Anarchisme en terrorisme in België.
Zolang hun activiteiten zich beperkten tot het woord en schrift werden de anarchisten in België in feite weinig verontrust. Niet in het minst omdat ons politieapparaat in die tijd niet opgewassen was tegen tijdrovende, diepgaande onderzoeken. Ook toen reeds had het politiek bestel weinig aandacht voor de politie die grotendeels afhing van de plaatselijke, gemeentelijke mandatarissen.
Er verschenen in ons land anarchistische publikaties zoals La societé Nouvelle en Le révolté die zonder enige terughoudendheid de anarchistische theorieën propageerden. Sommige, aanvankelijk gunstig gestemde, vooraanstaande intellectuelen keerden zich evenwel af van het anarchisme naarmate de anarchisten van de daad meer en meer hun stempel drukten op de anarchistische beweging.
Na de Parijse commune vestigden een aantal communards, onder wie de geleerde gebroeders Reclus, zich in Brussel. Daarnaast kwamen tal van Russische en Franse vluchtelingen hen hier vervoegen. Ons land voerde een politiek van gastvrijheid die ervoor zorgde dat zelfs gekende anarchisten hier welkom waren op voorwaarde dat zij hier geen misdrijven pleegden.
Ons land kende een aantal verdienstelijke theoretici van het anarchisme. De belangrijkste onder hen beriepen zich op Proudhon en Kropotkin, veeleer dan op Bakoenin. De zeer oorspronkelijke Cesar DE PAEPE ging uit van het mutualisme van Proudhon, die de ruil van produkten van zelfstandige arbeiders en associaties wilde regelen buiten de staat om. Hij wilde aldus vermijden dat de staat door het monopolie op de produktiemiddelen nog machtiger werd. Naast de Gentenaar Cesar DE PAEPE was er in het Mechelse Frans VERBELEN en Jos STROOBANTS. In Leuven predikte C.HAESENDONCK. In 1867, op het congres van Lausanne keerde Cesar DE PAEPE zich in volgende bewoordingen tegen het staatssocialisme:
"Er zal oorlog zijn zolang er klassen zijn in de maatschappij.De wezenlijke reden van oorlog schuilt niet in de staande legers, maar daarin dat de economische en dus ook de politieke structuur alle evenwicht mist. Hiermede schetste hij de geestesgesteldheid van de Belgische anarcho-socialisten ten voeten uit. Naast deze personages van eigen bodem kwamen, vooral in de beginperiode, veel Nederlandse voorvechters van het anarchisme hier steun en contact zoeken met hun geestesgenoten. In Antwerpen werd in 1870 een gemeenschappelijk congres gehouden van Vlamingen en Nederlanders. De strijd binnen de socialistische beweging tussen de aanhangers van Bakoenin en Proudhon en deze van Marx en Engels was toen reeds volop aan de gang. In 1872 verliet de Belg Victor Davé het congres van de Socialistische Internationale in Den Haag uit protest tegen de uitsluiting van Bakoenin. Ook de Vlaamse socialist Philip COENEN en de Brusselse afgevaardigde D.BRISMEE stemden tegen de uitsluiting. Hieruit mag men zonder aarzelen besluiten dat de aanhangers van het anarchisme van de daad wel degelijk hun medestanders hadden in ons land.
Vanaf 1877 verbraken de Belgische socialisten dan ook volledig elk contact met het anarchisme van de daad,althans naar de buitenwereld toe. Wij zullen verder zien dat de werkelijkheid soms anders was.
Naarmate de tijd verliep steeg in ons land de sociale onrust. Onder impuls van de eerste, in Gent ontstane, vakverenigingen en van de socialisten die met de dag een grotere aanhang verwierven onder de onderdrukte arbeiders werden werkstakingen en betogingen in België bijna dagelijkse kost. De overheid had echter geen oor naar de rechtmatige verzuchtingen van het proletariaat en zag maar één weg om de emancipatie van de arbeiders tegen te gaan, namelijk de repressie met alle middelen. Het spreekt vanzelf dat een dergelijke houding het geweld slechts in de hand werkte. De anarchisten van de daad maakten van de situatie handig gebruik. Tal van stakingen en demonstraties ontaarden in vechtpartijen met gekwetsten en soms zelfs doden tot gevolg. Zo was het jaar 1886 getekend door allerlei voorvallen die even zoveel vingerwijzingen waren dat er dringend iets fundamenteels moest veranderen in de verhoudingen tussen overheid, patronaat en werkende klasse.
Op 18 maart 1886 hadden te Luik demonstraties plaats bij de herdenking van de 15°verjaardag van de commune van Parijs. Zij ontaardden in niet geringe rellen.
Op 20 maart volgde een staking van de mijnwerkers in Seraing.
Op 21 maart ontstonden ernstige woelingen in Brussel bij de herdenking van de Parijse commune. De rijkswacht trad op zonder dat zij gevorderd was door de burgemeester. Er volgde scherpe polemiek tussen het stadsbestuur en de regering ten gevolge van deze ongevraagde tussenkomst.
Diezelfde dag was het ook in Charleroi zeer onrustig. Een betoging van stakers werd met geweld uiteengeslagen. De onlusten verspreidden zich over gans Wallonië. In Baseaux vielen 2 doden en vijftien gewonden en in Roux 16 doden en 19 zwaar gewonden nadat het leger werd ingezet tegen de manifestanten.
Op 23 maart deed men ook in Tilleur beroep op het leger om manifestanten uiteen te drijven. Er vallen geen doden, wel een aantal gewonden. Op 26 maart van hetzelfde 1886 tenslotte breekt een algemene werkstaking uit in het bekken van Charleroi.
Wij kunnen ons de vraag stellen in hoeverre provocateurs uit de anarcho-terroristische middens enige invloed hebben uitgeoefend op het uit de hand lopen van deze manifestaties. In veel gevallen stelde men vast dat onder de betogers gewapende lieden waren die bij nader onderzoek niet eens van Belgische origine bleken te zijn en al evenmin tewerk gesteld waren in Belgische bedrijven. Vast staat dat enkele jaren later, in 1891, de Italiaanse zwervende anarchist MALATESTA pogingen deed om leiding te geven bij de algemene staking die in ons land uitbrak om het algemeen stemrecht af te dwingen.
Op 13 april 1891, in het raam van die algemene staking, werpen stakende arbeiders barricades op in Quaregnon. De daaropvolgende dag, in alle vroegte chargeert de rijkswacht die is opgevorderd. Er wordt gebruik gemaakt van vuurwapens en er valt één dode.
Blijkbaar gingen anarcho-terroristen van eigen bodem zich ook vervolmaken in het buitenland in het fabriceren van springtuigen.
In 1894 kwam de Belg Jean PAUWELS om het leven in Parijs toen een zelfgemaakte bom tot ontploffing kwam in zijn zak. Het onderzoek wees uit dat hij medewerkte bij verschillende aanslagen in Frankrijk. PAUWELS was aldus de tweede Belg, na BOURDIN, die in het buitenland duidelijk betrokken was bij bomaanslagen. Ongelukkig voor hem liet hij het leven door zijn eigen wapen.
In 1899 waren er in ons land opnieuw zware onlusten. Eens te meer liepen stakingen en betogingen sterk uit de hand. En opnieuw wezen onderzoeken uit dat de raddraaiers en de voormannen die geweld uitlokten meestal van vreemde nationaliteit waren. Dit was trouwens ook het geval voor degenen die hier aanslagen pleegden op de hoogwaardigheidsbekleders. Op 13 november 1902 werd aldus een aanslag gepleegd op koning Leopold II. De Italiaanse terrorist ROBINO bleek hiervoor verantwoordelijk te zijn. De aanslag mislukte omdat hij het vuur opende op de verkeerde persoon, namelijk de hofmaarschalk die met de koning dezelfde koets deelde. De dader kende blijkbaar zijn slachtoffer niet !En ook hier zou de politie in de daaropvolgende jaren het slachtoffer worden van de haat tegen alles wat de overheid vertegenwoordigde. Het was in Luik dat in 1904 een rechtstreekse aanslag op een politieofficier werd gepleegd. In het weekblad Het huisgezin van 27 maart 1904 vinden wij een uitgebreid verslag over de gebeurtenissen.:
SCHRIKKELIJKE DYNAMIETAANSLAG TE LUIK.
Donderdagnacht 18 maart, rond 2.1/2 ure, werd een dynamietaanslag gepleegd tegen de woning van den politiecommissaris LAURENT te Haut-Pré, bij Luik. De slag was verschrikkelijk en bracht eene groote opschudding in de stad Luik teweeg. M.Laurent woont in de Rue Montagne Saint Walburge 67. t Was op den dorpel van het huis dat den kardoes ontplofte. Kort voor 2 ure werd M.Laurent door drie voorbijgangers verwittigd dat er een verdacht voorwerp op zijnen dorpel lag. De commissaris zond een agent naar M.PAPYN, kapitein der artillerie, hem verzoekende te komen zien wat voor een voorwerp het was.Mr.PAPYN kwam seffens ter plaatse en onderzocht den kardoes. t Was op dat ogenblik dat de ontploffing plaats had. De ruiten der omliggende huizen werden verbrijzeld en verscheidene personen die toegelopen waren, werden door de glasscherven gekwetst. Kapitein PAPYN lag op het gaanpad, badend in zijn bloed; zijne beenen waren ijselijk verminkt. Zes andere persoonen waren erg gekwetst : M.Dupont, landmeter van het kadaster; de E.H.Lemmens, M.CRIEN, MOTTARD en VIATOUR, politieagenten, en M.Legrand, letterzetter.
Amper een week later werd opnieuw een politieofficier geviseerd door bommenleggers. Deze ontsnapte slechts bij toeval aan een gewisse vernieling van zijn woning. Het is opnieuw Het Huisgezin waarin wij een uitgebreid verslag vinden.:
EEN NIEUWE DYNAMIETAANSLAG TE LUIK.
Twee mijnwerkers die maandagmorgen rond 5.30 ure langs de Rue de Tilleur gingen te Saint Nicolas, eene wijk van Luik, zagen op de venster van M.BINET, commissaris van policie, een verdacht voorwerp liggen. Zij verwittigden den commissaris. Deze deed het parket en de veiligheidspolicie verwittigen. De bom werd vastgebonden en vanop afstand omver gerukt. De buis brak en een groenachtige vloeistof liep er uit. Het tuig ontplofte niet omdat men er in tijds bij was. Het woog tien kilos, en was van dezelfde vorm als die bij den laatsten aanslag.
Hij zou even verwoestend gewerkt hebben. Dit feit heeft een groote ontroering verwekt.

Kapitein Papyn / E.H.Lemmens

Politiecommissaris Laurent.
NIEUWE BIJZONDERHEDEN.
Het waren de mijnwerkers Müller en Quoidpers, die van hun werk kwamen, die aan de woning van M.BINET, op den vensterzuil de bom zagen liggen. De twee werklieden boden aan om het gevaarlijk tuig weg te brengen. Mr.BINET verzette zich daartegen. De geburen werden verwittigd en aanstonds werden al de aanpalende huizen ontruimd. M.BINET ontbood eenige policieagenten om het volk op afstand te houden in de Rue de Tilleur. Hij wierp vervolgens een stropkoord om de bom en van in de verte trok hij ze omver. Bij het omvallen was een glazen buisje, dat eenige centimeters boven het tuig uitstak, gebroken en een groenachtig vocht verspreidde zich over de grond. Het tuig heeft de vorm eener houten, zwart verniste doos, 30 cm hoog op 20 lang en 15 breed. De voegen zijn vast gesloten bij middel ban vijzen. Aan den bovenkant is een handvat. Het inwendige der doos is in twee verdeeld; door de opening waarin het glazen buisje gestoken was bemerkt men een groenachtig poeder. Aan een der uiteinden van de buis stak een ouaten stop; men denkt dat deze te vast ingestoken was en dat daardoor het vocht, in de glazen buis bevat, zich niet met de stof in de doos heeft kunnen vermengen; daaraan zou het te wijten zijn dat het tuig niet ontploft is. Men heeft Dinsdag namiddag de bom onderzocht en bevonden dat het een zeer krachtig ontploffingstoestel is dat, had het moeten ontvlammen, aanzienlijke schade zou aangericht hebben.
Intussen werden de daders van de eerste aanslag aangehouden. Nog in hetzelfde nummer van Het Huisgezin vinden wij volgend relaas.:
DE AANHOUDINGEN.
Eene buurvrouw van M.LAURENT had verklaart dat zij in den nacht van Donderdag op Vrijdag, rond 1 ¼ ure door twee personen in de straat werd gestooten. Ook twee agenten hebben Dinsdag om 4 ure op de Cockerillplaats twee personen ontmoet waarvan het signalement overeen kwam met dat door die vrouw opgegeven. Zij waren bezig aandachtig in een dagblad te lezen. Zij gingen binnen in een postbureel en men heeft ze daar aangehouden. Zij zijn van Franse nationaliteit. De tweede aangehoudene had een revolver op zich. Na hunne aanhouding op het postbureel hadden de twee, LAMBIN en GUDOFIN hun adres opgegeven. Mr.LAURENT begaf er zich naartoe en deed den logementhouder, BOUTET genaamd, naar Luik overbrengen waar hij ondervraagd werd. Na eenige aarzelingen verklaarde hij dat Lambin en Gudofin bij verschillende drogisten scheikundige produkten gekocht hadden die zij naar hun logement hadden gebracht. De bommen waren buitenshuis gemaakt geweest en dan naar de kelder van het logement gebracht waar zij gevuld werden naarmate de twee Franschmans de noodige scheikundige stoffen hadden kunnen aanschaffen. De avond der twee aanslagen hadden de twee schelmen Jemeppe omtrent 10 ure verlaten om er te 3 ure 's nachts terug te keeren. Gudolfin, op zijn beurt ondervraagd, eindigde ook met bekentenissen af te leggen. Lambin is betrokken geweest in de zaak van de kerk van Belleville te Parijs, waar een bom ontplofte doch zonder ongelukken aan personen te veroorzaken. In de reiszak van Lambin heeft men knipsels van Parijzer dagbladen gevonden, met het verhaal van de aanslag te Belleville. Lambin geeft toe deze bommen gemaakt te hebben, doch loochent deze der Montagne Saint Walburge gelegd te hebben.
  
Boutet /Godufin/Lambin
 |
De woning van politiecommissaris LAURENT na de aanslag. |
 |
Een beeld van de ravage binnen de woning |
Uit het onderzoek dat volgde kwam overduidelijk naar voor dat de daders, althans LAMBIN en GODUFIN, zeker niet aan hun proefstuk waren.
Uit de levenswandel van LAMBIN bleek dat hij reeds op 17-jarige ouderdom in aanraking kwam met het gerecht. Hij was toen in Reims veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf .......wegens diefstal en bewaring van ontplofbare stoffen. Toen was reeds gebleken dat hij een bijzondere interesse aan de dag legde voor alles wat scheikunde betreft. Hij had een tijdlang gewerkt bij een apotheker in Troyes waar hij tevens een leergang scheikunde had gevolgd. Hij was zeker niet gespeend van de nodige intelligentie en was vaste klant in de stadsbibliotheek van Reims waar hij vooral de boeken raadpleegde die handelden over ontploffingstuigen.Op 18 augustus 1901 had in de kerk St.-Nizier in Reims een ontploffing plaats terwijl de pastoor godsdienstles gaf aan een vijftiental kinderen. Als bij wonder waren er geen gekwetsten. Onmiddellijk vielen de vermoedens op LAMBIN. Op 24 augustus werd hij aangehouden. Men kon evenwel niet bewijzen dat hij de bom had geplaatst. In zijn woning vond men alle ingrediënten voor het vervaardigen van dergelijk springtuig. LAMBIN werd veroordeeld en uit Frankrijk verbannen. Ondanks deze maatregel verdacht men hem in 1903 van een aanslag op de kerk van Belleville. Het onderzoek werd zeer gebrekkig gevoerd en men vond onvoldoende bewijzen van zijn aanwezigheid aldaar.
LAMBIN gebruikte in de omgang met zijn soortgenoten meestal de naam BEAUMANOIR.
GODUFIN was een deserteur uit het Franse leger. Hij was ingeschreven in de bevolkingsregisters van de stad CLICHY. Hij beweerde er actief geweest te zijn als verver, doch niemand kon dit bevestigen omdat men hem nooit op de geijkte uren naar zijn werk had zien gaan. In 1903 had hij tijdens de loting verklaard dat hij weigerde soldaat te worden. Desondanks had men hem ingelijfd bij het regiment jagers te paard waar hij acht dagen later deserteerde. De gezellen zoals de vrienden anarchisten zich noemden hadden geld ingezameld om hem toe te laten naar Engeland te vluchten. Hij veranderde evenwel zijn bestemming en kwam met dat geld naar België. Hij bezocht regelmatig de volkshogescholen en de bijeenkomsten van anarchisten. Hij voerde op deze soms het hoge woord, doch was geen opruier die tot geweld aanzette. De Parijse politie aanzag hem als een der gevaarlijkste anarcho-terroristen, hoewel hij nog geen enkele veroordeling had opgelopen.
Bleef tenslotte BOUTET. Hij was geboren in Hoffray, Duitsland, van Belgische ouders. Tegen hem kon men in feite, buiten het verlenen van onderdak aan beide voorgaande, weinig aanvoeren. In de nacht van de mislukte aanslag tegen de woning van politiecommissaris BINET was hij met zekerheid in de koolmijn waar hij werkte. Hij was er wel voor bekend dat hij anarchistische sympathieën had, doch op zijn werk, waar hij reeds verscheidene jaren in dienst was, had men nooit ondervonden dat hij zijn ideeën ook in daden omzette. Men had nooit over hem te klagen en hij werd als een zeer goed werkman aanzien. Boutet was 35 jaar oud, gehuwd en vader van twee kinderen.
Het staat dus vast dat ook in ons land Anarchisten van de daad opereerden. Vreemdelingen en anarcho-terroristen van eigen bodem werkten blijkbaar samen om zich waardige navolgers van Kropotkin en C° te tonen. En ook hier werden gekroonde hoofden geviseerd. Na de aanslag op koning Leopold II waarvan wij reeds gewag maakten, volgde in 1909 in de omgeving van Brussel een aanslag op Koning Edward VII van Engeland. De dader werd aangehouden en vereenzelvigde zich als een zekere SPIDO. Hij had twee geweerschoten gelost op de trein waarin de Engelse koning Brussel naderde. De aanhouding van de verder onbekend gebleven dader gebeurde dank zij de samenwerking van de Brusselse politie en de Special Branch van Scotland Yard. Leden van deze bijzondere afdeling van de Engelse Politie behoorden tot de vaste begeleiders der verplaatsingen van de opeenvolgende Engelse vorsten.
Trouwens, toen later in de loop van 1912 de bende van BONNOT in Frankrijk werd opgerold, bleek ook daar dat Belgische onderdanen deel uitmaakten van de groep volgelingen van deze sinistere moordenaar. Een van hen was Raymond CALLEMIN, alias Raymond la Science, geb.te Brussel op 28 maart 1890, letterzetter van beroep. Reeds op zeer jonge leeftijd behoorde hij tot de anarchistische middens. Hij was onder andere medewerker geweest aan het anarchistische tijdschrift Le Révolté. In 1910 trok hij naar Parijs en was er vaste bezoeker van het lokaal LAnarchie.
Een andere Belg was Edward CARROUY. In 1909 liet hij zijn werk als metaalarbeider voor wat het was en hield zich nog uitsluitend bezig met het anarchisme. Hij was een bekend woordvoerder op tal van meetings en was medebeheerder van Le Révolté. Het was daar dat hij in contact kwam met Callemin. In Parijs ging hij schuil onder de naam MAURY en was eveneens vast bezoeker van LAnarchie.
Een derde Belg uit de bende was Jean Adelin DEBOE, geboren in Anderlecht op 20 maart 1889 en, net als Callemin , letterzetter van beroep. Hij had een tijdlang gewerkt in een drukkerij te Lausanne, Zwitserland, waar hij wegens zijn anarchistische propaganda aan de deur werd gezet. Daarna verbleef hij een tijdlang in Frankrijk en werd er eveneens vaste klant in LAnarchie. Later keerde hij onder een valse naam terug naar Lausanne. Hij werd er verdacht van sabotage, moest opnieuw vluchten en sloot zich dan aan bij de bende van Bonnot.
Tenslotte was er Marie VUILLEMIN, echtgenote SCHOOFS. Zij was 23 jaar oud en geboortig van Bergen..
Ongetwijfeld waren deze Anarchisten van de daad ook reeds in 1909 actief in ons land.
|