giften door verenigingen of aparte groepen. Het is moeilijk zich thans een beeld te vormen omtrent de juiste warde van dat bedrag. Ter vergelijking kunnen wij meegeven dat de jaarwedde van een agent 1°klas, afhankelijk van de gemeente, rond de 1500 fr.schommelde. De nachtwaker verdiende 3 fr.per gepresteerde nacht. Dit wetende krijgt het opgehaalde bedrag een heel bijzondere dimensie. De omvang ervan overtrof werkelijk de stoutste verwachtingen. Het was dan ook begrijpelijk dat in het begin van de maand mei op de stedelijke aanplakplaatsen zwart-witte, tweetalige affiches verschenen waarin het stadsbestuur zijn dank aan de bevolking uitsprak.

    De “FLANDRE LIBERALE” drukte een mededeling van het comité af die luidde als volgt:

     

    Deze som overtreft de stoutste verwachtingen. Het comitee acht het tot zijn plicht de leden der dekenijen en hun medewerkers, wiens plichtsbesef hen toegelaten heeft deze philantropische opdracht tot een goed einde te brengen, haar warme bedankingen toe te sturen.

    Hulde zij ook aan de Gentsche bevolking, die met bijzondere blijken van solidariteit de oproep van de commissie beantwoord heeft ! De commissie neemt deze gelegenheid te baat om langs deze weg haar groote erkentelijkheid uit te spreken.

    Van harte dank aan de omhalers en aan al degene die hen zoo welwillend ontvangen hebben.

     

    Toch was niet iedereen onverdeeld gelukkig met dergelijke vorm van liefdadigheid. Vooral de familie De Smet uitte, via de voogden der kinderen, van bij het begin zijn ongerustheid. De kinderen mochten het voorwerp niet uitmaken van een “Schooipartij”. Zij lieten dit via de pers ook weten aan de Gentse bevolking. Hoewel er enige tegenstrijdigheid was in de berichtgeving terzake schaarden de kranten zich achter de beslissing van de familie De Smet. Voor alle duidelijkheid weze hier gezegd dat zij zeker niet gekant waren tegen elke vorm van financiële tegemoetkoming. Zij waren enkel bevreesd voor het verlies van de waardigheid die paste bij de gebeurtenissen.

    Het “FONDSENBLAD” verduidelijkte reeds op 22 februari hun standpunt:

     

    GEENE WEIGERING.

    Sommige bladen hebben gemeld dat de familie De Smet en ook de familie Gyssels het afkeurden dat er geldinzamelingen zouden gedaan worden ten voordeele der weezen van de twee slachtoffers.

    Die tijding is volkomen valsch. Gisteren ontvingen wij het bezoek van den jongen heer De Smet, den oudsten zoon der kinderen De Smet, en hij zegde ons dat de familie enkel den wensch had uitgedrukt, geene schooipartijen in de straaten te zien inrichten ten voordele van de weezen der slachtoffers, maar, dat de familie geenszins het inzamelen van gelden door de gebuurtedekens en de policie, voor het stichten van een fonds of beurs afkeurt.

     

    Over de bestemming der opgehaalde gelden en ook over de tussenkomst van de stad Gent zelf krijgen wij uitsluitsel bij het lezen van het verslag van de algemene vergadering van den “BOND DER ONDERHORIGE POLITIEBEAMBTEN” die doorging te Namen op 21 juni 1909. De Gentse hoofdpolitiecommissaris VAN WESEMAEL, die erevoorzitter van deze vereniging was, zat de vergadering voor en vatte de financiële toestand van de weduwe Gyssels en de kinderen De Smet als volgt samen:

     

    Het gemeentebestuur is begonnen met aan de weduwe Gyssels en aan de weezen De Smet, het pensioen voorzien door het reglement toe te kennen. Dat pensioen was voor de weduwe Gyssels 500 fr. en voor de weezen De Smet 1500 fr. Dat pensioen was evenwel te klein, volgens de jaarwedde die de twee slachtoffers genoten. De stad Gent voegde er een jaarlijkse schadevergoeding van 1000 fr voor de weduwe Gyssels en 2000 fr voor de kinderen De Smet aan toe.

    De agent Gyssels trok 1650 fr ‘s jaars. Zijn weduwe zal 1500 fr ‘s jaars trekken. (handgeklap)

    Mr De Smet genoot een jaarwedde van 3.750 fr. Zijne weezen zullen 3.500 fr ‘s jaars trekken.

    De weduwe en de weezen zullen dus, ten naasten bij, zooveel pensioen genieten als de slachtoffers jaarwedde trokken. De stad Gent-om niet uitsluitend de verhooging van het pensioen te moeten dragen- vroeg aan het gouvernement dat het voor de helft in de kosten zou tuschenkomen. Het gouvernement gaf te verstaan dat het zou voldoening geven; tot heden kregen wij geen beslissend antwoord. Volgens mijn bescheiden oordeel, moeten wij hier de kwestie niet bespreken. Laten wij het gouvernement vrij in zijne handelingen en ik ben zeker, dat eens de gevraagde tuschenkomst aanvaard, zij dan later ook in alle gevallen zal toegepast worden. Buiten dat alles werd er in Gent eene openbare inschrijving geopend ten voordele van de weduwe Gyssels en der kinderen De Smet, doch de edelmoedige kinderen De Smet verzaakten aan hun paart, ten profijte der kinderen Gyssels. De openbare inschrijving bracht 17.300 fr.op. Die som werd op de spaarkas geplaatst, welke een intrest van 4 % zal betalen zoolang het jongste kind van Gyssels zijn paart niet zal getrokken hebben. Ieder kind van Gyssels zal, wanneer het zijn 21 jaar zal bereikt hebben eene som van 6 à 7 duizend frank te trekken hebben. Die som zal hen toelaten de strijd des levens aan te gaan, want met het pensioen dat hen toegekend wordt kunnen zij zeker vooruit komen.... 

     

    De manier waarop de kranten het financieel welzijn van de nabestaanden der Gentse politiemannen op de voet volgden en geen gelegenheid onverlet lieten om daarover verslag uit te brengen, de hardnekkigheid waarmede volksvertegenwoordiger en burgemeester van Gent Emiel BRAUN in de kamer de minister van justitie en de ganse regering met aandrang op hun plichten wees, waren de aanleiding opdat ook uit die hoek de nodige steun zou komen. Het duurde nog wel een tijdje, doch in het nummer van augustus-september 1909 blokletterde het “BELGISCH TIJDSCHRIFT VAN DE ADMINISTRATIEVE EN GERECHTELIJKE POLITIE” :

     

    HULDE AAN MIJNHEER DE MINISTER VAN JUSTITIE,

     

    Mijnheer de Minister van Justitie DE LANTSHEERE heeft een amendement op het budget van zijn departement neergelegd waarbij hij een bijkomend krediet van 21.195,65 fr.vraagt, bestemd om tegemoet te komen aan de families van de politiecommissaris DE SMET en de agent GYSSELS van Gent, gedood toen zij overgingen tot de aanhouding van de anarchist Hartenstein. De regering is van oordeel dat het past een levenslange rente ten voordele van de weduwe en tijdelijke rentes voor de wezen in te stellen. Het amendement zal door de voltallige kamer van volksvertegenwoordigers met eenparigheid van stemmen worden aangenomen. De politiebeambten hebben dit goede nieuws vernomen dat hen een weldoende emotie in het hart bracht.

    Eindelijk is er een minister die verkondigd dat de weduwen en wezen van de in de uitoefening van hun functies vermoorde politiemannen recht hebben op enig medelijden, enig erbarmen van de leiders van de staat.

    Ach! De tijd schijnt voorbij waar Ministers en stadsbestuurders op hun vergaderingen zegden dat de wet hen niet verplichtte om voor onderdak en brood te zorgen voor de kinderen van onze kollega VANDERVOORT, die te Lessen werd vermoord gedurende de uitvoering van een huiszoeking. Deze koude, egoïstische, onverbiddelijke houding bracht allen die het hart op de rechte plaats dragen in opstand en zal nu gehoond worden.

     

    Vanaf de eerste dag na de feiten, heeft onze eerbare Minister van Justitie spontaan verklaard dat hij zou tussenkomen ten voordele van de arme weduwe Gyssels en van de kinderen der beide slachtoffers van de plicht. Hij heeft woord gehouden en deze edele houding zal niet vergeten worden door de ordehandhavers. In naam van alle politiefunctionarissen, in naam van al degenen die dagelijks hun leven en gezondheid blootstellen in dienst van het vaderland zeggen wij hem:

    DANK U !

    Zij zullen zich herinneren dat het naar Mijnheer de Minister DE LANTSHEERE is dat hun dankbaarheid en diepgaande erkentelijkheid moet gaan.

     

    Hiermede, maar ook dank zij de solidariteitsgevoelens der Gentenaars was althans de finaciële veiligheid van de families der slachtoffers Gyssels en De Smet verzekerd. Noch zijzelf, noch zij die achterbleven zullen ooit gedacht hebben dat de dood van beide familievaders de aanleiding zou geweest zijn om een wettelijke regeling in het leven te roepen waarbij de nabestaanden van politiemensen die tengevolge van hun dienst het leven lieten financieel veilig te stellen. Er werd in dit geval immers een veelbetekenend precedent geschapen die de overheid niet meer toeliet terug te krabbelen. De zinloze dood van Florent DE SMET en Jozef GYSSELS bleek toch nog een vruchtbaar resultaat op te leveren voor hun  kollegas. Hadden zij het geweten, zij zouden er ongetwijfeld fier op geweest zijn.

    0    0    0  

     

     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-03-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    08-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Begrafenis.

    De Begrafenis.

     

    Op Vrijdag 19/2/1909 werden beide slachtoffers ten grave gedragen. Gent had nog maar zelden zoveel volk op de been gebracht. De gebuurtedekenij van de Lange Violettestraat  nodigde al haar inwoners uit door middel van een kort schrijven door de dekenijbode van huis tot huis  besteld. De tekst luidde:

     

    Gebuurtedekenij der Lange Violettestraat

    en Aanpalende straten.

     

    Gent 18 februari 1909

     

    WAARDE EN Geachte GEBUUR,

     

    Diep ontroerd door den vreeslijken aanslag, gepleegd in de Lange Violettestraat door den Russischen anarchist, Vladimir SEILINGER, op Mr.Florent DE SMET, policiecommissaris der Wijk en 4 ° op M. GHIJSSELS, policieagent van eerste klas, in de uitoefening van Hunne ambts - en maatschappelijke plicht, is het bestuur der gebuurte-dekenij, woensdagavond bij hoogdringendheid bijeen gekomen.

    Met eenparigheid van stemmen Werd de volgende Beslissing genomen:

    Met eenparigheid van stemmen Werd de volgende Beslissing genomen:
    1 ° / Het bestuur der gebuurte-dekenij zal op Vrijdag 19 februari, 1 ¼ te ure bijeenkomen in De Herberg Oud-Vlaanderen, Lange Violettestraat 32, Gehouden deur Karel RAES, ten einde  zich van  daar in groep te begeven naar de Bijloke om er officieel de lijkplechtigheid en de begraving bij te wonen der twee ongelukkige slachtoffers.

    De geburen die verlangen het bestuur te vergezellen, worden verzocht bijtijds in gezegd koffiehuis te zijn teneinde te
    1 ½ te kunnen vertrekken.
    Namens de gebuurtedekenij zal eene rouwkroon neergelegd worden op de lijkkisten dier twee voorbeeldige en sympathieke dooden.
    2 ° / Op Zondag 21 Februari, zal te 11 ½ ure 's morgens in de parochiekerk van St.-Anna, eene zielmis gelezen worden ter zaliger gedachtenis der twee ongelukkigen.

    Wij hopen Dat de geburen het zich ten plicht zullen rekenen, zooveel mogelijk, die twee rouwplechtigheden bij te wonen.

    Hoogachtend,

    De Dekenin.       De Eere-Deken.        De Deken.

                     Mevr.K.LYBAERT    A. Vercruyse, senator.   Dr.LACOMPTE

     Later zou blijken dat de oproep van   de gebuurtedekenij massaal werd opgevolgd.

    Ook de spoorwegen droegen hun steentje bij om degenen  die zich verplaatsten naar Gent  om de begrafenis bij te wonen de nodige faciliteiten te bieden. Zo werd een speciale trein ingelegd van Brussel naar Gent welke halt hield in alle belangrijke stopplaatsen , zoals Aalst, Denderleeuw en Wetteren. Vooral de diverse delegaties der politiekorpsen maakten hiervan dankbaar gebruik.

    De stad Gent zelf gaf aan zijn personeelsleden een halve dag vrijaf om hen in de mogelijkheid te stellen aan de plechtigheden deel te nemen. Zelfs de fabrieksarbeiders van de instellingen waar de begrafenisstoet uitzonderlijk voorbijkwam kregen de gelegenheid om een laatste groet te brengen aan de overledenen. Maar wie kunnen wij beter aan het woord laten dan diegenen die het allemaal zelf meemaakten. Uit "LA POLICE BELGE" van maart 1909 putten wij het hiernavolgend oogetuigenverslag.:

    Slachtoffers VAN DE PLICHT.

     

    Wij geven hierna verslag van de begrafenis der twee slachtoffers van het Gentse verschrikkelijke drama.

    Hoewel de lijkdienst slechts om 2.30 uur zou beginnen was de Bijlokekaai reeds vanaf 1,30 overspoeld door ontelbare nieuwsgierigen. Er werden koorden gespannen  tussen de bomen om het Volk tegen te houden en de dienst te vergemakkelijken.

    Het publiek werd toegelaten tot het hospitaal langs de ingang van het ouderlingengesticht, op de Gestichtslaan.

    Rond 2 uur Kwam het politiekorps ter plaatse, voorafgegaan door de muziekkapel en het vaandel, gedragen door adjunct-politiecommissaris PIRON. De politiedelegatie werd onder het bevel geplaatst van Mr.de commissaris STEENHAUT.

    Een peloton van gendarmes te paard, in groot tenue, kwam ongeveer terzelfdertijd ter plaatse, en zorgde ervoor dat de  steeds aangroeiende publieke massa op de voetpaden bleef. Daarna kwam ook een peloton gewapende brandweer ter plaatse welke zich achter de politie kwam plaatsen.

    Vanaf één uur ziet men van alle kanten van de stad een massa volk, op weg naar de Coupure en de Brugse Poort. De trams worden stormenderhand ingenomen. Er is grote beweging in de omgeving van het station Gent-Zuid. Een menigte leurders verkoopt in de stad postkaarten met de portretten van de slachtoffers en hun moordenaar.

    Daar er geen enkele voldoende grote zaal vrij was in het hospitaal heeft men de vroegere refter van de abdij, die dateert van 1751 en thans deel uitmaakt van het ouderlingengesticht, omgevormd tot rouwkapel.

    Werkmannen zijn deze morgen vroeg begonnen om de enorme muren met zwart doek te bekleden. De zaal heeft een oppervlakte van niet minder dan 20 bij 10 meter en heeft een grote hoogte. Men heeft elektrische verlichting aangebracht, waarvan het licht een nog sterkere indruk wekt. Op het einde van de zaal zijn twee identieke katafalken opgericht, omgeven door brandende kaarsen. Op beide kisten in eikenhout  heeft men de uniformen van de overledenen gelegd.

    Reeds in de voormiddag zag men verschillende kronen aanbrengen, afkomstig van de politie van Luik, Ieper, Doornik en andere zonder herkomstvermelding.

    De ondergeschikte politieagenten van Gent stuurden een grote parelkroon voor hun  collega. Vermelden wij ook deze van de Gentse politieofficieren, van de dames der politieofficieren en van het Burgerlijk personeel.

    Zonder ophouden komen nieuwe kronen zich toevoegen. Wij merken twee prachtige kronen van de vierde wijk, vier kronen van de politie van Antwerpen, meerdere van de politie van  Brussel en de aglommeratie, van de politiekorpsen van Brugge en Mechelen, van de Nationale Federatie van Politiefunctionarissen, van de brandweer van Gent, van de Federatie der Veldwachters, Het Consulaat van Rusland, de Liga der ex-onderofficieren, de koetsiers van Gent-Zuid , de vereniging voor Dierenbescherming, de Dekenij der Lange Violettestraat, en tenslotte een kroon  met het ontroerend opschrift: "De vriendinnetjes van Marie en Gilberte De Smet", leerlingen van het Koninklijk Conservatorium van Gent.

    Rechts van de kist met het stoffelijk overschot van commissaris De Smet hebben de twee jonge zonen van  de ongelukkige plaats genomen, evenals de Heer Hoofdpolitiecommissaris. Links van de kist van agent Gyssels houden  zijn tachtigjarige vader en de familieleden zich op.

     

    De afvaardigingen van de politie zijn talloos. Alle gemeenten van België zijn vertegenwoordigd. Ook de stad Duinkerke heeft een delegatie gestuurd. Alle commissarissen, en er zijn er zeer veel, dragen het uniform. Het defile voor de kisten begint om 2.20 uur en duurt meer dan ½ uur.

    De plechtigheid is indrukwekkend.

    De eerste schepen Siffer neemt het woord. Hij drukt zich uit in volgende bewoordingen:

    "Toen maandagavond het droevige nieuws van de huiveringwekkende aanslag in de Lange Violettestraat zich als een bliksemschicht over de stad verspreidde, was er een kreet van afgrijzen en diepe verontwaardiging voor deze laffe moord, terzelfdertijd als een gevoel van medeleven voor de slachtoffers, evenals voor de ongelukkige weduwe en de acht arme kinderen welke in de rouw gedompeld werden.

    Welk een verschrikkelijk spektakel moet zich in die kamer hebben afgespeeld; welk hardnekkig gevecht in de duisternis. De revolverschoten knalden, de kogels vlogen t'allenkante tot op het ogenblik dat de beide slachtoffers neerzegen, badend in het bloed  en om hulp schreeuwend met de woorden "Ik ben getroffen! Ik ga sterven!

    De verschrikkelijke moord heeft niet alleen een grote emotie teweeggebracht in onze stad. In het ganse land en zelfs in den vreemde rilde men van afschuw en voelde men een groot medelijden voor deze helden, martelaren van de plicht, evenals voor de arme weduwe en  de wezen. Wij dachten tegemoet te komen aan de wens van de ganse bevolking door ons te haasten om in de naam van het College van Burgemeester en Schepenen, van de gemeenteraad, van het politiepersoneel en in naam van de ganse stad een laatste eer te gaan bewijzen aan het stoffelijk overschot van deze mannen die gevallen zijn op het Veld van Eer terwijl zij hunne  plicht deden. Wij hebben onze innige deelneming betuigd aan de bedroefde familie, en wij hebben hen op de hoogte gebracht dat, in afwachting van de maatregelen die genomen zullen worden om het leed te verzachten van de overlevenden, de gemeentelijke overheid alle kosten van de plechtige begrafenis die de tragische omstandigheden met zich meebrengen, ten haren laste zal nemen.

    De publieke opinie heeft met voldoening vernomen dat gedurende de zitting van de Kamer van Volksvertegenwoordigers Mijnheer de Burgemeester BRAUN Zich als spreekbuis van allen heeft opgeworpen om hulde te brengen aan de overledenen En dat de Heer Minister De Landsheere formeel heeft beloofd om zich met de stad te verstaan om het lot van hen die tengevolge van dit verschrikkelijk drama  alleen achterblijven in dit leven, zonder hulp, zonder steun en zonder troost, te verzekeren.

    Slachtoffers van de plicht, zijn zij gevallen als martelaars van hun beroep terwijl zij hun opdracht vervulden.

    Geleid door de geest van toewijding en van de wil om hun plicht te doen,wij zijn gelukkig te kunnen vaststellen dat dit de karakteristieken van het Gentse politiekorps zijn . De twee slachtoffers waren modelfunctionarissen. Zij waren ons bekend als mannen van orde en nauwgezetheid die, elk op zijn terrein, met vertrouwen de toekomst tegemoet konden zien.

    Zelfs Gyssels stond op het punt bevorderd te worden tot de graad van brigadier, graad met dewelke wij hem thans nog willen vereren in deze trieste en indrukwekkende omstandigheden, om hem een laatste hulde te bewijzen.

