Moord in de Lange Violettestraat te Gent.
Achtergronden en feiten.
Inhoud blog
  • Tot Slot
  • Een golf van solidariteit.
  • De Begrafenis.
  • 't Waren de Russen !
  • De stem van het volk.
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto van mijzelf, 53 jaar geleden.!
    16-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ten geleide./Ontstaan en verspreiding van het anarchisme .

    Het anarchisme en de moord

    in de Lange Violettestraat te Gent.

    (15 februari 1909:)

     Een bijdrage tot de geschiedenis van de gemeentepolitie in het algemeen en van de Gentse politie in het bijzonder.

     

     

    Opgedragen aan de nagedachtenis van

     alle ordehandhavers die het leven lieten

     in dienst van de bevolking.

    Ten geleide.

     

     

    15 februari 1909:

    Een trieste mare vind als een lopend vuurtje zijn weg onder de Gentse bevolking:

     

    “Hedde ‘t al ghuurt ? Den kommesir van ‘t vierde es omverre geschotten ! In nen azent uuke ! Deur nen anarsiest !”(*)

     

    Van mond tot mond, van huis tot huis, van straat tot straat verspreid zich het bericht. De Gentenaars kunnen met moeite geloven dat de gesel van de eeuwwisseling, het anarcho-terrorisme, thans ook in de Arteveldestad heeft toegeslagen. Brussel, ja. Parijs, natuurlijk. Maar Gent ! Dat kan toch niet !

    Het bericht is maar al te waar. ‘s Anderdaags reeds telt het politiekorps twee doden. Politiecommissaris DE SMET en agent GYSSELS van de vierde wijk zijn beiden met enkele uren verschil bezweken aan de verwondingen die zij opliepen bij de aanhouding van de anarchist Seilinger, alias Hartenstein. De Belgische kranten brengen uitgebreid verslag van alles wat zij weten, verzinnen en vermoeden.

    Gent huivert, treurt en toont zijn afkeuring. De Gentenaars laten zich van hun beste zijde zien. Zowel de gegoede burger als de werkman, zowel links als rechts laten zien dat zij met zoveel geweld in hun eigen stad niet gediend zijn....en vergeten na enkele weken de ellende die twee families is aangedaan.

     

    In de hierna volgende bladzijden hebben wij getracht de gemoedsgesteltenis onder de bevolking te peilen en een tijdsbeeld op te hangen van de periode waarin de gebeurtenissen zich afspeelden.

    Wij hopen er in geslaagd te zijn de lezer te boeien en hem terug te plaatsen in de gevoelswereld van het begin der 20°eeuw.

     

    Roger De Caluwé

     

     

    (*) Hebt ge het al gehoord ? De politiecommissaris van de vierde wijk is neergeschoten ! En een politieagent eveneens ! Door een anarchist !

    Ontstaan en verspreiding van het anarchisme.

    Teneinde een juist beeld op te hangen van de evenementen die de bevolking bezig hielden rond de eeuwwisseling is het nodig om even een zijsprong te wagen die ons naar onze zuiderburen brengt. In 1870 verklaarde de Franse regering de oorlog aan Pruisen. Nooit is een oorlog begonnen om dwazere redenen dan deze. De aanleiding was het feit dat Spanje aan de katholieke prins Leopold von Hohenzollern-Sigmaringen de troon had aangeboden. Frankrijk wilde dit niet en eiste van de Pruisische koning dat hij dergelijke troonopvolging zou beletten. Zelfs toen de Pruisische Prins zelf weigerde verklaarde Frankrijk toch de oorlog aan Pruisen.

    Het Duitse leger bleek evenwel op alle gebied superieur aan de Fransen.  De ene nederlaag volgde op de andere en de ene helft van het Franse leger werd in Metz ingesloten. De Franse generaal Mac Mahon wilde de rest van zijn leger terugtrekken teneinde Parijs te verdedigen doch op 2 september 1870 werden zijn troepen nabij Sedan op hun beurt ingesloten. Het staatshoofd Napoleon III, op dat ogenblik als opperbevelhebber bij zijn troepen in Sedan, capituleerde. Frankrijk had geen leger meer. Napoleon III werd gevangengezet in Kassel. Na zijn vrijlating ging hij in ballingschap naar Groot Brittanië, eens de Franse aartsvijand.

    In maart 1871 werd door de burgers van Parijs een radicale gemeenteraad gekozen die zich niets aantrok van de legitieme regering die zich teruggetrokken had in Versailles. Deze nieuwe gemeenteraad, de “Parijse Commune” revolteerde tegen de Nationale regering. Toen gebeurde het ongelooflijke. De Franse regering gooide het op een akkoordje met Bismark en alle Franse krijgsgevangenen werden vrijgelaten zodat onder het bevel van Generaal Clement-Thomas  een nieuw leger kon gevormd worden dat tegen de opstandige “Comunards” ten strijde trok. Einde april 1871 volgden de eerste aanvallen op de comunards. Langzaam maar zeker werden zij teruggedrongen naar het noordoostenvandestad.
    De Franse soldateske liet een spoor van bloed en vernieling achter.Vooral de  ruiterij was gewelddadig tegenover de opstandelingen. Op 28 mei leverden een paar honderd arbeiders en Parijse gardisten nog slag op het kerkhof Père Lachaise. De overmacht was echter te groot en de opstandelingen moesten het onderspit delven. 147 Van hen werden ter plaatse gefusilleerd zonder vorm van proces. Dit betekende het einde van de Comune van Parijs.

    Al bij al waren een paar tienduizenden Comunards om het leven gekomen tussen 18 maart en 28 mei 1871. Zij die de barricades hadden overleefd en niet gevangen werden genomen door de “Versaillers” zwermden uit over Europa. Overal werden zij door de arbeiders als helden ontvangen en verzorgd. Van hun kant deden zij hun soortgenoten inzien dat het in handen nemen van de leiding mogelijk was, mits degelijke organisatie. 
    De laatste
    decennia van de 19°eeuw en het begin van de 20° waren gekenmerkt door de opkomst van het socialisme. Overal ter wereld streden verdrukte en uitgebuite arbeiders voor een menselijker bestaan. Vooral in Europa en de Verenigde staten boekten vernieuwende en vooruitstrevende ideologen langzaam maar zeker tereinwinst.

    Binnen deze progressieve middens groeide  evenwel ook de anarchistische gedachte en  ontstonden de anarcho-socialisten. Hun utopisch ideeëngoed verwierp elke vorm van dwang of overheersing. Zij stonden de totale vrijheid voor. Hun uiteindelijk doel was de volledige afschaffing van alle politieke, sociale, economische  of religieuze instellingen. Hieronder verstonden zij de overheid, de geestelijkheid, het patronaat en het bankwezen.

    Op zich vormden zij geen echte partij en verenigden zich niet in vaste groepen. Zij gingen uit van het principe dat de mens goed is en in staat om op een valabele manier samen te leven zonder enige vorm van gezag. Hoe edel dergelijke theorie ook kan zijn, zij berust op louter fantasie. De latere ontwikkelingen zouden het bewijs leveren dat zij slechts tot moord en doodslag leid.

     De eerste aanhangers van de anarchistische doctrine kwamen soms in kleine groepjes samen om van gedachte te wisselen. Het waren voornamelijk ongevaarlijke theoretici. Over bepaalde aspecten van de ideale samenleving hadden zij niet eens eenvormige ideeën.

    De anarchistische beweging, voor zover daarvan al sprake kon zijn, kwam hoofdzakelijk tot leven door de theorieën van die ontevreden intellectuelen die zich bedienden van sterk opruiende gesproken en geschreven taal.

    Zolang hun activiteiten zich evenwel beperkten tot getheoretiseer en gefilosofeer over de samenleving en haar gebreken en het zoeken naar nieuwe vormen van gemeenschap, was er geen vuiltje aan de lucht. In die beginperiode waren de anarchisten zelfs gewaardeerde leden van de socialistische Internationale. In die houding zou weldra verandering komen.

     De grote theoreticus van het anarchisme, Bakoenin, bleef het geweld als middel om het uiteindelijke doel te bereiken verdedigen. Marx, hoewel in de grond een tegenstander van geweld en van de theorieën van  Bakoenin, kon voor het oog van zijn soortgenoten niet nalaten de commune te verdedigen.

    Omwille van  zijn oproepen tot geweld kwam Bakoenin in conflict met de Socialistische Internationale en werd geweerd op het congres van Den Haag van 1872. Aanvankelijk leek het erop dat het anarcho-terrorisme hiermee gebannen was. Vanaf 1876 evenwel, nadat Bakoenin zich teruggetrokken had en kort daarna stierf, drong het hersenschimmige, avontuurlijke virus opnieuw het anarchisme binnen. Potentiële misdadigers en op hol geslagen idealisten vonden in de geweldstheorieën die werden voorgesteld als de “Propaganda door de daad” een ruggesteun om hun terreurdaden te vergoelijken. Het gevolg was een definitieve breuk tussen de socialistische beweging en de anarchisten.

     Een der voornaamste propagandisten van het geweld was Prins Peter KROPOTKIN. Hij was een afstammeling van de vorsten van Smolensk. Uit sympathie voor de onderdrukten had hij stand en rijkdom opgegeven. Op het einde van de 19°eeuw vestigde hij zich in Engeland en riep de jeugd op tot permanente opstand in woord, geschrift en daad. Op 25 december 1880 schreef hij in de krant “Le Revolté”:

    “De permanente revolutie door het woord, het schrift, de dolk, het geweer of dynamiet, alles is goed genoeg voor ons die buiten de wet staan”
     

    Voor diegenen die niets liever wilden dan de terreur was de afstand  tussen deze propagandaleuzen en de individuele misdadigheid zeer klein geworden.

    Met uitzondering voor de Russische anarchisten, die voornamelijk onder de studenten en de lagere adel te vinden waren, vond de opruiende taal een gretig klankbord bij de in armoede levende minder ontwikkelde basis van de maatschappij.

    Een eerste voorbeeld van de stand van zaken werd gegeven door de Italiaanse anarchisten CAFIERO en MALATESTA. Op 5 april 1877 verschenen onder hun leiding een dertigtal gewapende activisten in de bergen van de provincie Bénévent, waar zij de gemeentelijke archieven van een klein dorp verbrandden en de inhoud van de gemeentekas onder de bevolking verdeelden. Zij deden aldus een poging om een plattelands- en kinderlijk mini-libertair communisme te realiseren. Hun inspanningen liepen echter spaak.

    Opgejaagd en halfdood van de kou lieten zij zich uiteindelijk zonder verzet gevangen nemen. Hun actie hield een ernstige waarschuwing in die evenwel overal door de overheid werd weggewuifd.

    Dergelijk georganiseerd terrorisme kreeg enkel vaste voet aan de grond in Spanje, Italië en  Rusland. Elders in Europa was er van bendevorming weinig of geen sprake en waren het vooral individuele terroristische aanslagen die de gesprekken beheersten, en navolging kregen. Deze waren zo mogelijk nog afschrikwekkender dan daden van oproerige bendes. In amper zeven jaar werden niet minder dan drie staatshoofden door anarcho-terroristen omgebracht. In Engeland alleen al werden in diezelfde periode drie aanslagen op koningin Victoria door de Special Branch van Scotland Yard verijdeld.
    Het grote publiek vereenzelvigde rond de eeuwwisseling de anarcho-terroristen met gevluchte Russische staatsburgers. Ook in ons land, zoals in de meeste west-Europese landen verbleven een groot aantal van deze politieke vluchtelingen. In 1881 was de Tsaar Alexander II bij een bomaanslag om het leven gekomen. De Tsaristische politie ontplooide een nooit geziene repressie waarvan de rest van Europa wel scheen geschrokken te zijn. Ook de anarchisten kregen de schrik stevig te pakken. Velen vluchtten naar het buitenland en vroegen politiek asiel in  de meer gematigde landen. De eerstvolgende jaren bleef het rustig in Rusland. De bom bleef evenwel het geliefkoosde wapen en toen het terrorisme er opnieuw opflakkerde werden de opeenvolgende aanslagen allen door middel van bommen gepleegd.




     

     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (5 Stemmen)
    16-02-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ontstaan en verspreiding van het anarchisme(vervolg)

                                                      

        De derde, en ditmaal fatale aanslag op koning Umberto  van  Italië deed op  29 juli  1900 opnieuw de wereld en de staatshoofden  sidderen.      

    Het moorddadige geweld beperkte zich niet tot Rusland. Wanneer wij de lange rij aflopen mogen wij gerust beweren dat geen enkel staatshoofd noch politiek mandataris, waar ook ter wereld, veilig was voor de niets ontziende belagers van het gezag. Zes jaar na de dodelijke aanslag op de Russische Tsaar ontsnapte de Duitse keizer Wilhelm I tweemaal aan de dood. In datzelfde jaar 1887 werd ook een aanslag gepleegd op de koning van Spanje en een eerste maal op koning Umberto van Italië. In 1891 werd de Spaanse premier Canovas om het leven gebracht door de Italiaanse anarchist Michel ANGIOLLILO. Bij het onderzoek bleek dat deze een tijdlang in Brussel verbleven had. Voor het eerst vinden wij hier een link naar het anarchisme in eigen land. Het enige antwoord dat de overheid, waar ook ter wereld, tegenover het anarcho-terrorisme stelde was een niets ontziende repressie waarvan ook dikwijls de niet gewelddadige anarchisten het slachtoffer waren. Deze handelwijze van de overheid was niet het privilege van de landen waar de wieg van het anarcho-terrorisme stond, zoals Rusland en Spanje. Alleen al de manier waarop sommige vonnissen werden uitgevoerd wekte zoveel afkeer dat dit slechts tot nieuw geweld kon leiden. Maar ook in vooruitstrevende landen en in de Verenigde Staten werden tal van doodvonnissen geveld zonder dat er in feite afdoende bewijs van schuld was geleverd. Maar al te dikwijls werden deze vonnissen ook daadwerkelijk uitgevoerd. Dit overheidsgeweld werd meestal beantwoord met nieuwe terreurdaden. Aldus ontstonden spiralen van moord en doodslag die jaren lang hun nefaste invloed op de samenleving lieten gelden. Onder andere Parijs raakte tussen 1882 en het eerste decenium van de 20°eeuw aldus in een vicieuze cirkel gevangen van bomaanslagen, processen, moorden, veroordelingen en nieuwe vernielingen. Niet steeds kozen de anarcho-terroristen hun slachtoffers met zorg uit onder de hoogwaardigheidsbekleders. Er hadden ook blinde aanslagen plaats zonder dat er klaarblijkelijk welbepaalde personen geviseerd werden. Dit was voor het eerst het geval in 1883 toen een bomaanslag de gelagzaal van het Theatre Belcour in Lyon in puin legde. Aantal en verscheidenheid der slachtoffers nam in de loop der jaren sterk toe. In 1891 kwam een oude kluizenaar aan zijn einde in Chambles. Wij komen verder op deze moord terug. In 1893 kwamen twintig Spaanse schouwburgbezoekers om bij een schijnbaar doelloze aanslag. Een jaar later was het de beurt aan de Franse president Carnot om in volle straat het slachtoffer te worden van een aanslag. De dader was de Italiaan CASERIO.  In datzelfde jaar 1894 ontdekt men in Londen een waar bommenatelier. Vijf anarchisten werden aangehouden. Volgens hun verklaringen zijn de aangetroffen bommen bestemd om in Rusland aanslagen te plegen.
    Vanaf 1895 volgde opnieuw een periode van betrekkelijke rust.
    In 1897 werd een blinde aanslag gepleegd in de Londense Metro. Een daar geplaatste bom maakte één onbekend slachtoffer. De daders van de aanslag werden nooit gevonden.
    Het daaropvolgende jaar werd Keizerin Elisabeth van Oostenrijk-Hongarije vermoord door de Italiaan Luigi LUCHENI. Deze aanslag op de door het volk geliefde “SISI” deed de anarchisten  een deel van hun aanhang en van de verdoken sympathie van het gros der arbeiders in Europa verliezen.   
    Dit belette de anarcho-terroristen niet om hun activiteiten onverminderd verder te zetten. Op 29 juli 1900 greep opnieuw een aanslag plaats op Koning Umberto van Italië. Het was de derde aanslag op deze vorst, ditmaal met dodelijke afloop.


    De aanslag op de Franse president Carnot, uitgebeeld door de onovertroffen tekenaar Beltrand d'Eté van " Le Petit Journal"  

                                                                         
                                               
                                   

                                           


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    16-02-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    17-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ontstaan en verspreiding van het Anarchisme (vervolg)
        

     

     

    Vanaf 1886 beheerste ook in de USA geweld en terreur het dagelijks nieuws. In  augustus van dat jaar werden in Chicago acht anarchisten veroordeeld. Zij hadden een bom geworpen naar een groep politieagenten die op het punt stonden een stakersvergadering uiteen te drijven op Haymarket Square. Zeven politieagenten Lieten hierbij het leven. De daders stonden terecht voor rechter Joseph GRAY. Er  heerste sterke twijfel of degenen die terecht stonden ook werkelijk de daders van de aanslag waren. Zij bekenden nooit, wat helemaal niet in  de lijn lag van de echte anarchisten.  Meestal    waren deze fier over HUN daden en vonden in een openbaar proces een propagandaforum . Zij maakten er een erezaak van om ook tegenover de rechter staande te houden dat hun daden waren ingegeven door de sterke drang om de wereld te verbeteren. Ondanks de twijfel die heerste of de verdachten ook werkelijk de daders van de aanslag waren , wilde rechter GRAY een afschrikkend voorbeeld stellen. Zeven van de acht verdachten werden met de doodstraf bedacht. Vier van hen werden ook daadwerkelijk opgehangen.  Twee zagen hun straf omzetten in levenslange dwangarbeid. Een zevende pleegde zelfmoord door middel van een zelfgemaakte bom. De enige vrijspraak had betrekking op de achtste verdachte .Hij kon onweerlegbaar bewijzen dat hij onmogelijk kon betrokken geweest zijn bij  de aanslag. 
    Slechts een kleine minderheid der anarchisten in de Verenigde Staten was betrokken bij de zware criminaliteit. Toch werden de veroordeelden van  "Haymarket SQUARE " door het gros van de arbeidersklasse als martelaren vereerd. 

    De dood van tien arbeiders bij de onderdrukking van een werkstaking in Homestead, Pensylvania werd in 1892 opnieuw de druppel die de spreekwoordelijke emmer deed overlopen in de USA. De vriend van Emma Goldman , Alexander Berkman pleegde een, overigens mislukte, aanslag op de industrieel  die voor de slachtoffers aansprakelijk werd gesteld door de anarchisten. 
    Het hoogtepunt van de terreur kwam er op 1 september 1901 toen president Mc.Kinley werd vermoord door Leon Czolgosz, een Poolse inwijkeling. 
    De angstpsychose onder de politieke en bezittende klasse is zo groot dat er in die periode duizenden bijzondere verzekeringspolissen werden afgesloten.

    Was het slechte tijd voor Staatslieden en Rijken, dan was het zeker niet beter voor politiemensen en  Magistraten. In  De ogen van de anarchisten stond deze kategorie van burgers immers symbool voor alles wat door hen gehaat en verfoeid werd. Overal waar de anarcho-terroristen actief waren diende de politie als het ware tot buffer tussen de ontevreden onderlagen van de bevolking en de overheden die vanuit hun ivoren toren de rechtmatige eisen van het plebs negeerden. 
    Hiervan maakten degenen die het geweld  propageerden en als enig middel tot het bereiken van doelstellingen  zagen, dankbaar gebruik.
    De Amerikaanse anarchist augustus Spies, die later mede werd veroordeeld voor de aanslag op Haymarket Square, hoofdredacteur van het blad "Die Arbeiter-Zeitung" dat in Chicago in het Duits verscheen, gaf een treffende kijk op de verhouding tussen de anarcho-terroristen en de ordehandhavers toen hij schreef: 

     "Politie en leger, de bloedhonden van het kapitalisme staan steeds klaar voor moord" 

                               

    De moord op president Mc.Kinley

    32090.jpg (400×380)

    De moord op politieagent J.B.MAURS, 
    zoals voorgesteld op de frontpagina van 
    “LE PETIT PARISIEN” van 11 maart 1900.

    Naar een staalgravure van 
    de illustrator Y.MEAULLE.

    32091.jpg (435×500)

    De dood van politieagent BELORGEY 
    in het politiebureau Pantintoen hij de 
    anarchist LE GAGNEUX opbracht omdat deze zijn 
    rekeningin een restaurant weigerde te 
    betalen. De illustrator Lionel ROVER van 
    “Le Petit Journal” bracht de scène op de 
    voorpagina van dit weekblad op 3 maart 1895.



                                        



     


     








     

           
                                                                       

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    17-02-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ontstaan en verspreiding van het Anarchisme (vervolg)

    Maar laat ons terugkeren naar Europa.

    Op 1 mei 1891 werden tijdens een uit de hand gelopen demonstratie in Clichy vijf politieagenten ernstig verwond. Het daaropvolgend jaar wordt een bom ontdekt in de kantoren van de “Société des mines de Carmaux” in Parijs. Een agent bracht het springtuig over naar het politiebureau waar het tot ontploffing komt. Zes agenten kwamen aldus op 8 november om het leven.


    Hoe erg de haat van de paria’s onder de bevolking wel was tegen alles wat het gezag vertegenwoordigde en hoe driest zij soms te keer gingen blijkt uit de vele krantenverslagen uit die tijd. 

    In “Le Petit Journal” van 3 maart 1895 lezen wij hoe een “Gardien de la Paix”, zoals de Parijse politiemannen officieel worden genoemd, om het leven kwam wanneer hij bij het overbrengen van  een individu naar het politiebureau door zijn medestanders werd aangevallen. Aanleiding van het drama was het feit dat de kerel onder het roepen van “Vive l’anarchie” en “C’est au bourgois de me nourir”  weigerde zijn rekening te betalen in een restaurant. Aldus vond de politieagent J.B.MAURS de dood.

    Een ander slachtoffer onder de Franse politiemensen was de politieagent MALLET. 
    Bij een poging tot aanhouding van een bende jonge Russen die verschillende zware criminele feiten hadden gepleegd werd hij zonder pardon neergeschoten. 

    Buiten Frankrijk was de toestand al niet anders. In Spanje liet een politieman het leven bij de aanslag op koning Alphonso en ook in Engeland kreeg de hoofdstedelijke politie haar deel van de ellende.  

    De magistratuur ontsnapte evenmin aan het geweld. In Frankrijk werd in datzelfde jaar 1892 een aanslag gepleegd op het huis van rechter M.Benoïst die de daders van de aanslag in Clichy, waarbij de vijf politieagenten ernstig werden gewond, veroordeelde. 
    Op 27 maart van datzelfde jaar volgde een aanslag op het huis van  de openbare aanklager Bulot.

    Hoe sterk de terreur zich doorzette in het dagelijks leven van de politiemensen en magistraten uit die tijd wordt treffend geïllustreerd door het verhaal dat politiecommissaris DRESCH, de politieofficier die overging tot de aanhouding van  RAVACHOL, deed aan de reporter van “Le Petit Parisien”. Het werd gepubliceerd in het blad van 21 augustus 1892 en luidde als volgt:  

    Zal Mr.Dresch, politiecommissaris, als het zo verder gaat zijn woonplaats in  de Congo moeten vestigen? Het is Mr.Dresch die overging tot de aanhouding van  de verschrikkelijke RAVACHOL in het restaurant Véry. Slechts enkele dagen later kreeg de eigenaar van het gebouw waarin de woning van de commissaris gevestigd was een dreigbrief waarin het “Comité des dynamiteurs” hem liet weten dat, indien hij verder onderdak bleef verlenen aan degene die hun  compagnon had aangehouden, zijn eigendom zou opgeblazen  worden. Hierdoor afgeschrikt heeft de eigenaar de huurovereenkomst opgezegd en verkeert de heer Dresch in  de onmogelijkheid nog een logement te vinden op zijn wijk.

    “Geloof mij, ik overdrijf niet” ! Aldus Mr.Dresch.“Gedurende twee maanden zijn wij allen gaan slapen in een hotel. Mijn echtgenote hier, ikzelf "daar en mijn kinderen nog op een andere plaats. Net een vliegend kamp !En gedurende die tijd "regende het dreigbrieven op mijn bureau. Niet enkel ten overstaan van mijzelf, maar ook voor "de politieprefect, de procureur-generaal en de rechters werden brieven bij mij bezorgd met de "opdracht ze ter bestemming te brengen. En in mijn woonplaats, wat een vrees ! Alle huurders, "behalve de sukkels die omwille van hun gezondheidstoestand hun woning niet konden verlaten, "trokken  eruit met de bedoeling er slechts terug te keren na mijn  vertrek. Ge kunt U wel "voorstellen met welke aandrang de eigenaars mij telkens probeerden weg te krijgen, soms zelfs "mits tussenkomst van een deurwaarder. En dan maar weer op zoek naar een nieuw onderkomen. "Soms lukt dat wel. De eigenaar geeft dan lucht aan  zijn verbazing en  zegt :”Hoezo, mijnheer ""de commissaris, waarom wil men U niets verhuren ?”Maar een paar dagen later, wanneer zij "vernemen met wie zij te doen hebben, wordt mijn voorschot terugbetaald en kan ik opnieuw "beginnen  zoeken."

    Sommigen vragen zich af waarom Mr.Dresch niet in een ander kwartier gaat wonen. Er is daarvoor een niet onbelangrijke reden. Inderdaad, een politiecommissaris heeft recht op een standplaatsvergoeding op voorwaarde dat hij op zijn wijk verblijft. In het tegenovergestelde geval dienen zij volledig op eigen kosten een woning te huren. Men kan moeilijk van  de heer Dresch verlangen dat hij zou afzien van een vergoeding waarop hij het volle recht heeft.....”


    Tot daar het artikel in de Parijse zondagskrant dat ons een kijk geeft op de atmosfeer van angst die ook de politie onderging in alle grote steden waar de anarcho-terroristen actief waren.

    Intussen was het besef gegroeid dat de terreur slechts kon bestreden worden door efficiëntie in de organisatie en vooral in betere onderlinge contacten  tussen de diverse politiekorpsen. Reeds in 1898 had men in Italië een congres georganiseerd waaraan alle Europese politiediensten, samen met de diverse ministeries van binnenlandse zaken konden deelnemen. Een van de directe resultaten van dit congres was het samenstellen van een album met niet minder dan 500 fotos van de door de Franse "Sureté Nationale" gezochte terroristen.Alle politiediensten ter wereld konden op deze documentatie beroep doen.  


     
     
         
    Vooral Parijs leek wel de kern van geweldpleging tegen alles wat het gezag vertegenwoordigde. De “Apaches” schrokken er niet voor terug openlijk de strijd met de politie aan te gaan. Zo overvielen zij in volle dag zelfs het “dievenkarretje” om hun medestanders te bevrijden.



    In februari 1900 viel in Parijs nog maar eens een politieman als slachtoffer van
    de anarcho-terroristen. Op zijn ziekbed werd hij door de politieprefect
    Lepine vereerd met de gouden medaille voor moed en zelfopoffering
    .



    Caserio, de moordenaar van de Franse president Carnot, in zijn
    gevangeniscel. Hij werd er voorzien van een dwangbuis. Dit
    illustreert treffend de angst van de overheid voor de anarcho-terroristen
    .



    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    17-02-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    21-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.RAVACHOL


    De aanhouding van RAVACHOL door commissaris Dresch.



    RAVACHOL, berucht, gevreesd en ten onrechte

    geïdealiseerd. Niet meer dan een vulgaire

    moordenaar.

    Reeds in 1898 had men in Italië een congres georganiseerd waaraan alle Europese politiediensten, samen met de diverse ministeries van binnenlandse zaken konden deelnemen. Een van de directe gevolgen van dit congres was het samenstellen van een album met niet minder dan 500 foto’s van door de Franse “Surété Nationale” gezochte terroristen. Alle politiediensten ter wereld konden beroep doen op deze documentatie.

    Ook in Engeland hadden de activiteiten van de anarchisten verregaande gevolgen voor de politieorganisatie. Binnen het kader van Scotland Yard werd de “Special Branch” opgericht. De bomaanslagen door anarchisten en Ierse vrijheidstrijders waren hiervoor de directe aanleiding. Tussen 1883 en 1885 waren er in  Londen immers niet minder dan 13 dergelijke aanslagen gepleegd.

    In ons  eigen land, dat de gastvrijheid hoog in het vaandel voerde en waar tal van gekende en onbekende politieke extremisten en vernieuwers voor min of meer lange tijd onderdak zochten, was er nog maar weinig sprake van samenwerking tussen de diverse stedelijke politiekorpsen. De gerechtelijke politie bestond nog niet en de rijkswacht was de militaire tucht een stevige domper op elke samenwerking met de gemeentepolitie. De onderzoeken naar staatsondermijnende activiteiten werden dus grotendeels gevoerd aan de basis, bij de gemeentepolitie. De sterk uiteenlopende manieren waarop deze zich wapenden tegen het terrorisme spreekt boekdelen. In die woelige tijden ontstonden de eerste gerechtelijke brigades ter bestrijding van de zware criminaliteit.

    De organisatie en de mogelijkheden van die lokale diensten waren sterk verschillend van stad tot stad. Zo had Luik een gerechtelijke brigade van  24 man sterk. Brussel daarentegen had binnen zijn politiekorps een dergelijke eenheid die slechts uit 3 personeelsleden bestond. Ook Antwerpen had een gerechtelijke dienst. Wat Gent betreft, Hoofdcommissaris VAN WESEMAEL maakte in een uiteenzetting over de organisatie van het politiekorps in  1907 nog geen gewag van een gerechtelijke brigade.

    Alvorens de overheidsinitiatieven hun vruchten afwierpen bij de basis der politiekorpsen zouden nog vele jaren verlopen.

     

    Het is moeilijk een portret op te hangen van degenen die geweld pleegden. Wij zagen reeds hoe de theoretici van de anarchistische beweging zowel te vinden  waren onder de adel als onder de intellectuelen. Ook voor de “Anarchisten van de daad”, zoals zij zichzelf graag noemden, gold een grote verscheidenheid. Soms waren het misleide idealisten of ontspoorde avonturiers. Soms intellectuelen en een andere keer rondzwervende nietsnutten. De ene keer ging het om jonge studenten, een andere keer om mannen van rijpere leeftijd van dewelke men normaal gezien meer wijsheid dan durf zou verwachten. Zeer dikwijls waren het evenwel niets ontziende misdadigers die onder het mom der politieke overtuiging geen ander doel hadden  dan  zichzelf te verrijken. Zij gebruikten de dekmantel “anarchisme” om hun daden ten overstaan van de grote massa der proletariërs te verschonen.

    De beruchte Ravachol die op 30 maart 1892 door commissaris Dresch werd aangehouden was een schoolvoorbeeld van de laatst beschreven groep. Spoedig nadat hij werd opgepakt ondergingen enkele van zijn medestanders hetzelfde lot. Zij behoorden allen tot de klasse der niets ontziende misdadigers.

     

    De echte naam van Ravachol was François KOENINGSTEIN. Hij was geboren in St.-Chamaud (Loire) op 14.10.1859

    Zijn voornaamste kompanen waren :

    Charles SIMON, bijgenaamd “Biscuit”, geb.St.-Jean le Blanc op 11 mei 1873.

    Joseph JAS BEALAT, geb.Firmini 15.4.1865.

    Charles CHAUMARTIN, geb.Vienne (Isère) 21 sept 1868

    Rosalie SOUBERE, bijgenaamd “Mariette”, geb.Saint-Etienne 21 september 1868

    Een  diepgaand onderzoek bracht tal van zware criminele feiten aan het licht. Een eerste moord die Ravachol door een van zijn medeplichtigen in de schoenen werd geschoven was deze op de kluizenaar van Chambles.

       Uit “LE PETIT PARISIEN”, van 20 mei 1892 vertalen wij het volgende:


     
    “Chambles is een gehucht dat bestaat uit enkel schamele hutten in de Gorges du Forez, dichtbij de wijk NOTRE DAME DE GRACE. Hier had de kluizenaar Brunel zijn woonst. Hij leefde zeer teruggetrokken en armoedig. In de loop der jaren had hij evenwel, centje na centje, het niet onaardige bedrag van méér dan 30.000 fr samengespaard. Zijn voornaamste bezigheid was nochtans het bedelen, blootsvoets en gekleed in een oude priestersoutane. Ravachol had vernomen dat de oude heremiet zijn geld aan huis bewaarde en besloot de man te overvallen. Samen met zijn toenmalige Maitresse, zekere vrouw Rullière en nog twee of drie soortgenoten begaf hij zich naar Chambles. Enkele uren later  werd het lijk van Brunel in zijn woning aangetroffen. Na een moeilijk en lang onderzoek konden  de medeplichtigen van Ravachol aangehouden worden. Hijzelf bleef voorlopig onvindbaar. Zijn kompanen verschenen voor het assisenhof en werden tot levenslange dwangarbeid veroordeeld.


                                                               De kluizenaar van Chambles.

                              


                    

    Twee medestanders van de beruchte RAVACHOL.

    Links JAS BEALAT, rechts Rosalie SOUBERE.

                                                      

    Dergelijke krantenberichten werpen een schril licht op de daders. De zweem van idealisme waarmede de anarcho-terroristen uit die tijd zich zo graag tooiden krijgt er ongetwijfeld een zware klap door. Tot overmaat van geweldpleging werd de aanhouding van Ravachol door anderen aangegrepen om een bomaanslag te rechtvaardigen die gepleegd werd op het restaurant waar hij door toedoen van een pientere kelner werd aangehouden. Die aanslag werd gepleegd door zekere MEUNIER en FRANCOIS die later voor deze feiten terecht stonden.                            


    In Engeland leek het intussen wel alsof er een ware leerschool voor het maken van bommen gevestigd was. Zowel Italiaanse, Frans, Russische als Engelse terroristen werden er tussen 1892 en 1894 aangehouden als bezitters of vervaardigers van springtuigen. Niet steeds verliepen deze activiteiten zonder kleerscheuren voor de daders. In 1894 kwam een Belg,
    zekere Martial BOURDIN, aldus in Greenwich om het leven toen een van  zijn produkten ontplofte tijdens de fabricatie ervan.                           
                                                                                        
    De grote bestrijder van het terrorisme in Engeland was op dat ogenblik Chief Constable M.MELVILLE. Onder andere de reeds genoemde François FRANCOIS werd door hem in Londen aangehouden.  Helaas, ook onder de Engelse “Bobby’s” eiste het anarcho-terrorisme zijn slachtoffers. In 1909 was dat nog het geval in Londen toen constable TYLER door een anarchist werd neergeschoten.

     Op het einde van de 19° eeuw schreef de Italiaanse criminoloog Cesare LOMBROSO het volgende:

     

    “ In een samenleving die zodanig door een atmosfeer van geweld is omgeven kan men zich niet verwonderen als de verruwing van tijd tot tijd onder storm en bliksem tot uitbarsting komt.

    Men kan niet ongestraft het geweld vergoddelijken, ook niet als men slechts aan een zeer bepaald soort van zijn toepassing denkt. Vroeg of laat gaat het evangelie der macht van de ene partij op de andere over.”

     

    Hij was een der eersten om aldus te waarschuwen voor de ontreddering en neurose die door overheid en samenleving gewekt werd in enkelingen die tenslotte geen raad meer wisten. Die, geconfronteerd met onrecht, onderdrukking en geweld in feite met het leven reeds hadden afgerekend en in lieden als Ravachol en zijn kompanen hun voorbeeld zagen.

     

    Met al hetgeen voorafgaat menen wij afdoende te hebben aangetoond met welke geestesgesteldheid sommige, zich anarchist noemende, terroristen rond de eeuwwisseling behept waren en hoe zij te keer gingen om een utopisch doel te bereiken. Daarnaast hebben wij ook duidelijk willen maken hoe de politie, ook toen , steeds de kop van jut was in de strijd tussen de gevestigde orde en de vernieuwers die hun toevlucht namen tot het terrorisme.

     

    0   0   0   0

     



    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    21-02-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    23-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Anarchisme en terrorisme in België.

    Anarchisme en terrorisme in België.

     

    Zolang hun activiteiten zich beperkten tot het woord en schrift werden de anarchisten in België in feite weinig verontrust. Niet in het minst omdat ons politieapparaat in die tijd niet opgewassen was tegen tijdrovende, diepgaande onderzoeken. Ook toen reeds had het politiek bestel weinig aandacht voor de politie die grotendeels afhing van de plaatselijke, gemeentelijke mandatarissen.

    Er verschenen in ons land anarchistische publikaties zoals “La societé Nouvelle” en “Le révolté” die zonder enige terughoudendheid de anarchistische theorieën propageerden. Sommige, aanvankelijk gunstig gestemde, vooraanstaande intellectuelen keerden zich evenwel af van het anarchisme naarmate de “anarchisten van de daad” meer en meer hun stempel drukten op de anarchistische beweging.

    Na de Parijse commune vestigden een aantal “communards”, onder wie de geleerde gebroeders Reclus, zich in Brussel. Daarnaast kwamen tal van Russische en Franse vluchtelingen hen hier vervoegen. Ons land voerde een politiek van gastvrijheid die ervoor zorgde dat zelfs gekende anarchisten hier welkom waren op voorwaarde dat zij hier geen misdrijven pleegden.

     

    Ons land kende een aantal verdienstelijke theoretici van het anarchisme. De belangrijkste onder hen beriepen zich op Proudhon en Kropotkin, veeleer dan op Bakoenin. De zeer oorspronkelijke Cesar DE PAEPE ging uit van het “mutualisme” van Proudhon, die de ruil van produkten van zelfstandige arbeiders en associaties wilde regelen buiten de staat om. Hij wilde aldus vermijden dat de staat door het monopolie op de produktiemiddelen nog machtiger werd. Naast de Gentenaar Cesar DE PAEPE was er in het Mechelse Frans VERBELEN en Jos STROOBANTS. In Leuven predikte C.HAESENDONCK. In 1867, op het congres van Lausanne keerde Cesar DE PAEPE zich in volgende bewoordingen tegen het staatssocialisme:


    "Er zal oorlog zijn zolang er klassen zijn in de maatschappij.De wezenlijke reden van oorlog schuilt niet in           de staande legers, maar daarin dat de economische en dus ook de politieke structuur alle evenwicht mist.”
    Hiermede schetste hij de geestesgesteldheid van de Belgische anarcho-socialisten ten voeten uit. Naast deze personages van eigen bodem kwamen, vooral in de beginperiode, veel Nederlandse voorvechters van het anarchisme hier steun en contact zoeken met hun geestesgenoten. In Antwerpen werd in 1870 een gemeenschappelijk congres gehouden van Vlamingen en Nederlanders. De strijd binnen de socialistische beweging tussen de aanhangers van Bakoenin en Proudhon en deze van Marx en Engels was toen reeds volop aan de gang. In 1872 verliet de Belg Victor Davé het congres van de Socialistische Internationale in Den Haag uit protest tegen de uitsluiting van Bakoenin. Ook de Vlaamse socialist Philip COENEN en de Brusselse afgevaardigde D.BRISMEE stemden tegen de uitsluiting. Hieruit mag men zonder aarzelen besluiten dat de aanhangers van het “anarchisme van de daad” wel degelijk hun medestanders hadden in ons land.

    Vanaf 1877 verbraken de Belgische socialisten dan ook volledig elk contact met het “anarchisme van de daad”,althans naar de buitenwereld toe. Wij zullen verder zien dat de werkelijkheid soms anders was.

    Naarmate de tijd verliep steeg in ons land de sociale onrust. Onder impuls van de eerste, in Gent ontstane, vakverenigingen en van de socialisten die met de dag een grotere aanhang verwierven onder de onderdrukte arbeiders werden werkstakingen en betogingen in België bijna dagelijkse kost. De overheid had echter geen oor naar de rechtmatige verzuchtingen van het proletariaat en zag maar één weg om de emancipatie van de arbeiders tegen te gaan, namelijk de repressie met alle middelen. Het spreekt vanzelf dat een dergelijke houding het geweld slechts in de hand werkte. De “anarchisten van de daad” maakten van  de situatie handig gebruik. Tal van stakingen en demonstraties ontaarden in vechtpartijen met gekwetsten en soms zelfs doden  tot gevolg. Zo was het jaar 1886 getekend door allerlei voorvallen die even zoveel vingerwijzingen waren dat er dringend iets fundamenteels moest veranderen in de verhoudingen tussen overheid, patronaat en werkende klasse.

    Op 18 maart 1886 hadden te Luik demonstraties plaats bij de herdenking van de 15°verjaardag van de commune van Parijs. Zij ontaardden in niet geringe rellen.

    Op 20 maart volgde een staking van de mijnwerkers in Seraing.

    Op 21 maart ontstonden ernstige woelingen in Brussel bij de herdenking van de Parijse commune. De rijkswacht trad op zonder dat zij gevorderd was door de burgemeester. Er volgde scherpe polemiek tussen het stadsbestuur en de regering ten gevolge van  deze ongevraagde tussenkomst.

    Diezelfde dag was het ook in Charleroi zeer onrustig. Een betoging van stakers werd met geweld uiteengeslagen. De onlusten verspreidden zich over gans Wallonië. In Baseaux vielen 2 doden en vijftien gewonden en in Roux 16 doden en 19 zwaar gewonden nadat het leger werd ingezet tegen de manifestanten.

    Op 23 maart deed men ook in Tilleur beroep op het leger om manifestanten uiteen te drijven. Er vallen geen doden, wel een aantal gewonden. Op 26 maart van hetzelfde 1886 tenslotte breekt een  algemene werkstaking uit in het bekken van Charleroi.

    Wij kunnen ons de vraag stellen in hoeverre provocateurs uit de anarcho-terroristische middens enige invloed hebben uitgeoefend op het uit de hand lopen van deze manifestaties. In veel gevallen stelde men vast dat onder de betogers gewapende lieden waren die bij nader onderzoek niet eens van Belgische origine bleken te zijn en al evenmin tewerk gesteld waren in Belgische bedrijven. Vast staat dat enkele jaren later, in 1891, de Italiaanse zwervende anarchist MALATESTA pogingen deed om leiding te geven bij de algemene staking die in ons land uitbrak om het algemeen stemrecht af te dwingen.

    Op 13 april 1891, in het raam van die algemene staking, werpen stakende arbeiders barricades op in Quaregnon. De daaropvolgende dag, in alle vroegte chargeert de rijkswacht die is opgevorderd. Er wordt gebruik gemaakt van vuurwapens en er valt één dode.

    Blijkbaar gingen anarcho-terroristen van eigen bodem zich ook vervolmaken in het buitenland in het fabriceren van springtuigen.

    In 1894 kwam de Belg Jean PAUWELS om het leven in Parijs toen een zelfgemaakte bom tot ontploffing kwam in zijn zak. Het onderzoek wees uit dat hij medewerkte bij verschillende aanslagen in Frankrijk. PAUWELS was aldus de tweede Belg, na BOURDIN, die in het buitenland duidelijk betrokken was bij bomaanslagen. Ongelukkig voor hem liet hij het leven door zijn eigen wapen.

    In 1899 waren er in ons land opnieuw zware onlusten. Eens te meer liepen stakingen en betogingen sterk uit de hand. En opnieuw wezen onderzoeken uit dat de raddraaiers en de voormannen die geweld uitlokten meestal van vreemde nationaliteit waren. Dit was trouwens ook het geval voor degenen die hier aanslagen pleegden op de hoogwaardigheidsbekleders. Op 13 november 1902 werd aldus een aanslag gepleegd op koning Leopold II. De Italiaanse terrorist ROBINO bleek hiervoor verantwoordelijk te zijn. De aanslag mislukte omdat hij het vuur opende op de verkeerde persoon, namelijk de hofmaarschalk die met de koning dezelfde koets deelde. De dader kende blijkbaar zijn slachtoffer niet !En ook hier zou de politie in de daaropvolgende jaren het slachtoffer worden van de haat tegen alles wat de overheid vertegenwoordigde. Het was in Luik dat in 1904 een rechtstreekse aanslag op een politieofficier werd gepleegd. In het weekblad “Het huisgezin”  van 27 maart 1904 vinden wij een uitgebreid verslag over de gebeurtenissen.:

     

    “SCHRIKKELIJKE DYNAMIETAANSLAG TE LUIK.”

    Donderdagnacht 18 maart, rond 2.1/2 ure, werd een dynamietaanslag gepleegd tegen de woning van den politiecommissaris LAURENT te Haut-Pré, bij Luik. De slag was verschrikkelijk en bracht eene groote opschudding in de stad Luik teweeg. M.Laurent woont in de Rue Montagne Saint Walburge 67. ‘t Was op den dorpel van het huis dat den kardoes ontplofte. Kort voor 2 ure werd M.Laurent door drie voorbijgangers verwittigd dat er een verdacht voorwerp op zijnen dorpel lag. De commissaris zond een agent naar M.PAPYN, kapitein der artillerie, hem verzoekende te komen zien wat voor een voorwerp het was.Mr.PAPYN kwam seffens ter plaatse en onderzocht den kardoes. ‘t Was op dat ogenblik dat de ontploffing plaats had. De ruiten der omliggende huizen werden verbrijzeld en verscheidene personen die toegelopen waren, werden door de glasscherven gekwetst. Kapitein PAPYN lag op het gaanpad, badend in zijn bloed; zijne beenen waren ijselijk verminkt. Zes andere persoonen waren erg gekwetst : M.Dupont, landmeter van het kadaster; de E.H.Lemmens, M.CRIEN, MOTTARD en VIATOUR, politieagenten, en M.Legrand, letterzetter.

     

    Amper een week later werd opnieuw een politieofficier geviseerd door bommenleggers. Deze ontsnapte slechts bij toeval aan een gewisse vernieling van zijn woning. Het is opnieuw “Het Huisgezin” waarin wij een uitgebreid verslag vinden.:

     

    “EEN NIEUWE DYNAMIETAANSLAG TE LUIK.”

     

    “Twee mijnwerkers die maandagmorgen rond 5.30 ure langs de Rue de Tilleur gingen te Saint Nicolas, eene wijk van Luik, zagen op de venster van M.BINET,  commissaris van policie, een verdacht voorwerp liggen. Zij verwittigden den commissaris. Deze deed het parket en de veiligheidspolicie verwittigen. De bom werd vastgebonden en vanop afstand omver gerukt. De buis brak en een groenachtige vloeistof liep er uit. Het tuig ontplofte niet omdat men er in tijds bij was. Het woog tien kilos, en was van dezelfde vorm als die bij den laatsten aanslag.

    Hij zou even verwoestend gewerkt hebben. Dit feit heeft een groote ontroering verwekt.

     

     

    Kapitein Papyn / E.H.Lemmens


    Politiecommissaris Laurent.


    NIEUWE BIJZONDERHEDEN.

     

    Het waren de mijnwerkers Müller en Quoidpers, die van hun werk kwamen, die aan de woning van M.BINET, op den vensterzuil de bom zagen liggen. De twee werklieden boden aan om het gevaarlijk tuig weg te brengen. Mr.BINET verzette zich daartegen. De geburen werden verwittigd en aanstonds werden al de aanpalende huizen ontruimd. M.BINET ontbood eenige policieagenten om het volk op afstand te houden in de Rue de Tilleur. Hij wierp vervolgens een stropkoord om de bom en van in de verte trok hij ze omver. Bij het omvallen was een glazen buisje, dat eenige centimeters boven het tuig uitstak, gebroken en een groenachtig vocht verspreidde zich over de grond. Het tuig heeft de vorm eener houten, zwart verniste doos, 30 cm hoog op 20 lang en 15 breed. De voegen zijn vast gesloten bij middel ban vijzen. Aan den bovenkant is een handvat. Het inwendige der doos is in twee verdeeld; door de opening waarin het glazen buisje gestoken was bemerkt men een groenachtig poeder. Aan een der uiteinden van de buis stak een ouaten stop; men denkt dat deze te vast ingestoken was en dat daardoor het vocht, in de glazen buis bevat, zich niet met de stof in de doos heeft kunnen vermengen; daaraan zou het te wijten zijn dat het tuig niet ontploft is. Men heeft Dinsdag namiddag de bom onderzocht en bevonden dat het een zeer krachtig ontploffingstoestel is dat, had het moeten ontvlammen, aanzienlijke schade zou aangericht hebben. 


    Intussen werden de daders van de eerste aanslag aangehouden. Nog in hetzelfde nummer van “Het Huisgezin” vinden wij volgend relaas.:


    “DE AANHOUDINGEN.” 

     Eene buurvrouw van M.LAURENT had verklaart dat zij in den nacht van Donderdag op Vrijdag, rond 1 ¼ ure door twee personen in de straat werd gestooten. Ook twee agenten hebben Dinsdag om 4 ure op de Cockerillplaats twee personen ontmoet waarvan het signalement overeen kwam met dat door die vrouw opgegeven. Zij waren bezig aandachtig in een dagblad te lezen. Zij gingen binnen in een postbureel en men heeft ze daar aangehouden. Zij zijn van Franse nationaliteit. De tweede aangehoudene had een revolver op zich. Na hunne aanhouding op het postbureel hadden de twee, LAMBIN en GUDOFIN hun adres opgegeven. Mr.LAURENT begaf er zich naartoe en deed den logementhouder, BOUTET genaamd, naar Luik overbrengen waar hij ondervraagd werd. Na eenige aarzelingen verklaarde hij dat Lambin en Gudofin bij verschillende drogisten scheikundige produkten gekocht hadden die zij naar hun logement hadden gebracht. De bommen waren buitenshuis gemaakt geweest en dan naar de kelder van het logement gebracht waar zij gevuld werden naarmate de twee Franschmans de noodige scheikundige stoffen hadden kunnen aanschaffen. De avond der twee aanslagen hadden de twee schelmen Jemeppe omtrent 10 ure verlaten om er te 3 ure 's nachts terug te keeren. Gudolfin, op zijn beurt ondervraagd, eindigde ook met bekentenissen af te leggen. Lambin is betrokken geweest in de zaak van de kerk van Belleville te Parijs, waar een bom ontplofte doch zonder ongelukken aan personen te veroorzaken. In de reiszak van Lambin heeft men knipsels van Parijzer dagbladen gevonden, met het verhaal van de aanslag te Belleville. Lambin geeft toe deze bommen gemaakt te hebben, doch loochent deze der Montagne Saint Walburge gelegd te hebben.  

     

    Boutet /Godufin/Lambin



                     De woning van politiecommissaris LAURENT na de aanslag.

              Een beeld van de ravage binnen de woning

    Uit het onderzoek dat volgde kwam overduidelijk naar voor dat de daders, althans LAMBIN en GODUFIN, zeker niet aan hun proefstuk waren.

    Uit de levenswandel van LAMBIN bleek dat hij reeds op 17-jarige ouderdom in aanraking kwam met het gerecht. Hij was toen in Reims veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf .......wegens diefstal en bewaring van ontplofbare stoffen. Toen was reeds gebleken dat hij een bijzondere interesse aan de dag legde voor alles wat scheikunde betreft. Hij had een tijdlang gewerkt bij een apotheker in Troyes waar hij tevens een leergang scheikunde had gevolgd. Hij was zeker niet gespeend van de nodige intelligentie en was vaste klant in de stadsbibliotheek van Reims waar hij vooral de boeken raadpleegde die handelden over ontploffingstuigen.Op 18 augustus 1901 had in de kerk St.-Nizier in Reims een ontploffing plaats terwijl de pastoor godsdienstles gaf aan een vijftiental kinderen. Als bij wonder waren er geen gekwetsten. Onmiddellijk vielen de vermoedens op LAMBIN. Op 24 augustus werd hij aangehouden. Men kon evenwel niet bewijzen dat hij de bom had geplaatst. In zijn woning vond men alle ingrediënten voor het vervaardigen van dergelijk springtuig. LAMBIN werd veroordeeld en uit Frankrijk verbannen. Ondanks deze maatregel verdacht men hem in 1903 van een aanslag op de kerk van Belleville. Het onderzoek werd zeer gebrekkig gevoerd en men vond onvoldoende bewijzen van zijn aanwezigheid aldaar.

    LAMBIN gebruikte in de omgang met zijn soortgenoten meestal de naam BEAUMANOIR.

    GODUFIN was een deserteur uit het Franse leger. Hij was ingeschreven in de bevolkingsregisters van de stad CLICHY. Hij beweerde er actief geweest te zijn als verver, doch niemand kon dit bevestigen omdat men hem nooit op de geijkte uren naar zijn werk had zien gaan. In  1903 had hij tijdens de loting verklaard dat hij weigerde soldaat te worden. Desondanks had men hem ingelijfd bij het regiment jagers te paard waar hij acht dagen later deserteerde. De “gezellen” zoals de vrienden anarchisten zich noemden hadden geld ingezameld om hem toe te laten naar Engeland te vluchten. Hij veranderde evenwel zijn bestemming en kwam met dat geld naar België. Hij bezocht regelmatig de volkshogescholen en de bijeenkomsten van anarchisten. Hij voerde op deze soms het hoge woord, doch was geen opruier die tot geweld aanzette. De Parijse politie aanzag hem als een der gevaarlijkste anarcho-terroristen, hoewel hij nog geen enkele veroordeling had opgelopen. 

    Bleef tenslotte BOUTET. Hij was geboren in Hoffray, Duitsland, van Belgische ouders. Tegen hem kon men in feite, buiten het verlenen van onderdak aan beide voorgaande, weinig aanvoeren. In de nacht van de mislukte aanslag tegen de woning van politiecommissaris BINET was hij met zekerheid in de koolmijn waar hij werkte. Hij was er wel voor bekend dat hij anarchistische sympathieën had, doch op zijn werk, waar hij reeds verscheidene jaren in dienst was, had men nooit ondervonden  dat hij zijn ideeën ook in daden omzette. Men had nooit over hem te klagen en hij werd als een zeer goed werkman aanzien. Boutet was 35 jaar oud, gehuwd en vader van twee kinderen.

    Het staat dus vast dat ook in ons land “Anarchisten van de daad” opereerden. Vreemdelingen en anarcho-terroristen van eigen bodem werkten blijkbaar samen om zich waardige navolgers van Kropotkin en C° te tonen. En ook hier werden gekroonde hoofden geviseerd. Na de aanslag op koning Leopold II waarvan wij reeds gewag maakten, volgde in 1909 in de omgeving van Brussel een aanslag op Koning Edward VII van Engeland. De dader werd aangehouden en vereenzelvigde zich als een zekere SPIDO. Hij had twee geweerschoten gelost op de trein waarin de Engelse koning Brussel naderde. De aanhouding van de verder onbekend gebleven dader gebeurde dank zij de samenwerking van de Brusselse politie en de “Special Branch” van Scotland Yard. Leden van deze bijzondere afdeling van de Engelse Politie behoorden tot de vaste begeleiders der verplaatsingen van de opeenvolgende Engelse vorsten.

     

    Trouwens, toen later in de loop van 1912 de bende van BONNOT in Frankrijk werd opgerold, bleek ook daar dat Belgische onderdanen deel uitmaakten van de groep volgelingen van deze sinistere moordenaar. Een van hen was Raymond CALLEMIN, alias “Raymond la Science”, geb.te Brussel op 28 maart 1890, letterzetter van beroep. Reeds op zeer jonge leeftijd behoorde hij tot de anarchistische middens. Hij was onder andere medewerker geweest aan het anarchistische tijdschrift “Le Révolté”. In 1910 trok hij naar Parijs en  was er vaste bezoeker van het lokaal “L’Anarchie”.

    Een andere Belg was Edward CARROUY. In 1909 liet hij zijn werk als metaalarbeider voor wat het was en hield zich nog uitsluitend bezig met het anarchisme. Hij was een bekend woordvoerder op tal van meetings en was medebeheerder van “Le Révolté”. Het was daar dat hij in contact kwam met Callemin. In Parijs ging hij schuil onder de naam MAURY en was eveneens vast bezoeker van “L’Anarchie”.

    Een derde Belg uit de bende was Jean Adelin DEBOE, geboren in Anderlecht op 20 maart 1889 en, net als Callemin , letterzetter van beroep. Hij had een tijdlang gewerkt in een drukkerij te Lausanne, Zwitserland, waar hij wegens zijn anarchistische propaganda aan de deur werd gezet. Daarna verbleef hij een tijdlang in Frankrijk en werd er eveneens vaste klant in  “L’Anarchie”. Later keerde hij onder een valse naam terug naar Lausanne. Hij werd er verdacht van sabotage, moest opnieuw vluchten en sloot zich dan aan bij de bende van Bonnot.

    Tenslotte was er Marie VUILLEMIN, echtgenote SCHOOFS. Zij was 23 jaar oud en geboortig van Bergen..

    Ongetwijfeld waren deze “Anarchisten van de daad” ook reeds in 1909 actief in ons land.

                                                               

                                                               
                                                                                                        




    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    23-02-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    24-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vladimir SEILINGER, alias HARTENSTEIN.
    Vladimir SEILINGER, alias HARTENSTEIN.

    De Belgische anarcho-terroristen moesten dus blijkbaar in niets onderdoen voor hun buitenlandse soortgenoten. Zij onderhielden contact met hun Russische en Franse vrienden die in ons land een veilige toevlucht zochten en ook meestal vonden. Zonder te kunnen spreken van echte terroristische organisaties was het spreekwoord “Soort zoekt soort” hier zeker van toepassing. Wanneer er één was die ergens een slag wilde slaan, dan hoefde hij zeker niet lang te zoeken naar de noodzakelijke medewerkers. Vooral in de hoofdstad was de politie hierop voorzien: zij zorgde eveneens dat in de gekende lokalen waar anarchisten regelmatig samenkwamen ook de eigen mannetjes het oor te luisteren legden.

    Op 23 januari 1909 werd de Brusselse politie aldus op de hoogte gebracht dat een bende van vijf misdadigers een overval plande op een architect in de Wiertzstraat te Elsene. Het lag in hun bedoeling de man geld af te persen onder de bedreiging van vuurwapens en een bom. De tipgever kon van een de potentiële daders een tamelijk nauwkeurige beschrijving geven. De man zou een zeer opvallend  aangezicht gehad hebben waarvan de platgeslagen neus bijzonder in het oog sprong. De gerechtelijke brigade van de Brusselse politie was niet in staat om zelf tussen te komen wegens personeelsgebrek. Zij verwittigden evenwel de politie van Elsene. Er werden in de Wiertzstraat, goed zichtbaar, geüniformeerde agenten geposteerd. Toen de daders in spé zich in de straat aanboden keerden zij bij het zicht van de politie onverichterzake op hun stappen terug, zonder evenwel verder verontrust te worden. Op een discrete wijze werd verder onderzoek verricht en het bleek dat het plan voor de overval uit het brein van een vroegere werknemer van de architect gesproten was. Die man was op zijn beurt bevriend met een zekere SEILIGER. Seiliger had zijn uiterlijk niet mee en was gemakkelijk te beschrijven door zijn opvallende tronie met een bijzonder platte boksersneus. Hij werd van dan af bijzonder in het oog gehouden doch, eigenaardig genoeg, voorlopig niet verontrust. Althans tot zich een nieuw feit voordeed.

    Op Woensdag 3 februari 1909 om 8.00 uur ‘s morgens boden zich twee mannen aan bij de pelshandelaar Meyer op de Square Marguerite. Meyer was van Poolse nationaliteit en beschermheer van Russische vluchtelingen die in ons land verbleven. Tijdens het latere proces zou blijken dat Meyer, zonder te behoren tot de “Anarchisten van de daad” toch openlijk anarchistische sympathieën had. Jaarlijks besteedde hij aanzienlijke bedragen aan het welzijn van de Russische vluchtelingen alhier. De twee bezoekers verklaarden zonder veel omwegen in het Duits dat zij Russische anarchisten waren. Zij vertoonden vuurwapens en een bom en dreigden Meyer en zijn gezin te zullen vermoorden indien hij hen niet de belangrijke som van 3.000 fr overhandigde. De pelshandelaar, doodsangsten uitstaande, had het bedrag niet bij de hand en bood hen een wissel aan, betaalbaar in de bank in de Koninklijke Straat. De anarchisten vertrokken met de wissel die zij bij het openen van de bank onmiddellijk gingen incasseren. Nog dezelfde avond ontmoetten de daders hun vrienden in de herberg waar zij reeds eerder de afspraak voor de overval in Elsene hadden gemaakt. Het ging er vrolijk aan toe en zonder veel discretie aan de dag te leggen werd er gepraat over de slag die zij bij Meyer geslagen hadden. Opnieuw was de tipgever aanwezig en hij kon uit het afgeluisterde gesprek de nodige gevolgtrekkingen maken. Hij speelde de ingewonnen inlichtingen en persoonsbeschrijvingen door aan de politie. Het viel op dat er opnieuw sprake was van de man met de bokserstronie. Vanaf dat ogenblik ging men actiever op zoek naar die man. Aan de hand van de getuigenissen van de meid van Meyer en van de tipgever werd een portret getekend en aan de hand daarvan ging men op zoek naar Seilinger. Die had blijkbaar ook onraad geroken en de politie viste herhaaldelijk achter het net. Toch waren de intensere opzoekingen door de Brusselse politie voor de anarcho-terroristen nog geen reden om hun activiteiten te staken. Op 4 februari 1909 om 7.30 uur ‘s morgens ontdekten twee arbeiders op weg naar hun werk te St.-Joost ten Node aan de woning van Minister RENKIN in de Kolvenierstraat een bom. Aanvankelijk niet wetende om welk tuig het ging stonden de mannen op het punt hun vondst te ontmantelen om er het verkoopbare metaal af te halen wanneer een politieagent hen opmerkte. Deze vermoedde dat het om een springtuig ging en deed de mannen ophouden. Het tuig bestond uit een cilinder van  12 cm diameter en ongeveer 30 cm lang. De cilinder bestond op zijn beurt uit twee in elkaar schuivende buizen waarvan de uiteinden zwaar met lood gevuld waren. Het geheel woog 17 kg en bevatte 1230 gram springstof, samengesteld uit zwart poeder, sulfer en potas. Het was voorzien van een lont, maar kon ook door middel van een chemische ontsteking tot ontploffing komen. Experts beweerden later dat het tuig in staat was om zeer zware schade te veroorzaken. Wat voor het onderzoek belangrijk was, was de vaststelling dat het, althans volgens de beschikbare getuigenissen, hier ging om een springtuig dat als twee druppels water leek op datgene wat door de daders van de afpersing bij Meyer vertoond was. De verdenkingen rustten onmiddellijk op Seiliger. Ditmaal ging men actief naar hem op zoek, doch hij scheen van de aardbodem verdwenen te zijn. Op 5 februari was de Brusselse politie volkomen het spoor bijster. Er bereikte hen een mededeling uit Luik die zegde dat Seiliger aldaar zou opgemerkt zijn. Later onderzoek wees uit dat hij daar inderdaad geweest was. Hij had er een amoureuze verhouding met een Russische studentin die ingeschreven was aan de Luikse universiteit. Hoewel deze nauwgezet in het oog werd gehouden door de Luikse politie, bracht ook dit spoor geen zoden aan de dijk.

    De linkse pers was intussen tamelijk unaniem om te beweren dat de aanslagen en afpersingen niet waren gepleegd door anarchisten, maar door misdadigers van gemeen recht. Het verdere verloop stelde hen evenwel in het ongelijk.
    Op Vrijdag 12 februari ontving een Brusselse krant namelijk een naamloze brief waarin stond  dat de bom wel degelijk bestemd was voor minister RENKIN omdat deze een  anarchist over de grens had doen zetten. Een zinsnede uit de brief luidde:

     

    “De dood der burgerij is het leven van de werklieden”

     

    Met deze brief claimden de anarcho-terroristen wel degelijk de daden van Seiliger en consorten. Vanaf nu was Seiliger zowat de publieke vijand n°1. Thans werden alle beschikbare krachten op zijn spoor gezet. De vogel bleek evenwel gevlogen en steeds weer kwam men hopeloos te laat om hem te kunnen klissen. Bij een huiszoeking in de woning waar hij met zekerheid in Brussel verbleven had ontdekte men allerlei handleidingen en materiaal dat dienstig had kunnen zijn bij het vervaardigen van bommen.

    De dag nadat hij als het ware in het niet was vergaan, ontving zijn minnares een brief uit Parijs, door hem geschreven. Na zijn aanhouding bleek dat hij deze brief vanuit België had meegegeven met een sympathisant die hem in Parijs had gepost. Uiteraard bleven ook de opzoekingen door de Franse politie zonder resultaat.

    Vanuit Brussel, meer bepaald onderzoeksrechter TORSIN, vertrok intussen een seining van Seilinger die werd toegestuurd aan alle kranten en politiediensten in het land. Hieruit bleek dat hij naast de namen SEILIGER en HARTENSTEIN, in de loop van zijn criminele bezigheden ook gebruik had gemaakt van de namen SCHERNOV Miguel en SOCOLOFF Alexander. 



    Het signalement van Seilinger, alias Hartenstein, dat aan kranten en politiediensten werd toegestuurd.



     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    24-02-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    02-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Anarchisme in de Arteveldestad.

    Anarchisme in de Arteveldestad.

    De op- en neergaande golven van geweld troffen ook Gent, bakermat van de progressieve arbeidersbewegingen. Nadat de eerste Socialistische Internationale ter ziele was gegaan poogde men in 1877 in Gent nieuw leven in te blazen aan de Internationale solidariteit onder de socialistische arbeidersgemeenschap. Er werd een congres ingericht. Hierop verscheen ook KROPOTKIN en LIEBKNECHT. De eerste als promotor voor het anarchistisch model, de tweede als propagandist voor de tuchtvolle strekking binnen het socialisme. KROPOTKIN, die alhier onder de valse naam LAVACHOFF verbleef, werd op dat ogenblik als persona non grata gezien in ons land. ANSEELE, de Gentse leider, was openlijk gekant tegen de theorieën van het anarchisme, en het zou ons geen zier verwonderen dat hij het was, of althans een van zijn aanhangers, die de mislopen prins aan de politie verried. Hoe het ook zij, KROPOTKIN-LAVACHOFF verdween als sneeuw voor de zon op het ogenblik dat de politie al te actief naar hem begon te zoeken. Hij werd nooit meer te Gent teruggezien.

    De definitieve breuk tussen het anarchisme en de socialistische beweging betekende echter geenszins dat vanaf dat ogenblik een scherp afgetekende grens bestond tussen de arbeidersbeweging en het extremisme.

    Intussen was de Vlaamse Socialistische Arbeiders Partij (VSAP) in Gent opgericht. Terwijl in het zuiden van het land er een duidelijke onverholen vermenging was tussen de anarchisten en de socialisten, werden de eerstgenoemden in Gent met alle middelen uit de nieuwe partij geweerd. Althans op papier en in sommige speeches was dat het geval. Toch konden de welmenende leiders van de arbeidersbeweging niet vermijden dat aan de basis van de partij tal van anarchistische adepten met moeite hun steun aan de “anarchisten van de daad”  konden verbergen. De politie kreeg dan ook als opdracht om de vergaderingen die door de nieuwe partij belegd werden nauwgezet in de gaten te houden. De stadspolitie bracht regelmatig verslag uit aan de diensten van de vreemdelingenpolitie binnen de schoot van dewelke een eerste vorm van dienst ”staatsveiligheid” was opgericht. 

    Er waren trouwens nog andere tekenen waaruit bleek dat het anarchisme in Gent wel degelijk voet aan de grond had. Toen in oktober 1877 de koning Leopold II alhier op bezoek was sprong de schoenmaker VAN THIENEN plots voor de koninklijke koets onder het roepen van “A bas le Roi ! Vive la république !”. Van Thienen stond bij de Gentse politie bekend als aanhanger van het anarchisme.

    Het waren vooral de Nederlanders die onder invloed van Domela NIEUWENHUIS alhier de anarchistische kaders kwamen versterken. Deze vonden dikwijls onderdak bij de opposanten van ANSEELE binnen de partij. Deze groep aanzag Domela zowat als hun biechtvader. Alles wat binnen het embryo van de latere Belgische Werkliedenpartij naar hun idee verkeerd ging werd aan de Nederlandse voorman zijn neus gehangen en in veel gevallen werd hem om raad gevraagd. Aldus vond in 1884 de Nederlandse anarchist J.A.SLUITER onderdak bij Frans VAN POTTELSBERGHE, een openlijke opposant van ANSEELE. Datzelfde jaar treed LOOTENS toe tot de intussen opgerichte Belgische Werkliedenpartij. Hij is een persoonlijke vriend van Domela Nieuwenhuis met wie hij een regelmatige correspondentie onderhoud. Zo schreef hij in een van zijn brieven dat hij de burgerij desnoods “Door vergif en dynamiet” wilde bestrijden. Ondanks zijn afkeer van het geweld ging ANSEELE evenwel ook niet vrijuit wat betreft opstandige taal. In datzelfde 1884 komt hij in de gevangenis terecht omdat hij op een meeting had opgeroepen tot “Militair verzet”. Wanneer hij later vrijkomt biedt LOOTENS hem een revolver als geschenk aan. ANSEELE weigert het geschenk formeel.

    Later werd LOOTENS uit de partij gezet en gaf hij het anarchistisch tijdschrift “De Opstand” uit. Hij opende een herberg op de Brusselse Steenweg en richtte er een schuttersclub op. De leden oefenen er zich in  het schieten met het “Flobert”-karabijn. Meestal zijn het jonge anarchisten die in de herberg ook hun bijeenkomsten beleggen. In deze periode doet zich een incident voor tussen LOOTENS die “De Opstand” colporteert en een groep socialistische “Voorwachters”. LOOTENS voelt zich in het nauw gedreven, trekt zijn revolver en vuurt. Hij treft een van zijn belagers in het been. Er volgt een proces waarop hij evenwel vrijgesproken wordt van “opzettelijke slagen en verwondingen” en enkel “voor verboden wapendracht” veroordeeld wordt. In 1889 verdween LOOTENS van de Gentse bodem en week uit naar Argentinië.

    Maar Achiel LOOTENS was zeker geen alleenstaand geval. Ook “Millio” STAUTEMAS en TEMMERMAN “de leeuw van den dok” waren gekend als aanhangers van Domela NIEUWENHUIS. Op een gegeven ogenblik waren beide wapenbroeders in een gevecht gewikkeld met niet minder dan zeven nachtwakers. Zij werden veroordeeld voor slagen en verwondingen

    en verboden wapendracht.

    In 1888 vond de Nederlandse jood COHEN, notoir anarchist, in Gent onderdak bij de extreem linkse socialist BEERBOCK. Hij was op de vlucht omdat hij in Nederland gezocht werd voor majesteitsschennis. Hij werd hier evenwel herkend door de politie en vluchtte naar Frankrijk. In 1893 werd hij aldaar aangehouden als luitenant van de gevreesde anarcho-terrorist VAILLANT.

    Een andere Nederlander die in Gent het anarchisme propageerde was Jean “Amnestie”  DE WOLF. Hij was chemicus van opleiding en in eigen land verdacht van aanzetting tot terreur. Hij kwam naar Gent en opende er in 1894 het café “Amnestie” op de Vrijdagmarkt. Dit café werd het trefpunt van de anarchistische vrije groep rond “De fakkel”. In hetzelfde jaar 1894 verdween hij evenwel voorgoed uit Gent.

    Verder was er ook een zekere PENNING, die als Nederlands onderdaan onderdook in Gent en VANDERVEER die er het tijdschrift van Domela NIEUWENHUIS “ Recht voor allen” verspreidde.

     

    In de winter van 1891-1892 vertoonden zich symptomen waaruit bleek dat sommige uit de hand lopende manifestaties méér te betekenen hadden dan gewoon arbeidersprotest. De wapens die in handen van de anarchisten gevonden werden hadden wel degelijk een bedoeling. Voor het eerst ontaard een betoging in een vuurgevecht.

     Onder de titel “Les Troubles de Gand” vinden wij in “Le Petit Parisien” van Kerstmis 1892 een relaas over een uit de hand gelopen betoging welke  te Gent plaatshad.: 

    “Zware onlusten zijn uitgebroken te Gent in  België. Een grote bijeenkomst, georganiseerd door de socialisten, had plaats in de zaal Montparnasse. Verschillende socialistische leiders namen het woord om de ellendige toestand van de werklieden aan de kaak te stellen. Daarnaast riepen zij ook op tot kalmte onder de aanwezigen. Na de leiders kwamen ook enkele werklozen zelf aan het woord. Zij spraken de zeer talrijk opgekomen aanwezigen toe. Een van hen riep op tot een betoging op de openbare weg, ondanks het verbod van de gemeentelijke overheid om optochten te vormen. De meerderheid van de aanwezigen deelde evenwel zijn mening. Na het beëindigen van de vergadering werden twee petroleumtoortsen aangestoken die een bord verlichtten waarop te lezen stond:

     

    “DE WERKLOZEN EISEN WERK EN ALGEMEEN STEMRECHT”

     

    Hierop zette de optocht zich in beweging. Pas begonnen werd de stoet tegengehouden door de politie. Een politieofficier bad de betogers om zich te verspreiden.

    Hij werd evenwel onthaald op revolverschoten. Hierop beval de commissaris zijn manschappen om de sabel te trekken. Opnieuw werd er geschoten. De politie beantwoordde dit met een tegenaanval . Er ontstond algemeen tumult. De kogels floten intussen van alle kanten. Veel manifestanten werden gekwetst en onmiddellijk door hun medestanders meegenomen. Het aantal gekwetsten, ook langs de kant van de politie, liep op tot een dertigtal. Ook de politiecommissaris kreeg een kogel in de dij, zijn verwondingen waren echter slechts van lichte aard. Een  ander politieman werd met een bijl geraakt in de hals, met een diepe wonde tot gevolg. Een collega van hem liep een messteek op in de nek en een derde kreeg een hamerslag op het hoofd die met zoveel kracht werd gegeven dat zijn helm erdoor barstte.

    Daar de socialisten hun gekwetsten meenamen kan men het juiste aantal niet weten, evenmin als de aard hunner kwetsuren. Ook de burgemeester van Gent en de hoofdpolitiecommissaris kwamen onmiddellijk ter plaatse. De meeste gekwetsten werden overgebracht naar de lokalen van de katholieke werkmanskring waar zij de eerste zorgen ontvingen. Anderen werden binnengebracht in private woningen. Er werd een groot aantal aanhoudingen verricht.” 

    Het is overduidelijk dat hier van provocatie sprake was.

    Onze eigen linkse pers probeerde tevergeefs de schuld van de onlusten in de schoenen van de politie te schuiven. “Vooruit” blokletterde twee dagen na de feiten:

     

     

    “BRUTALE AANVAL DER POLITIE”

     

    DE GEBEURTENISSEN VAN MAANDAG.

    Brutaliteit der politie.

    Een feit staat vast, het is de politie die de werklieden weer heeft aangevallen.

    Het is een onwaarheid dat er opeischingen gedaan zijn; noch door den commissaris DUQUENNE, noch door M.SPRINGAEL is zulks gedaan. Wij geven die heeren de formeelste logenstraffing, tenware zij de somatieën binnen ‘s monds had gepreveld. De ergsten aanval had plaats tusschen den Poel en de brug der Hoogstraat.

    Nadat de policie de vlag en den transparant der werkloozen had willen afnemen werd een schot gelost, wij weten niet door wie. Dit was het signaal van een algemeenen aanval der policie die bevel kreeg te schieten. Vele manifestanten die nog altijd goed genoeg zijn om te denken dat de werklieden vrij zijn op straat, vluchtten. Anderen, min naief, hielden stand en verdedigden met hetgeen zij hadden. Eenige revolverschoten werden gelost.

    Het was op dien ogenblik dat een groep werklieden, vechtend als leeuwen, ingesloten werd tusschen den Poel en de brug op het einde van de Hoogstraat.

    Volgens den “STRIJD” is daar een werkman gevallen, getroffen door een kogel in het hoofd. Veele anderen werden gekwetst. De policie handelde als een bende wildemannen. Harerzijds zijn er ook gekwetsten.

    Nadat de policie de vlag en den transparant der werkloozen had willen afnemen werd een schot gelost, wij weten niet door wie. Dit was het signaal van een algemeenen aanval der policie die bevel kreeg te schieten. Vele manifestanten die nog altijd goed genoeg zijn om te denken dat de werklieden vrij zijn op straat, vluchtten. Anderen, min naief, hielden stand en verdedigden met hetgeen zij hadden. Eenige revolverschoten werden gelost.

    Het was op dien ogenblik dat een groep werklieden, vechtend als leeuwen, ingesloten werd tusschen den Poel en de brug op het einde van de Hoogstraat.

    Volgens den “STRIJD” is daar een werkman gevallen, getroffen door een kogel in het hoofd. Veele anderen werden gekwetst. De policie handelde als een bende wildemannen. Harerzijds zijn er ook gekwetsten.

    DE GEKWETSTE POLICIE.

     

    De heer adjunct-commissaris COPPINE heeft een kogel in het been. De geneesheeren hebben nog den kogel niet kunnen uithalen; zijn toestand is erg. De gekwetste agenten zijn :

    Karel DENEEF, gewond aan den hals.

    BOVINE, dolksteek in den rug.

    MOENS, gewond bij middel van een dokwerkershaak.

    De agent SCHIETEKATTE, gekwetst aan het been, werd verzorgd in het huis van eenen bijzondere.

    De agent NAUDTS, een kogel in het been.


     

    “LES TROUBLES DE GAND”

    “Echauffouré entre la Police et les Socialistes”


    Bewust artikel vermelde op verre na niet alle gekwetste politiemannen. Een van hen was de onfortuinlijke adjunct-politiecommissaris Florent DE SMET, die zoals wij verder zullen zien, het slachtoffer werd van de aanslag in de Lange Violettestraat. In de ongeregeldheden werd hij de borstkas ingedrukt met kwetsuren tot gevolg die hem zijn leven lang last zouden berokkenen. Het daaropvolgend jaar was hij één van diegenen die een medaille voor moed en zelfopoffering werden opgespeld na deze gebeurtenissen.

    De aard der verwondingen van de politiemannen maakt onmiddellijk duidelijk dat sommige betogers zwaar bewapend gingen deelnemen aan zogenaamd “vreedzame” vergaderingen. Dat een dokwerker of handarbeider zijn gereedschap meeneemt naar een vergadering van werklozen kan verwondering wekken,  maar is nog ergens te begrijpen. Dat een werkloze fabrieksarbeider het geld bijeenbracht om zich een  vuurwapen aan te schaffen is dat al veel minder. Als hij dat vuurwapen ook nog als eerste gebruikte bij een treffen met de politie staaft dat slechts ons vermoeden dat de anarcho-terroristen wel degelijk aanwezig waren op deze betogingen en geen enkele gelegenheid lieten voorbijgaan om de strijd met het gezag aan te binden.

    Trouwens de politieverslagen en de krantenartikels bevestigen dat vermoeden. Reeds in  1892 stelde de krant “Het Vaderland” aan de kaak dat er door sommige leden van de socialistische vakverenigingen revolvers te koop werden aangeboden. Volgens “Het Volk” had de leider der dokwerkers 25 revolvers aangekocht in Luik.

    Bernard LICHTHERTE, een jonge Gentenaar werd bij het verlaten van een herberg op de vrijdagmarkt door de politie tegengehouden en gefouilleerd. Op hem werden een revolver en vijftig patronen gevonden. Op het proces dat volgt op de staking in de “Wiedauwe” wordt ene Antoine SERRAES veroordeeld wegens verboden wapendracht.

    In 1894, op de begrafenis van een socialistisch militant ontstond er een incident tussen de verspreider van een anarchistisch tijdschrift en de socialistische begrafenisgangers. De krantenman trekt een revolver en verwond een van de aanwezigen.

    Jan SAMIJN, een extreem links georiënteerde leider van de textielarbeiders en werknemer in “La Lys”, wordt na een staking door de directeur ontslagen. Hierop trekt SAMIJN een revolver. De directeur is evenwel sneller en trekt eveneens een vuurwapen waarmede hij SAMIJN in het been schiet. SAMIJN wordt veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf, waarvan hij er twee effectief uitzit.

    In 1900 gaan in de maand juni de dokwerkers in staking. Er hebben zware incidenten plaats tussen de politie en de dokwerkers wanneer van elders manschappen worden aangeworven om de schepen te lossen. De politie dient versterkt te worden door de toen nog bestaande gewapende brandweer. Er heeft een schietpartij plaats waarbij één dokwerker, Jan DE COCK, het leven laat. Veertig dokwerkers verschijnen later voor de rechtbank. Sommigen lopen straffen op die tot 2 jaar gevangenis gaan.

    ANSEELE ageert sterk tegen deze “Mouchards” zoals hij ze noemt.

    In 1904 is het duidelijk dat hogervernoemde Jan SAMIJN na zijn vrijlating zowat de leiding neemt van de anarchistisch gezinde extreme linkerzijde van de socialistische beweging. Er heeft een meeting plaats in de zaal “Valentino”. De aanwezigen, veel jongsocialisten, betuigen er openlijk hun steun aan het anarchisme en anarcho-terrorisme. SAMIJN geeft het tijdschrift “Ter Waarheid” uit, waarin het gedisciplineerd socialisme van ANSEELE sterk wordt aangevallen.

    In 1905 wordt de Nederlandse jood Israël SAMSON in Gent met open armen ontvangen. Hij is een gevierd anarchistisch spreker en SAMIJN en zijn aanhang hangen aan zijn lippen.

    Wanneer wij al deze vaststellingen op een rijtje zetten, dan kunnen wij niet anders dan besluiten dat het anarchisme wel degelijk aanwezig en levend was in Gent rond de eeuwwisseling. Zij die de mond vol hadden van het anarchisme waren daarom niet noodzakelijk allemaal terroristen. Wel is zeker dat er geen afgetekende scheidingslijn bestond tussen de socialistische beweging en het anarchisme. Aan de basis van de jonge Belgische Werkliedenparij bestond een brede schemerzone waar ontevreden partijleden en anarchisten zich vermengden. Het is dan ook zeer te betwijfelen of het wel klopt dat de wapens die men in 1906 ontdekte in de winkel van de metselaarscoöperatie inderdaad bestemd waren voor de Russische revolutionairen zoals de twee vakbondsleiders die werden aangehouden, D’HOEDT en BONTINCK beweerden.

     


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    02-03-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    04-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De dramatische aanhouding.

    De dramatische aanhouding.

     

    Boven de apotheek Van Houtte-Boulaert in de Lange Violettestraat n°6 stond op de eerste verdieping een kamer te huur. De huurprijs bedroeg 25 fr. Op 7 februari bood zich een kandidaat huurder aan. De man leek 22 a 25 jaar oud en verklaarde Alexander SUCHAROFF te noemen en student burgerlijk ingenieur te zijn aan de Gentse universiteit. Hij was Russisch vluchteling en geboren in 1883.

    Reeds na een paar dagen kwamen sommige van zijn gedragingen niet helemaal normaal over. Zo ging hij praktisch nooit de straat op, ook niet op de uren dat er normaal les gegeven werd aan de universiteit.

    De dag van zijn aankomst reeds had hij de meid van apotheker Van Houtte gevraagd om hem alle kranten te bezorgen die in Brussel werden uitgegeven. Zijn woonplaats moest ook al spoedig bekend geweest zijn aan zijn vrienden. Hij ontving frequent bezoek, meestal van twee dezelfde personen. Een van deze was klaarblijkelijk een Belg, de andere een Rus. Beiden spraken degelijk Frans. Op 11 februari, en op aandringen van Mr.Van Houtte, begaf de nieuwe huurder zich uiteindelijk naar het politiebureau om er zich te laten inschrijven. Hij legde er een papier voor dat in het Russisch was opgesteld en verklaarde van St.-Petersburg te komen om hier te Gent verder te studeren.

    Ook hier, en dat was het enige wat de van dienst zijnde politieman uit het papier kon opmaken, zegde hij Alexander SUCHAROFF te noemen.En dan kwam de cruciale dag van 15 februari 1909. Over de aanleiding tot de aanhouding laten wij apotheker Van Houtte zelf aan het woord. Hij verklaarde aan een journalist van HET VOLK naderhand het volgende:

     

     “....Maar, zondagmorgen nu kreeg ik als naar gewoonte een Fransch blad der hoofdstad, waarop ik geaboneerd ben, in handen. Gedachtenloos vouwde ik het open. “Wat is dat nu?” vroeg ik me af. Op de eerste bladzijde had ik het portret bemerkt van onze huuraar!. Ik keek nader toe en bemerkte dat er aan het hoofd van het artikeltje, waartusschen de portretten, vlak voor het aangezicht en zijwaarts, stond:

     

    “DE BOM VAN SINT JOOST-TEN-NOODE”

     

    Toen ik aan het lezen ging kwam ik meer en meer tot de overtuiging dat mijn inwoner de bedoelde persoon was. Ik sprak er met mijn schoonbroer, den heer Boulaert over, en wij besloten de policie te verwittigen. Mijn schoonbroer begaf zich naar het bureel der Koepoortkaai waar hij aan den heer policiecommissaris zijn vermoeden mededeelde. De officier antwoordede aanstonds het noodige te zullen doen”.......

      

    Vanaf dat ogenblik volgden de gebeurtenissen zich zeer snel op. De ongetwijfeld soberste en meest waarheidsgetrouwe weergave van de feiten vinden wij in het verslag dat door de adjunct-politiecommissaris naderhand werd opgesteld ten behoeve van de hoofdcommissaris.

    VERSLAG

    Overgemaakt aan de Heer Hoofdcommissaris op 16 februari 1909 om 7 uur ‘s morgens.

    Gisterenavond, 15 dezer kwam de heer Victor  BOULAERT verklaren aan Mijnheer de politiecommissaris DE SMET dat de student die sinds een achttal dagen bij hem woont zeer sterk gelijkt op het individu waarvan een portret en signalement verscheen in de krant “La Dernière Heure”.

     Mijnheer de politiecommissaris DE SMET, vergezeld van de agenten PRIEM, TYTGAT en GYSSELS, allen in burger gekleed hebben zich naar de woning van de heer BOULAERT begeven, Lange Violettestraat n°8. Het verdachte individu betrok er een kleine kamer op de eerste verdieping.

    Toen zij de kamer binnengingen, plaatsten Mijnheer de Commissaris De Smet en de agenten zich rond de verdachte die aan het schrijven was.

    Mijnheer had hem zijn naam en hoedanigheid gevraagd. Hij verklaarde zich te noemen: Peter SUCHAROFF, geboren te Zarshoeselo op 16 januari 1888, student burgerlijk ingenieur, en komende van St.-Petersburg. Gedurende die tijd was het individu blijven zitten, de rechterhand in de binnenzak van zijn vest. Mijnheer vroeg hem vervolgens wat de cijfers te betekenen hadden die hij neergeschreven had. “Dat zijn al de uitgaven die ik gemaakt heb om per spoor te reizen” antwoordde hij.

    Toen Mijnheer de commissaris DE SMET hem gevraagd had om mede te komen naar het politiebureau, sprong het individu recht en trok een revolver Browning van zwaar kaliber uit de binnenzak van zijn jas en begon schoten af te vuren. Mijnheer de commissaris De Smet en de agent Gyssels sprongen op hem. In het tumult werd een petroleumlamp die op de tafel stond omgegooid en doofde uit. Iedereen bevond zich dus in het duister, terwijl het individu steeds verder schoten loste. Een petroleumkachel die diende om de kamer te verwarmen, een nachttafel en andere voorwerpen werden omgegooid. Ruiten vlogen stuk, terwijl de agenten om licht schreeuwden.

    Op een gegeven moment liet de agent Gyssels de verdachte los en zegde:”Mijnheer ik ga sterven, ik ben getroffen” en zakte op een paar passen in elkaar. Terwijl Mijnheer de commissaris De Smet en agent Tytgat zich inspanden om de verdachte in bedwang te houden, slaagde de bijzondere agent Priem erin hem zijn wapen te ontrukken terwijl hij een laatste schot loste. Op dat ogenblik zegde Mijnheer de commissaris De Smet:”Ik ben getroffen in mijnen buik”. Bijzonder agent Priem drong daarop een aangrenzende kamer binnen en vond er een lamp die hij onmiddellijk aanstak. Toen hij hiermede in de eerstgenoemde kamer kwam was het individu nog steeds aan het vechten. Samen met de agent Tytgat slaagde hij er tenslotte in hem de handboeien aan te doen en de kamer uit te slepen. Toen zij met de dader aan de trap kwamen maakte de man een formidabele sprong, vermoedelijk met de bedoeling hen beiden mede te slepen, maar zij lieten hem los. Hij viel met het hoofd naar beneden van de trap. De agenten liepen naar beneden, doch de man sprong recht en nam de vlucht. Door een verbindingsdeur die uitgaf in de gang kwam hij terecht in het aanpalende huis. De agenten Priem en Tytgat liepen de straat op en gingen langs de voordeur de vluchtende tegemoet. Daar werd hij evenwel reeds door Mr.Boulaert in bedwang gehouden. Hij werd vervolgens onder goede geleide naar het politiebureau overgebracht.

    Het individu in kwestie is de genaamde SEILIGER Vladimir, van Russische nationaliteit, geboren te Tiraspol op 10 februari 1885, student,  gewoond hebbende te Brussel, Kleine Museumstraat 6, beschuldigd van afpersing met geweld en bedreigingen en bendevorming. Er is een aanhoudingsbevel ten zijnen laste uitgevaardigd. Zijn seining, uitgaande van den heer onderzoeksrechter TORSIN te Brussel is ons gisterenavond toegekomen.

    Seiliger is onder aanhoudingsmandaat geplaatst in de gevangenis te Gent.

    Politiecommissaris DE SMET en agent GYSSELS ontvingen de onmiddellijke zorgen van de dokters Champon en De Schrijver. Zij werden vervolgens overgebracht naar het burgerlijk hospitaal. Agent Tytgat heeft zware schoppen op de benen gekregen en een kopstoot op de borst. Hij klaagt van lichte pijnen in de getroffen streken. De bezittingen van de bijzondere agent Priem zijn bevuild met petroleum, zijn mantel vertoont een gat en is verbrand.

    De adjunct-politiecommissaris

     

    (get.DUQUESNE)


    Toen men de dader na de feiten buiten bracht waren al enkele omwonenden en voorbijgangers toegestroomd. De adjuncten PIRON en DUQUESNE die intussen ook reeds ter plaatse waren hadden de handen vol om te beletten dat de Rus gelyncht werd. De agenten Priem en Tytgat kregen onmiddellijk de nodige hulp om de dader naar het politiebureau over te brengen. Jan LAUREYS, een handelsreiziger uit de Veldstraat te Gentbrugge, Jozef TAVERNIER, eveneens handelsreiziger uit de Toekomststraat te Gent en twee soldaten uit de nabijgelegen artilleriekazerne, Guillaume WILDERYCKX en Jan VAN THIELEN boden de nodige mankracht om het gevaarlijke individu over te brengen naar de Koepoortkaai. Bij een eerste summier verhoor verklaarde Seiliger dat hij alleen had geschoten “om verwarring te stichten” en absoluut niemand had geviseerd. Vanuit het politiebureau werd hij overgebracht naar de gevangenis van de Nieuwe Wandeling en er opgesloten in cel 167.


                                                                  

                  Lange Violettestraat n°6,nadat de apotheek reeds verhuisd was. Foto rond 1950.

                                


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    04-03-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    05-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De slachtoffers.

    De slachtoffers.

     

     

    Politiecommissaris Florent DE SMET was geboren Oostakker op 26 januari 1860. Vader was Jacobus en moeder Marie Thérèse VAN ACKER. Hij was het negende kind uit een landbouwersfamilie. Hij ontpopte zich als een schrander en ernstig student en behaalde zonder problemen het diploma in de humaniora.

    Na vier jaar legerdienst, die hij beëindigde als Sergeant-Foerier, nam hij op 14 maart 1887 dienst bij de Gentse politie. Een jaar later werd hij brigadier benoemd en in 1889 adjunct-politiecommissaris. In deze hoedanigheid oefende hij gedurende vele jaren de functie van secretaris van de hoofdcommissaris uit. Intussen was hij in het huwelijk getreden met Virginie HUYBRECHTS, een piano- en zanglerares.

    Zij kregen vier kinderen, Leopold (geb.1894), Maria (geb.1896), René (geb.1897) en Gilberta (geb.1899). De gelukkige jaren waren voor Florent voorbij toen zijn echtgenote in 1900 overleed en hij alleen instond voor de   opvoeding van zijn kinderen.

    Zijn carrière had evenwel niet te lijden onder zijn ongeluk en op 30 augustus 1900 werd hij benoemd tot politiecommissaris op de 4°wijk. Zoals destijds gebruikelijk nam hij zijn intrek op het wijkbureau dat gelegen was op de Koepoortkaai n°9. Voordien woonde hij op de Elyzeese Velden n°65.

    Als adjunct-politiecommissaris was Florent in 1892 reeds een eerste maal het slachtoffer geweest van de rellen die Gent teisterden. Bij een treffen dat wij reeds vroeger beschreven werd hij de borstkas ingedrukt. Dit had voor gevolg dat hij zijn verder leven last had van kortademigheid.

     

    Tengevolge van de opgelopen verwondingen bij de aanhouding van Seiliger overleed Florent DE SMET op 16 februari om 4.00 uur ‘s morgens. De lijkschouwing wees uit dat hij door twee kogels in de buik getroffen was. Een ervan had op verschillende plaatsen de ingewanden doorboord. Een derde kogel was afgeschampt op het uurwerk dat Florent in de zak van zijn ondervest droeg. De kogel werd in de zak teruggevonden, samen met het vernielde uurwerk.

    Florent DE SMET was een politiecommissaris die door de bevolking zeer werd geapprecieerd. Het verdere verloop van de gebeurtenissen zou dit ten volle bevestigen. Hij was zeer sociaal ingesteld en was zowel voor zijn ondergeschikten als voor zijn oversten een voorbeeld.

     

     

    Joseph GYSSELS, politieagent 1°klas was geboren te Nevele op 28 maart 1871. Vader was Charles, moeder Marie BLOMME. Na het lager onderwijs was hij tot zijn 23 jaar tuinman geweest, met uitzondering van zijn legerdienst. Op 10.12.1894 trad hij in dienst bij de Gentse politie. Hij huwde Rosalie DE KOCK, een weduwe die 12 jaar ouder was dan hijzelf enkele maanden voor hij bij de politie kwam. De weduwe had een dochter uit haar eerste huwelijk. Ook in dit gezin was niet alles rozengeur en maneschijn geweest. De dochter, Zulma CREME, was een paar weken voor de feiten een been geamputeerd.

    Naast deze ongelukkige had Joseph zelf drie kinderen, namelijk Martha (15 jaar), Raymond (13 jaar) en Berthe (6 jaar). Ook GYSSELS stond bekend als een zeer dienstvaardig en door de bevolking graag gezien politieman.

    Hij overleed de dag van de aanhouding zelf. De dokters hadden nog getracht hem te redden. Vijf kogels hadden hem getroffen. Men slaagde er nog in om drie ervan te verwijderen. Twee kogels waren evenwel langs de rug binnengedrongen en hadden ernstige schade toegebracht aan de long en de lever.

     

    Beide slachtoffers betekenden een waar verlies voor de Gentse bevolking en haar politiekorps. Wij zegden reed hoe Commissaris DE SMET geroemd werd om zijn onbesproken gedrag en de voorkomende en geduldige manier waarop hij de bevolking van zijn wijk benaderde. Wat Gyssels betreft, zijn kwaliteiten blijken overduidelijk uit een verslag dat DE SMET zelf schreef een paar dagen voor de feiten en waarbij hij GYSSELS voordroeg voor de bevordering tot brigadier.:

    “De agent GYSSELS zou een zeer goed brigadier zijn. Hij spreekt uitstekend Frans. Er is hem absoluut niets te verwijten op het vlak van gematigdheid. De diensten die hij reeds geleverd heeft bevelen hem op alle gebied aan an de welwillendheid van zijn chefs. Hij is een dienaar, waardig om voor bevordering in aanmerking te komen. Hij is rechtuit, heeft een zeer goede houding, en getuigt van veel moed en koelbloedigheid. Hij heeft een vriendelijk karakter en in zijn betrekkingen met het publiek valt hij op door zijn steeds gelijkmoedig humeur waardoor hij graag gezien wordt door iedereen.

    Hij treed nooit onbezonnen op en de chef die hem om het even welke opdracht toevertrouwd kan er steeds op rekenen dat hij er zich met de grootste intelligentie zal van kwijten.

    Hij is onderdanig en nooit onaangenaam. Hij houdt zich enkel bezig met zijn plichten die hij met smaak en toewijding volbrengt.

    GYSSELS mag overal de hand aan slaan, mag met schrijfwerk belast worden en heeft steeds een actieve dienst vervuld met tact, zodanig dat zijn verslagen nooit het voorwerp van betwisting zijn geweest.”

     

    Een beter geschreven portret kunnen wij ons nauwelijks indenken. In zijn lijkrede nam de Hoofdcommissaris de tekst van dit verslag integraal over.
        Commissaris
         De Smet
        Bidprentje van
        echtg.De Smet
        Politiebrigadier
            Gyssels.

    0    0    0    0








    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
    05-03-2010, 00:00 geschreven door Roger  
    Archief per week
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek
  • Welkom, en veel plezier met je nieuwe blog
  • een fijne dinsdagavond

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    zita1
    www.bloggen.be/zita1

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs