De op- en neergaande golven van geweld troffen ook Gent, bakermat van de progressieve arbeidersbewegingen. Nadat de eerste Socialistische Internationale ter ziele was gegaan poogde men in 1877 in Gent nieuw leven in te blazen aan de Internationale solidariteit onder de socialistische arbeidersgemeenschap. Er werd een congres ingericht. Hierop verscheen ook KROPOTKIN en LIEBKNECHT. De eerste als promotor voor het anarchistisch model, de tweede als propagandist voor de tuchtvolle strekking binnen het socialisme. KROPOTKIN, die alhier onder de valse naam LAVACHOFF verbleef, werd op dat ogenblik als persona non grata gezien in ons land. ANSEELE, de Gentse leider, was openlijk gekant tegen de theorieën van het anarchisme, en het zou ons geen zier verwonderen dat hij het was, of althans een van zijn aanhangers, die de mislopen prins aan de politie verried. Hoe het ook zij, KROPOTKIN-LAVACHOFF verdween als sneeuw voor de zon op het ogenblik dat de politie al te actief naar hem begon te zoeken. Hij werd nooit meer te Gent teruggezien.
De definitieve breuk tussen het anarchisme en de socialistische beweging betekende echter geenszins dat vanaf dat ogenblik een scherp afgetekende grens bestond tussen de arbeidersbeweging en het extremisme.
Intussen was de Vlaamse Socialistische Arbeiders Partij (VSAP) in Gent opgericht. Terwijl in het zuiden van het land er een duidelijke onverholen vermenging was tussen de anarchisten en de socialisten, werden de eerstgenoemden in Gent met alle middelen uit de nieuwe partij geweerd. Althans op papier en in sommige speeches was dat het geval. Toch konden de welmenende leiders van de arbeidersbeweging niet vermijden dat aan de basis van de partij tal van anarchistische adepten met moeite hun steun aan de anarchisten van de daadkonden verbergen. De politie kreeg dan ook als opdracht om de vergaderingen die door de nieuwe partij belegd werden nauwgezet in de gaten te houden. De stadspolitie bracht regelmatig verslag uit aan de diensten van de vreemdelingenpolitie binnen de schoot van dewelke een eerste vorm van dienst staatsveiligheid was opgericht.
Er waren trouwens nog andere tekenen waaruit bleek dat het anarchisme in Gent wel degelijk voet aan de grond had. Toen in oktober 1877 de koning Leopold II alhier op bezoek was sprong de schoenmaker VAN THIENEN plots voor de koninklijke koets onder het roepen van A bas le Roi ! Vive la république !. Van Thienen stond bij de Gentse politie bekend als aanhanger van het anarchisme.
Het waren vooral de Nederlanders die onder invloed van Domela NIEUWENHUIS alhier de anarchistische kaders kwamen versterken. Deze vonden dikwijls onderdak bij de opposanten van ANSEELE binnen de partij. Deze groep aanzag Domela zowat als hun biechtvader. Alles wat binnen het embryo van de latere Belgische Werkliedenpartij naar hun idee verkeerd ging werd aan de Nederlandse voorman zijn neus gehangen en in veel gevallen werd hem om raad gevraagd. Aldus vond in 1884 de Nederlandse anarchist J.A.SLUITER onderdak bij Frans VAN POTTELSBERGHE, een openlijke opposant van ANSEELE. Datzelfde jaar treed LOOTENS toe tot de intussen opgerichte Belgische Werkliedenpartij. Hij is een persoonlijke vriend van Domela Nieuwenhuis met wie hij een regelmatige correspondentie onderhoud. Zo schreef hij in een van zijn brieven dat hij de burgerij desnoods Door vergif en dynamiet wilde bestrijden. Ondanks zijn afkeer van het geweld ging ANSEELE evenwel ook niet vrijuit wat betreft opstandige taal. In datzelfde 1884 komt hij in de gevangenis terecht omdat hij op een meeting had opgeroepen tot Militair verzet. Wanneer hij later vrijkomt biedt LOOTENS hem een revolver als geschenk aan. ANSEELE weigert het geschenk formeel.
Later werd LOOTENS uit de partij gezet en gaf hij het anarchistisch tijdschrift De Opstand uit. Hij opende een herberg op de Brusselse Steenweg en richtte er een schuttersclub op. De leden oefenen er zich inhet schieten met het Flobert-karabijn. Meestal zijn het jonge anarchisten die in de herberg ook hun bijeenkomsten beleggen. In deze periode doet zich een incident voor tussen LOOTENS die De Opstand colporteert en een groep socialistische Voorwachters. LOOTENS voelt zich in het nauw gedreven, trekt zijn revolver en vuurt. Hij treft een van zijn belagers in het been. Er volgt een proces waarop hij evenwel vrijgesproken wordt van opzettelijke slagen en verwondingen en enkel voor verboden wapendracht veroordeeld wordt. In 1889 verdween LOOTENS van de Gentse bodem en week uit naar Argentinië.
Maar Achiel LOOTENS was zeker geen alleenstaand geval. Ook Millio STAUTEMAS en TEMMERMAN de leeuw van den dok waren gekend als aanhangers van Domela NIEUWENHUIS. Op een gegeven ogenblik waren beide wapenbroeders in een gevecht gewikkeld met niet minder dan zeven nachtwakers. Zij werden veroordeeld voor slagen en verwondingen
en verboden wapendracht.
In 1888 vond de Nederlandse jood COHEN, notoir anarchist, in Gent onderdak bij de extreem linkse socialist BEERBOCK. Hij was op de vlucht omdat hij in Nederland gezocht werd voor majesteitsschennis. Hij werd hier evenwel herkend door de politie en vluchtte naar Frankrijk. In 1893 werd hij aldaar aangehouden als luitenant van de gevreesde anarcho-terrorist VAILLANT.
Een andere Nederlander die in Gent het anarchisme propageerde was Jean AmnestieDE WOLF. Hij was chemicus van opleiding en in eigen land verdacht van aanzetting tot terreur. Hij kwam naar Gent en opende er in 1894 het café Amnestie op de Vrijdagmarkt. Dit café werd het trefpunt van de anarchistische vrije groep rond De fakkel. In hetzelfde jaar 1894 verdween hij evenwel voorgoed uit Gent.
Verder was er ook een zekere PENNING, die als Nederlands onderdaan onderdook in Gent en VANDERVEER die er het tijdschrift van Domela NIEUWENHUIS Recht voor allen verspreidde.
In de winter van 1891-1892 vertoonden zich symptomen waaruit bleek dat sommige uit de hand lopende manifestaties méér te betekenen hadden dan gewoon arbeidersprotest. De wapens die in handen van de anarchisten gevonden werden hadden wel degelijk een bedoeling. Voor het eerst ontaard een betoging in een vuurgevecht.
Onder de titel Les Troubles de Gand vinden wij in Le Petit Parisien van Kerstmis 1892 een relaas over een uit de hand gelopen betoging welkete Gent plaatshad.:
Zware onlusten zijn uitgebroken te Gent inBelgië. Een grote bijeenkomst, georganiseerd door de socialisten, had plaats in de zaalMontparnasse. Verschillende socialistische leiders namen het woord om de ellendige toestand van de werklieden aan de kaak te stellen. Daarnaast riepen zij ook op tot kalmte onder de aanwezigen. Na de leiders kwamen ook enkele werklozen zelf aan het woord. Zij spraken de zeer talrijk opgekomen aanwezigen toe. Een van hen riep op tot een betoging op de openbare weg, ondanks het verbod van de gemeentelijke overheid om optochten te vormen. De meerderheid van de aanwezigen deelde evenwel zijn mening. Na het beëindigen van de vergadering werden twee petroleumtoortsen aangestoken die een bord verlichtten waarop te lezen stond:
DE WERKLOZEN EISEN WERK EN ALGEMEEN STEMRECHT
Hierop zette de optocht zich in beweging. Pas begonnen werd de stoet tegengehouden door de politie. Een politieofficier bad de betogers om zich te verspreiden.
Hij werd evenwel onthaald op revolverschoten. Hierop beval de commissaris zijn manschappen om de sabel te trekken. Opnieuw werd er geschoten. De politie beantwoordde dit met een tegenaanval . Er ontstond algemeen tumult. De kogels floten intussen van alle kanten. Veel manifestanten werden gekwetst en onmiddellijk door hun medestanders meegenomen. Het aantal gekwetsten, ook langs de kant van de politie, liep op tot een dertigtal. Ook de politiecommissaris kreeg een kogel in de dij, zijn verwondingen waren echter slechts van lichte aard. Eenander politieman werd met een bijl geraakt in de hals, met een diepe wonde tot gevolg. Een collega van hem liep een messteek op in de nek en een derde kreeg een hamerslag op het hoofd die met zoveel kracht werd gegeven dat zijn helm erdoor barstte.
Daar de socialisten hun gekwetsten meenamen kan men het juiste aantal niet weten, evenmin als de aard hunner kwetsuren. Ook de burgemeester van Gent en de hoofdpolitiecommissaris kwamen onmiddellijk ter plaatse. De meeste gekwetsten werden overgebracht naar de lokalen van de katholieke werkmanskring waar zij de eerste zorgen ontvingen. Anderen werden binnengebracht in private woningen. Er werd een groot aantal aanhoudingen verricht.
Het is overduidelijk dat hier van provocatie sprake was.
Onze eigen linkse pers probeerde tevergeefs de schuld van de onlusten in de schoenen van de politie te schuiven. Vooruit blokletterde twee dagen na de feiten:
BRUTALE AANVAL DER POLITIE
DE GEBEURTENISSEN VAN MAANDAG.
Brutaliteit der politie.
Een feit staat vast, het is de politie die de werklieden weer heeft aangevallen.
Het is een onwaarheid dat er opeischingen gedaan zijn; noch door den commissaris DUQUENNE, noch door M.SPRINGAEL is zulks gedaan. Wij geven die heeren de formeelste logenstraffing, tenware zij de somatieën binnen s monds had gepreveld. De ergsten aanval had plaats tusschen den Poel en de brug der Hoogstraat.
Nadat de policie de vlag en den transparant der werkloozen had willen afnemen werd een schot gelost, wij weten niet door wie. Dit was het signaal van een algemeenen aanval der policie die bevel kreeg te schieten. Vele manifestanten die nog altijd goed genoeg zijn om te denken dat de werklieden vrij zijn op straat, vluchtten. Anderen, min naief, hielden stand en verdedigden met hetgeen zij hadden. Eenige revolverschoten werden gelost.
Het was op dien ogenblik dat een groep werklieden, vechtend als leeuwen, ingesloten werd tusschen den Poel en de brug op het einde van de Hoogstraat.
Volgens den STRIJD is daar een werkman gevallen, getroffen door een kogel in het hoofd. Veele anderen werden gekwetst. De policie handelde als een bende wildemannen. Harerzijds zijn er ook gekwetsten.
Nadat de policie de vlag en den transparant der werkloozen had willen afnemen werd een schot gelost, wij weten niet door wie. Dit was het signaal van een algemeenen aanval der policie die bevel kreeg te schieten. Vele manifestanten die nog altijd goed genoeg zijn om te denken dat de werklieden vrij zijn op straat, vluchtten. Anderen, min naief, hielden stand en verdedigden met hetgeen zij hadden. Eenige revolverschoten werden gelost.
Het was op dien ogenblik dat een groep werklieden, vechtend als leeuwen, ingesloten werd tusschen den Poel en de brug op het einde van de Hoogstraat.
Volgens den STRIJD is daar een werkman gevallen, getroffen door een kogel in het hoofd. Veele anderen werden gekwetst. De policie handelde als een bende wildemannen. Harerzijds zijn er ook gekwetsten.
DE GEKWETSTE POLICIE.
De heer adjunct-commissaris COPPINE heeft een kogel in het been. De geneesheeren hebben nog den kogel niet kunnen uithalen; zijn toestand is erg. De gekwetste agenten zijn :
Karel DENEEF, gewond aan den hals.
BOVINE, dolksteek in den rug.
MOENS, gewond bij middel van een dokwerkershaak.
De agent SCHIETEKATTE, gekwetst aan het been, werd verzorgd in het huis van eenen bijzondere.
De agent NAUDTS, een kogel in het been.
LES TROUBLES DE GAND
Echauffouré entre la Police et les Socialistes
Bewust artikel vermelde op verre na niet alle gekwetste politiemannen. Een van hen was de onfortuinlijke adjunct-politiecommissaris Florent DE SMET, die zoals wij verder zullen zien, het slachtoffer werd van de aanslag in de Lange Violettestraat. In de ongeregeldheden werd hij de borstkas ingedrukt met kwetsuren tot gevolg die hem zijn leven lang last zouden berokkenen. Het daaropvolgend jaar was hij één van diegenen die een medaille voor moed en zelfopoffering werden opgespeld na deze gebeurtenissen.
De aard der verwondingen van de politiemannen maakt onmiddellijk duidelijk dat sommige betogers zwaar bewapend gingen deelnemen aan zogenaamd vreedzame vergaderingen. Dat een dokwerker of handarbeider zijn gereedschap meeneemt naar een vergadering van werklozen kan verwondering wekken,maar is nog ergens te begrijpen. Dat een werkloze fabrieksarbeider het geld bijeenbracht om zich eenvuurwapen aan te schaffen is dat al veel minder. Als hij dat vuurwapen ook nog als eerste gebruikte bij een treffen met de politie staaft dat slechts ons vermoeden dat de anarcho-terroristen wel degelijk aanwezig waren op deze betogingen en geen enkele gelegenheid lieten voorbijgaan om de strijd met het gezag aan te binden.
Trouwens de politieverslagen en de krantenartikels bevestigen dat vermoeden. Reeds in1892 stelde de krant Het Vaderland aan de kaak dat er door sommige leden van de socialistische vakverenigingen revolvers te koop werden aangeboden. Volgens Het Volk had de leider der dokwerkers 25 revolvers aangekocht in Luik.
Bernard LICHTHERTE, een jonge Gentenaar werd bij het verlaten van een herberg op de vrijdagmarkt door de politie tegengehouden en gefouilleerd. Op hem werden een revolver en vijftig patronen gevonden. Op het proces dat volgt op de staking in de Wiedauwe wordt ene Antoine SERRAES veroordeeld wegens verboden wapendracht.
In 1894, op de begrafenis van een socialistisch militant ontstond er een incident tussen de verspreider van een anarchistisch tijdschrift en de socialistische begrafenisgangers. De krantenman trekt een revolver en verwond een van de aanwezigen.
Jan SAMIJN, een extreem links georiënteerde leider van de textielarbeiders en werknemer in La Lys, wordt na een staking door de directeur ontslagen. Hierop trekt SAMIJN een revolver. De directeur is evenwel sneller en trekt eveneens een vuurwapen waarmede hij SAMIJN in het been schiet. SAMIJN wordt veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf, waarvan hij er twee effectief uitzit.
In 1900 gaan in de maand juni de dokwerkers in staking. Er hebben zware incidenten plaats tussen de politie en de dokwerkers wanneer van elders manschappen worden aangeworven om de schepen te lossen. De politie dient versterkt te worden door de toen nog bestaande gewapende brandweer. Er heeft een schietpartij plaats waarbij één dokwerker, Jan DE COCK, het leven laat. Veertig dokwerkers verschijnen later voor de rechtbank. Sommigen lopen straffen op die tot 2 jaar gevangenis gaan.
ANSEELE ageert sterk tegen deze Mouchards zoals hij ze noemt.
In 1904 is het duidelijk dat hogervernoemde Jan SAMIJN na zijn vrijlating zowat de leiding neemt van de anarchistisch gezinde extreme linkerzijde van de socialistische beweging. Er heeft een meeting plaats in de zaal Valentino. De aanwezigen, veel jongsocialisten, betuigen er openlijk hun steun aan het anarchisme en anarcho-terrorisme. SAMIJN geeft het tijdschrift Ter Waarheid uit, waarin het gedisciplineerd socialisme van ANSEELE sterk wordt aangevallen.
In 1905 wordt de Nederlandse jood Israël SAMSON in Gent met open armen ontvangen. Hij is een gevierd anarchistisch spreker en SAMIJN en zijn aanhang hangen aan zijn lippen.
Wanneer wij al deze vaststellingen op een rijtje zetten, dan kunnen wij niet anders dan besluiten dat het anarchisme wel degelijk aanwezig en levend was in Gent rond de eeuwwisseling. Zij die de mond vol hadden van het anarchisme waren daarom niet noodzakelijk allemaal terroristen. Wel is zeker dat er geen afgetekende scheidingslijn bestond tussen de socialistische beweging en het anarchisme. Aan de basis van de jonge Belgische Werkliedenparij bestond een brede schemerzone waar ontevreden partijleden en anarchisten zich vermengden. Het is dan ook zeer te betwijfelen of het wel klopt dat de wapens die men in 1906 ontdekte in de winkel van de metselaarscoöperatie inderdaad bestemd waren voor de Russische revolutionairen zoals de twee vakbondsleiders die werden aangehouden, DHOEDT en BONTINCK beweerden.
Boven de apotheek Van Houtte-Boulaert in de Lange Violettestraat n°6 stond op de eerste verdieping een kamer te huur. De huurprijs bedroeg 25 fr. Op 7 februari bood zich een kandidaat huurder aan. De man leek 22 a 25 jaar oud en verklaarde Alexander SUCHAROFF te noemen en student burgerlijk ingenieur te zijn aan de Gentse universiteit. Hij was Russisch vluchteling en geboren in 1883.
Reeds na een paar dagen kwamen sommige van zijn gedragingen niet helemaal normaal over. Zo ging hij praktisch nooit de straat op, ook niet op de uren dat er normaal les gegeven werd aan de universiteit.
De dag van zijn aankomst reeds had hij de meid van apotheker Van Houtte gevraagd om hem alle kranten te bezorgen die in Brussel werden uitgegeven. Zijn woonplaats moest ook al spoedig bekend geweest zijn aan zijn vrienden. Hij ontving frequent bezoek, meestal van twee dezelfde personen. Een van deze was klaarblijkelijk een Belg, de andere een Rus. Beiden spraken degelijk Frans. Op 11 februari, en op aandringen van Mr.Van Houtte, begaf de nieuwe huurder zich uiteindelijk naar het politiebureau om er zich te laten inschrijven. Hij legde er een papier voor dat in het Russisch was opgesteld en verklaarde van St.-Petersburg te komen om hier te Gent verder te studeren.
Ook hier, en dat was het enige wat de van dienst zijnde politieman uit het papier kon opmaken, zegde hij Alexander SUCHAROFF te noemen.En dan kwam de cruciale dag van 15 februari 1909. Over de aanleiding tot de aanhouding laten wij apotheker Van Houtte zelf aan het woord. Hij verklaarde aan een journalist van HET VOLK naderhand het volgende:
....Maar, zondagmorgen nu kreeg ik als naar gewoonte een Fransch blad der hoofdstad, waarop ik geaboneerd ben, in handen. Gedachtenloos vouwde ik het open. Wat is dat nu? vroeg ik me af. Op de eerste bladzijde had ik het portret bemerkt van onze huuraar!. Ik keek nader toe en bemerkte dat er aan het hoofd van het artikeltje, waartusschen de portretten, vlak voor het aangezicht en zijwaarts, stond:
DE BOM VAN SINT JOOST-TEN-NOODE
Toen ik aan het lezen ging kwam ik meer en meer tot de overtuiging dat mijn inwoner de bedoelde persoon was. Ik sprak er met mijn schoonbroer, den heer Boulaert over, en wij besloten de policie te verwittigen. Mijn schoonbroer begaf zich naar het bureel der Koepoortkaai waar hij aan den heer policiecommissaris zijn vermoeden mededeelde. De officier antwoordede aanstonds het noodige te zullen doen.......
Vanaf dat ogenblik volgden de gebeurtenissen zich zeer snel op. De ongetwijfeld soberste en meest waarheidsgetrouwe weergave van de feiten vinden wij in het verslag dat door de adjunct-politiecommissaris naderhand werd opgesteld ten behoeve van de hoofdcommissaris.
VERSLAG
Overgemaakt aan de Heer Hoofdcommissaris op 16 februari 1909 om 7 uur s morgens.
Gisterenavond, 15 dezer kwam de heer VictorBOULAERT verklaren aan Mijnheer de politiecommissaris DE SMET dat de student die sinds een achttal dagen bij hem woont zeer sterk gelijkt op het individu waarvan een portret en signalement verscheen in de krant La Dernière Heure.
Mijnheer de politiecommissaris DE SMET, vergezeld van de agenten PRIEM, TYTGAT en GYSSELS, allen in burger gekleed hebben zich naar de woning van de heer BOULAERT begeven, Lange Violettestraat n°8. Het verdachte individu betrok er een kleine kamer op de eerste verdieping.
Toen zij de kamer binnengingen, plaatsten Mijnheer de Commissaris De Smet en de agenten zich rond de verdachte die aan het schrijven was.
Mijnheer had hem zijn naam en hoedanigheid gevraagd. Hij verklaarde zich te noemen: Peter SUCHAROFF, geboren te Zarshoeselo op 16 januari 1888, student burgerlijk ingenieur, en komende van St.-Petersburg. Gedurende die tijd was het individu blijven zitten, de rechterhand in de binnenzak van zijn vest. Mijnheer vroeg hem vervolgens wat de cijfers te betekenen hadden die hij neergeschreven had. Dat zijn al de uitgaven die ik gemaakt heb om per spoor te reizen antwoordde hij.
Toen Mijnheer de commissaris DE SMET hem gevraagd had om mede te komen naar het politiebureau, sprong het individu recht en trok een revolver Browning van zwaar kaliber uit de binnenzak van zijn jas en begon schoten af te vuren. Mijnheer de commissaris De Smet en de agent Gyssels sprongen op hem. In het tumult werd een petroleumlamp die op de tafel stond omgegooid en doofde uit. Iedereen bevond zich dus in het duister, terwijl het individu steeds verder schoten loste. Een petroleumkachel die diende om de kamer te verwarmen, een nachttafel en andere voorwerpen werden omgegooid. Ruiten vlogen stuk, terwijl de agenten om licht schreeuwden.
Op een gegeven moment liet de agent Gyssels de verdachte los en zegde:Mijnheer ik ga sterven, ik ben getroffen en zakte op een paar passen in elkaar. Terwijl Mijnheer de commissaris De Smet en agent Tytgat zich inspanden om de verdachte in bedwang te houden, slaagde de bijzondere agent Priem erin hem zijn wapen te ontrukken terwijl hij een laatste schot loste. Op dat ogenblik zegde Mijnheer de commissaris De Smet:Ik ben getroffen in mijnen buik. Bijzonder agent Priem drong daarop een aangrenzende kamer binnen en vond er een lamp die hij onmiddellijk aanstak. Toen hij hiermede in de eerstgenoemde kamer kwam was het individu nog steeds aan het vechten. Samen met de agent Tytgat slaagde hij er tenslotte in hem de handboeien aan te doen en de kamer uit te slepen. Toen zij met de dader aan de trap kwamen maakte de man een formidabele sprong, vermoedelijk met de bedoeling hen beiden mede te slepen, maar zij lieten hem los. Hij viel met het hoofd naar beneden van de trap. De agenten liepen naar beneden, doch de man sprong recht en nam de vlucht. Door een verbindingsdeur die uitgaf in de gang kwam hij terecht in het aanpalende huis. De agenten Priem en Tytgat liepen de straat op en gingen langs de voordeur de vluchtende tegemoet. Daar werd hij evenwel reeds door Mr.Boulaert in bedwang gehouden. Hij werd vervolgens onder goede geleide naar het politiebureau overgebracht.
Het individu in kwestie is de genaamde SEILIGER Vladimir, van Russische nationaliteit, geboren te Tiraspol op 10 februari 1885, student,gewoond hebbende te Brussel, Kleine Museumstraat 6, beschuldigd van afpersing met geweld en bedreigingen en bendevorming. Er is een aanhoudingsbevel ten zijnen laste uitgevaardigd. Zijn seining, uitgaande van den heer onderzoeksrechter TORSIN te Brussel is ons gisterenavond toegekomen.
Seiliger is onder aanhoudingsmandaat geplaatst in de gevangenis te Gent.
Politiecommissaris DE SMET en agent GYSSELS ontvingen de onmiddellijke zorgen van de dokters Champon en De Schrijver. Zij werden vervolgens overgebracht naar het burgerlijk hospitaal. Agent Tytgat heeft zware schoppen op de benen gekregen en een kopstoot op de borst. Hij klaagt van lichte pijnen in de getroffen streken. De bezittingen van de bijzondere agent Priem zijn bevuild met petroleum, zijn mantel vertoont een gat en is verbrand.
De adjunct-politiecommissaris
(get.DUQUESNE)
Toen men de dader na de feiten buiten bracht waren al enkele omwonenden en voorbijgangers toegestroomd. De adjuncten PIRON en DUQUESNE die intussen ook reeds ter plaatse waren hadden de handen vol om te beletten dat de Rus gelyncht werd. De agenten Priem en Tytgat kregen onmiddellijk de nodige hulp om de dader naar het politiebureau over te brengen. Jan LAUREYS, een handelsreiziger uit de Veldstraat te Gentbrugge, Jozef TAVERNIER, eveneens handelsreiziger uit de Toekomststraat te Gent en twee soldaten uit de nabijgelegen artilleriekazerne, Guillaume WILDERYCKX en Jan VAN THIELEN boden de nodige mankracht om het gevaarlijke individu over te brengen naar de Koepoortkaai. Bij een eerste summier verhoor verklaarde Seiliger dat hij alleen had geschoten om verwarring te stichten en absoluut niemand had geviseerd. Vanuit het politiebureau werd hij overgebracht naar de gevangenis van de Nieuwe Wandeling en er opgesloten in cel 167.
Lange Violettestraat n°6,nadat de apotheek reeds verhuisd was. Foto rond 1950.
Politiecommissaris Florent DE SMET was geboren Oostakker op 26 januari 1860. Vader was Jacobus en moeder Marie Thérèse VAN ACKER. Hij was het negende kind uit een landbouwersfamilie. Hij ontpopte zich als een schrander en ernstig student en behaalde zonder problemen het diploma in de humaniora.
Na vier jaar legerdienst, die hij beëindigde als Sergeant-Foerier, nam hij op 14 maart 1887 dienst bij de Gentse politie. Een jaar later werd hij brigadier benoemd en in 1889 adjunct-politiecommissaris. In deze hoedanigheid oefende hij gedurende vele jaren de functie van secretaris van de hoofdcommissaris uit. Intussen was hij in het huwelijk getreden met Virginie HUYBRECHTS, een piano- en zanglerares.
Zij kregen vier kinderen, Leopold (geb.1894), Maria (geb.1896), René (geb.1897) en Gilberta (geb.1899). De gelukkige jaren waren voor Florent voorbij toen zijn echtgenote in 1900 overleed en hij alleen instond voor deopvoeding van zijn kinderen.
Zijn carrière had evenwel niet te lijden onder zijn ongeluk en op 30 augustus 1900 werd hij benoemd tot politiecommissaris op de 4°wijk. Zoals destijds gebruikelijk nam hij zijn intrek op het wijkbureau dat gelegen was op de Koepoortkaai n°9. Voordien woonde hij op de Elyzeese Velden n°65.
Als adjunct-politiecommissaris was Florent in 1892 reeds een eerste maal het slachtoffer geweest van de rellen die Gent teisterden. Bij een treffen dat wij reeds vroeger beschreven werd hij de borstkas ingedrukt. Dit had voor gevolg dat hij zijn verder leven last had van kortademigheid.
Tengevolge van de opgelopen verwondingen bij de aanhouding van Seiliger overleed Florent DE SMET op 16 februari om 4.00 uur s morgens. De lijkschouwing wees uit dat hij door twee kogels in de buik getroffen was. Een ervan had op verschillende plaatsen de ingewanden doorboord. Een derde kogel was afgeschampt op het uurwerk dat Florent in de zak van zijn ondervest droeg. De kogel werd in de zak teruggevonden, samen met het vernielde uurwerk.
Florent DE SMET was een politiecommissaris die door de bevolking zeer werd geapprecieerd. Het verdere verloop van de gebeurtenissen zou dit ten volle bevestigen. Hij was zeer sociaal ingesteld en was zowel voor zijn ondergeschikten als voor zijn oversten een voorbeeld.
Joseph GYSSELS, politieagent 1°klas was geboren te Nevele op 28 maart 1871. Vader was Charles, moeder Marie BLOMME. Na het lager onderwijs was hij tot zijn 23 jaar tuinman geweest, met uitzondering van zijn legerdienst. Op 10.12.1894 trad hij in dienst bij de Gentse politie. Hij huwde Rosalie DE KOCK, een weduwe die 12 jaar ouder was dan hijzelf enkele maanden voor hij bij de politie kwam. De weduwe had een dochter uit haar eerste huwelijk. Ook in dit gezin was niet alles rozengeur en maneschijn geweest. De dochter, Zulma CREME, was een paar weken voor de feiten een been geamputeerd.
Naast deze ongelukkige had Joseph zelf drie kinderen, namelijk Martha (15 jaar), Raymond (13 jaar) en Berthe (6 jaar). Ook GYSSELS stond bekend als een zeer dienstvaardig en door de bevolking graag gezien politieman.
Hij overleed de dag van de aanhouding zelf. De dokters hadden nog getracht hem te redden. Vijf kogels hadden hem getroffen. Men slaagde er nog in om drie ervan te verwijderen. Twee kogels waren evenwel langs de rug binnengedrongen en hadden ernstige schade toegebracht aan de long en de lever.
Beide slachtoffers betekenden een waar verlies voor de Gentse bevolking en haar politiekorps. Wij zegden reed hoe Commissaris DE SMET geroemd werd om zijn onbesproken gedrag en de voorkomende en geduldige manier waarop hij de bevolking van zijn wijk benaderde. Wat Gyssels betreft, zijn kwaliteiten blijken overduidelijk uit een verslag dat DE SMET zelf schreef een paar dagen voor de feiten en waarbij hij GYSSELS voordroeg voor de bevordering tot brigadier.:
De agent GYSSELS zou een zeer goed brigadier zijn. Hij spreekt uitstekend Frans. Er is hem absoluut niets te verwijten op het vlak van gematigdheid. De diensten die hij reeds geleverd heeft bevelen hem op alle gebied aan an de welwillendheid van zijn chefs. Hij is een dienaar, waardig om voor bevordering in aanmerking te komen. Hij is rechtuit, heeft een zeer goede houding, en getuigt van veel moed en koelbloedigheid. Hij heeft een vriendelijk karakter en in zijn betrekkingen met het publiek valt hij op door zijn steeds gelijkmoedig humeur waardoor hij graag gezien wordt door iedereen.
Hij treed nooit onbezonnen op en de chef die hem om het even welke opdracht toevertrouwd kan er steeds op rekenen dat hij er zich met de grootste intelligentie zal van kwijten.
Hij is onderdanig en nooit onaangenaam. Hij houdt zich enkel bezig met zijn plichten die hij met smaak en toewijding volbrengt.
GYSSELS mag overal de hand aan slaan, mag met schrijfwerk belast worden en heeft steeds een actieve dienst vervuld met tact, zodanig dat zijn verslagen nooit het voorwerp van betwisting zijn geweest.
Een beter geschreven portret kunnen wij ons nauwelijks indenken. In zijn lijkrede nam de Hoofdcommissaris de tekst van dit verslag integraal over.
Wanneer wij de levensbeschrijvingen van de slachtoffers lezen dan hoeft het ons niet te verwonderen dat de trieste feiten een diepe indruk nalieten op de bevolking. Niet enkel de inwoners van de vierde wijk namen deel in de rouw, doch gans Gent voelde zich betrokken. De media van die tijd, kranten, prentkaartenuitgevers en liedjeszangers verspreidden in zeer korte tijd afbeeldingen en berichten over het ganse land. Niet minder dan vijf verschillende prentkaarten zijn ons bekend. De meest waren slechts van middelmatige kwaliteit, wat te verklaren is door de haast waarmede zij gemaakt werden. De Gentse uitgever DE GRAEVE en de Brusselaar WUFF misten zich zelfs van datum. Naast deze uitgevers van prentkaarten speelden ook de liedjeszangers hun rol van nieuws-verspreiders.
Tijdens de begrafenisplechtigheid en in de daaropvolgende dagen werden deze kaarten en liedjesbladen langs de doorgang van de stoet ,aan de kerken en van huis tot huis aan de man gebracht. Menig Gentenaar en begrafenisganger wilden een dergelijk souvenir van de gebeurtenis aanschaffen en de verkopers deden gouden zaken.
Op de volgende bladzijde geven wij de tekst van twee ons bekende liedjesbladen die langs het parcours van de begrafenisstoet en de daaropvolgende Zondag aan de kerkuitgangen, verkocht werden. Op poëtisch gebied hebben deze teksten weinig of niets te bieden. Zij zijn evenwel de spiegels van wat in de mensen van toen omging bij dergelijke gelegenheden.
Uitgave DERAEMAEKER, Brussel.
Uitgave WUFF, Rue Haute 180te Brussel.
Ook zij geven verkeerdelijk de datum der feiten op 16 februari.
Als inzet het portret van de dader.
Uitgave fotograaf PAUWELS
Brusselsesteenweg Gent.
Uitgave DE GRAEVE,Gent.
Uitgave Beckers,Brussel.
Naast de uitgevers van prentkaarten waren er ook nog de marktzangers die als nieuwsmedium hun duit in het zakje deden. Geen hoogdravende poësie maar verhalend zoals het volk van die tijd het graag zag en meezong. Wij vonden er slechts twee,maar er zijn er ongetwijfeld meer geweest.
1
ANARCHISTISCHE AANSLAG TE GENT
op de Heeren Desmedt en Gijsels.
1
De smart doet thans elks harte treuren
Zulk moordtoneel ziet men niet vaak
t Geen hier in stee komt te gebeuren
Roept vol verachting en om wraak
Een monsterschurk, een moordenaar
Ontneemt daar aan een heldenpaar
Het leven zoet, smoort thans in t bloed
Het vaderhart zoo braaf en goed.
Refrein:
Vaartwel, helden braaf
Die moedig zoo Uw leven gaf
Die daad vol roem, zweeft als een bloem
Tot sieraad eeuwig op Uw graf
Weent niet weezen teer
Uw vader stierf voor plicht en eer.
2
Vergeten U, snikken de weezen
O vader zoet dat nooit, o neen
Uw moedig hart zoo hoog geprezen
Is veel te vroeg nu van ons heen
O vader zoet, zoo braaf en goed
Wist ghoe ons hart, bad in de smart
Uw dood zoo laf, treft ons te straf
Wist ghoe ons traan besproeit Uw graf.
3
Vaartwel, O helden onverschrokken
Die stierf thans voor Uw heilige plicht
En ons vol moed thans heeft onttrokken
Aan t vreemde ras dat onheil sticht
Doch in ons hart blijft steeds bewaart
Uw naam zoo groot, ja tot ter dood
Want tot Uw loon, zoo prachtig schoon
Prijkt op Uw graf ons lauwere kroon.
BRUNODU PARQUE.
2 Het Nieuwe Lied
Over de verschrikkelijke dubbele moord
in de Violettestraat te GENT.
Refrein:
Een zucht hoort men ten alle kanten
Een klacht voor darme weesjes teer
Een vloek voor U gij laffe kwanten
Twee brave vaders die gij hebt vermoord nu weer.
1
Hoe wreed en droef is toch het leven
Als men zo alles wel bedenkt
Wat voelt eenieder t harte beven
Een daad die groot en klein hier krenkt
Hoe gruwlijk t geen men ziet gebeuren
Een monster daar nu ongehoord
Die ieder mensch doet bitter treuren
Twee brave vaders wreed vermoord.
2
Een monster zoo moet men hem noemen
Die hier zulk wee en onheil baart
Die op zulke daden hem durft roemen
Die t wreede moordtuig heeft vergaard
Hoe meenge mensch stond hij naar t leven
Die door zulk moordtuig moest ter dood
t Gedacht alleen doet ieder beven
O,lafaard, dat roept om wraak bij God.
3
Men ging den barbaar hier aanhouden
Die zulke daden heeft verricht
t Was nu dat t drama hem ontvouwde
Twee vaders vielen voor hun plicht
Het moordend lood kwam hun doorkerven
Verminkt met eene wreedheid groot
In smart en pijn moesten zij sterven
Elk mensch heeft deernis met hun lot.
4
Eenieder voelt het harte rillen
Wanneer de lijkstoet nu kwam aan
Door een ellendeling zijn grillen
Elk mensch die stort een stille traan
Een kreet vol wraak uit t volk gerezen
Hoort men bij t zien van al die smart
Elks oog rust op die arme wezen Die stromplen met gebroken hart.
Maar ook veel minder volkse en onschuldige uitingen van medeleven circuleerden in het ganse land. De roep tot daadwerkelijke terechtstelling van misdadigers was een tijdlang niet uit de lucht.
Door middel van pamfletten en andere tekstdragers, hoofdzakelijk sommige kranten, lieten de voorstanders van de terechtstelling geen gelegenheid onbenut om hun mening te uiten. Zo circuleerde een niet mis te verstane ,in het Frans gestelde, tekst op een visitekaartje voorzien van een zwarte rouwband. Wij vertalen:
TE VEEL SLACHTOFFERS !
TE VEEL MISDADEN !
De guillotine is een absolute noodzaak; het is de onmisbare machine om een straf te vereffenen,
die staat tussen het volk en het gerecht.
De Koning kan door zijn gratierecht het gestorte bloed niet herstellen.
De steller van de tekst maakte blijkbaar allusie op het feit dat de daders van misdrijven die begaan werden om politieke redenen soms door de Koning gratie verkregen.
Een ander pamflet heeft het uitzicht en formaat van een normaal overlijdensbericht en is evenmin een verkeerd te verstaan pleidooi voor de effectieve toepassing van de doodstraf. Op de omslag ervan werd door middel van een speelgoed-stempeldoos nog volgende tekst toegevoegd:
LE PEUPLE RECLAME NON LA LOI DU TALION MAIS LA PEINE CAPITALE
COMME FREIN ARRÊT.
Le nombre des crimes augmente par la faute du gouvernement.
(Het volk eist de wet der vergelding niet, doch de zwaarste straf als rem-vonnis. Het aantal misdaden stijgt door de fout van de regering.)
De gebeurtenissen brachten ook met zich mee dat de publieke opinie zich keerde tegen alles wat Russisch was. De meeste Russische onderdanen die te Gent verbleven waren studenten en mensen die op een eerlijke manier hun dagelijks brood trachtten te verdienen.Toch dierven de meesten onder hen zich in de eerstvolgende dagen na de moord zich slechts schoorvoetend op straat begeven. Het gebeurde niet zelden dat, als zij eenmaal als vreemdeling waren herkend, op straat werden uitgejouwd of bedreigd.
In dat verband meldde de krant DE NIEUWE GAZETvan 20 februari:
DE RUSSEN TE GENT - VIJANDIGE BETOGINGEN.
...De Russische studenten durven zich te Gent niet meer op de straat wagen om naar de Hogeschool te gaan. Woensdag waren zij het voorwerp eener vijandige betooging vanwege de menigte....
In die tijd verbleven Russen in alle grote steden van het land. In LUIK waren het er ruim 400, In Brussel ongeveer 300, in Gent 100 en elders in Oost-Vlaanderen een 20-tal. De meesten waren studenten, voor de rest meestal kleermakers en typografen. Geruchten deden de ronde , maar werden nooit officieel bevestigd, dat er onder die Russen ook provocateurs zouden geweest zijn, leden van de Tsaristische politie. Zij zouden tot taak hebben gehad om de Russische onderdanen in ons land in het oog te houden, en de socialistische vluchtelingen onder hen in een slecht daglicht te plaatsen. Een tijdlang probeerden linkse kranten en anarchistische groeperingen zelfs om Seiliger als een dergelijke provocateur voor te stellen.
In La Liberté van 20 februari verscheen de tekst van een manifest dat uitging van de vertegenwoordigers der Russische partijen in België. Het luidde:
Wij, vertegenwoordigers der socialistische groeperingen van Rusland te Brussel, de zaak van de afpersing die op 3 februari te Brussel plaats had en de feiten die daarop volgden onderzocht hebbende, herinneren iedereen aan de verklaring gedaan door de afgevaardigden der Russische partijen op het Socialistisch congres van Stuttgard van 16 tot 24 augustus 1907. De politie van de Tsaar stelt zich niet tevreden met de bloedige vervolging van elke liberale beweging binnen de grenzen van Rusland. Zij probeert thans opnieuw de Russische revolutionairen elke mogelijkheid tot emigratie te ontnemen. Het asielrecht, dat de van land tot land vervolgde emigranten toch een zekere gerustheid verschafte en dat van zoo groot belang is voor de revolutionaire middens moet hen ook nog ontnomen worden.
Men zoekt een aanleiding om aan de regeringen van Zwitserland, Frankrijk en andere landen waar in zekere mate een liberale gedachte heerst, toe te laten om de emigranten in massa over de grens te jagen en in de armen van de Russische justitie. Er zijn zekere aanwijzingen die ons toelaten te bevestigen dat provocateurs aan het werk zijn om in landen waar het asielrecht heerst, geweld en in het bijzonder zogenaamde afpersingen te plegen met het uitsluitend doel de revolutionairen in discrediet te brengen. Het is daarom dat de ondergetekenden, vertegenwoordigers van de organisaties, verklaren dat elke daad van geweld,en in het bijzonder deze van de zogenaamde afpersers, een verraad van de revolutie uitmaakt,een lafhartigheid tegenover de emigratie, omdat het de regeringen en hun polities toelaat het asielrecht te beperken of teniet te doen.
Elk individu dat deelneemt aan dergelijke daden is een provocateur of een instrument van de provocatie. Het is de plicht van ieder revolutionair om de intriges van het Tsarisme te beletten, het asielrecht te verdedigen tegen alle aanslagen, de provocateurs en hun pogingen energiek te bevechten.In naam van de vertegenwoordigers en onderschreven door alle afgevaardigden van de Russische organisaties die vertegenwoordigd zijn op het congres, zoals de sociaal-democratische Werkliedenpartij van Rusland, De Socialistische Revolutionaire Partij, De Socialistische Partij van Polen, De Revolutionaire Socialistische Fractie van Polen, De Sociaal-Democratische Partij van Polen en Lithauwen.
Wij wezen reeds bij de aanvang van dit boek op het feit dat de anarchisten, trouw aan hun doelstellingen, niet geneigd waren om het gezag van een vereniging als zodanig te erkennen. Wel bestonden er een aantal organisaties die overkoepelend trachtten op te treden. Meestal was het evenwel zo dat kleine groepjes individuen tijdelijk samenwerkten doch even prompt opnieuw ontbonden werden na een of andere doelstelling te hebben bereikt. Dit was zeker het geval voor de terroristische elementen onder hen.
De anarchisten voelden na de gebeurtenissen te Brussel en Gent duidelijk aan dat zij te ver waren gegaan en dat zij de sympathie van de arbeiders snel aan het verliezen waren.
In La Chronique van 20 februari 1909 verscheen onder de titel Une Protestation een uitgebreid artikel waarin het zogenaamd Internationaal Anarchistisch Bureau zich van de gebeurtenissen distantieerde:
Door tussenkomst van de burger H.FUSS vraagt het Internationaal Anarchistisch Bureau van Londen ons volgende protestbrief te willen publiceren:
De Persdienst van de Anarchistische Internationale houdt eraan volgende feiten onder de ogen te brengen van de kameraden:
Een niet ondertekende brief, afkomstig van een Internationale anarchistische groepering, werd door de secretaris van het persbureau ontvangen. Daarin verklaarden de stellers van het schrijven te willen aansluiten bij de Anarchistische Internationale. Zij voegden daarbij een mandaat van 25 fr. voor ons Bulletin en een manifest betreffende de bom van Brussel en de afpersing van drieduizend frank. Het manifest legt tot in de puntjes het gebruik van dat bedrag uit en duidt ook aan dat de som van 25 fr.van dat geld afkomstig is. Dit lijkt sterk op een bekentenis.
Het bureau weigert uitdrukkelijk zich te verbinden, op welke manier dan ook, aan de twijfelachtige daden van een groepering die hem volkomen onbekend is. Om die redenen heeft het het mandaat van 25 fr.ook onmiddellijk teruggestuurd aan het opgegeven adres van de afzenders, dat mogelijk ook twijfelachtig is.
Met andere woorden, ook openlijk erkende anarchisten distantieerden zich van de gebeurtenissen die zich in België hadden afgespeeld. Daarnaast moeten wij ons niet te veel voorstellen van die Anarchistische Internationale. Hun voornaamste prestatie bestond erin dat zij door middel van geschriften een aantal nutteloze pogingen hebben ondernomen om de anarchisten onder een koepel te verenigen. Tot het vormen van een echte anarchistische beweging is het nooit gekomen omdat een gestructureerde vereniging op zich volledig tegenstrijdig is met de anarchistische gedachte.
De kranten van de linkerzijde deden eveneens hun uiterste best om elk verband tussen de gebeurtenissen en enige politieke overtuiging te ontkennen. Zij begrepen maar al te goed dat, ondanks het schisma tussen de socialistische partij en de anarchisten, de eerstgenoemde niet gediend was met om het even welke vorm van toegevendheid tegenover de dader.
Reeds op 16 februari probeerde VOORUIT te ontkennen dat de aftroggelarij te Brussel iets met het anarchisme te maken had:
Daar deze aftroggelaars Russen waren, hadden de socialistenvreters van de zoogezegden bomaanslag eene politieke zaak willen maken. Bovengemelde inlichtingen duiden klaar aan dat men hier met eene bende bandieten te doen had.
In latere kranten spreken zij evenwel zelf van Den anarchist SEILIGER
Eveneens op 16 februari had het FONDSENBLAD een artikel geplaatste waarin zij de regering verweet te laks te zijn bij het toelaten in ons land van politieke vluchtelingen, en veel te weinig aandacht te hebben voor de politieke geaardheid van de Russische studenten die in België verbleven.
s Anderdaags klonk het in Vooruit:
DE GEVOLGTREKKINGEN VAN HET FONDSENBLAD OVER DEZE MISDAAD.
Het Fondsenblad vindt in deezen aanslag eene gelegenheid om op alle vreemdelingen te donderen die aan onze hoogeschool komen studeren.
Het blad schrijft:
Veele Russen komen hier in België bij de hoogescholen studeeren. Waarom studeeren zij niet in hun land ? Studeeren zij van hun eigen middelen ? Er zijn er, zegt men, die geld, noodig voor hun bestaan, krijgen van zekere komiteiten. Welke komiteiten zijn dat ? Men zou dienen te weeten of het geene anarchistische of nihilistische komiteiten zijn.
Kerels die hier komen om wetenschap op te doen voor misdadige doeleinden kunnen wij hier best missen !
Dat is nu een een redenering!
Omdat hier nu eens een bandiet aangetroffen wordt die een Rus is, moeten alle Russen het ontgelden !
Als ergens een broerke eene zonde bedrijft, wil dat dan zeggen dat alle broeders van liefde van hetzelfde allooi zijn, Fondsenbald ? Waarom wil men nu malgré, bongré de gemeene bandietenstreek tegen de vreemdelingen aanwenden ?
Dit is af te keuren en het past allerminst aan christelijke menschen zoo lichtzinnig over onze gastvrijheid te praten. Het Fondsenblad is verder zeer zonderling. Destijds werden de socialisten zowat verantwoordelijk gesteld voor alles wat gebeurde. Nu schrijft het blad het volgende :
Maandagavond ontmoetten wij twee persoonen welke het feestlokaal Vooruit in de Bagattenstraat verlieten en den aanslag bespraken.
-Men moest zulke kerels den kop aftrekken zegde de eene.
-Ja, met twee paarden te gelijk beaamde de andere. Die menschen vonden geen woorden krachtig genoeg om hunne verontwaardiging licht te geven.
Wat van deeze historie waar is weten wij niet. Maar wat wij weten is dat Vooruit altijd het moorden ten strengste heeft afgekeurd, zoals wij afkeuren dat eene moord door eene wettelijke moord gepaard gaat. In elk geval is het goed om te akteren dat ditmaal de socialisten niet verantwoordelijk zijn...
De repliek in het Fondsenblad bleef niet lang uit en s anderdaags schreven zij:
DE ANARCHISTEN-AANSLAG VAN GENT
VOORUIT is niet kontent omdat wij gevraagd hebben dat men inlichtingen zou nemen tegen de vreemdelingen, en zoo men wil, vooral tegen de Russen die zoogezegd bij onze hoogescholen komen studeeren.
Omdat er een Rus aangetroffen wordet die een bandiet is, zijn niet alle Russen bandieten, zegt VOORUIT.
Voorzeker niet !
En degenen, die geene bandieten zijn, maar eerlijke lieden, zullen er niet tegenop zien te bewijzen wie en wat ze zijn, van waar ze komen, enz....
Integendeel, ze zouden voorzeker met genoegen de gelegenheid te baat nemen te kunnen aantonen dat zij niets te vreezen hebben van de policie, en dat niemand iets te vreezen heeft van HEN.
Na de verschrikkelijke gebeurtenissen van Maandag 15 februari te Gent zal de bevolking, niet enkel van Gent maar van het gehele land, mistrouwen koesteren tegen de Russendie hier onbekend aankomen.
De onderdanen van den Czaar, die zich in België willen vestigen voor meer of min langeren tijd, hebben er groot belang bij dat van hen nauwkeurige inlichtingen geëischt worden.
Wij, Belgen, hebben toch wel het recht moordenaars en anarchisten uit ons midden te houden.
Gevaarlijke kerels, die Belg zijn, worden, nadat zij hunne straf uitgedaan hebben, onder bewaking van de policie gesteld en hun wordt eene verblijfplaats aangewezen opdat de policie ze gemakkelijk zou kunnen bewaken. En men zou geene maatregelen mogen nemen tegenover vreemdelingen, die, men weet niet waarom, hun land verlaten ?
Neen, dat is niet ernstig !
Zeker is het dat, had men Seiliger uit het land gehouden, de heer Commissaris DE SMET en de agent GYSSELS nog in volle gezondheid zouden zijn.
Dat zal VOORUIT toch zeker niet betwisten ?
In VOORUIT van 20 februari 1909 spuide een ander journalist zijn mening onder vorm van een dialoog tussen twee studenten:
....Voor ons is er een student. Deze is heftig in discussie tegen een vriend. Hij is van oordeel dat overal een onderzoek zou moeten gedaan worden naar de identiteit van Russische studenten aan de hogeschool.
-Waarom die menschen plagen ? vraagt zijn vriend.
-Dezen die zich niets te verwijten hebben zullen daar niet tegenop zien.
-Dus gij denkt dat Sokoloff een anarchist is ?zegde de ander.
-Zeker antwoordde hij met overtuiging Wie denkt gij dat Sokoloff is ?
De tweede student, een Antwerpenaar, antwoordde:
-Sokoloff is een misdadiger en mischien wel een man die afgezonden werd om de Russische vluchtelingen aan den Tsaar over te leveren.
-Wat moet daartoe gedaan worden ?
-Ehwel, met een paar aanslagen te plegen zou de policie de gelegenheid hebben elkeen aan te houden en uit te leveren. Na de aanslag is het volk opgewonden en men kan dan de vluchtelingen uitleveren zonder protest.
-Dat zijn blote veronderstellingen Wedervoer de eerste.
-Neen zegde de tweede, ziehier de feiten: te Elsene was een aanslag beraamd. De policie wist zulks. Men sprak overal de naam van Sokoloff uit en van zijn bijzonderste medeplichtigen. En het is slechts 8 dagen nadien dat men denkt tegen Sokoloff handelend op te treden, op het ogenblik dat men meende dat hij in Parijs was. De openbare opinie was wakker geschud door de pers en zoals LE PETIT BLEU en LAUTORITE bekenden, kon niemand meer de aanhouding beletten, en nochtans moest een burger, de apotheker, zich met de zaak bemoeien. En de medeplichtigen van Sokoloff, die verduiken zich evenmin als hijzelf. En terwijl men onschuldigen aanhoudt laat men de gekenden loopen.
Het wordt hier een gedrang, wij kunnen de studenten niet meer afluisteren....
Het zogezegde gesprek tussen de twee studenten is klaar en duidelijk een poging tot manipulatie van de openbare mening. De linkse pers deed inderdaad zijn uiterste best om de gebeurtenissen te verklaren, op het randje af zelfs te vergoelijken.
Op 21 februari 1909 trachtte VOORUIT, aanvoelend dat de stelling van de provocatie door geheime agenten van de Tsaar geen steek meer hield, opnieuw de verdediging op zich te nemen van de anarcho-terroristen. De steller van het artikel heeft wel gelijk wanneer hij de houding van bourgeoisie en overheid tegenover het opkomend socialisme en de verzuchtingen van de arbeiders aan de kaak stelt.
De slachtoffers, hun nabestaanden en de Gentse bevolking waren evenwel weinig gediend door hun pleidooi.:
TARTUFFE IS NIET DOOD
Het drama te Gent, waartoe de aanhouding van een jonge Rus aanleiding gaf, heeft weer de aandacht gevestigd op het Russisch terrorisme.
Onder terrorisme verstaan wij de tactiek van geweld die in Rusland wordt aangevoerd om het alleenheersend Tsarisme te doen vallen.
Telkens dat door de een of andere reden het terrorisme aan de dagorde komt, zijn wij getuigen van een opmerkenswaardig schouwspel.De brave bourgeois rillen en beven, duiken hun hoofd in de hand en alom barst in die voorbeeldige wereld een concert los van verontwaardiging, vermaledijding en vervloeking tegen de wrede, onbarmhartige terroristen, die niet meer eerbied hebben voor t vel van een minister dan een slachter voor dat van een varken.
Met al het nodige respect moeten wij zeggen aan al die lamenterende jeremiassen dat zij een fameuze groep met schijnheiligaards vormen.
Een eerste bewijs hiervoor is dat zij het socialisme aansprakelijk maken voor de taktiek der Russische revolutionairen.
En het is hen onverschillig of het socialisten zijn wier taktiek ook in daden revolutionair is, ofwel anderen, die volgens de omstandigheden waarin zij geplaatst zijn, vredelievende middelen aanwenden om tot hunnen vrijmaking te komen, zoals cooperatie, ziekenbeurzen, vakbonden, onderwijs door voordrachten, bladen brochuren en bibliotheken. Daarin maken onze kapitalistische tegen strevers geen onderscheid. In hunne kritiek van het terrorisme willen zij het socialisme treffen, dat is de waarheid.
Oh, wij steken het onder geen stoelen of banken, wij weigeren de revolutie en het geweld te verloochenen. Wij hebben duizenden keren gezegd, en het kost ons niets om het eens temeer te herhalen, dat wij den weg van de vrede verkiezen als men hem openlaat. Maar wij aanvaarden de revolutionaire oplossing als men andere uitwegen afsnijdt. Wij willen vrij en welstellend worden, onzen arbeid gerespecteerd zien in de wereld en dat mag kosten wat het wil, maar het zal zijn. Die verklaring is eerlijk.
Dit was duidelijk de taal van Anseele. Door de reactie van de rechtse pers voelde hij en de linkse pers zich in de verdediging gedrongen. In zijn pleidooien liet de schrijver het voorkomen alsof de moord in de Lange Violettestraat een Russische aangelegenheid was. En het gaat verder:
Alles wel ingezien, wat hebben de bourgeois ons, wat hebben zij de terroristen te verwijten ? De wereldhistorie in het algemeen, deze onzer burgerij in het biezonder,is slechts een aaneenschakeling van revolutieën en opstanden. De bourgeoisie in hare kinderschoenen of anders gezegd de gilden der middeleeuwen waren voor alles revolutionaire lichamen. En het is strijdend en vechtend, door bloed en slijk, dat de bourgeoisie in 1789 machtig genoeg werd om het alleenheersende koningdom neer te vellen. In die Franse revolutie vielen de hoofden van een koning en eene koningin, van edelen en priesters, onder de revolutionaire bijl van de grootvaders van onze zachtzinnige en schijnheilige burgers van heden.
Men denke niet dat de serie daarmede gesloten was !
De Duitse bourgeois hebben revolutie gespeeld in 1848, de Belgen in 1830, en de Fransen, om in de traditie te blijven deden telkens mede om hop-sa-sa te spelen met de koningen en keizers die in hunnen smaak niet vielen.Mazinni was een Italiaanschen burgerlijken revolutionair die koningen onttroonde, republieken stichtte en als Napoleon III in 1853 aan den bom van den adelijken Orsini ontsnapte, ook al was het geheel zeker zijn schuld niet.
Het onderwerp waarover wij schrijven is te uitgebreid om behandeld te worden in een dagbladartikel zooals het waard is behandeld te worden. Maar die enkele greep in het revolutionair mandeken der bourgoisie is voldoende om onze vrienden te overtuigen dat die orde- en vredeprekers de schijnheiligste kerels zijn die onder de zon loopen.
En de Russische terroristen zijn kleine jongens vergeleken bij hunne burgerlijke voorgangers in het overige van Europa.
Hoeveel waarheid er ook schuilde in de woorden van de schrijver van het artikel, enige uitleg waarom de Russische revolutionairen hun geweld naar andere landen uitvoerden, waar zij het Tsaristische regime in niets konden schaden, bevatten zij niet.
Ook Le Peuple had laten uitschijnen dat de dader van de moorden in Gent ofwel een misdadiger van gemeen recht, ofwel een provocateur van de Russische regering was. De houding van de linkse kranten viel evenwel niet in goede aarde bij de anarchisten zelf.
In Het Fondsenblad van 22-23 februari 1909 lezen wij:
DE ANARCHISTEN TEKENEN VERZET AAN
De PEUPLE schrijft: Vele anarchisten zijn het met ons eens om de gansche zaak tenminste vreemd, zelfs verdacht te vinden.
Ziehier anderen die verzet aantekenen tegen hunne beweringen:
REVOLUTIONAIRE GROEP VAN BRUSSEL en ANARCHISTISCH
VERBOND VAN BRUSSEL :
Na de tragische logenstraffing door de gebeurtenissen te Gent, gaat de PEUPLE voort met zijnen onuitlegbaren veldtocht tegen onze vriend SOKOLOFF-SEILINGER.
Wij menen dat de socialistische pers aan de burgerbladen het droevig voorrecht zou moeten laten den overwonnenen te beleedigen. Ook houden wij eraan te verklaren dat wij AlexanderSOKOLOFF-SEILINGER kennen; wij weten dat hij buiten alle verdenking staat, en wij willen hem thans meer dan ooit, ons rechtzinnige kameraadschap en achting bevestigen.
Wij verzoeken de PEUPLE deze verklaring op te nemen.
De krantenpolemiek hield nog verscheidene dagen aan. Naarmate deze voorbijgingen werd het standpunt als zou de dader een agent van de geheime dienst van de Tsaar geweest zijn volkomen onhoudbaar. Het verdere onderzoek zou trouwens uitwijzen dat hij wel degelijk behoorde tot de Anarchisten van de daad. Meer nog, dat hij een prototype van het zuiverste gehalte was binnen die kringen.
Het geredetwist in de kranten was de weerspiegeling van de gesprekken die in die dagen de Gentenaars bezig hielden. Immers, zowel de kranten van links als deze van rechts praatten hun lezers naar de mond. Kwestie van de verkoop gaande te houden. Terwijl de pennelikkers hun politieke vetes uitvochten treurden de weduwe GYSSELS en haar kroost samen met de kinderen van commissaris DE SMET en vroegen zich af hoe het nu verder moest.