    Hoewel voldoende op de hoogte van de gevaren die de aanhouding van een zoo gewelddadig persoon als de moordenaar met zich meebrengt, heeft De Smet geen ogenblik geaarzeld om deze erge opdracht te vervullen. Van zijn kant heeft evenmin Gyssels zich teruggetrokken. Hoewel zijn dagtaak reeds ten einde was en hij zijn opgelegde dienst reeds had volbracht, bood hij zich uit eigen beweging aan om zijn gewaardeerde chef te vergezellen bij dit gevaarlijk bezoek.

    Het past hier om hulde te brengen  aan de twee andere agenten, Priem en Tytgat, die met dezelfde moed het hoofd boden aan dezelfde gevaren, en hoewel zij ongeschonden uit de strijd kwamen, eveneens bewijzen van koelbloedigheid, moed en opoffering van hun persoon aan de dag legden. Deze houding strekt hen tot eer en ik ben gelukkig hen te kunnen  bedanken en geluk te wenschen.

    De Smet en Gyssels, de stad en Uw collegas zijn fier op U. Uw namen zullen in gouden letters in het eereboek van de stad Gent vermeld worden. In de grote, zoo sterk verenigde familie van de Gentse Politie zal men Uw gedrag als een les, als een voorbeeld, als een akte van glorie vermelden. Toen gij uitgestrekt op Uw lijdensbed kennis nam van Uw erge toestand, hebt gij in alle kalmte en gelatenheid de dood voelen naderen. Uw enige zorg was het lot van de echtgenote en de kinderen die gij moest achterlaten. Wees gerust, de zorgen die gij zelf niet meer Kunt verzekeren voor Uw familie zal de stad ter hand nemen als een heilige plicht van erkentelijkheid voor twee goede en trouwe dienaars, en als eerbetoon aan de martelaren en de slachtoffers van eer en plicht.

    Commissaris De Smet, brigadier Gyssels, U bent gestorven als christenen. Als Christen bid ik tot God Omdat gij in het eeuwig leven waar gij thans zijt binnengetreden de beloning ontvangen zoudt die Uw glansrijke daad verdient. "

     

    Vervolgens spreekt de hoofdpolitiecommissaris VAN WESEMAEL Volgende rede uit.:

     

    "Mijne Heren,

    Ik ben het aan de functie die ik bekleed verplicht de droevige en pijnlijke taak op mij te nemen het woord te voeren voor de doodskist van twee moedige en dappere politiemannen die op zulke tragische manier aan de liefde van hun familie, aan de waardering en het aanzien van hun oversten, aan de vriendschap van hun kollegas zijn ontrukt. Ik zal het verhaal van het verschrikkelijk drama waarvan zij het slachtoffer werden hier niet herhalen. De pers bracht hiervan een zeer volledig relaas.

    Ik zal mij beperken door in enkele woorden te zeggen wie diegenen waren die wij bewenen en wiens dood de lange lijst der martelaren onder de ordehandhavers komt aanvullen.

    Vanaf het begin van zijn  loopbaan  tot de dag van zijn dood wijdde De Smet zich volledig met vlijt, werkzaamheid en goede wil op ieder ogenblik aan de vervulling van zijn  diverse plichten. Hij bezat de grootste kwaliteiten die een functionaris, een man van zijn rang, kon bezitten. Hij was innemend, hoffelijk, welwillend, ingoed, beleefd en eerlijk. Steeds respectvol voor zijn oversten. Hij was ook verdraagzaam en geduldig tegenover zijn ondergeschikten. Hij kende al zijn plichten en vervulde ze met de passie die wij van hem kenden, Passie die hem de zachte voldoening schonk van een eerlijk en werkzaam gevuld leven.

    De Gentse politie verliest in hem een van de Actiefste en sympatiekste Officieren.

     

    Wat zal ik zeggen van de voortreffelijke agent Gyssels? Ik geef er de voorkeur aan, Mijne Heren, U lezing te geven van een verslag dat mij op de 10 ° dezer maand werd toegestuurd door zijn dienstchef, mijn ongelukkige collega, die naast hem ligt opgebaard, en die Hij met een gelukkig gevoel ten dienste stond. Binnen enkele dagen zou ik de agent Gyssels voorstellen voor bevordering tot de graad van brigadier en op mijn vraag om inlichtingen omtrent zijn persoon werd mij het volgende geantwoord:

     

    "De agent Gyssels zou een zeer goed Brigadier zijn, er kan hem absoluut niets verweten worden op het gebied van matigheid. Hij staat in aanzien bij zijn oversten en heeft op alle gebied bewezen een aanbeveling aana zijn oversten waardig te zijn. Hij is een uitgelezen dienaar, die naam waardig. Hij is moedig, heeft een zeer goed gedrag,tact en koelbloediogheid. Hij heeft een innemend karakter en in zijn verhoudingen tot het publiek munt hij uit door zijn gelijkmopedig humeur dat hem door iedereen bemind maakt. Hij stelt nooit ondoordachte handelingen en de overste die hem om het even welke opdracht
    opdcracht toevertrouwd mag erop rekenen dat ze mat intelligentie zal worden uitgevoerd.  Hij IS onderdanig en stelt nooit teleur. Hij houd zich enkel bezig met zijne plichten die hij met smaak en toewijding nakomt.

    Gyssels mag overal de hand aan slaan. Hij mag belast worden schrijfwerk en volbrengt actieve dienst zo tactvol zodat zijn verslagen nooit betwist worden.  "

     

    Ziedaar, Mijne Heren, wat die twee slachtoffers te betekenen hadden!

    Bij alle kwaliteiten die ik kom op te sommen  voegden zij nog een grote geest van toewijding, die uitstekende deugd, welke, beroep doende op alle edelmoedige gevoelens van het hart, de mens verheft  tot op het punt waar hij in staat is zijn leven te offeren in het belang van de samenleving en tot heil van zijn gelijken.

    Wanneer een soldaat de dood vind op het slagveld, zegt men dat hij viel op het veld van eer. Zo is het ook met deze twee moedige en toegewijde soldaten van de openbare orde die vielen als slachtoffers van hun plicht die zij gewetensvol uitoefenden, met de Voldoening een gevaarlijke en ondankbare vervulden.

    Mijn dierbare en betreurde medewerkers!  Sinds het ogenblik dat gij zo misdadig werd getroffen en tot op het ogenblik dat gij die grote stap naar de eeuwigheid hebt gezet, hebt gij niet opgehouden U angstig af te vragen wat er zou gebeuren met Uw lieve kinderen, waarvan gij de enige steun waart. Welnu! Rust in vrede. U hebt Uw plicht op een edele manier vervult: U hebt Uw bestaan opgeofferd in het belang van allen. Ik durf op dit pijnlijk ogenblik bevestigen dat de overheid eveneens op een edele manier de hare zal vervullen en dat de talrijke weeskinderen die Uw dood zo verschrikkelijk treft op een welwillende manier beschermd en ondersteund zullen worden.

    Mogen de vele getuigenissen van sympathie en spijt, hier rond  Uw lijkkisten samengebracht uit alle lagen het verdriet van Uw beproefde gezinnen minder bitter maken.

    Dappere en moedige vrienden! In de naam van het politiepersoneel dezer stad, die  voortaan van Uw uitgelezen diensten zal verstoken blijven, in naam van de ganse Belgische politie van wie zo talrijke afgevaardigingen hier eer aan Uw nagedachtenis komen brengen , groet ik hier een laatste maal met gevoelens van eerbied, van spijt en droefheid Uw stoffelijk overschot en zeg ik U een laatste smartelijk Vaarwel! "

     

    Op deze toespraak volgt die van M. DE SMET, politiecommissaris te Brussel als vervanger van Mr.BOURGOIS die belet is, die hier de pijnlijke sympathie en deelneming komt uitdrukken van de politie van de hoofdstad aan de Gentse politie en aan de families De Smet en Gyssels en Van M. Tayart de Borms, Eveneens politiecommissaris te Brussel, in de Naam van de persoonlijke vrienden van commissaris De Smet.

    Tenslotte neemt Luitenant-Generaal THYS, plaatscommandant, als laatste het woord in naam van de Officieren en soldaten van de eerste Omschrijving van het leger.:

     

    "..... De politie en het leger behoren tot de grote school van de opoffering " Zo zegt Hij "..... De twee slachtoffers van de plicht tonen ons een groot voorbeeld van hoge morele deugd. Het komt het leger toe deze in het bijzonder te waarderen. "


    Na deze toespraken werd overgegaan tot het lichten der lichamen die werden overgebracht naar de kapel van het hospitaal.

    Het is 3 uur ½ Wanneer de plechtigheid in het hospitaal voorbij is en de stoet Zich in beweging zet. Over het ganse parcours is de menigte onmetelijk, vanaf de Bijlokekaai tot aan het Kerkhof. Duizenden en duizenden personen staan bijeengepakt op de beide oevers van de Coupure en de Brugse Vaart.

    De stoet wordt voorafgegaan door de Rijkswacht te paard, gevolgd door een peloton politieagenten, de Muziekkapel van de politie en twee pelotons met het vaandel. Agenten van andere korpsen dragen de kronen, en  daarna komen de lijkwagens,  getrokken door vier paarden. De politiecommissarissen van Gent en andere steden dragen de hoeken van het lijkwaad van de eerste, politieagenten van de tweede wagen. M. Van Wesemael, hoofdpolitiecommissaris en Springael, commissaris volgen onmiddellijk de eerste lijkwagen. Op de ganse lengte vormen Gentse pompiers en politieagenten de erehaag.

    De stoet omvat verder de familieleden van de slachtoffers, waaronder de weduwe Gyssels en haar zesjarig kind.

    Het zicht van de wezen  De Smet, van  de Weduwe Gyssels, haar kind en de oude vader van de agent, wekt een hevige emotie onder het publiek. Velen hebben de tranen in de ogen in aanwezigheid van dit indrukwekkend spektakel.

    Daarna volgen de Minister van Justitie en de andere notabelen, de vaandels van de politieverbroedering van Brussel en van de politie van Schaarbeek, van de Nationalen Bond der onderhoorige Politiebeambten, van de politie der Brusselse agglomeratie, de politie van Elsene, van de politie van Antwerpen , van de Maatschappij "De Schelde", de vaderlandse liga der oud onderofficieren, Enzovoort.

    De politieofficieren zijn voldaan Honderden, de ondergeschikte agenten met duizenden aanwezig. Het voorbijtrekken van deze unieke rouwstoet neemt Meer dan een half  uur in beslag.

     

    Op de Omloop van  de rouwstoet.

    Het peloton politieagenten, geleid door de adjunct-politiecommissaris MORY, Evenals de rijkswachters te paard onder bevel van de opperwachtmeester VAN COEILLIE hebben alle moeite om een doorgang te maken door de menigte die Zich vanaf twee uur heeft verzameld langs de Coupure. Hun taak is moeilijk Eveneens aan de St.-Agnetebrug, bijzonder in de nabijheid van de Twaalfkamerenstraat en op de Brugse Poort. In de Noordstraat een woelige menigte wijkt slechts met moeite. De fabrieksarbeiders maken van de vier-uren-rust gebruik om de stoet te zien voorbijtrekken. Overal is de menigte vol eerbied, en meer dan een persoon weent bij het zien van de lijkwagens. Het geheel van de stoet is zeer indrukwekkend.

    De Ordedienst is met veel tact uitgevoerd.

     

    Op het Kerkhof.

    Het is juist vijf uur als de stoet op het kerkhof aankomt. Vele lijkredes worden nog uitgesproken: Door M. Francen, politiecommissaris van Tienen, in de Naam van de Federatie van Commissarissen en Adjunct-commissarissen van het Koninkrijk, door M. LODRIGUEZ, commissaris en De Keukelaere, adjunct-commissaris van Sint-Amandsberg in naam van de politiekorpsen der Gentse randgemeenten, door M. VAN DOOREN en De Hulsters,  agent en gepensioneerd agent in naam van de Federatie der ondergeschikte politiebeambten en der Brusselse federatie, door M. BREDAL en RIDDERBEEK van Antwerpen. Tenslotte wordt een laatste vaarwel uitgesproken door M. DUQUESNE, adjunct-politiecommissaris van de vierde wijk

     

    De begrafenis, waarvan de kosten volledig werden gedragen door de stad Gent, verliep zoals verwacht tot voldoening van de overheid. Door de massale volkstoeloop waren er hier en daar wel enkele schoonheidsfoutjes. Zo kwam het op de Coupure bijna tot handgemeen tussen de spits van de stoet, de bereden Rijkswacht, en de opdringende menigte. De ordediensten moesten werkelijk een doorgang forceren. Men had niet verwacht dat daar ook zo een grote menigte aanwezig zou geweest zijn en verzuimd om er, zoals op de Bijlokekaai dranghekken en afspanningen tussen de bomen te voorzien.

    Ook in het ouderlingengesticht, waar de stoffelijke overschotten waren opgebaard, hadden men  ondervonden dat de toeloop groter is dan men had verwacht. Het was er zo erg geweest dat, omdat mensen de toegang te vroeg geopend hadden, de leden van de gemeenteraad er niet in geslaagd waren om tot bij de lijkkisten te komen om de afgestorvenen te groeten. De kranten maakten wel melding van deze kleine gebreken in de organisatie, doch zonder  hierbij hun gebruikelijke commentaar te geven. Ditmaal had de politie het niet verkorven zoals gewoonlijk.

    Alles in acht genomen was de droeve dag naar behoren verlopen en de hoofdcommissaris liet niet na om zijn personeel via de dagorders te danken en geluk te wensen.

     

    Na de begrafenis werd het bijzonder stil in Gent. Het leek wel alsof er een periode van bezinning was ingetreden onder de bevolking en de politieke pennetwisters.

    Op 1 maart achtte "Het Laatste Nieuws" het zelfs nodig zich tegenover haar lezers te verontschuldigen. Wij lazen:

     

    ZONDERLING FEIT.

    Moeten wij een feit vaststellen dat voor ons en voor iedereen zonderling moet voorkomen. Sedert den anarchistischen aanslag in de Lange Violettestraat in Gent is er om zoo te zeggen niets gebeurd  dat de aandacht moet trekken. Te vergeefs gaan de reporters dagelijks om te zien of er geene  gebeurtenissen aan te stippen zijn. Het antwoord is altijd ontkennend. Wij denken dit te moeten melden  omdat het publiek niet zou denken dat het de schuld der dagbladen is als zij  niets in het blad vinden, terwijl te Brussel en te Antwerpen dagelijks ene menigte plaatselijke gebeurtenissen vermeld worden.

    Wij moeten bekennen dat Gent eene voorbeeldige stad is, waar niets dan moedige en ordentelijke menschen wonen.

     

    Behalve die ene keer dan.!

                    

               

    Officieren van politie, rijkswacht en leger brachten een laatste groet aan de overledenen.

    De rouwstoet bij het verlaten van de kerk.

                       
      

    0    0    0    0

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-03-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    07-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.'t Waren de Russen !

    De gebeurtenissen brachten ook met zich mee dat de publieke opinie zich keerde tegen alles wat Russisch was. De meeste Russische onderdanen die te Gent verbleven waren studenten en mensen die op een eerlijke manier hun dagelijks brood trachtten te verdienen.Toch dierven de meesten onder hen zich in de eerstvolgende dagen na de moord zich slechts schoorvoetend op straat begeven. Het gebeurde niet zelden dat, als zij eenmaal als vreemdeling waren herkend, op straat werden uitgejouwd of bedreigd. 

    In dat verband meldde  de krant “DE NIEUWE GAZET”van 20 februari:

     

    DE RUSSEN TE GENT - VIJANDIGE BETOGINGEN.

    ...De Russische studenten durven zich te Gent niet meer op de straat wagen om naar de Hogeschool te gaan. Woensdag waren zij het voorwerp eener vijandige betooging vanwege de menigte....

    In die tijd verbleven Russen in alle grote steden van het land. In LUIK waren het er ruim 400, In Brussel ongeveer 300, in Gent 100 en elders in Oost-Vlaanderen een 20-tal. De meesten waren studenten, voor de rest meestal kleermakers en typografen. Geruchten deden de ronde , maar werden nooit officieel bevestigd, dat er onder die Russen ook provocateurs zouden geweest zijn, leden van de  Tsaristische politie. Zij zouden tot taak hebben gehad om de Russische onderdanen in ons land in het oog te houden, en de socialistische vluchtelingen onder hen in een slecht daglicht te plaatsen. Een tijdlang probeerden linkse kranten en anarchistische groeperingen zelfs om Seiliger als een dergelijke provocateur voor te stellen. 

     

    In  “La Liberté” van 20 februari verscheen de tekst van een manifest dat uitging van de vertegenwoordigers der Russische partijen in België. Het luidde:

     

       “Wij, vertegenwoordigers der socialistische groeperingen van Rusland  te Brussel, de zaak van de afpersing die op 3 februari te Brussel plaats had en de feiten die daarop volgden onderzocht hebbende, herinneren iedereen aan de verklaring gedaan door de afgevaardigden der Russische partijen op het Socialistisch congres van Stuttgard van 16 tot 24 augustus 1907. De politie van de Tsaar stelt zich niet tevreden met de bloedige vervolging van elke liberale beweging binnen de grenzen van Rusland. Zij probeert thans opnieuw de Russische revolutionairen elke mogelijkheid tot emigratie te ontnemen. Het asielrecht, dat de van land tot land vervolgde emigranten toch een zekere gerustheid verschafte en dat van zoo groot belang is voor de revolutionaire middens moet hen ook nog ontnomen worden.

    Men zoekt een aanleiding om aan de regeringen van Zwitserland, Frankrijk en andere landen waar in zekere mate een liberale gedachte heerst, toe te laten om de emigranten in massa over de grens te jagen en in de armen van de Russische justitie. Er zijn zekere aanwijzingen die ons toelaten te bevestigen dat provocateurs aan het werk zijn om in landen waar het asielrecht heerst, geweld en in het bijzonder zogenaamde afpersingen te plegen met het uitsluitend doel de revolutionairen in discrediet te brengen. Het is daarom dat de ondergetekenden, vertegenwoordigers van de organisaties, verklaren dat elke daad van geweld,  en in het bijzonder deze van de zogenaamde afpersers, een verraad van de revolutie uitmaakt,  een lafhartigheid tegenover de emigratie, omdat het de regeringen en hun polities toelaat het asielrecht te beperken of teniet te doen.

    Elk individu dat deelneemt aan dergelijke daden is een provocateur of een instrument van de provocatie. Het is de plicht van ieder revolutionair om de intriges van het Tsarisme te beletten, het asielrecht te verdedigen tegen alle aanslagen, de provocateurs en hun pogingen energiek te bevechten.In naam van  de vertegenwoordigers en onderschreven door alle afgevaardigden van de Russische organisaties die vertegenwoordigd zijn op het congres, zoals de sociaal-democratische Werkliedenpartij van Rusland, De Socialistische Revolutionaire Partij, De Socialistische Partij van Polen, De Revolutionaire Socialistische Fractie van Polen, De Sociaal-Democratische Partij van Polen en Lithauwen.

    Wij wezen reeds bij de aanvang van dit boek op het feit dat de anarchisten, trouw aan hun doelstellingen, niet geneigd waren om het gezag van een vereniging als zodanig te erkennen. Wel bestonden er een aantal organisaties die overkoepelend trachtten op te treden. Meestal was het evenwel zo dat kleine groepjes individuen tijdelijk samenwerkten doch even prompt opnieuw ontbonden werden na een of andere doelstelling te hebben bereikt. Dit was zeker het geval voor de terroristische elementen onder hen.

    De anarchisten voelden na de gebeurtenissen te Brussel en Gent duidelijk aan dat zij te ver waren gegaan en dat zij de sympathie van de arbeiders snel aan het verliezen waren.

    In “La Chronique” van 20 februari 1909 verscheen onder de titel “Une Protestation” een uitgebreid artikel waarin het zogenaamd “Internationaal Anarchistisch Bureau” zich van de gebeurtenissen distantieerde:

     

    “Door tussenkomst van de burger H.FUSS vraagt het Internationaal Anarchistisch Bureau van Londen ons volgende protestbrief te willen publiceren:

    De Persdienst van de Anarchistische Internationale houdt eraan volgende feiten onder de ogen te brengen van de kameraden:

    Een niet ondertekende brief, afkomstig van een Internationale anarchistische groepering, werd door de secretaris van het persbureau ontvangen. Daarin verklaarden de stellers van het schrijven te willen aansluiten bij de Anarchistische Internationale. Zij voegden daarbij een mandaat van 25 fr. voor ons “Bulletin” en een manifest betreffende de bom van Brussel en de afpersing van drieduizend frank. Het manifest legt tot in de puntjes het gebruik van dat bedrag uit en duidt ook aan dat de som van 25 fr.van dat geld afkomstig is. Dit lijkt sterk op een bekentenis.

    Het bureau weigert uitdrukkelijk zich te verbinden, op welke manier dan ook, aan de twijfelachtige daden van een groepering die hem volkomen onbekend is. Om die redenen heeft het het mandaat van 25 fr.ook onmiddellijk teruggestuurd aan het opgegeven adres van de afzenders, dat mogelijk ook twijfelachtig is.

     

    Met andere woorden, ook openlijk erkende anarchisten distantieerden zich van de gebeurtenissen die zich in België hadden afgespeeld. Daarnaast moeten wij ons niet te veel voorstellen van die “Anarchistische Internationale”. Hun voornaamste prestatie bestond erin dat zij door middel van geschriften een aantal nutteloze pogingen hebben ondernomen om de anarchisten onder een  koepel te verenigen. Tot het vormen van een echte anarchistische beweging is het nooit gekomen omdat een gestructureerde vereniging op zich volledig tegenstrijdig is met de anarchistische gedachte.

    De kranten van de linkerzijde deden eveneens hun uiterste best om elk verband tussen de gebeurtenissen en enige politieke overtuiging te ontkennen. Zij begrepen maar al te goed dat, ondanks het schisma tussen de socialistische partij en de anarchisten, de eerstgenoemde niet gediend was met om het even  welke vorm van toegevendheid tegenover de dader.

    Reeds op 16 februari probeerde “VOORUIT” te ontkennen dat de aftroggelarij te Brussel iets met het anarchisme te maken had:

     

    “Daar deze aftroggelaars Russen waren, hadden de socialistenvreters van de zoogezegden bomaanslag eene politieke zaak willen maken. Bovengemelde inlichtingen duiden klaar aan dat men hier met eene bende bandieten te doen had.”

     

    In latere kranten spreken zij evenwel zelf van “Den anarchist SEILIGER”

    Eveneens op 16 februari had het “FONDSENBLAD” een artikel geplaatste waarin zij de regering verweet te laks te zijn bij het toelaten in ons land van politieke vluchtelingen, en veel te weinig aandacht te hebben voor de politieke geaardheid van de Russische studenten die in België verbleven.

    ‘s Anderdaags klonk het in “Vooruit”:

     

    DE GEVOLGTREKKINGEN VAN HET “FONDSENBLAD” OVER DEZE MISDAAD.

     

    “Het Fondsenblad” vindt in deezen aanslag eene gelegenheid om op alle vreemdelingen te donderen die aan onze hoogeschool komen studeren.

    Het blad schrijft:

    “Veele Russen komen hier in België bij de hoogescholen studeeren. Waarom studeeren zij niet in hun land ? Studeeren zij van hun eigen middelen ? Er zijn er, zegt men, die geld, noodig voor hun bestaan, krijgen van zekere komiteiten. Welke komiteiten zijn dat ? Men zou dienen te weeten of het geene anarchistische of nihilistische komiteiten zijn.

    Kerels die hier komen om wetenschap op te doen voor misdadige doeleinden kunnen wij hier best missen !”

    Dat is nu een een redenering!

    Omdat hier nu eens een bandiet aangetroffen wordt die een Rus is, moeten alle Russen het ontgelden !

    Als ergens een broerke eene zonde bedrijft, wil dat dan zeggen dat alle broeders van liefde van hetzelfde allooi zijn, Fondsenbald ? Waarom wil men nu malgré, bongré de gemeene bandietenstreek tegen de vreemdelingen aanwenden ?

    Dit is af te keuren en het past allerminst aan christelijke menschen zoo lichtzinnig over onze gastvrijheid te praten. Het “Fondsenblad” is verder zeer zonderling. Destijds werden de socialisten zowat verantwoordelijk gesteld voor alles wat gebeurde. Nu schrijft het blad het volgende :

    “Maandagavond ontmoetten wij twee persoonen welke het feestlokaal “Vooruit” in de Bagattenstraat verlieten en den aanslag bespraken.

    -“Men moest zulke kerels den kop aftrekken” zegde de eene.

    -”Ja, met twee paarden te gelijk” beaamde de andere. Die menschen vonden geen woorden krachtig genoeg om hunne verontwaardiging licht te geven.”

    Wat van deeze historie waar is weten wij niet. Maar wat wij weten is dat “Vooruit” altijd het moorden ten strengste heeft afgekeurd, zoals wij afkeuren dat eene moord door eene wettelijke moord gepaard gaat. In elk geval is het goed om te akteren dat ditmaal de socialisten niet verantwoordelijk zijn...

    De repliek in het “Fondsenblad” bleef niet lang uit en ‘s anderdaags schreven zij:


    DE ANARCHISTEN-AANSLAG VAN GENT

    “VOORUIT” is niet kontent omdat wij gevraagd hebben dat men inlichtingen zou nemen tegen de vreemdelingen, en zoo men wil, vooral tegen de Russen die zoogezegd bij onze hoogescholen komen studeeren.

    Omdat er een Rus aangetroffen wordet die een bandiet is, zijn niet alle Russen bandieten, zegt “VOORUIT”.

    Voorzeker niet !

    En degenen, die geene bandieten zijn, maar eerlijke lieden, zullen er niet tegenop zien te bewijzen wie en wat ze zijn, van waar ze komen, enz....

    Integendeel, ze zouden voorzeker met genoegen de gelegenheid te baat nemen te kunnen aantonen dat zij niets te vreezen hebben van de policie, en dat niemand iets te vreezen heeft van HEN.

    Na de verschrikkelijke gebeurtenissen van Maandag 15 februari te Gent zal de bevolking, niet enkel van Gent maar van het gehele land, mistrouwen koesteren tegen de Russen  die hier onbekend aankomen.

    De onderdanen van den Czaar, die zich in België willen vestigen voor meer of min langeren tijd, hebben er groot belang bij dat van hen nauwkeurige inlichtingen geëischt worden.

    Wij, Belgen, hebben toch wel het recht moordenaars en anarchisten uit ons midden te houden.

    Gevaarlijke kerels, die Belg zijn, worden, nadat zij hunne straf uitgedaan hebben, onder bewaking van de policie gesteld en hun wordt eene verblijfplaats aangewezen opdat de policie ze gemakkelijk zou kunnen bewaken. En men zou geene maatregelen mogen nemen tegenover vreemdelingen, die, men weet niet waarom, hun land verlaten ?

    Neen, dat is niet ernstig !

    Zeker is het dat, had men Seiliger uit het land gehouden, de heer Commissaris DE SMET en de agent GYSSELS nog in volle gezondheid zouden zijn.

    Dat zal VOORUIT toch zeker niet betwisten ?

     

    In “VOORUIT” van 20 februari 1909 spuide een ander journalist zijn mening onder vorm van een dialoog tussen twee studenten:

     

    ....Voor ons is er een student. Deze is heftig in discussie tegen een vriend. Hij is van oordeel dat overal een onderzoek zou moeten gedaan worden naar de identiteit van Russische studenten aan de hogeschool.

    -”Waarom die menschen plagen ?” vraagt zijn vriend.

    -”Dezen die zich niets te verwijten hebben zullen daar niet tegenop zien.”

    -”Dus gij denkt dat Sokoloff een anarchist is ?”zegde de ander.

    -”Zeker” antwoordde hij met overtuiging “Wie denkt gij dat Sokoloff is ?”

    De tweede student, een Antwerpenaar, antwoordde:

    -”Sokoloff is een misdadiger en mischien wel een man die afgezonden werd om de Russische vluchtelingen aan den Tsaar over te leveren.”

    -”Wat moet daartoe gedaan worden ?”

    -”Ehwel, met een paar aanslagen te plegen zou de policie de gelegenheid hebben elkeen aan te houden en uit te leveren. Na de aanslag is het volk opgewonden en men kan dan de vluchtelingen uitleveren zonder protest.

    -”Dat zijn blote veronderstellingen” Wedervoer de eerste.

    -”Neen” zegde de tweede, ”ziehier de feiten: te Elsene was een aanslag beraamd. De policie wist zulks. Men sprak overal de naam van Sokoloff uit en van zijn bijzonderste medeplichtigen. En het is slechts 8 dagen nadien dat men denkt tegen Sokoloff handelend op te treden, op het ogenblik dat men meende dat hij in Parijs was. De openbare opinie was wakker geschud door de pers en zoals “LE PETIT BLEU” en “L’AUTORITE” bekenden, kon niemand meer de aanhouding beletten, en nochtans moest een burger, de apotheker, zich met de zaak bemoeien. En de medeplichtigen van Sokoloff, die verduiken zich evenmin als hijzelf. En terwijl men onschuldigen aanhoudt laat men de gekenden loopen.”

    Het wordt hier een gedrang, wij kunnen de studenten niet meer afluisteren....

     

    Het zogezegde gesprek tussen de twee studenten is klaar en duidelijk een poging tot manipulatie van de openbare mening. De linkse pers deed inderdaad zijn uiterste best om de gebeurtenissen te verklaren, op het randje af zelfs te vergoelijken.

    Op 21 februari 1909 trachtte “VOORUIT”, aanvoelend dat de stelling van de provocatie door geheime agenten van de Tsaar geen steek meer hield, opnieuw de verdediging op zich te nemen van de anarcho-terroristen. De steller van het artikel heeft wel gelijk  wanneer hij de houding van bourgeoisie en overheid tegenover het opkomend socialisme en de verzuchtingen van de arbeiders aan de kaak stelt.

    De slachtoffers, hun nabestaanden en de Gentse bevolking waren evenwel weinig gediend door hun pleidooi.:

     

    “TARTUFFE IS NIET DOOD”

    “Het drama te Gent, waartoe de aanhouding van een jonge Rus aanleiding gaf, heeft weer de aandacht gevestigd op het Russisch terrorisme.

    Onder terrorisme verstaan wij de tactiek van geweld die in Rusland wordt aangevoerd om het alleenheersend Tsarisme te doen vallen.

    Telkens dat door de een of andere reden het terrorisme aan de dagorde komt, zijn wij getuigen van een opmerkenswaardig schouwspel.De brave bourgeois rillen en beven, duiken hun hoofd in de hand en alom barst in die voorbeeldige wereld een concert los van verontwaardiging, vermaledijding en vervloeking tegen de wrede, onbarmhartige terroristen, die niet meer eerbied hebben voor ‘t vel van een minister dan een slachter voor dat van een varken.

    Met al het nodige respect moeten wij zeggen aan al die lamenterende jeremiassen dat zij een fameuze groep met schijnheiligaards vormen.

    Een eerste bewijs hiervoor is dat zij het socialisme aansprakelijk maken voor de taktiek der Russische revolutionairen.

    En het is hen onverschillig of het socialisten zijn wier taktiek ook in daden revolutionair is, ofwel anderen, die volgens de omstandigheden waarin zij geplaatst zijn, vredelievende middelen aanwenden om tot hunnen vrijmaking te komen, zoals cooperatie, ziekenbeurzen, vakbonden, onderwijs door voordrachten, bladen brochuren en bibliotheken. Daarin maken onze kapitalistische tegen strevers geen onderscheid. In hunne kritiek van het terrorisme willen zij het socialisme treffen, dat is de waarheid.

    Oh, wij steken het onder geen stoelen of banken, wij weigeren de revolutie en het geweld te verloochenen. Wij hebben duizenden keren gezegd, en het kost ons niets om het eens temeer te herhalen, dat wij den weg van de vrede verkiezen als men hem openlaat. Maar wij aanvaarden de revolutionaire oplossing als men andere uitwegen afsnijdt. Wij willen vrij en welstellend worden, onzen arbeid gerespecteerd zien in de wereld en dat mag kosten wat het wil, maar het zal zijn. Die verklaring is eerlijk.

     

    Dit was duidelijk de taal van Anseele. Door de reactie van de rechtse pers voelde hij en de linkse pers zich in de verdediging gedrongen. In zijn pleidooien liet de schrijver het voorkomen alsof de moord in de Lange Violettestraat een Russische aangelegenheid was. En het gaat verder:


    “Alles wel ingezien, wat hebben de bourgeois ons, wat hebben zij de terroristen te verwijten ? De wereldhistorie in het algemeen, deze onzer burgerij in het biezonder,is slechts een aaneenschakeling van revolutieën en opstanden. De bourgeoisie in hare kinderschoenen of anders gezegd de gilden der middeleeuwen waren voor alles revolutionaire lichamen. En het is strijdend en vechtend, door bloed en slijk, dat de bourgeoisie in 1789 machtig genoeg werd om het alleenheersende koningdom neer te vellen. In die Franse revolutie vielen de hoofden van een koning en eene koningin, van edelen en priesters, onder de revolutionaire bijl van de grootvaders van onze zachtzinnige en schijnheilige burgers van heden.

    Men denke niet dat de serie daarmede gesloten was !

    De Duitse bourgeois hebben revolutie gespeeld in 1848, de Belgen in 1830, en de Fransen, om in de traditie te blijven deden telkens mede om hop-sa-sa te spelen met de koningen en keizers die in hunnen smaak niet vielen.Mazinni was een Italiaanschen burgerlijken revolutionair die koningen onttroonde, republieken stichtte en als Napoleon III in 1853 aan den bom van den adelijken Orsini ontsnapte, ook al was het geheel zeker zijn schuld niet.

    Het onderwerp waarover wij schrijven is te uitgebreid om behandeld te worden in een dagbladartikel zooals het waard is behandeld te worden. Maar die enkele greep in het revolutionair mandeken der bourgoisie is voldoende om onze vrienden te overtuigen dat die orde- en vredeprekers de schijnheiligste kerels zijn die onder de zon loopen.

    En de Russische terroristen zijn kleine jongens vergeleken bij hunne burgerlijke voorgangers in het overige van Europa.

     

    Hoeveel waarheid er ook schuilde in de woorden van de schrijver van het artikel, enige uitleg waarom de Russische revolutionairen hun geweld naar andere landen uitvoerden, waar zij het Tsaristische regime in niets konden schaden, bevatten zij niet.

    Ook “Le Peuple” had laten uitschijnen dat de dader van de moorden in Gent ofwel een misdadiger van gemeen recht, ofwel een provocateur van de Russische regering was. De houding van de linkse kranten viel evenwel niet in goede aarde bij de anarchisten zelf.

    In “Het Fondsenblad” van 22-23 februari 1909 lezen wij:

     

     

    DE ANARCHISTEN TEKENEN VERZET AAN

     

    De “PEUPLE” schrijft: Vele anarchisten zijn het met ons eens om de gansche zaak tenminste vreemd, zelfs verdacht te vinden.

    Ziehier anderen die verzet aantekenen tegen hunne beweringen:

     

    REVOLUTIONAIRE GROEP VAN BRUSSEL en ANARCHISTISCH

    VERBOND VAN BRUSSEL :

    Na de tragische logenstraffing door de gebeurtenissen te Gent, gaat de PEUPLE voort met zijnen onuitlegbaren veldtocht tegen onze vriend SOKOLOFF-SEILINGER.

    Wij menen dat de socialistische pers aan de burgerbladen het droevig voorrecht zou moeten laten den overwonnenen te beleedigen. Ook houden wij eraan te verklaren dat wij Alexander  SOKOLOFF-SEILINGER kennen; wij weten dat hij buiten alle verdenking staat, en wij willen hem thans meer dan ooit, ons rechtzinnige kameraadschap en achting bevestigen.

    Wij verzoeken de PEUPLE deze verklaring op te nemen.

     

    De krantenpolemiek hield nog verscheidene dagen aan. Naarmate deze voorbijgingen werd het standpunt als zou de dader een agent van de geheime dienst van de Tsaar geweest zijn volkomen onhoudbaar. Het verdere onderzoek zou trouwens uitwijzen dat hij wel degelijk behoorde tot de “Anarchisten van de daad”. Meer nog, dat hij een prototype van het zuiverste gehalte was binnen die kringen.

    Het geredetwist in de kranten was de weerspiegeling van  de gesprekken die in die dagen de Gentenaars bezig hielden. Immers, zowel de kranten van links als deze van rechts praatten hun lezers naar de mond. Kwestie van de verkoop gaande te houden. Terwijl de pennelikkers hun politieke vetes uitvochten treurden de weduwe GYSSELS en haar kroost samen met de kinderen van commissaris DE SMET en vroegen zich af hoe het nu verder moest.

     

     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    07-03-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    06-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De stem van het volk.

    De stem van het volk.

     

    Wanneer wij de levensbeschrijvingen van de slachtoffers lezen dan hoeft het ons niet te verwonderen dat de trieste feiten een diepe indruk nalieten op de bevolking. Niet enkel de inwoners van de vierde wijk namen deel in de rouw, doch gans Gent voelde zich betrokken. De media van die tijd, kranten, prentkaartenuitgevers en liedjeszangers verspreidden in zeer korte tijd afbeeldingen en berichten over het ganse land. Niet minder dan vijf verschillende prentkaarten zijn ons bekend. De meest waren slechts van middelmatige kwaliteit, wat te verklaren is door de haast waarmede zij gemaakt werden. De Gentse uitgever DE GRAEVE en de Brusselaar WUFF misten zich zelfs van datum. Naast deze uitgevers van prentkaarten speelden ook de liedjeszangers hun rol van nieuws-verspreiders.

    Tijdens de begrafenisplechtigheid en in de daaropvolgende dagen werden deze kaarten en liedjesbladen langs de doorgang van de stoet ,aan de kerken en van huis tot huis aan de man gebracht. Menig Gentenaar en begrafenisganger wilden een dergelijk souvenir van de gebeurtenis aanschaffen en de verkopers deden gouden zaken.

    Op de volgende bladzijde geven wij de tekst van twee ons bekende liedjesbladen die langs het parcours van de begrafenisstoet en de daaropvolgende Zondag aan de kerkuitgangen, verkocht werden. Op poëtisch gebied hebben deze teksten weinig of niets te bieden. Zij zijn evenwel de spiegels van wat in de mensen van toen omging bij dergelijke gelegenheden.

     

             Uitgave DERAEMAEKER, Brussel.

    Uitgave WUFF, Rue Haute 180  te Brussel.

    Ook zij geven verkeerdelijk de datum der feiten op 16 februari.

    Als inzet het portret van de dader.



    Uitgave fotograaf PAUWELS

    Brusselsesteenweg Gent.




                       Uitgave DE GRAEVE,Gent.                       Uitgave Beckers,Brussel.

    Naast de uitgevers van prentkaarten waren er ook nog de marktzangers die als nieuwsmedium hun duit in het zakje deden. Geen hoogdravende poësie maar verhalend zoals het volk van die tijd het graag zag en meezong. Wij vonden er slechts twee,maar er zijn er ongetwijfeld meer geweest.
     

    1 

    ANARCHISTISCHE AANSLAG TE GENT

    op de Heeren Desmedt en Gijsels.

     

    1

    De smart doet thans elks harte treuren

    Zulk moordtoneel ziet men niet vaak

    ‘t Geen hier in stee komt te gebeuren

    Roept vol verachting en om wraak

    Een monsterschurk, een moordenaar

    Ontneemt daar aan een heldenpaar

    Het leven zoet, smoort thans in ‘t bloed

    Het vaderhart zoo braaf en goed.

     

    Refrein:

     

    Vaartwel, helden braaf

    Die moedig zoo Uw leven gaf

    Die daad vol roem, zweeft als een bloem

    Tot sieraad eeuwig op Uw graf

    Weent niet weezen teer

    Uw vader stierf voor plicht en eer.

     

    2

     

    Vergeten U, snikken de weezen

    O vader zoet dat nooit, o neen

    Uw moedig hart zoo hoog geprezen

    Is veel te vroeg nu van ons heen

    O vader zoet, zoo braaf en goed

    Wist g’hoe ons hart, bad in de smart

    Uw dood zoo laf, treft ons te straf

    Wist g’hoe ons traan besproeit Uw graf.

     

    3

     

    Vaartwel, O helden onverschrokken

    Die stierf thans voor Uw heilige plicht

    En ons vol moed thans heeft onttrokken

    Aan ‘t vreemde ras dat onheil sticht

    Doch in ons hart blijft steeds bewaart

    Uw naam zoo groot, ja tot ter dood

    Want tot Uw loon, zoo prachtig schoon

    Prijkt op Uw graf ons lauwere kroon.

                                                                BRUNO  DU PARQUE.                        

     

                                      2                           
    Het Nieuwe Lied

    Over de verschrikkelijke dubbele moord

     in de Violettestraat te GENT.

     

    Refrein:

    Een zucht hoort men ten alle kanten

    Een klacht voor d’arme weesjes teer

    Een vloek voor U gij laffe kwanten

    Twee brave vaders die gij hebt vermoord nu weer.

    1

    Hoe wreed en droef is toch het leven

    Als men zo alles wel bedenkt

    Wat voelt eenieder ‘t harte beven

    Een daad die groot en klein hier krenkt

    Hoe gruw’lijk ‘t geen men ziet gebeuren

    Een monster daar nu ongehoord

    Die ieder mensch doet bitter treuren

    Twee brave vaders wreed vermoord.

    2

    Een monster zoo moet men hem noemen

    Die hier zulk wee en onheil baart

    Die op zulke daden hem durft roemen

    Die ‘t wreede moordtuig heeft vergaard

    Hoe meen’ge mensch stond hij naar ‘t leven

    Die door zulk moordtuig moest ter dood

    ‘t Gedacht alleen doet ieder beven

    O,lafaard, dat roept om wraak bij God.

    3

    Men ging den barbaar hier aanhouden

    Die zulke daden heeft verricht

    ‘t Was nu dat ‘t drama hem ontvouwde

    Twee vaders vielen voor hun plicht

    Het moordend lood kwam hun doorkerven

    Verminkt met eene wreedheid groot

    In smart en pijn moesten zij sterven

    Elk mensch heeft deernis met hun lot.

    4

    Eenieder voelt het harte rillen

    Wanneer de lijkstoet nu kwam aan

    Door een ellendeling zijn grillen

    Elk mensch die stort een stille traan

    Een kreet vol wraak uit ‘t volk gerezen

    Hoort men bij ‘t zien van al die smart

    Elks oog rust op die arme wezen
    Die stromp’len met gebroken hart.

    Maar ook veel minder volkse en onschuldige uitingen van medeleven circuleerden in het ganse land. De roep tot daadwerkelijke terechtstelling van misdadigers was een tijdlang niet uit de lucht.

    Door middel van pamfletten en andere tekstdragers, hoofdzakelijk sommige kranten, lieten de voorstanders van de terechtstelling geen gelegenheid onbenut om hun mening te uiten. Zo circuleerde een niet mis te verstane ,in het Frans gestelde, tekst op een visitekaartje voorzien van een zwarte rouwband. Wij vertalen:

     

    TE VEEL SLACHTOFFERS !

    TE VEEL MISDADEN !

    De guillotine is een absolute noodzaak; het is de onmisbare machine om een straf te vereffenen,

    die staat tussen het volk en het gerecht.

    De Koning kan door zijn gratierecht het gestorte bloed niet herstellen.

     

    De steller van de tekst maakte blijkbaar allusie op het feit dat de daders van misdrijven die begaan werden om politieke redenen soms door de Koning gratie verkregen.

    Een ander pamflet heeft het uitzicht en formaat van een normaal overlijdensbericht en is evenmin een verkeerd te verstaan pleidooi voor de effectieve toepassing van de doodstraf. Op de omslag ervan werd door middel van een speelgoed-stempeldoos nog volgende tekst toegevoegd:

     

    LE PEUPLE RECLAME NON LA LOI DU TALION MAIS LA PEINE CAPITALE

    COMME FREIN ARRÊT.

    Le nombre des crimes augmente par la faute du gouvernement.

             



    (Het volk eist de wet der vergelding niet, doch de zwaarste straf als rem-vonnis. Het aantal misdaden stijgt door de fout van de regering.)


     

     

     

     

     

     







     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    06-03-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    05-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De slachtoffers.

    De slachtoffers.

     

     

    Politiecommissaris Florent DE SMET was geboren Oostakker op 26 januari 1860. Vader was Jacobus en moeder Marie Thérèse VAN ACKER. Hij was het negende kind uit een landbouwersfamilie. Hij ontpopte zich als een schrander en ernstig student en behaalde zonder problemen het diploma in de humaniora.

    Na vier jaar legerdienst, die hij beëindigde als Sergeant-Foerier, nam hij op 14 maart 1887 dienst bij de Gentse politie. Een jaar later werd hij brigadier benoemd en in 1889 adjunct-politiecommissaris. In deze hoedanigheid oefende hij gedurende vele jaren de functie van secretaris van de hoofdcommissaris uit. Intussen was hij in het huwelijk getreden met Virginie HUYBRECHTS, een piano- en zanglerares.

    Zij kregen vier kinderen, Leopold (geb.1894), Maria (geb.1896), René (geb.1897) en Gilberta (geb.1899). De gelukkige jaren waren voor Florent voorbij toen zijn echtgenote in 1900 overleed en hij alleen instond voor de   opvoeding van zijn kinderen.

    Zijn carrière had evenwel niet te lijden onder zijn ongeluk en op 30 augustus 1900 werd hij benoemd tot politiecommissaris op de 4°wijk. Zoals destijds gebruikelijk nam hij zijn intrek op het wijkbureau dat gelegen was op de Koepoortkaai n°9. Voordien woonde hij op de Elyzeese Velden n°65.

    Als adjunct-politiecommissaris was Florent in 1892 reeds een eerste maal het slachtoffer geweest van de rellen die Gent teisterden. Bij een treffen dat wij reeds vroeger beschreven werd hij de borstkas ingedrukt. Dit had voor gevolg dat hij zijn verder leven last had van kortademigheid.

     

    Tengevolge van de opgelopen verwondingen bij de aanhouding van Seiliger overleed Florent DE SMET op 16 februari om 4.00 uur ‘s morgens. De lijkschouwing wees uit dat hij door twee kogels in de buik getroffen was. Een ervan had op verschillende plaatsen de ingewanden doorboord. Een derde kogel was afgeschampt op het uurwerk dat Florent in de zak van zijn ondervest droeg. De kogel werd in de zak teruggevonden, samen met het vernielde uurwerk.

    Florent DE SMET was een politiecommissaris die door de bevolking zeer werd geapprecieerd. Het verdere verloop van de gebeurtenissen zou dit ten volle bevestigen. Hij was zeer sociaal ingesteld en was zowel voor zijn ondergeschikten als voor zijn oversten een voorbeeld.

     

     

    Joseph GYSSELS, politieagent 1°klas was geboren te Nevele op 28 maart 1871. Vader was Charles, moeder Marie BLOMME. Na het lager onderwijs was hij tot zijn 23 jaar tuinman geweest, met uitzondering van zijn legerdienst. Op 10.12.1894 trad hij in dienst bij de Gentse politie. Hij huwde Rosalie DE KOCK, een weduwe die 12 jaar ouder was dan hijzelf enkele maanden voor hij bij de politie kwam. De weduwe had een dochter uit haar eerste huwelijk. Ook in dit gezin was niet alles rozengeur en maneschijn geweest. De dochter, Zulma CREME, was een paar weken voor de feiten een been geamputeerd.

    Naast deze ongelukkige had Joseph zelf drie kinderen, namelijk Martha (15 jaar), Raymond (13 jaar) en Berthe (6 jaar). Ook GYSSELS stond bekend als een zeer dienstvaardig en door de bevolking graag gezien politieman.

    Hij overleed de dag van de aanhouding zelf. De dokters hadden nog getracht hem te redden. Vijf kogels hadden hem getroffen. Men slaagde er nog in om drie ervan te verwijderen. Twee kogels waren evenwel langs de rug binnengedrongen en hadden ernstige schade toegebracht aan de long en de lever.

     

    Beide slachtoffers betekenden een waar verlies voor de Gentse bevolking en haar politiekorps. Wij zegden reed hoe Commissaris DE SMET geroemd werd om zijn onbesproken gedrag en de voorkomende en geduldige manier waarop hij de bevolking van zijn wijk benaderde. Wat Gyssels betreft, zijn kwaliteiten blijken overduidelijk uit een verslag dat DE SMET zelf schreef een paar dagen voor de feiten en waarbij hij GYSSELS voordroeg voor de bevordering tot brigadier.:

    “De agent GYSSELS zou een zeer goed brigadier zijn. Hij spreekt uitstekend Frans. Er is hem absoluut niets te verwijten op het vlak van gematigdheid. De diensten die hij reeds geleverd heeft bevelen hem op alle gebied aan an de welwillendheid van zijn chefs. Hij is een dienaar, waardig om voor bevordering in aanmerking te komen. Hij is rechtuit, heeft een zeer goede houding, en getuigt van veel moed en koelbloedigheid. Hij heeft een vriendelijk karakter en in zijn betrekkingen met het publiek valt hij op door zijn steeds gelijkmoedig humeur waardoor hij graag gezien wordt door iedereen.

    Hij treed nooit onbezonnen op en de chef die hem om het even welke opdracht toevertrouwd kan er steeds op rekenen dat hij er zich met de grootste intelligentie zal van kwijten.

    Hij is onderdanig en nooit onaangenaam. Hij houdt zich enkel bezig met zijn plichten die hij met smaak en toewijding volbrengt.

    GYSSELS mag overal de hand aan slaan, mag met schrijfwerk belast worden en heeft steeds een actieve dienst vervuld met tact, zodanig dat zijn verslagen nooit het voorwerp van betwisting zijn geweest.”

     

    Een beter geschreven portret kunnen wij ons nauwelijks indenken. In zijn lijkrede nam de Hoofdcommissaris de tekst van dit verslag integraal over.
        Commissaris
         De Smet
        Bidprentje van
        echtg.De Smet
        Politiebrigadier
            Gyssels.

    0    0    0    0








    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
    05-03-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    04-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De dramatische aanhouding.

    De dramatische aanhouding.

     

    Boven de apotheek Van Houtte-Boulaert in de Lange Violettestraat n°6 stond op de eerste verdieping een kamer te huur. De huurprijs bedroeg 25 fr. Op 7 februari bood zich een kandidaat huurder aan. De man leek 22 a 25 jaar oud en verklaarde Alexander SUCHAROFF te noemen en student burgerlijk ingenieur te zijn aan de Gentse universiteit. Hij was Russisch vluchteling en geboren in 1883.

    Reeds na een paar dagen kwamen sommige van zijn gedragingen niet helemaal normaal over. Zo ging hij praktisch nooit de straat op, ook niet op de uren dat er normaal les gegeven werd aan de universiteit.

    De dag van zijn aankomst reeds had hij de meid van apotheker Van Houtte gevraagd om hem alle kranten te bezorgen die in Brussel werden uitgegeven. Zijn woonplaats moest ook al spoedig bekend geweest zijn aan zijn vrienden. Hij ontving frequent bezoek, meestal van twee dezelfde personen. Een van deze was klaarblijkelijk een Belg, de andere een Rus. Beiden spraken degelijk Frans. Op 11 februari, en op aandringen van Mr.Van Houtte, begaf de nieuwe huurder zich uiteindelijk naar het politiebureau om er zich te laten inschrijven. Hij legde er een papier voor dat in het Russisch was opgesteld en verklaarde van St.-Petersburg te komen om hier te Gent verder te studeren.

    Ook hier, en dat was het enige wat de van dienst zijnde politieman uit het papier kon opmaken, zegde hij Alexander SUCHAROFF te noemen.En dan kwam de cruciale dag van 15 februari 1909. Over de aanleiding tot de aanhouding laten wij apotheker Van Houtte zelf aan het woord. Hij verklaarde aan een journalist van HET VOLK naderhand het volgende:

     

     “....Maar, zondagmorgen nu kreeg ik als naar gewoonte een Fransch blad der hoofdstad, waarop ik geaboneerd ben, in handen. Gedachtenloos vouwde ik het open. “Wat is dat nu?” vroeg ik me af. Op de eerste bladzijde had ik het portret bemerkt van onze huuraar!. Ik keek nader toe en bemerkte dat er aan het hoofd van het artikeltje, waartusschen de portretten, vlak voor het aangezicht en zijwaarts, stond:

     

    “DE BOM VAN SINT JOOST-TEN-NOODE”

     

    Toen ik aan het lezen ging kwam ik meer en meer tot de overtuiging dat mijn inwoner de bedoelde persoon was. Ik sprak er met mijn schoonbroer, den heer Boulaert over, en wij besloten de policie te verwittigen. Mijn schoonbroer begaf zich naar het bureel der Koepoortkaai waar hij aan den heer policiecommissaris zijn vermoeden mededeelde. De officier antwoordede aanstonds het noodige te zullen doen”.......

      

    Vanaf dat ogenblik volgden de gebeurtenissen zich zeer snel op. De ongetwijfeld soberste en meest waarheidsgetrouwe weergave van de feiten vinden wij in het verslag dat door de adjunct-politiecommissaris naderhand werd opgesteld ten behoeve van de hoofdcommissaris.

    VERSLAG

    Overgemaakt aan de Heer Hoofdcommissaris op 16 februari 1909 om 7 uur ‘s morgens.

    Gisterenavond, 15 dezer kwam de heer Victor  BOULAERT verklaren aan Mijnheer de politiecommissaris DE SMET dat de student die sinds een achttal dagen bij hem woont zeer sterk gelijkt op het individu waarvan een portret en signalement verscheen in de krant “La Dernière Heure”.

     Mijnheer de politiecommissaris DE SMET, vergezeld van de agenten PRIEM, TYTGAT en GYSSELS, allen in burger gekleed hebben zich naar de woning van de heer BOULAERT begeven, Lange Violettestraat n°8. Het verdachte individu betrok er een kleine kamer op de eerste verdieping.

    Toen zij de kamer binnengingen, plaatsten Mijnheer de Commissaris De Smet en de agenten zich rond de verdachte die aan het schrijven was.

    Mijnheer had hem zijn naam en hoedanigheid gevraagd. Hij verklaarde zich te noemen: Peter SUCHAROFF, geboren te Zarshoeselo op 16 januari 1888, student burgerlijk ingenieur, en komende van St.-Petersburg. Gedurende die tijd was het individu blijven zitten, de rechterhand in de binnenzak van zijn vest. Mijnheer vroeg hem vervolgens wat de cijfers te betekenen hadden die hij neergeschreven had. “Dat zijn al de uitgaven die ik gemaakt heb om per spoor te reizen” antwoordde hij.

    Toen Mijnheer de commissaris DE SMET hem gevraagd had om mede te komen naar het politiebureau, sprong het individu recht en trok een revolver Browning van zwaar kaliber uit de binnenzak van zijn jas en begon schoten af te vuren. Mijnheer de commissaris De Smet en de agent Gyssels sprongen op hem. In het tumult werd een petroleumlamp die op de tafel stond omgegooid en doofde uit. Iedereen bevond zich dus in het duister, terwijl het individu steeds verder schoten loste. Een petroleumkachel die diende om de kamer te verwarmen, een nachttafel en andere voorwerpen werden omgegooid. Ruiten vlogen stuk, terwijl de agenten om licht schreeuwden.

    Op een gegeven moment liet de agent Gyssels de verdachte los en zegde:”Mijnheer ik ga sterven, ik ben getroffen” en zakte op een paar passen in elkaar. Terwijl Mijnheer de commissaris De Smet en agent Tytgat zich inspanden om de verdachte in bedwang te houden, slaagde de bijzondere agent Priem erin hem zijn wapen te ontrukken terwijl hij een laatste schot loste. Op dat ogenblik zegde Mijnheer de commissaris De Smet:”Ik ben getroffen in mijnen buik”. Bijzonder agent Priem drong daarop een aangrenzende kamer binnen en vond er een lamp die hij onmiddellijk aanstak. Toen hij hiermede in de eerstgenoemde kamer kwam was het individu nog steeds aan het vechten. Samen met de agent Tytgat slaagde hij er tenslotte in hem de handboeien aan te doen en de kamer uit te slepen. Toen zij met de dader aan de trap kwamen maakte de man een formidabele sprong, vermoedelijk met de bedoeling hen beiden mede te slepen, maar zij lieten hem los. Hij viel met het hoofd naar beneden van de trap. De agenten liepen naar beneden, doch de man sprong recht en nam de vlucht. Door een verbindingsdeur die uitgaf in de gang kwam hij terecht in het aanpalende huis. De agenten Priem en Tytgat liepen de straat op en gingen langs de voordeur de vluchtende tegemoet. Daar werd hij evenwel reeds door Mr.Boulaert in bedwang gehouden. Hij werd vervolgens onder goede geleide naar het politiebureau overgebracht.

    Het individu in kwestie is de genaamde SEILIGER Vladimir, van Russische nationaliteit, geboren te Tiraspol op 10 februari 1885, student,  gewoond hebbende te Brussel, Kleine Museumstraat 6, beschuldigd van afpersing met geweld en bedreigingen en bendevorming. Er is een aanhoudingsbevel ten zijnen laste uitgevaardigd. Zijn seining, uitgaande van den heer onderzoeksrechter TORSIN te Brussel is ons gisterenavond toegekomen.

    Seiliger is onder aanhoudingsmandaat geplaatst in de gevangenis te Gent.

    Politiecommissaris DE SMET en agent GYSSELS ontvingen de onmiddellijke zorgen van de dokters Champon en De Schrijver. Zij werden vervolgens overgebracht naar het burgerlijk hospitaal. Agent Tytgat heeft zware schoppen op de benen gekregen en een kopstoot op de borst. Hij klaagt van lichte pijnen in de getroffen streken. De bezittingen van de bijzondere agent Priem zijn bevuild met petroleum, zijn mantel vertoont een gat en is verbrand.

    De adjunct-politiecommissaris

     

    (get.DUQUESNE)


    Toen men de dader na de feiten buiten bracht waren al enkele omwonenden en voorbijgangers toegestroomd. De adjuncten PIRON en DUQUESNE die intussen ook reeds ter plaatse waren hadden de handen vol om te beletten dat de Rus gelyncht werd. De agenten Priem en Tytgat kregen onmiddellijk de nodige hulp om de dader naar het politiebureau over te brengen. Jan LAUREYS, een handelsreiziger uit de Veldstraat te Gentbrugge, Jozef TAVERNIER, eveneens handelsreiziger uit de Toekomststraat te Gent en twee soldaten uit de nabijgelegen artilleriekazerne, Guillaume WILDERYCKX en Jan VAN THIELEN boden de nodige mankracht om het gevaarlijke individu over te brengen naar de Koepoortkaai. Bij een eerste summier verhoor verklaarde Seiliger dat hij alleen had geschoten “om verwarring te stichten” en absoluut niemand had geviseerd. Vanuit het politiebureau werd hij overgebracht naar de gevangenis van de Nieuwe Wandeling en er opgesloten in cel 167.


                                                                  

                  Lange Violettestraat n°6,nadat de apotheek reeds verhuisd was. Foto rond 1950.

                                


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    04-03-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    02-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Anarchisme in de Arteveldestad.

    Anarchisme in de Arteveldestad.

    De op- en neergaande golven van geweld troffen ook Gent, bakermat van de progressieve arbeidersbewegingen. Nadat de eerste Socialistische Internationale ter ziele was gegaan poogde men in 1877 in Gent nieuw leven in te blazen aan de Internationale solidariteit onder de socialistische arbeidersgemeenschap. Er werd een congres ingericht. Hierop verscheen ook KROPOTKIN en LIEBKNECHT. De eerste als promotor voor het anarchistisch model, de tweede als propagandist voor de tuchtvolle strekking binnen het socialisme. KROPOTKIN, die alhier onder de valse naam LAVACHOFF verbleef, werd op dat ogenblik als persona non grata gezien in ons land. ANSEELE, de Gentse leider, was openlijk gekant tegen de theorieën van het anarchisme, en het zou ons geen zier verwonderen dat hij het was, of althans een van zijn aanhangers, die de mislopen prins aan de politie verried. Hoe het ook zij, KROPOTKIN-LAVACHOFF verdween als sneeuw voor de zon op het ogenblik dat de politie al te actief naar hem begon te zoeken. Hij werd nooit meer te Gent teruggezien.

    De definitieve breuk tussen het anarchisme en de socialistische beweging betekende echter geenszins dat vanaf dat ogenblik een scherp afgetekende grens bestond tussen de arbeidersbeweging en het extremisme.

    Intussen was de Vlaamse Socialistische Arbeiders Partij (VSAP) in Gent opgericht. Terwijl in het zuiden van het land er een duidelijke onverholen vermenging was tussen de anarchisten en de socialisten, werden de eerstgenoemden in Gent met alle middelen uit de nieuwe partij geweerd. Althans op papier en in sommige speeches was dat het geval. Toch konden de welmenende leiders van de arbeidersbeweging niet vermijden dat aan de basis van de partij tal van anarchistische adepten met moeite hun steun aan de “anarchisten van de daad”  konden verbergen. De politie kreeg dan ook als opdracht om de vergaderingen die door de nieuwe partij belegd werden nauwgezet in de gaten te houden. De stadspolitie bracht regelmatig verslag uit aan de diensten van de vreemdelingenpolitie binnen de schoot van dewelke een eerste vorm van dienst ”staatsveiligheid” was opgericht. 

    Er waren trouwens nog andere tekenen waaruit bleek dat het anarchisme in Gent wel degelijk voet aan de grond had. Toen in oktober 1877 de koning Leopold II alhier op bezoek was sprong de schoenmaker VAN THIENEN plots voor de koninklijke koets onder het roepen van “A bas le Roi ! Vive la république !”. Van Thienen stond bij de Gentse politie bekend als aanhanger van het anarchisme.

    Het waren vooral de Nederlanders die onder invloed van Domela NIEUWENHUIS alhier de anarchistische kaders kwamen versterken. Deze vonden dikwijls onderdak bij de opposanten van ANSEELE binnen de partij. Deze groep aanzag Domela zowat als hun biechtvader. Alles wat binnen het embryo van de latere Belgische Werkliedenpartij naar hun idee verkeerd ging werd aan de Nederlandse voorman zijn neus gehangen en in veel gevallen werd hem om raad gevraagd. Aldus vond in 1884 de Nederlandse anarchist J.A.SLUITER onderdak bij Frans VAN POTTELSBERGHE, een openlijke opposant van ANSEELE. Datzelfde jaar treed LOOTENS toe tot de intussen opgerichte Belgische Werkliedenpartij. Hij is een persoonlijke vriend van Domela Nieuwenhuis met wie hij een regelmatige correspondentie onderhoud. Zo schreef hij in een van zijn brieven dat hij de burgerij desnoods “Door vergif en dynamiet” wilde bestrijden. Ondanks zijn afkeer van het geweld ging ANSEELE evenwel ook niet vrijuit wat betreft opstandige taal. In datzelfde 1884 komt hij in de gevangenis terecht omdat hij op een meeting had opgeroepen tot “Militair verzet”. Wanneer hij later vrijkomt biedt LOOTENS hem een revolver als geschenk aan. ANSEELE weigert het geschenk formeel.

    Later werd LOOTENS uit de partij gezet en gaf hij het anarchistisch tijdschrift “De Opstand” uit. Hij opende een herberg op de Brusselse Steenweg en richtte er een schuttersclub op. De leden oefenen er zich in  het schieten met het “Flobert”-karabijn. Meestal zijn het jonge anarchisten die in de herberg ook hun bijeenkomsten beleggen. In deze periode doet zich een incident voor tussen LOOTENS die “De Opstand” colporteert en een groep socialistische “Voorwachters”. LOOTENS voelt zich in het nauw gedreven, trekt zijn revolver en vuurt. Hij treft een van zijn belagers in het been. Er volgt een proces waarop hij evenwel vrijgesproken wordt van “opzettelijke slagen en verwondingen” en enkel “voor verboden wapendracht” veroordeeld wordt. In 1889 verdween LOOTENS van de Gentse bodem en week uit naar Argentinië.

    Maar Achiel LOOTENS was zeker geen alleenstaand geval. Ook “Millio” STAUTEMAS en TEMMERMAN “de leeuw van den dok” waren gekend als aanhangers van Domela NIEUWENHUIS. Op een gegeven ogenblik waren beide wapenbroeders in een gevecht gewikkeld met niet minder dan zeven nachtwakers. Zij werden veroordeeld voor slagen en verwondingen

    en verboden wapendracht.

    In 1888 vond de Nederlandse jood COHEN, notoir anarchist, in Gent onderdak bij de extreem linkse socialist BEERBOCK. Hij was op de vlucht omdat hij in Nederland gezocht werd voor majesteitsschennis. Hij werd hier evenwel herkend door de politie en vluchtte naar Frankrijk. In 1893 werd hij aldaar aangehouden als luitenant van de gevreesde anarcho-terrorist VAILLANT.

    Een andere Nederlander die in Gent het anarchisme propageerde was Jean “Amnestie”  DE WOLF. Hij was chemicus van opleiding en in eigen land verdacht van aanzetting tot terreur. Hij kwam naar Gent en opende er in 1894 het café “Amnestie” op de Vrijdagmarkt. Dit café werd het trefpunt van de anarchistische vrije groep rond “De fakkel”. In hetzelfde jaar 1894 verdween hij evenwel voorgoed uit Gent.

    Verder was er ook een zekere PENNING, die als Nederlands onderdaan onderdook in Gent en VANDERVEER die er het tijdschrift van Domela NIEUWENHUIS “ Recht voor allen” verspreidde.

     

    In de winter van 1891-1892 vertoonden zich symptomen waaruit bleek dat sommige uit de hand lopende manifestaties méér te betekenen hadden dan gewoon arbeidersprotest. De wapens die in handen van de anarchisten gevonden werden hadden wel degelijk een bedoeling. Voor het eerst ontaard een betoging in een vuurgevecht.

     Onder de titel “Les Troubles de Gand” vinden wij in “Le Petit Parisien” van Kerstmis 1892 een relaas over een uit de hand gelopen betoging welke  te Gent plaatshad.: 

    “Zware onlusten zijn uitgebroken te Gent in  België. Een grote bijeenkomst, georganiseerd door de socialisten, had plaats in de zaal Montparnasse. Verschillende socialistische leiders namen het woord om de ellendige toestand van de werklieden aan de kaak te stellen. Daarnaast riepen zij ook op tot kalmte onder de aanwezigen. Na de leiders kwamen ook enkele werklozen zelf aan het woord. Zij spraken de zeer talrijk opgekomen aanwezigen toe. Een van hen riep op tot een betoging op de openbare weg, ondanks het verbod van de gemeentelijke overheid om optochten te vormen. De meerderheid van de aanwezigen deelde evenwel zijn mening. Na het beëindigen van de vergadering werden twee petroleumtoortsen aangestoken die een bord verlichtten waarop te lezen stond:

     

    “DE WERKLOZEN EISEN WERK EN ALGEMEEN STEMRECHT”

     

    Hierop zette de optocht zich in beweging. Pas begonnen werd de stoet tegengehouden door de politie. Een politieofficier bad de betogers om zich te verspreiden.

    Hij werd evenwel onthaald op revolverschoten. Hierop beval de commissaris zijn manschappen om de sabel te trekken. Opnieuw werd er geschoten. De politie beantwoordde dit met een tegenaanval . Er ontstond algemeen tumult. De kogels floten intussen van alle kanten. Veel manifestanten werden gekwetst en onmiddellijk door hun medestanders meegenomen. Het aantal gekwetsten, ook langs de kant van de politie, liep op tot een dertigtal. Ook de politiecommissaris kreeg een kogel in de dij, zijn verwondingen waren echter slechts van lichte aard. Een  ander politieman werd met een bijl geraakt in de hals, met een diepe wonde tot gevolg. Een collega van hem liep een messteek op in de nek en een derde kreeg een hamerslag op het hoofd die met zoveel kracht werd gegeven dat zijn helm erdoor barstte.

    Daar de socialisten hun gekwetsten meenamen kan men het juiste aantal niet weten, evenmin als de aard hunner kwetsuren. Ook de burgemeester van Gent en de hoofdpolitiecommissaris kwamen onmiddellijk ter plaatse. De meeste gekwetsten werden overgebracht naar de lokalen van de katholieke werkmanskring waar zij de eerste zorgen ontvingen. Anderen werden binnengebracht in private woningen. Er werd een groot aantal aanhoudingen verricht.” 

    Het is overduidelijk dat hier van provocatie sprake was.

    Onze eigen linkse pers probeerde tevergeefs de schuld van de onlusten in de schoenen van de politie te schuiven. “Vooruit” blokletterde twee dagen na de feiten:

     

     

    “BRUTALE AANVAL DER POLITIE”

     

    DE GEBEURTENISSEN VAN MAANDAG.

    Brutaliteit der politie.

    Een feit staat vast, het is de politie die de werklieden weer heeft aangevallen.

    Het is een onwaarheid dat er opeischingen gedaan zijn; noch door den commissaris DUQUENNE, noch door M.SPRINGAEL is zulks gedaan. Wij geven die heeren de formeelste logenstraffing, tenware zij de somatieën binnen ‘s monds had gepreveld. De ergsten aanval had plaats tusschen den Poel en de brug der Hoogstraat.

    Nadat de policie de vlag en den transparant der werkloozen had willen afnemen werd een schot gelost, wij weten niet door wie. Dit was het signaal van een algemeenen aanval der policie die bevel kreeg te schieten. Vele manifestanten die nog altijd goed genoeg zijn om te denken dat de werklieden vrij zijn op straat, vluchtten. Anderen, min naief, hielden stand en verdedigden met hetgeen zij hadden. Eenige revolverschoten werden gelost.

    Het was op dien ogenblik dat een groep werklieden, vechtend als leeuwen, ingesloten werd tusschen den Poel en de brug op het einde van de Hoogstraat.

    Volgens den “STRIJD” is daar een werkman gevallen, getroffen door een kogel in het hoofd. Veele anderen werden gekwetst. De policie handelde als een bende wildemannen. Harerzijds zijn er ook gekwetsten.

    Nadat de policie de vlag en den transparant der werkloozen had willen afnemen werd een schot gelost, wij weten niet door wie. Dit was het signaal van een algemeenen aanval der policie die bevel kreeg te schieten. Vele manifestanten die nog altijd goed genoeg zijn om te denken dat de werklieden vrij zijn op straat, vluchtten. Anderen, min naief, hielden stand en verdedigden met hetgeen zij hadden. Eenige revolverschoten werden gelost.

    Het was op dien ogenblik dat een groep werklieden, vechtend als leeuwen, ingesloten werd tusschen den Poel en de brug op het einde van de Hoogstraat.

    Volgens den “STRIJD” is daar een werkman gevallen, getroffen door een kogel in het hoofd. Veele anderen werden gekwetst. De policie handelde als een bende wildemannen. Harerzijds zijn er ook gekwetsten.

    DE GEKWETSTE POLICIE.

     

    De heer adjunct-commissaris COPPINE heeft een kogel in het been. De geneesheeren hebben nog den kogel niet kunnen uithalen; zijn toestand is erg. De gekwetste agenten zijn :

    Karel DENEEF, gewond aan den hals.

    BOVINE, dolksteek in den rug.

    MOENS, gewond bij middel van een dokwerkershaak.

    De agent SCHIETEKATTE, gekwetst aan het been, werd verzorgd in het huis van eenen bijzondere.

    De agent NAUDTS, een kogel in het been.


     

    “LES TROUBLES DE GAND”

    “Echauffouré entre la Police et les Socialistes”


    Bewust artikel vermelde op verre na niet alle gekwetste politiemannen. Een van hen was de onfortuinlijke adjunct-politiecommissaris Florent DE SMET, die zoals wij verder zullen zien, het slachtoffer werd van de aanslag in de Lange Violettestraat. In de ongeregeldheden werd hij de borstkas ingedrukt met kwetsuren tot gevolg die hem zijn leven lang last zouden berokkenen. Het daaropvolgend jaar was hij één van diegenen die een medaille voor moed en zelfopoffering werden opgespeld na deze gebeurtenissen.

    De aard der verwondingen van de politiemannen maakt onmiddellijk duidelijk dat sommige betogers zwaar bewapend gingen deelnemen aan zogenaamd “vreedzame” vergaderingen. Dat een dokwerker of handarbeider zijn gereedschap meeneemt naar een vergadering van werklozen kan verwondering wekken,  maar is nog ergens te begrijpen. Dat een werkloze fabrieksarbeider het geld bijeenbracht om zich een  vuurwapen aan te schaffen is dat al veel minder. Als hij dat vuurwapen ook nog als eerste gebruikte bij een treffen met de politie staaft dat slechts ons vermoeden dat de anarcho-terroristen wel degelijk aanwezig waren op deze betogingen en geen enkele gelegenheid lieten voorbijgaan om de strijd met het gezag aan te binden.

    Trouwens de politieverslagen en de krantenartikels bevestigen dat vermoeden. Reeds in  1892 stelde de krant “Het Vaderland” aan de kaak dat er door sommige leden van de socialistische vakverenigingen revolvers te koop werden aangeboden. Volgens “Het Volk” had de leider der dokwerkers 25 revolvers aangekocht in Luik.

    Bernard LICHTHERTE, een jonge Gentenaar werd bij het verlaten van een herberg op de vrijdagmarkt door de politie tegengehouden en gefouilleerd. Op hem werden een revolver en vijftig patronen gevonden. Op het proces dat volgt op de staking in de “Wiedauwe” wordt ene Antoine SERRAES veroordeeld wegens verboden wapendracht.

    In 1894, op de begrafenis van een socialistisch militant ontstond er een incident tussen de verspreider van een anarchistisch tijdschrift en de socialistische begrafenisgangers. De krantenman trekt een revolver en verwond een van de aanwezigen.

    Jan SAMIJN, een extreem links georiënteerde leider van de textielarbeiders en werknemer in “La Lys”, wordt na een staking door de directeur ontslagen. Hierop trekt SAMIJN een revolver. De directeur is evenwel sneller en trekt eveneens een vuurwapen waarmede hij SAMIJN in het been schiet. SAMIJN wordt veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf, waarvan hij er twee effectief uitzit.

    In 1900 gaan in de maand juni de dokwerkers in staking. Er hebben zware incidenten plaats tussen de politie en de dokwerkers wanneer van elders manschappen worden aangeworven om de schepen te lossen. De politie dient versterkt te worden door de toen nog bestaande gewapende brandweer. Er heeft een schietpartij plaats waarbij één dokwerker, Jan DE COCK, het leven laat. Veertig dokwerkers verschijnen later voor de rechtbank. Sommigen lopen straffen op die tot 2 jaar gevangenis gaan.

    ANSEELE ageert sterk tegen deze “Mouchards” zoals hij ze noemt.

    In 1904 is het duidelijk dat hogervernoemde Jan SAMIJN na zijn vrijlating zowat de leiding neemt van de anarchistisch gezinde extreme linkerzijde van de socialistische beweging. Er heeft een meeting plaats in de zaal “Valentino”. De aanwezigen, veel jongsocialisten, betuigen er openlijk hun steun aan het anarchisme en anarcho-terrorisme. SAMIJN geeft het tijdschrift “Ter Waarheid” uit, waarin het gedisciplineerd socialisme van ANSEELE sterk wordt aangevallen.

    In 1905 wordt de Nederlandse jood Israël SAMSON in Gent met open armen ontvangen. Hij is een gevierd anarchistisch spreker en SAMIJN en zijn aanhang hangen aan zijn lippen.

    Wanneer wij al deze vaststellingen op een rijtje zetten, dan kunnen wij niet anders dan besluiten dat het anarchisme wel degelijk aanwezig en levend was in Gent rond de eeuwwisseling. Zij die de mond vol hadden van het anarchisme waren daarom niet noodzakelijk allemaal terroristen. Wel is zeker dat er geen afgetekende scheidingslijn bestond tussen de socialistische beweging en het anarchisme. Aan de basis van de jonge Belgische Werkliedenparij bestond een brede schemerzone waar ontevreden partijleden en anarchisten zich vermengden. Het is dan ook zeer te betwijfelen of het wel klopt dat de wapens die men in 1906 ontdekte in de winkel van de metselaarscoöperatie inderdaad bestemd waren voor de Russische revolutionairen zoals de twee vakbondsleiders die werden aangehouden, D’HOEDT en BONTINCK beweerden.

     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    02-03-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    24-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vladimir SEILINGER, alias HARTENSTEIN.
    Vladimir SEILINGER, alias HARTENSTEIN.

    De Belgische anarcho-terroristen moesten dus blijkbaar in niets onderdoen voor hun buitenlandse soortgenoten. Zij onderhielden contact met hun Russische en Franse vrienden die in ons land een veilige toevlucht zochten en ook meestal vonden. Zonder te kunnen spreken van echte terroristische organisaties was het spreekwoord “Soort zoekt soort” hier zeker van toepassing. Wanneer er één was die ergens een slag wilde slaan, dan hoefde hij zeker niet lang te zoeken naar de noodzakelijke medewerkers. Vooral in de hoofdstad was de politie hierop voorzien: zij zorgde eveneens dat in de gekende lokalen waar anarchisten regelmatig samenkwamen ook de eigen mannetjes het oor te luisteren legden.

    Op 23 januari 1909 werd de Brusselse politie aldus op de hoogte gebracht dat een bende van vijf misdadigers een overval plande op een architect in de Wiertzstraat te Elsene. Het lag in hun bedoeling de man geld af te persen onder de bedreiging van vuurwapens en een bom. De tipgever kon van een de potentiële daders een tamelijk nauwkeurige beschrijving geven. De man zou een zeer opvallend  aangezicht gehad hebben waarvan de platgeslagen neus bijzonder in het oog sprong. De gerechtelijke brigade van de Brusselse politie was niet in staat om zelf tussen te komen wegens personeelsgebrek. Zij verwittigden evenwel de politie van Elsene. Er werden in de Wiertzstraat, goed zichtbaar, geüniformeerde agenten geposteerd. Toen de daders in spé zich in de straat aanboden keerden zij bij het zicht van de politie onverichterzake op hun stappen terug, zonder evenwel verder verontrust te worden. Op een discrete wijze werd verder onderzoek verricht en het bleek dat het plan voor de overval uit het brein van een vroegere werknemer van de architect gesproten was. Die man was op zijn beurt bevriend met een zekere SEILIGER. Seiliger had zijn uiterlijk niet mee en was gemakkelijk te beschrijven door zijn opvallende tronie met een bijzonder platte boksersneus. Hij werd van dan af bijzonder in het oog gehouden doch, eigenaardig genoeg, voorlopig niet verontrust. Althans tot zich een nieuw feit voordeed.

    Op Woensdag 3 februari 1909 om 8.00 uur ‘s morgens boden zich twee mannen aan bij de pelshandelaar Meyer op de Square Marguerite. Meyer was van Poolse nationaliteit en beschermheer van Russische vluchtelingen die in ons land verbleven. Tijdens het latere proces zou blijken dat Meyer, zonder te behoren tot de “Anarchisten van de daad” toch openlijk anarchistische sympathieën had. Jaarlijks besteedde hij aanzienlijke bedragen aan het welzijn van de Russische vluchtelingen alhier. De twee bezoekers verklaarden zonder veel omwegen in het Duits dat zij Russische anarchisten waren. Zij vertoonden vuurwapens en een bom en dreigden Meyer en zijn gezin te zullen vermoorden indien hij hen niet de belangrijke som van 3.000 fr overhandigde. De pelshandelaar, doodsangsten uitstaande, had het bedrag niet bij de hand en bood hen een wissel aan, betaalbaar in de bank in de Koninklijke Straat. De anarchisten vertrokken met de wissel die zij bij het openen van de bank onmiddellijk gingen incasseren. Nog dezelfde avond ontmoetten de daders hun vrienden in de herberg waar zij reeds eerder de afspraak voor de overval in Elsene hadden gemaakt. Het ging er vrolijk aan toe en zonder veel discretie aan de dag te leggen werd er gepraat over de slag die zij bij Meyer geslagen hadden. Opnieuw was de tipgever aanwezig en hij kon uit het afgeluisterde gesprek de nodige gevolgtrekkingen maken. Hij speelde de ingewonnen inlichtingen en persoonsbeschrijvingen door aan de politie. Het viel op dat er opnieuw sprake was van de man met de bokserstronie. Vanaf dat ogenblik ging men actiever op zoek naar die man. Aan de hand van de getuigenissen van de meid van Meyer en van de tipgever werd een portret getekend en aan de hand daarvan ging men op zoek naar Seilinger. Die had blijkbaar ook onraad geroken en de politie viste herhaaldelijk achter het net. Toch waren de intensere opzoekingen door de Brusselse politie voor de anarcho-terroristen nog geen reden om hun activiteiten te staken. Op 4 februari 1909 om 7.30 uur ‘s morgens ontdekten twee arbeiders op weg naar hun werk te St.-Joost ten Node aan de woning van Minister RENKIN in de Kolvenierstraat een bom. Aanvankelijk niet wetende om welk tuig het ging stonden de mannen op het punt hun vondst te ontmantelen om er het verkoopbare metaal af te halen wanneer een politieagent hen opmerkte. Deze vermoedde dat het om een springtuig ging en deed de mannen ophouden. Het tuig bestond uit een cilinder van  12 cm diameter en ongeveer 30 cm lang. De cilinder bestond op zijn beurt uit twee in elkaar schuivende buizen waarvan de uiteinden zwaar met lood gevuld waren. Het geheel woog 17 kg en bevatte 1230 gram springstof, samengesteld uit zwart poeder, sulfer en potas. Het was voorzien van een lont, maar kon ook door middel van een chemische ontsteking tot ontploffing komen. Experts beweerden later dat het tuig in staat was om zeer zware schade te veroorzaken. Wat voor het onderzoek belangrijk was, was de vaststelling dat het, althans volgens de beschikbare getuigenissen, hier ging om een springtuig dat als twee druppels water leek op datgene wat door de daders van de afpersing bij Meyer vertoond was. De verdenkingen rustten onmiddellijk op Seiliger. Ditmaal ging men actief naar hem op zoek, doch hij scheen van de aardbodem verdwenen te zijn. Op 5 februari was de Brusselse politie volkomen het spoor bijster. Er bereikte hen een mededeling uit Luik die zegde dat Seiliger aldaar zou opgemerkt zijn. Later onderzoek wees uit dat hij daar inderdaad geweest was. Hij had er een amoureuze verhouding met een Russische studentin die ingeschreven was aan de Luikse universiteit. Hoewel deze nauwgezet in het oog werd gehouden door de Luikse politie, bracht ook dit spoor geen zoden aan de dijk.

    De linkse pers was intussen tamelijk unaniem om te beweren dat de aanslagen en afpersingen niet waren gepleegd door anarchisten, maar door misdadigers van gemeen recht. Het verdere verloop stelde hen evenwel in het ongelijk.
    Op Vrijdag 12 februari ontving een Brusselse krant namelijk een naamloze brief waarin stond  dat de bom wel degelijk bestemd was voor minister RENKIN omdat deze een  anarchist over de grens had doen zetten. Een zinsnede uit de brief luidde:

     

    “De dood der burgerij is het leven van de werklieden”

     

    Met deze brief claimden de anarcho-terroristen wel degelijk de daden van Seiliger en consorten. Vanaf nu was Seiliger zowat de publieke vijand n°1. Thans werden alle beschikbare krachten op zijn spoor gezet. De vogel bleek evenwel gevlogen en steeds weer kwam men hopeloos te laat om hem te kunnen klissen. Bij een huiszoeking in de woning waar hij met zekerheid in Brussel verbleven had ontdekte men allerlei handleidingen en materiaal dat dienstig had kunnen zijn bij het vervaardigen van bommen.

    De dag nadat hij als het ware in het niet was vergaan, ontving zijn minnares een brief uit Parijs, door hem geschreven. Na zijn aanhouding bleek dat hij deze brief vanuit België had meegegeven met een sympathisant die hem in Parijs had gepost. Uiteraard bleven ook de opzoekingen door de Franse politie zonder resultaat.

    Vanuit Brussel, meer bepaald onderzoeksrechter TORSIN, vertrok intussen een seining van Seilinger die werd toegestuurd aan alle kranten en politiediensten in het land. Hieruit bleek dat hij naast de namen SEILIGER en HARTENSTEIN, in de loop van zijn criminele bezigheden ook gebruik had gemaakt van de namen SCHERNOV Miguel en SOCOLOFF Alexander. 



    Het signalement van Seilinger, alias Hartenstein, dat aan kranten en politiediensten werd toegestuurd.



     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    24-02-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    23-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Anarchisme en terrorisme in België.

    Anarchisme en terrorisme in België.

     

    Zolang hun activiteiten zich beperkten tot het woord en schrift werden de anarchisten in België in feite weinig verontrust. Niet in het minst omdat ons politieapparaat in die tijd niet opgewassen was tegen tijdrovende, diepgaande onderzoeken. Ook toen reeds had het politiek bestel weinig aandacht voor de politie die grotendeels afhing van de plaatselijke, gemeentelijke mandatarissen.

    Er verschenen in ons land anarchistische publikaties zoals “La societé Nouvelle” en “Le révolté” die zonder enige terughoudendheid de anarchistische theorieën propageerden. Sommige, aanvankelijk gunstig gestemde, vooraanstaande intellectuelen keerden zich evenwel af van het anarchisme naarmate de “anarchisten van de daad” meer en meer hun stempel drukten op de anarchistische beweging.

    Na de Parijse commune vestigden een aantal “communards”, onder wie de geleerde gebroeders Reclus, zich in Brussel. Daarnaast kwamen tal van Russische en Franse vluchtelingen hen hier vervoegen. Ons land voerde een politiek van gastvrijheid die ervoor zorgde dat zelfs gekende anarchisten hier welkom waren op voorwaarde dat zij hier geen misdrijven pleegden.

     

    Ons land kende een aantal verdienstelijke theoretici van het anarchisme. De belangrijkste onder hen beriepen zich op Proudhon en Kropotkin, veeleer dan op Bakoenin. De zeer oorspronkelijke Cesar DE PAEPE ging uit van het “mutualisme” van Proudhon, die de ruil van produkten van zelfstandige arbeiders en associaties wilde regelen buiten de staat om. Hij wilde aldus vermijden dat de staat door het monopolie op de produktiemiddelen nog machtiger werd. Naast de Gentenaar Cesar DE PAEPE was er in het Mechelse Frans VERBELEN en Jos STROOBANTS. In Leuven predikte C.HAESENDONCK. In 1867, op het congres van Lausanne keerde Cesar DE PAEPE zich in volgende bewoordingen tegen het staatssocialisme:


    "Er zal oorlog zijn zolang er klassen zijn in de maatschappij.De wezenlijke reden van oorlog schuilt niet in           de staande legers, maar daarin dat de economische en dus ook de politieke structuur alle evenwicht mist.”
    Hiermede schetste hij de geestesgesteldheid van de Belgische anarcho-socialisten ten voeten uit. Naast deze personages van eigen bodem kwamen, vooral in de beginperiode, veel Nederlandse voorvechters van het anarchisme hier steun en contact zoeken met hun geestesgenoten. In Antwerpen werd in 1870 een gemeenschappelijk congres gehouden van Vlamingen en Nederlanders. De strijd binnen de socialistische beweging tussen de aanhangers van Bakoenin en Proudhon en deze van Marx en Engels was toen reeds volop aan de gang. In 1872 verliet de Belg Victor Davé het congres van de Socialistische Internationale in Den Haag uit protest tegen de uitsluiting van Bakoenin. Ook de Vlaamse socialist Philip COENEN en de Brusselse afgevaardigde D.BRISMEE stemden tegen de uitsluiting. Hieruit mag men zonder aarzelen besluiten dat de aanhangers van het “anarchisme van de daad” wel degelijk hun medestanders hadden in ons land.

    Vanaf 1877 verbraken de Belgische socialisten dan ook volledig elk contact met het “anarchisme van de daad”,althans naar de buitenwereld toe. Wij zullen verder zien dat de werkelijkheid soms anders was.

    Naarmate de tijd verliep steeg in ons land de sociale onrust. Onder impuls van de eerste, in Gent ontstane, vakverenigingen en van de socialisten die met de dag een grotere aanhang verwierven onder de onderdrukte arbeiders werden werkstakingen en betogingen in België bijna dagelijkse kost. De overheid had echter geen oor naar de rechtmatige verzuchtingen van het proletariaat en zag maar één weg om de emancipatie van de arbeiders tegen te gaan, namelijk de repressie met alle middelen. Het spreekt vanzelf dat een dergelijke houding het geweld slechts in de hand werkte. De “anarchisten van de daad” maakten van  de situatie handig gebruik. Tal van stakingen en demonstraties ontaarden in vechtpartijen met gekwetsten en soms zelfs doden  tot gevolg. Zo was het jaar 1886 getekend door allerlei voorvallen die even zoveel vingerwijzingen waren dat er dringend iets fundamenteels moest veranderen in de verhoudingen tussen overheid, patronaat en werkende klasse.

    Op 18 maart 1886 hadden te Luik demonstraties plaats bij de herdenking van de 15°verjaardag van de commune van Parijs. Zij ontaardden in niet geringe rellen.

    Op 20 maart volgde een staking van de mijnwerkers in Seraing.

    Op 21 maart ontstonden ernstige woelingen in Brussel bij de herdenking van de Parijse commune. De rijkswacht trad op zonder dat zij gevorderd was door de burgemeester. Er volgde scherpe polemiek tussen het stadsbestuur en de regering ten gevolge van  deze ongevraagde tussenkomst.

    Diezelfde dag was het ook in Charleroi zeer onrustig. Een betoging van stakers werd met geweld uiteengeslagen. De onlusten verspreidden zich over gans Wallonië. In Baseaux vielen 2 doden en vijftien gewonden en in Roux 16 doden en 19 zwaar gewonden nadat het leger werd ingezet tegen de manifestanten.

    Op 23 maart deed men ook in Tilleur beroep op het leger om manifestanten uiteen te drijven. Er vallen geen doden, wel een aantal gewonden. Op 26 maart van hetzelfde 1886 tenslotte breekt een  algemene werkstaking uit in het bekken van Charleroi.

    Wij kunnen ons de vraag stellen in hoeverre provocateurs uit de anarcho-terroristische middens enige invloed hebben uitgeoefend op het uit de hand lopen van deze manifestaties. In veel gevallen stelde men vast dat onder de betogers gewapende lieden waren die bij nader onderzoek niet eens van Belgische origine bleken te zijn en al evenmin tewerk gesteld waren in Belgische bedrijven. Vast staat dat enkele jaren later, in 1891, de Italiaanse zwervende anarchist MALATESTA pogingen deed om leiding te geven bij de algemene staking die in ons land uitbrak om het algemeen stemrecht af te dwingen.

    Op 13 april 1891, in het raam van die algemene staking, werpen stakende arbeiders barricades op in Quaregnon. De daaropvolgende dag, in alle vroegte chargeert de rijkswacht die is opgevorderd. Er wordt gebruik gemaakt van vuurwapens en er valt één dode.

    Blijkbaar gingen anarcho-terroristen van eigen bodem zich ook vervolmaken in het buitenland in het fabriceren van springtuigen.

    In 1894 kwam de Belg Jean PAUWELS om het leven in Parijs toen een zelfgemaakte bom tot ontploffing kwam in zijn zak. Het onderzoek wees uit dat hij medewerkte bij verschillende aanslagen in Frankrijk. PAUWELS was aldus de tweede Belg, na BOURDIN, die in het buitenland duidelijk betrokken was bij bomaanslagen. Ongelukkig voor hem liet hij het leven door zijn eigen wapen.

    In 1899 waren er in ons land opnieuw zware onlusten. Eens te meer liepen stakingen en betogingen sterk uit de hand. En opnieuw wezen onderzoeken uit dat de raddraaiers en de voormannen die geweld uitlokten meestal van vreemde nationaliteit waren. Dit was trouwens ook het geval voor degenen die hier aanslagen pleegden op de hoogwaardigheidsbekleders. Op 13 november 1902 werd aldus een aanslag gepleegd op koning Leopold II. De Italiaanse terrorist ROBINO bleek hiervoor verantwoordelijk te zijn. De aanslag mislukte omdat hij het vuur opende op de verkeerde persoon, namelijk de hofmaarschalk die met de koning dezelfde koets deelde. De dader kende blijkbaar zijn slachtoffer niet !En ook hier zou de politie in de daaropvolgende jaren het slachtoffer worden van de haat tegen alles wat de overheid vertegenwoordigde. Het was in Luik dat in 1904 een rechtstreekse aanslag op een politieofficier werd gepleegd. In het weekblad “Het huisgezin”  van 27 maart 1904 vinden wij een uitgebreid verslag over de gebeurtenissen.:

     

    “SCHRIKKELIJKE DYNAMIETAANSLAG TE LUIK.”

    Donderdagnacht 18 maart, rond 2.1/2 ure, werd een dynamietaanslag gepleegd tegen de woning van den politiecommissaris LAURENT te Haut-Pré, bij Luik. De slag was verschrikkelijk en bracht eene groote opschudding in de stad Luik teweeg. M.Laurent woont in de Rue Montagne Saint Walburge 67. ‘t Was op den dorpel van het huis dat den kardoes ontplofte. Kort voor 2 ure werd M.Laurent door drie voorbijgangers verwittigd dat er een verdacht voorwerp op zijnen dorpel lag. De commissaris zond een agent naar M.PAPYN, kapitein der artillerie, hem verzoekende te komen zien wat voor een voorwerp het was.Mr.PAPYN kwam seffens ter plaatse en onderzocht den kardoes. ‘t Was op dat ogenblik dat de ontploffing plaats had. De ruiten der omliggende huizen werden verbrijzeld en verscheidene personen die toegelopen waren, werden door de glasscherven gekwetst. Kapitein PAPYN lag op het gaanpad, badend in zijn bloed; zijne beenen waren ijselijk verminkt. Zes andere persoonen waren erg gekwetst : M.Dupont, landmeter van het kadaster; de E.H.Lemmens, M.CRIEN, MOTTARD en VIATOUR, politieagenten, en M.Legrand, letterzetter.

     

    Amper een week later werd opnieuw een politieofficier geviseerd door bommenleggers. Deze ontsnapte slechts bij toeval aan een gewisse vernieling van zijn woning. Het is opnieuw “Het Huisgezin” waarin wij een uitgebreid verslag vinden.:

     

    “EEN NIEUWE DYNAMIETAANSLAG TE LUIK.”

     

    “Twee mijnwerkers die maandagmorgen rond 5.30 ure langs de Rue de Tilleur gingen te Saint Nicolas, eene wijk van Luik, zagen op de venster van M.BINET,  commissaris van policie, een verdacht voorwerp liggen. Zij verwittigden den commissaris. Deze deed het parket en de veiligheidspolicie verwittigen. De bom werd vastgebonden en vanop afstand omver gerukt. De buis brak en een groenachtige vloeistof liep er uit. Het tuig ontplofte niet omdat men er in tijds bij was. Het woog tien kilos, en was van dezelfde vorm als die bij den laatsten aanslag.

    Hij zou even verwoestend gewerkt hebben. Dit feit heeft een groote ontroering verwekt.

     

     

    Kapitein Papyn / E.H.Lemmens


    Politiecommissaris Laurent.


    NIEUWE BIJZONDERHEDEN.

     

    Het waren de mijnwerkers Müller en Quoidpers, die van hun werk kwamen, die aan de woning van M.BINET, op den vensterzuil de bom zagen liggen. De twee werklieden boden aan om het gevaarlijk tuig weg te brengen. Mr.BINET verzette zich daartegen. De geburen werden verwittigd en aanstonds werden al de aanpalende huizen ontruimd. M.BINET ontbood eenige policieagenten om het volk op afstand te houden in de Rue de Tilleur. Hij wierp vervolgens een stropkoord om de bom en van in de verte trok hij ze omver. Bij het omvallen was een glazen buisje, dat eenige centimeters boven het tuig uitstak, gebroken en een groenachtig vocht verspreidde zich over de grond. Het tuig heeft de vorm eener houten, zwart verniste doos, 30 cm hoog op 20 lang en 15 breed. De voegen zijn vast gesloten bij middel ban vijzen. Aan den bovenkant is een handvat. Het inwendige der doos is in twee verdeeld; door de opening waarin het glazen buisje gestoken was bemerkt men een groenachtig poeder. Aan een der uiteinden van de buis stak een ouaten stop; men denkt dat deze te vast ingestoken was en dat daardoor het vocht, in de glazen buis bevat, zich niet met de stof in de doos heeft kunnen vermengen; daaraan zou het te wijten zijn dat het tuig niet ontploft is. Men heeft Dinsdag namiddag de bom onderzocht en bevonden dat het een zeer krachtig ontploffingstoestel is dat, had het moeten ontvlammen, aanzienlijke schade zou aangericht hebben. 


    Intussen werden de daders van de eerste aanslag aangehouden. Nog in hetzelfde nummer van “Het Huisgezin” vinden wij volgend relaas.:


    “DE AANHOUDINGEN.” 

     Eene buurvrouw van M.LAURENT had verklaart dat zij in den nacht van Donderdag op Vrijdag, rond 1 ¼ ure door twee personen in de straat werd gestooten. Ook twee agenten hebben Dinsdag om 4 ure op de Cockerillplaats twee personen ontmoet waarvan het signalement overeen kwam met dat door die vrouw opgegeven. Zij waren bezig aandachtig in een dagblad te lezen. Zij gingen binnen in een postbureel en men heeft ze daar aangehouden. Zij zijn van Franse nationaliteit. De tweede aangehoudene had een revolver op zich. Na hunne aanhouding op het postbureel hadden de twee, LAMBIN en GUDOFIN hun adres opgegeven. Mr.LAURENT begaf er zich naartoe en deed den logementhouder, BOUTET genaamd, naar Luik overbrengen waar hij ondervraagd werd. Na eenige aarzelingen verklaarde hij dat Lambin en Gudofin bij verschillende drogisten scheikundige produkten gekocht hadden die zij naar hun logement hadden gebracht. De bommen waren buitenshuis gemaakt geweest en dan naar de kelder van het logement gebracht waar zij gevuld werden naarmate de twee Franschmans de noodige scheikundige stoffen hadden kunnen aanschaffen. De avond der twee aanslagen hadden de twee schelmen Jemeppe omtrent 10 ure verlaten om er te 3 ure 's nachts terug te keeren. Gudolfin, op zijn beurt ondervraagd, eindigde ook met bekentenissen af te leggen. Lambin is betrokken geweest in de zaak van de kerk van Belleville te Parijs, waar een bom ontplofte doch zonder ongelukken aan personen te veroorzaken. In de reiszak van Lambin heeft men knipsels van Parijzer dagbladen gevonden, met het verhaal van de aanslag te Belleville. Lambin geeft toe deze bommen gemaakt te hebben, doch loochent deze der Montagne Saint Walburge gelegd te hebben.  

     

    Boutet /Godufin/Lambin



                     De woning van politiecommissaris LAURENT na de aanslag.

              Een beeld van de ravage binnen de woning

    Uit het onderzoek dat volgde kwam overduidelijk naar voor dat de daders, althans LAMBIN en GODUFIN, zeker niet aan hun proefstuk waren.

    Uit de levenswandel van LAMBIN bleek dat hij reeds op 17-jarige ouderdom in aanraking kwam met het gerecht. Hij was toen in Reims veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf .......wegens diefstal en bewaring van ontplofbare stoffen. Toen was reeds gebleken dat hij een bijzondere interesse aan de dag legde voor alles wat scheikunde betreft. Hij had een tijdlang gewerkt bij een apotheker in Troyes waar hij tevens een leergang scheikunde had gevolgd. Hij was zeker niet gespeend van de nodige intelligentie en was vaste klant in de stadsbibliotheek van Reims waar hij vooral de boeken raadpleegde die handelden over ontploffingstuigen.Op 18 augustus 1901 had in de kerk St.-Nizier in Reims een ontploffing plaats terwijl de pastoor godsdienstles gaf aan een vijftiental kinderen. Als bij wonder waren er geen gekwetsten. Onmiddellijk vielen de vermoedens op LAMBIN. Op 24 augustus werd hij aangehouden. Men kon evenwel niet bewijzen dat hij de bom had geplaatst. In zijn woning vond men alle ingrediënten voor het vervaardigen van dergelijk springtuig. LAMBIN werd veroordeeld en uit Frankrijk verbannen. Ondanks deze maatregel verdacht men hem in 1903 van een aanslag op de kerk van Belleville. Het onderzoek werd zeer gebrekkig gevoerd en men vond onvoldoende bewijzen van zijn aanwezigheid aldaar.

    LAMBIN gebruikte in de omgang met zijn soortgenoten meestal de naam BEAUMANOIR.

    GODUFIN was een deserteur uit het Franse leger. Hij was ingeschreven in de bevolkingsregisters van de stad CLICHY. Hij beweerde er actief geweest te zijn als verver, doch niemand kon dit bevestigen omdat men hem nooit op de geijkte uren naar zijn werk had zien gaan. In  1903 had hij tijdens de loting verklaard dat hij weigerde soldaat te worden. Desondanks had men hem ingelijfd bij het regiment jagers te paard waar hij acht dagen later deserteerde. De “gezellen” zoals de vrienden anarchisten zich noemden hadden geld ingezameld om hem toe te laten naar Engeland te vluchten. Hij veranderde evenwel zijn bestemming en kwam met dat geld naar België. Hij bezocht regelmatig de volkshogescholen en de bijeenkomsten van anarchisten. Hij voerde op deze soms het hoge woord, doch was geen opruier die tot geweld aanzette. De Parijse politie aanzag hem als een der gevaarlijkste anarcho-terroristen, hoewel hij nog geen enkele veroordeling had opgelopen. 

    Bleef tenslotte BOUTET. Hij was geboren in Hoffray, Duitsland, van Belgische ouders. Tegen hem kon men in feite, buiten het verlenen van onderdak aan beide voorgaande, weinig aanvoeren. In de nacht van de mislukte aanslag tegen de woning van politiecommissaris BINET was hij met zekerheid in de koolmijn waar hij werkte. Hij was er wel voor bekend dat hij anarchistische sympathieën had, doch op zijn werk, waar hij reeds verscheidene jaren in dienst was, had men nooit ondervonden  dat hij zijn ideeën ook in daden omzette. Men had nooit over hem te klagen en hij werd als een zeer goed werkman aanzien. Boutet was 35 jaar oud, gehuwd en vader van twee kinderen.

    Het staat dus vast dat ook in ons land “Anarchisten van de daad” opereerden. Vreemdelingen en anarcho-terroristen van eigen bodem werkten blijkbaar samen om zich waardige navolgers van Kropotkin en C° te tonen. En ook hier werden gekroonde hoofden geviseerd. Na de aanslag op koning Leopold II waarvan wij reeds gewag maakten, volgde in 1909 in de omgeving van Brussel een aanslag op Koning Edward VII van Engeland. De dader werd aangehouden en vereenzelvigde zich als een zekere SPIDO. Hij had twee geweerschoten gelost op de trein waarin de Engelse koning Brussel naderde. De aanhouding van de verder onbekend gebleven dader gebeurde dank zij de samenwerking van de Brusselse politie en de “Special Branch” van Scotland Yard. Leden van deze bijzondere afdeling van de Engelse Politie behoorden tot de vaste begeleiders der verplaatsingen van de opeenvolgende Engelse vorsten.

     

    Trouwens, toen later in de loop van 1912 de bende van BONNOT in Frankrijk werd opgerold, bleek ook daar dat Belgische onderdanen deel uitmaakten van de groep volgelingen van deze sinistere moordenaar. Een van hen was Raymond CALLEMIN, alias “Raymond la Science”, geb.te Brussel op 28 maart 1890, letterzetter van beroep. Reeds op zeer jonge leeftijd behoorde hij tot de anarchistische middens. Hij was onder andere medewerker geweest aan het anarchistische tijdschrift “Le Révolté”. In 1910 trok hij naar Parijs en  was er vaste bezoeker van het lokaal “L’Anarchie”.

    Een andere Belg was Edward CARROUY. In 1909 liet hij zijn werk als metaalarbeider voor wat het was en hield zich nog uitsluitend bezig met het anarchisme. Hij was een bekend woordvoerder op tal van meetings en was medebeheerder van “Le Révolté”. Het was daar dat hij in contact kwam met Callemin. In Parijs ging hij schuil onder de naam MAURY en was eveneens vast bezoeker van “L’Anarchie”.

    Een derde Belg uit de bende was Jean Adelin DEBOE, geboren in Anderlecht op 20 maart 1889 en, net als Callemin , letterzetter van beroep. Hij had een tijdlang gewerkt in een drukkerij te Lausanne, Zwitserland, waar hij wegens zijn anarchistische propaganda aan de deur werd gezet. Daarna verbleef hij een tijdlang in Frankrijk en werd er eveneens vaste klant in  “L’Anarchie”. Later keerde hij onder een valse naam terug naar Lausanne. Hij werd er verdacht van sabotage, moest opnieuw vluchten en sloot zich dan aan bij de bende van Bonnot.

    Tenslotte was er Marie VUILLEMIN, echtgenote SCHOOFS. Zij was 23 jaar oud en geboortig van Bergen..

    Ongetwijfeld waren deze “Anarchisten van de daad” ook reeds in 1909 actief in ons land.

                                                               

                                                               
                                                                                                        




    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    23-02-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    21-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.RAVACHOL


    De aanhouding van RAVACHOL door commissaris Dresch.



    RAVACHOL, berucht, gevreesd en ten onrechte

    geïdealiseerd. Niet meer dan een vulgaire

    moordenaar.

    Reeds in 1898 had men in Italië een congres georganiseerd waaraan alle Europese politiediensten, samen met de diverse ministeries van binnenlandse zaken konden deelnemen. Een van de directe gevolgen van dit congres was het samenstellen van een album met niet minder dan 500 foto’s van door de Franse “Surété Nationale” gezochte terroristen. Alle politiediensten ter wereld konden beroep doen op deze documentatie.

    Ook in Engeland hadden de activiteiten van de anarchisten verregaande gevolgen voor de politieorganisatie. Binnen het kader van Scotland Yard werd de “Special Branch” opgericht. De bomaanslagen door anarchisten en Ierse vrijheidstrijders waren hiervoor de directe aanleiding. Tussen 1883 en 1885 waren er in  Londen immers niet minder dan 13 dergelijke aanslagen gepleegd.

    In ons  eigen land, dat de gastvrijheid hoog in het vaandel voerde en waar tal van gekende en onbekende politieke extremisten en vernieuwers voor min of meer lange tijd onderdak zochten, was er nog maar weinig sprake van samenwerking tussen de diverse stedelijke politiekorpsen. De gerechtelijke politie bestond nog niet en de rijkswacht was de militaire tucht een stevige domper op elke samenwerking met de gemeentepolitie. De onderzoeken naar staatsondermijnende activiteiten werden dus grotendeels gevoerd aan de basis, bij de gemeentepolitie. De sterk uiteenlopende manieren waarop deze zich wapenden tegen het terrorisme spreekt boekdelen. In die woelige tijden ontstonden de eerste gerechtelijke brigades ter bestrijding van de zware criminaliteit.

    De organisatie en de mogelijkheden van die lokale diensten waren sterk verschillend van stad tot stad. Zo had Luik een gerechtelijke brigade van  24 man sterk. Brussel daarentegen had binnen zijn politiekorps een dergelijke eenheid die slechts uit 3 personeelsleden bestond. Ook Antwerpen had een gerechtelijke dienst. Wat Gent betreft, Hoofdcommissaris VAN WESEMAEL maakte in een uiteenzetting over de organisatie van het politiekorps in  1907 nog geen gewag van een gerechtelijke brigade.

    Alvorens de overheidsinitiatieven hun vruchten afwierpen bij de basis der politiekorpsen zouden nog vele jaren verlopen.

     

    Het is moeilijk een portret op te hangen van degenen die geweld pleegden. Wij zagen reeds hoe de theoretici van de anarchistische beweging zowel te vinden  waren onder de adel als onder de intellectuelen. Ook voor de “Anarchisten van de daad”, zoals zij zichzelf graag noemden, gold een grote verscheidenheid. Soms waren het misleide idealisten of ontspoorde avonturiers. Soms intellectuelen en een andere keer rondzwervende nietsnutten. De ene keer ging het om jonge studenten, een andere keer om mannen van rijpere leeftijd van dewelke men normaal gezien meer wijsheid dan durf zou verwachten. Zeer dikwijls waren het evenwel niets ontziende misdadigers die onder het mom der politieke overtuiging geen ander doel hadden  dan  zichzelf te verrijken. Zij gebruikten de dekmantel “anarchisme” om hun daden ten overstaan van de grote massa der proletariërs te verschonen.

    De beruchte Ravachol die op 30 maart 1892 door commissaris Dresch werd aangehouden was een schoolvoorbeeld van de laatst beschreven groep. Spoedig nadat hij werd opgepakt ondergingen enkele van zijn medestanders hetzelfde lot. Zij behoorden allen tot de klasse der niets ontziende misdadigers.

     

    De echte naam van Ravachol was François KOENINGSTEIN. Hij was geboren in St.-Chamaud (Loire) op 14.10.1859

    Zijn voornaamste kompanen waren :

    Charles SIMON, bijgenaamd “Biscuit”, geb.St.-Jean le Blanc op 11 mei 1873.

    Joseph JAS BEALAT, geb.Firmini 15.4.1865.

    Charles CHAUMARTIN, geb.Vienne (Isère) 21 sept 1868

    Rosalie SOUBERE, bijgenaamd “Mariette”, geb.Saint-Etienne 21 september 1868

    Een  diepgaand onderzoek bracht tal van zware criminele feiten aan het licht. Een eerste moord die Ravachol door een van zijn medeplichtigen in de schoenen werd geschoven was deze op de kluizenaar van Chambles.

       Uit “LE PETIT PARISIEN”, van 20 mei 1892 vertalen wij het volgende:


     
    “Chambles is een gehucht dat bestaat uit enkel schamele hutten in de Gorges du Forez, dichtbij de wijk NOTRE DAME DE GRACE. Hier had de kluizenaar Brunel zijn woonst. Hij leefde zeer teruggetrokken en armoedig. In de loop der jaren had hij evenwel, centje na centje, het niet onaardige bedrag van méér dan 30.000 fr samengespaard. Zijn voornaamste bezigheid was nochtans het bedelen, blootsvoets en gekleed in een oude priestersoutane. Ravachol had vernomen dat de oude heremiet zijn geld aan huis bewaarde en besloot de man te overvallen. Samen met zijn toenmalige Maitresse, zekere vrouw Rullière en nog twee of drie soortgenoten begaf hij zich naar Chambles. Enkele uren later  werd het lijk van Brunel in zijn woning aangetroffen. Na een moeilijk en lang onderzoek konden  de medeplichtigen van Ravachol aangehouden worden. Hijzelf bleef voorlopig onvindbaar. Zijn kompanen verschenen voor het assisenhof en werden tot levenslange dwangarbeid veroordeeld.


                                                               De kluizenaar van Chambles.

                              


                    

    Twee medestanders van de beruchte RAVACHOL.

    Links JAS BEALAT, rechts Rosalie SOUBERE.

                                                      

    Dergelijke krantenberichten werpen een schril licht op de daders. De zweem van idealisme waarmede de anarcho-terroristen uit die tijd zich zo graag tooiden krijgt er ongetwijfeld een zware klap door. Tot overmaat van geweldpleging werd de aanhouding van Ravachol door anderen aangegrepen om een bomaanslag te rechtvaardigen die gepleegd werd op het restaurant waar hij door toedoen van een pientere kelner werd aangehouden. Die aanslag werd gepleegd door zekere MEUNIER en FRANCOIS die later voor deze feiten terecht stonden.                            


    In Engeland leek het intussen wel alsof er een ware leerschool voor het maken van bommen gevestigd was. Zowel Italiaanse, Frans, Russische als Engelse terroristen werden er tussen 1892 en 1894 aangehouden als bezitters of vervaardigers van springtuigen. Niet steeds verliepen deze activiteiten zonder kleerscheuren voor de daders. In 1894 kwam een Belg,
    zekere Martial BOURDIN, aldus in Greenwich om het leven toen een van  zijn produkten ontplofte tijdens de fabricatie ervan.                           
                                                                                        
    De grote bestrijder van het terrorisme in Engeland was op dat ogenblik Chief Constable M.MELVILLE. Onder andere de reeds genoemde François FRANCOIS werd door hem in Londen aangehouden.  Helaas, ook onder de Engelse “Bobby’s” eiste het anarcho-terrorisme zijn slachtoffers. In 1909 was dat nog het geval in Londen toen constable TYLER door een anarchist werd neergeschoten.

     Op het einde van de 19° eeuw schreef de Italiaanse criminoloog Cesare LOMBROSO het volgende:

     

    “ In een samenleving die zodanig door een atmosfeer van geweld is omgeven kan men zich niet verwonderen als de verruwing van tijd tot tijd onder storm en bliksem tot uitbarsting komt.

    Men kan niet ongestraft het geweld vergoddelijken, ook niet als men slechts aan een zeer bepaald soort van zijn toepassing denkt. Vroeg of laat gaat het evangelie der macht van de ene partij op de andere over.”

     

    Hij was een der eersten om aldus te waarschuwen voor de ontreddering en neurose die door overheid en samenleving gewekt werd in enkelingen die tenslotte geen raad meer wisten. Die, geconfronteerd met onrecht, onderdrukking en geweld in feite met het leven reeds hadden afgerekend en in lieden als Ravachol en zijn kompanen hun voorbeeld zagen.

     

    Met al hetgeen voorafgaat menen wij afdoende te hebben aangetoond met welke geestesgesteldheid sommige, zich anarchist noemende, terroristen rond de eeuwwisseling behept waren en hoe zij te keer gingen om een utopisch doel te bereiken. Daarnaast hebben wij ook duidelijk willen maken hoe de politie, ook toen , steeds de kop van jut was in de strijd tussen de gevestigde orde en de vernieuwers die hun toevlucht namen tot het terrorisme.

     

    0   0   0   0

     



    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    21-02-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    17-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ontstaan en verspreiding van het Anarchisme (vervolg)

    Maar laat ons terugkeren naar Europa.

    Op 1 mei 1891 werden tijdens een uit de hand gelopen demonstratie in Clichy vijf politieagenten ernstig verwond. Het daaropvolgend jaar wordt een bom ontdekt in de kantoren van de “Société des mines de Carmaux” in Parijs. Een agent bracht het springtuig over naar het politiebureau waar het tot ontploffing komt. Zes agenten kwamen aldus op 8 november om het leven.


    Hoe erg de haat van de paria’s onder de bevolking wel was tegen alles wat het gezag vertegenwoordigde en hoe driest zij soms te keer gingen blijkt uit de vele krantenverslagen uit die tijd. 

    In “Le Petit Journal” van 3 maart 1895 lezen wij hoe een “Gardien de la Paix”, zoals de Parijse politiemannen officieel worden genoemd, om het leven kwam wanneer hij bij het overbrengen van  een individu naar het politiebureau door zijn medestanders werd aangevallen. Aanleiding van het drama was het feit dat de kerel onder het roepen van “Vive l’anarchie” en “C’est au bourgois de me nourir”  weigerde zijn rekening te betalen in een restaurant. Aldus vond de politieagent J.B.MAURS de dood.

    Een ander slachtoffer onder de Franse politiemensen was de politieagent MALLET. 
    Bij een poging tot aanhouding van een bende jonge Russen die verschillende zware criminele feiten hadden gepleegd werd hij zonder pardon neergeschoten. 

    Buiten Frankrijk was de toestand al niet anders. In Spanje liet een politieman het leven bij de aanslag op koning Alphonso en ook in Engeland kreeg de hoofdstedelijke politie haar deel van de ellende.  

    De magistratuur ontsnapte evenmin aan het geweld. In Frankrijk werd in datzelfde jaar 1892 een aanslag gepleegd op het huis van rechter M.Benoïst die de daders van de aanslag in Clichy, waarbij de vijf politieagenten ernstig werden gewond, veroordeelde. 
    Op 27 maart van datzelfde jaar volgde een aanslag op het huis van  de openbare aanklager Bulot.

    Hoe sterk de terreur zich doorzette in het dagelijks leven van de politiemensen en magistraten uit die tijd wordt treffend geïllustreerd door het verhaal dat politiecommissaris DRESCH, de politieofficier die overging tot de aanhouding van  RAVACHOL, deed aan de reporter van “Le Petit Parisien”. Het werd gepubliceerd in het blad van 21 augustus 1892 en luidde als volgt:  

    Zal Mr.Dresch, politiecommissaris, als het zo verder gaat zijn woonplaats in  de Congo moeten vestigen? Het is Mr.Dresch die overging tot de aanhouding van  de verschrikkelijke RAVACHOL in het restaurant Véry. Slechts enkele dagen later kreeg de eigenaar van het gebouw waarin de woning van de commissaris gevestigd was een dreigbrief waarin het “Comité des dynamiteurs” hem liet weten dat, indien hij verder onderdak bleef verlenen aan degene die hun  compagnon had aangehouden, zijn eigendom zou opgeblazen  worden. Hierdoor afgeschrikt heeft de eigenaar de huurovereenkomst opgezegd en verkeert de heer Dresch in  de onmogelijkheid nog een logement te vinden op zijn wijk.

    “Geloof mij, ik overdrijf niet” ! Aldus Mr.Dresch.“Gedurende twee maanden zijn wij allen gaan slapen in een hotel. Mijn echtgenote hier, ikzelf "daar en mijn kinderen nog op een andere plaats. Net een vliegend kamp !En gedurende die tijd "regende het dreigbrieven op mijn bureau. Niet enkel ten overstaan van mijzelf, maar ook voor "de politieprefect, de procureur-generaal en de rechters werden brieven bij mij bezorgd met de "opdracht ze ter bestemming te brengen. En in mijn woonplaats, wat een vrees ! Alle huurders, "behalve de sukkels die omwille van hun gezondheidstoestand hun woning niet konden verlaten, "trokken  eruit met de bedoeling er slechts terug te keren na mijn  vertrek. Ge kunt U wel "voorstellen met welke aandrang de eigenaars mij telkens probeerden weg te krijgen, soms zelfs "mits tussenkomst van een deurwaarder. En dan maar weer op zoek naar een nieuw onderkomen. "Soms lukt dat wel. De eigenaar geeft dan lucht aan  zijn verbazing en  zegt :”Hoezo, mijnheer ""de commissaris, waarom wil men U niets verhuren ?”Maar een paar dagen later, wanneer zij "vernemen met wie zij te doen hebben, wordt mijn voorschot terugbetaald en kan ik opnieuw "beginnen  zoeken."

    Sommigen vragen zich af waarom Mr.Dresch niet in een ander kwartier gaat wonen. Er is daarvoor een niet onbelangrijke reden. Inderdaad, een politiecommissaris heeft recht op een standplaatsvergoeding op voorwaarde dat hij op zijn wijk verblijft. In het tegenovergestelde geval dienen zij volledig op eigen kosten een woning te huren. Men kan moeilijk van  de heer Dresch verlangen dat hij zou afzien van een vergoeding waarop hij het volle recht heeft.....”


    Tot daar het artikel in de Parijse zondagskrant dat ons een kijk geeft op de atmosfeer van angst die ook de politie onderging in alle grote steden waar de anarcho-terroristen actief waren.

    Intussen was het besef gegroeid dat de terreur slechts kon bestreden worden door efficiëntie in de organisatie en vooral in betere onderlinge contacten  tussen de diverse politiekorpsen. Reeds in 1898 had men in Italië een congres georganiseerd waaraan alle Europese politiediensten, samen met de diverse ministeries van binnenlandse zaken konden deelnemen. Een van de directe resultaten van dit congres was het samenstellen van een album met niet minder dan 500 fotos van de door de Franse "Sureté Nationale" gezochte terroristen.Alle politiediensten ter wereld konden op deze documentatie beroep doen.  


     
     
         
    Vooral Parijs leek wel de kern van geweldpleging tegen alles wat het gezag vertegenwoordigde. De “Apaches” schrokken er niet voor terug openlijk de strijd met de politie aan te gaan. Zo overvielen zij in volle dag zelfs het “dievenkarretje” om hun medestanders te bevrijden.



    In februari 1900 viel in Parijs nog maar eens een politieman als slachtoffer van
    de anarcho-terroristen. Op zijn ziekbed werd hij door de politieprefect
    Lepine vereerd met de gouden medaille voor moed en zelfopoffering
    .



    Caserio, de moordenaar van de Franse president Carnot, in zijn
    gevangeniscel. Hij werd er voorzien van een dwangbuis. Dit
    illustreert treffend de angst van de overheid voor de anarcho-terroristen
    .



    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    17-02-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ontstaan en verspreiding van het Anarchisme (vervolg)
        

     

     

    Vanaf 1886 beheerste ook in de USA geweld en terreur het dagelijks nieuws. In  augustus van dat jaar werden in Chicago acht anarchisten veroordeeld. Zij hadden een bom geworpen naar een groep politieagenten die op het punt stonden een stakersvergadering uiteen te drijven op Haymarket Square. Zeven politieagenten Lieten hierbij het leven. De daders stonden terecht voor rechter Joseph GRAY. Er  heerste sterke twijfel of degenen die terecht stonden ook werkelijk de daders van de aanslag waren. Zij bekenden nooit, wat helemaal niet in  de lijn lag van de echte anarchisten.  Meestal    waren deze fier over HUN daden en vonden in een openbaar proces een propagandaforum . Zij maakten er een erezaak van om ook tegenover de rechter staande te houden dat hun daden waren ingegeven door de sterke drang om de wereld te verbeteren. Ondanks de twijfel die heerste of de verdachten ook werkelijk de daders van de aanslag waren , wilde rechter GRAY een afschrikkend voorbeeld stellen. Zeven van de acht verdachten werden met de doodstraf bedacht. Vier van hen werden ook daadwerkelijk opgehangen.  Twee zagen hun straf omzetten in levenslange dwangarbeid. Een zevende pleegde zelfmoord door middel van een zelfgemaakte bom. De enige vrijspraak had betrekking op de achtste verdachte .Hij kon onweerlegbaar bewijzen dat hij onmogelijk kon betrokken geweest zijn bij  de aanslag. 
    Slechts een kleine minderheid der anarchisten in de Verenigde Staten was betrokken bij de zware criminaliteit. Toch werden de veroordeelden van  "Haymarket SQUARE " door het gros van de arbeidersklasse als martelaren vereerd. 

    De dood van tien arbeiders bij de onderdrukking van een werkstaking in Homestead, Pensylvania werd in 1892 opnieuw de druppel die de spreekwoordelijke emmer deed overlopen in de USA. De vriend van Emma Goldman , Alexander Berkman pleegde een, overigens mislukte, aanslag op de industrieel  die voor de slachtoffers aansprakelijk werd gesteld door de anarchisten. 
    Het hoogtepunt van de terreur kwam er op 1 september 1901 toen president Mc.Kinley werd vermoord door Leon Czolgosz, een Poolse inwijkeling. 
    De angstpsychose onder de politieke en bezittende klasse is zo groot dat er in die periode duizenden bijzondere verzekeringspolissen werden afgesloten.

    Was het slechte tijd voor Staatslieden en Rijken, dan was het zeker niet beter voor politiemensen en  Magistraten. In  De ogen van de anarchisten stond deze kategorie van burgers immers symbool voor alles wat door hen gehaat en verfoeid werd. Overal waar de anarcho-terroristen actief waren diende de politie als het ware tot buffer tussen de ontevreden onderlagen van de bevolking en de overheden die vanuit hun ivoren toren de rechtmatige eisen van het plebs negeerden. 
    Hiervan maakten degenen die het geweld  propageerden en als enig middel tot het bereiken van doelstellingen  zagen, dankbaar gebruik.
    De Amerikaanse anarchist augustus Spies, die later mede werd veroordeeld voor de aanslag op Haymarket Square, hoofdredacteur van het blad "Die Arbeiter-Zeitung" dat in Chicago in het Duits verscheen, gaf een treffende kijk op de verhouding tussen de anarcho-terroristen en de ordehandhavers toen hij schreef: 

     "Politie en leger, de bloedhonden van het kapitalisme staan steeds klaar voor moord" 

                               

    De moord op president Mc.Kinley

    32090.jpg (400×380)

    De moord op politieagent J.B.MAURS, 
    zoals voorgesteld op de frontpagina van 
    “LE PETIT PARISIEN” van 11 maart 1900.

    Naar een staalgravure van 
    de illustrator Y.MEAULLE.

    32091.jpg (435×500)

    De dood van politieagent BELORGEY 
    in het politiebureau Pantintoen hij de 
    anarchist LE GAGNEUX opbracht omdat deze zijn 
    rekeningin een restaurant weigerde te 
    betalen. De illustrator Lionel ROVER van 
    “Le Petit Journal” bracht de scène op de 
    voorpagina van dit weekblad op 3 maart 1895.



                                        



     


     








     

           
                                                                       

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    17-02-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    16-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ontstaan en verspreiding van het anarchisme(vervolg)

                                                      

        De derde, en ditmaal fatale aanslag op koning Umberto  van  Italië deed op  29 juli  1900 opnieuw de wereld en de staatshoofden  sidderen.      

    Het moorddadige geweld beperkte zich niet tot Rusland. Wanneer wij de lange rij aflopen mogen wij gerust beweren dat geen enkel staatshoofd noch politiek mandataris, waar ook ter wereld, veilig was voor de niets ontziende belagers van het gezag. Zes jaar na de dodelijke aanslag op de Russische Tsaar ontsnapte de Duitse keizer Wilhelm I tweemaal aan de dood. In datzelfde jaar 1887 werd ook een aanslag gepleegd op de koning van Spanje en een eerste maal op koning Umberto van Italië. In 1891 werd de Spaanse premier Canovas om het leven gebracht door de Italiaanse anarchist Michel ANGIOLLILO. Bij het onderzoek bleek dat deze een tijdlang in Brussel verbleven had. Voor het eerst vinden wij hier een link naar het anarchisme in eigen land. Het enige antwoord dat de overheid, waar ook ter wereld, tegenover het anarcho-terrorisme stelde was een niets ontziende repressie waarvan ook dikwijls de niet gewelddadige anarchisten het slachtoffer waren. Deze handelwijze van de overheid was niet het privilege van de landen waar de wieg van het anarcho-terrorisme stond, zoals Rusland en Spanje. Alleen al de manier waarop sommige vonnissen werden uitgevoerd wekte zoveel afkeer dat dit slechts tot nieuw geweld kon leiden. Maar ook in vooruitstrevende landen en in de Verenigde Staten werden tal van doodvonnissen geveld zonder dat er in feite afdoende bewijs van schuld was geleverd. Maar al te dikwijls werden deze vonnissen ook daadwerkelijk uitgevoerd. Dit overheidsgeweld werd meestal beantwoord met nieuwe terreurdaden. Aldus ontstonden spiralen van moord en doodslag die jaren lang hun nefaste invloed op de samenleving lieten gelden. Onder andere Parijs raakte tussen 1882 en het eerste decenium van de 20°eeuw aldus in een vicieuze cirkel gevangen van bomaanslagen, processen, moorden, veroordelingen en nieuwe vernielingen. Niet steeds kozen de anarcho-terroristen hun slachtoffers met zorg uit onder de hoogwaardigheidsbekleders. Er hadden ook blinde aanslagen plaats zonder dat er klaarblijkelijk welbepaalde personen geviseerd werden. Dit was voor het eerst het geval in 1883 toen een bomaanslag de gelagzaal van het Theatre Belcour in Lyon in puin legde. Aantal en verscheidenheid der slachtoffers nam in de loop der jaren sterk toe. In 1891 kwam een oude kluizenaar aan zijn einde in Chambles. Wij komen verder op deze moord terug. In 1893 kwamen twintig Spaanse schouwburgbezoekers om bij een schijnbaar doelloze aanslag. Een jaar later was het de beurt aan de Franse president Carnot om in volle straat het slachtoffer te worden van een aanslag. De dader was de Italiaan CASERIO.  In datzelfde jaar 1894 ontdekt men in Londen een waar bommenatelier. Vijf anarchisten werden aangehouden. Volgens hun verklaringen zijn de aangetroffen bommen bestemd om in Rusland aanslagen te plegen.
    Vanaf 1895 volgde opnieuw een periode van betrekkelijke rust.
    In 1897 werd een blinde aanslag gepleegd in de Londense Metro. Een daar geplaatste bom maakte één onbekend slachtoffer. De daders van de aanslag werden nooit gevonden.
    Het daaropvolgende jaar werd Keizerin Elisabeth van Oostenrijk-Hongarije vermoord door de Italiaan Luigi LUCHENI. Deze aanslag op de door het volk geliefde “SISI” deed de anarchisten  een deel van hun aanhang en van de verdoken sympathie van het gros der arbeiders in Europa verliezen.   
    Dit belette de anarcho-terroristen niet om hun activiteiten onverminderd verder te zetten. Op 29 juli 1900 greep opnieuw een aanslag plaats op Koning Umberto van Italië. Het was de derde aanslag op deze vorst, ditmaal met dodelijke afloop.


    De aanslag op de Franse president Carnot, uitgebeeld door de onovertroffen tekenaar Beltrand d'Eté van " Le Petit Journal"  

                                                                         
                                               
                                   

                                           


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    16-02-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ten geleide./Ontstaan en verspreiding van het anarchisme .

    Het anarchisme en de moord

    in de Lange Violettestraat te Gent.

    (15 februari 1909:)

     Een bijdrage tot de geschiedenis van de gemeentepolitie in het algemeen en van de Gentse politie in het bijzonder.

     

     

    Opgedragen aan de nagedachtenis van

     alle ordehandhavers die het leven lieten

     in dienst van de bevolking.

    Ten geleide.

     

     

    15 februari 1909:

    Een trieste mare vind als een lopend vuurtje zijn weg onder de Gentse bevolking:

     

    “Hedde ‘t al ghuurt ? Den kommesir van ‘t vierde es omverre geschotten ! In nen azent uuke ! Deur nen anarsiest !”(*)

     

    Van mond tot mond, van huis tot huis, van straat tot straat verspreid zich het bericht. De Gentenaars kunnen met moeite geloven dat de gesel van de eeuwwisseling, het anarcho-terrorisme, thans ook in de Arteveldestad heeft toegeslagen. Brussel, ja. Parijs, natuurlijk. Maar Gent ! Dat kan toch niet !

    Het bericht is maar al te waar. ‘s Anderdaags reeds telt het politiekorps twee doden. Politiecommissaris DE SMET en agent GYSSELS van de vierde wijk zijn beiden met enkele uren verschil bezweken aan de verwondingen die zij opliepen bij de aanhouding van de anarchist Seilinger, alias Hartenstein. De Belgische kranten brengen uitgebreid verslag van alles wat zij weten, verzinnen en vermoeden.

    Gent huivert, treurt en toont zijn afkeuring. De Gentenaars laten zich van hun beste zijde zien. Zowel de gegoede burger als de werkman, zowel links als rechts laten zien dat zij met zoveel geweld in hun eigen stad niet gediend zijn....en vergeten na enkele weken de ellende die twee families is aangedaan.

     

    In de hierna volgende bladzijden hebben wij getracht de gemoedsgesteltenis onder de bevolking te peilen en een tijdsbeeld op te hangen van de periode waarin de gebeurtenissen zich afspeelden.

    Wij hopen er in geslaagd te zijn de lezer te boeien en hem terug te plaatsen in de gevoelswereld van het begin der 20°eeuw.

     

    Roger De Caluwé

     

     

    (*) Hebt ge het al gehoord ? De politiecommissaris van de vierde wijk is neergeschoten ! En een politieagent eveneens ! Door een anarchist !

    Ontstaan en verspreiding van het anarchisme.

    Teneinde een juist beeld op te hangen van de evenementen die de bevolking bezig hielden rond de eeuwwisseling is het nodig om even een zijsprong te wagen die ons naar onze zuiderburen brengt. In 1870 verklaarde de Franse regering de oorlog aan Pruisen. Nooit is een oorlog begonnen om dwazere redenen dan deze. De aanleiding was het feit dat Spanje aan de katholieke prins Leopold von Hohenzollern-Sigmaringen de troon had aangeboden. Frankrijk wilde dit niet en eiste van de Pruisische koning dat hij dergelijke troonopvolging zou beletten. Zelfs toen de Pruisische Prins zelf weigerde verklaarde Frankrijk toch de oorlog aan Pruisen.

    Het Duitse leger bleek evenwel op alle gebied superieur aan de Fransen.  De ene nederlaag volgde op de andere en de ene helft van het Franse leger werd in Metz ingesloten. De Franse generaal Mac Mahon wilde de rest van zijn leger terugtrekken teneinde Parijs te verdedigen doch op 2 september 1870 werden zijn troepen nabij Sedan op hun beurt ingesloten. Het staatshoofd Napoleon III, op dat ogenblik als opperbevelhebber bij zijn troepen in Sedan, capituleerde. Frankrijk had geen leger meer. Napoleon III werd gevangengezet in Kassel. Na zijn vrijlating ging hij in ballingschap naar Groot Brittanië, eens de Franse aartsvijand.

    In maart 1871 werd door de burgers van Parijs een radicale gemeenteraad gekozen die zich niets aantrok van de legitieme regering die zich teruggetrokken had in Versailles. Deze nieuwe gemeenteraad, de “Parijse Commune” revolteerde tegen de Nationale regering. Toen gebeurde het ongelooflijke. De Franse regering gooide het op een akkoordje met Bismark en alle Franse krijgsgevangenen werden vrijgelaten zodat onder het bevel van Generaal Clement-Thomas  een nieuw leger kon gevormd worden dat tegen de opstandige “Comunards” ten strijde trok. Einde april 1871 volgden de eerste aanvallen op de comunards. Langzaam maar zeker werden zij teruggedrongen naar het noordoostenvandestad.
    De Franse soldateske liet een spoor van bloed en vernieling achter.Vooral de  ruiterij was gewelddadig tegenover de opstandelingen. Op 28 mei leverden een paar honderd arbeiders en Parijse gardisten nog slag op het kerkhof Père Lachaise. De overmacht was echter te groot en de opstandelingen moesten het onderspit delven. 147 Van hen werden ter plaatse gefusilleerd zonder vorm van proces. Dit betekende het einde van de Comune van Parijs.

    Al bij al waren een paar tienduizenden Comunards om het leven gekomen tussen 18 maart en 28 mei 1871. Zij die de barricades hadden overleefd en niet gevangen werden genomen door de “Versaillers” zwermden uit over Europa. Overal werden zij door de arbeiders als helden ontvangen en verzorgd. Van hun kant deden zij hun soortgenoten inzien dat het in handen nemen van de leiding mogelijk was, mits degelijke organisatie. 
    De laatste
    decennia van de 19°eeuw en het begin van de 20° waren gekenmerkt door de opkomst van het socialisme. Overal ter wereld streden verdrukte en uitgebuite arbeiders voor een menselijker bestaan. Vooral in Europa en de Verenigde staten boekten vernieuwende en vooruitstrevende ideologen langzaam maar zeker tereinwinst.

    Binnen deze progressieve middens groeide  evenwel ook de anarchistische gedachte en  ontstonden de anarcho-socialisten. Hun utopisch ideeëngoed verwierp elke vorm van dwang of overheersing. Zij stonden de totale vrijheid voor. Hun uiteindelijk doel was de volledige afschaffing van alle politieke, sociale, economische  of religieuze instellingen. Hieronder verstonden zij de overheid, de geestelijkheid, het patronaat en het bankwezen.

    Op zich vormden zij geen echte partij en verenigden zich niet in vaste groepen. Zij gingen uit van het principe dat de mens goed is en in staat om op een valabele manier samen te leven zonder enige vorm van gezag. Hoe edel dergelijke theorie ook kan zijn, zij berust op louter fantasie. De latere ontwikkelingen zouden het bewijs leveren dat zij slechts tot moord en doodslag leid.

     De eerste aanhangers van de anarchistische doctrine kwamen soms in kleine groepjes samen om van gedachte te wisselen. Het waren voornamelijk ongevaarlijke theoretici. Over bepaalde aspecten van de ideale samenleving hadden zij niet eens eenvormige ideeën.

    De anarchistische beweging, voor zover daarvan al sprake kon zijn, kwam hoofdzakelijk tot leven door de theorieën van die ontevreden intellectuelen die zich bedienden van sterk opruiende gesproken en geschreven taal.

    Zolang hun activiteiten zich evenwel beperkten tot getheoretiseer en gefilosofeer over de samenleving en haar gebreken en het zoeken naar nieuwe vormen van gemeenschap, was er geen vuiltje aan de lucht. In die beginperiode waren de anarchisten zelfs gewaardeerde leden van de socialistische Internationale. In die houding zou weldra verandering komen.

     De grote theoreticus van het anarchisme, Bakoenin, bleef het geweld als middel om het uiteindelijke doel te bereiken verdedigen. Marx, hoewel in de grond een tegenstander van geweld en van de theorieën van  Bakoenin, kon voor het oog van zijn soortgenoten niet nalaten de commune te verdedigen.

    Omwille van  zijn oproepen tot geweld kwam Bakoenin in conflict met de Socialistische Internationale en werd geweerd op het congres van Den Haag van 1872. Aanvankelijk leek het erop dat het anarcho-terrorisme hiermee gebannen was. Vanaf 1876 evenwel, nadat Bakoenin zich teruggetrokken had en kort daarna stierf, drong het hersenschimmige, avontuurlijke virus opnieuw het anarchisme binnen. Potentiële misdadigers en op hol geslagen idealisten vonden in de geweldstheorieën die werden voorgesteld als de “Propaganda door de daad” een ruggesteun om hun terreurdaden te vergoelijken. Het gevolg was een definitieve breuk tussen de socialistische beweging en de anarchisten.

     Een der voornaamste propagandisten van het geweld was Prins Peter KROPOTKIN. Hij was een afstammeling van de vorsten van Smolensk. Uit sympathie voor de onderdrukten had hij stand en rijkdom opgegeven. Op het einde van de 19°eeuw vestigde hij zich in Engeland en riep de jeugd op tot permanente opstand in woord, geschrift en daad. Op 25 december 1880 schreef hij in de krant “Le Revolté”:

    “De permanente revolutie door het woord, het schrift, de dolk, het geweer of dynamiet, alles is goed genoeg voor ons die buiten de wet staan”
     

    Voor diegenen die niets liever wilden dan de terreur was de afstand  tussen deze propagandaleuzen en de individuele misdadigheid zeer klein geworden.

    Met uitzondering voor de Russische anarchisten, die voornamelijk onder de studenten en de lagere adel te vinden waren, vond de opruiende taal een gretig klankbord bij de in armoede levende minder ontwikkelde basis van de maatschappij.

    Een eerste voorbeeld van de stand van zaken werd gegeven door de Italiaanse anarchisten CAFIERO en MALATESTA. Op 5 april 1877 verschenen onder hun leiding een dertigtal gewapende activisten in de bergen van de provincie Bénévent, waar zij de gemeentelijke archieven van een klein dorp verbrandden en de inhoud van de gemeentekas onder de bevolking verdeelden. Zij deden aldus een poging om een plattelands- en kinderlijk mini-libertair communisme te realiseren. Hun inspanningen liepen echter spaak.

    Opgejaagd en halfdood van de kou lieten zij zich uiteindelijk zonder verzet gevangen nemen. Hun actie hield een ernstige waarschuwing in die evenwel overal door de overheid werd weggewuifd.

    Dergelijk georganiseerd terrorisme kreeg enkel vaste voet aan de grond in Spanje, Italië en  Rusland. Elders in Europa was er van bendevorming weinig of geen sprake en waren het vooral individuele terroristische aanslagen die de gesprekken beheersten, en navolging kregen. Deze waren zo mogelijk nog afschrikwekkender dan daden van oproerige bendes. In amper zeven jaar werden niet minder dan drie staatshoofden door anarcho-terroristen omgebracht. In Engeland alleen al werden in diezelfde periode drie aanslagen op koningin Victoria door de Special Branch van Scotland Yard verijdeld.
    Het grote publiek vereenzelvigde rond de eeuwwisseling de anarcho-terroristen met gevluchte Russische staatsburgers. Ook in ons land, zoals in de meeste west-Europese landen verbleven een groot aantal van deze politieke vluchtelingen. In 1881 was de Tsaar Alexander II bij een bomaanslag om het leven gekomen. De Tsaristische politie ontplooide een nooit geziene repressie waarvan de rest van Europa wel scheen geschrokken te zijn. Ook de anarchisten kregen de schrik stevig te pakken. Velen vluchtten naar het buitenland en vroegen politiek asiel in  de meer gematigde landen. De eerstvolgende jaren bleef het rustig in Rusland. De bom bleef evenwel het geliefkoosde wapen en toen het terrorisme er opnieuw opflakkerde werden de opeenvolgende aanslagen allen door middel van bommen gepleegd.




     

     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (5 Stemmen)
    16-02-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    Archief per week
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek
  • Welkom, en veel plezier met je nieuwe blog
  • een fijne dinsdagavond

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    paardjesuitpelt
    www.bloggen.be/paardje

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs