Het anarchisme en de moord
in de Lange Violettestraat te Gent.
(15 februari 1909:)
Een bijdrage tot de geschiedenis van de gemeentepolitie in het algemeen en van de Gentse politie in het bijzonder.
Opgedragen aan de nagedachtenis van
alle ordehandhavers die het leven lieten
in dienst van de bevolking.
Ten geleide.
15 februari 1909:
Een trieste mare vind als een lopend vuurtje zijn weg onder de Gentse bevolking:
Hedde t al ghuurt ? Den kommesir van t vierde es omverre geschotten ! In nen azent uuke ! Deur nen anarsiest !(*)
Van mond tot mond, van huis tot huis, van straat tot straat verspreid zich het bericht. De Gentenaars kunnen met moeite geloven dat de gesel van de eeuwwisseling, het anarcho-terrorisme, thans ook in de Arteveldestad heeft toegeslagen. Brussel, ja. Parijs, natuurlijk. Maar Gent ! Dat kan toch niet !
Het bericht is maar al te waar. s Anderdaags reeds telt het politiekorps twee doden. Politiecommissaris DE SMET en agent GYSSELS van de vierde wijk zijn beiden met enkele uren verschil bezweken aan de verwondingen die zij opliepen bij de aanhouding van de anarchist Seilinger, alias Hartenstein. De Belgische kranten brengen uitgebreid verslag van alles wat zij weten, verzinnen en vermoeden.
Gent huivert, treurt en toont zijn afkeuring. De Gentenaars laten zich van hun beste zijde zien. Zowel de gegoede burger als de werkman, zowel links als rechts laten zien dat zij met zoveel geweld in hun eigen stad niet gediend zijn....en vergeten na enkele weken de ellende die twee families is aangedaan.
In de hierna volgende bladzijden hebben wij getracht de gemoedsgesteltenis onder de bevolking te peilen en een tijdsbeeld op te hangen van de periode waarin de gebeurtenissen zich afspeelden.
Wij hopen er in geslaagd te zijn de lezer te boeien en hem terug te plaatsen in de gevoelswereld van het begin der 20°eeuw.
Roger De Caluwé
(*) Hebt ge het al gehoord ? De politiecommissaris van de vierde wijk is neergeschoten ! En een politieagent eveneens ! Door een anarchist !
Ontstaan en verspreiding van het anarchisme.
Teneinde een juist beeld op te hangen van de evenementen die de bevolking bezig hielden rond de eeuwwisseling is het nodig om even een zijsprong te wagen die ons naar onze zuiderburen brengt. In 1870 verklaarde de Franse regering de oorlog aan Pruisen. Nooit is een oorlog begonnen om dwazere redenen dan deze. De aanleiding was het feit dat Spanje aan de katholieke prins Leopold von Hohenzollern-Sigmaringen de troon had aangeboden. Frankrijk wilde dit niet en eiste van de Pruisische koning dat hij dergelijke troonopvolging zou beletten. Zelfs toen de Pruisische Prins zelf weigerde verklaarde Frankrijk toch de oorlog aan Pruisen.
Het Duitse leger bleek evenwel op alle gebied superieur aan de Fransen. De ene nederlaag volgde op de andere en de ene helft van het Franse leger werd in Metz ingesloten. De Franse generaal Mac Mahon wilde de rest van zijn leger terugtrekken teneinde Parijs te verdedigen doch op 2 september 1870 werden zijn troepen nabij Sedan op hun beurt ingesloten. Het staatshoofd Napoleon III, op dat ogenblik als opperbevelhebber bij zijn troepen in Sedan, capituleerde. Frankrijk had geen leger meer. Napoleon III werd gevangengezet in Kassel. Na zijn vrijlating ging hij in ballingschap naar Groot Brittanië, eens de Franse aartsvijand.
In maart 1871 werd door de burgers van Parijs een radicale gemeenteraad gekozen die zich niets aantrok van de legitieme regering die zich teruggetrokken had in Versailles. Deze nieuwe gemeenteraad, de Parijse Commune revolteerde tegen de Nationale regering. Toen gebeurde het ongelooflijke. De Franse regering gooide het op een akkoordje met Bismark en alle Franse krijgsgevangenen werden vrijgelaten zodat onder het bevel van Generaal Clement-Thomas een nieuw leger kon gevormd worden dat tegen de opstandige Comunards ten strijde trok. Einde april 1871 volgden de eerste aanvallen op de comunards. Langzaam maar zeker werden zij teruggedrongen naar het noordoostenvandestad. De Franse soldateske liet een spoor van bloed en vernieling achter.Vooral de ruiterij was gewelddadig tegenover de opstandelingen. Op 28 mei leverden een paar honderd arbeiders en Parijse gardisten nog slag op het kerkhof Père Lachaise. De overmacht was echter te groot en de opstandelingen moesten het onderspit delven. 147 Van hen werden ter plaatse gefusilleerd zonder vorm van proces. Dit betekende het einde van de Comune van Parijs.
Al bij al waren een paar tienduizenden Comunards om het leven gekomen tussen 18 maart en 28 mei 1871. Zij die de barricades hadden overleefd en niet gevangen werden genomen door de Versaillers zwermden uit over Europa. Overal werden zij door de arbeiders als helden ontvangen en verzorgd. Van hun kant deden zij hun soortgenoten inzien dat het in handen nemen van de leiding mogelijk was, mits degelijke organisatie. De laatste decennia van de 19°eeuw en het begin van de 20° waren gekenmerkt door de opkomst van het socialisme. Overal ter wereld streden verdrukte en uitgebuite arbeiders voor een menselijker bestaan. Vooral in Europa en de Verenigde staten boekten vernieuwende en vooruitstrevende ideologen langzaam maar zeker tereinwinst.
Binnen deze progressieve middens groeide evenwel ook de anarchistische gedachte en ontstonden de anarcho-socialisten. Hun utopisch ideeëngoed verwierp elke vorm van dwang of overheersing. Zij stonden de totale vrijheid voor. Hun uiteindelijk doel was de volledige afschaffing van alle politieke, sociale, economische of religieuze instellingen. Hieronder verstonden zij de overheid, de geestelijkheid, het patronaat en het bankwezen.
Op zich vormden zij geen echte partij en verenigden zich niet in vaste groepen. Zij gingen uit van het principe dat de mens goed is en in staat om op een valabele manier samen te leven zonder enige vorm van gezag. Hoe edel dergelijke theorie ook kan zijn, zij berust op louter fantasie. De latere ontwikkelingen zouden het bewijs leveren dat zij slechts tot moord en doodslag leid.
De eerste aanhangers van de anarchistische doctrine kwamen soms in kleine groepjes samen om van gedachte te wisselen. Het waren voornamelijk ongevaarlijke theoretici. Over bepaalde aspecten van de ideale samenleving hadden zij niet eens eenvormige ideeën.
De anarchistische beweging, voor zover daarvan al sprake kon zijn, kwam hoofdzakelijk tot leven door de theorieën van die ontevreden intellectuelen die zich bedienden van sterk opruiende gesproken en geschreven taal.
Zolang hun activiteiten zich evenwel beperkten tot getheoretiseer en gefilosofeer over de samenleving en haar gebreken en het zoeken naar nieuwe vormen van gemeenschap, was er geen vuiltje aan de lucht. In die beginperiode waren de anarchisten zelfs gewaardeerde leden van de socialistische Internationale. In die houding zou weldra verandering komen.
De grote theoreticus van het anarchisme, Bakoenin, bleef het geweld als middel om het uiteindelijke doel te bereiken verdedigen. Marx, hoewel in de grond een tegenstander van geweld en van de theorieën van Bakoenin, kon voor het oog van zijn soortgenoten niet nalaten de commune te verdedigen.
Omwille van zijn oproepen tot geweld kwam Bakoenin in conflict met de Socialistische Internationale en werd geweerd op het congres van Den Haag van 1872. Aanvankelijk leek het erop dat het anarcho-terrorisme hiermee gebannen was. Vanaf 1876 evenwel, nadat Bakoenin zich teruggetrokken had en kort daarna stierf, drong het hersenschimmige, avontuurlijke virus opnieuw het anarchisme binnen. Potentiële misdadigers en op hol geslagen idealisten vonden in de geweldstheorieën die werden voorgesteld als de Propaganda door de daad een ruggesteun om hun terreurdaden te vergoelijken. Het gevolg was een definitieve breuk tussen de socialistische beweging en de anarchisten.
Een der voornaamste propagandisten van het geweld was Prins Peter KROPOTKIN. Hij was een afstammeling van de vorsten van Smolensk. Uit sympathie voor de onderdrukten had hij stand en rijkdom opgegeven. Op het einde van de 19°eeuw vestigde hij zich in Engeland en riep de jeugd op tot permanente opstand in woord, geschrift en daad. Op 25 december 1880 schreef hij in de krant Le Revolté:
De permanente revolutie door het woord, het schrift, de dolk, het geweer of dynamiet, alles is goed genoeg voor ons die buiten de wet staan
Voor diegenen die niets liever wilden dan de terreur was de afstand tussen deze propagandaleuzen en de individuele misdadigheid zeer klein geworden.
Met uitzondering voor de Russische anarchisten, die voornamelijk onder de studenten en de lagere adel te vinden waren, vond de opruiende taal een gretig klankbord bij de in armoede levende minder ontwikkelde basis van de maatschappij.
Een eerste voorbeeld van de stand van zaken werd gegeven door de Italiaanse anarchisten CAFIERO en MALATESTA. Op 5 april 1877 verschenen onder hun leiding een dertigtal gewapende activisten in de bergen van de provincie Bénévent, waar zij de gemeentelijke archieven van een klein dorp verbrandden en de inhoud van de gemeentekas onder de bevolking verdeelden. Zij deden aldus een poging om een plattelands- en kinderlijk mini-libertair communisme te realiseren. Hun inspanningen liepen echter spaak.
Opgejaagd en halfdood van de kou lieten zij zich uiteindelijk zonder verzet gevangen nemen. Hun actie hield een ernstige waarschuwing in die evenwel overal door de overheid werd weggewuifd.
Dergelijk georganiseerd terrorisme kreeg enkel vaste voet aan de grond in Spanje, Italië en Rusland. Elders in Europa was er van bendevorming weinig of geen sprake en waren het vooral individuele terroristische aanslagen die de gesprekken beheersten, en navolging kregen. Deze waren zo mogelijk nog afschrikwekkender dan daden van oproerige bendes. In amper zeven jaar werden niet minder dan drie staatshoofden door anarcho-terroristen omgebracht. In Engeland alleen al werden in diezelfde periode drie aanslagen op koningin Victoria door de Special Branch van Scotland Yard verijdeld. Het grote publiek vereenzelvigde rond de eeuwwisseling de anarcho-terroristen met gevluchte Russische staatsburgers. Ook in ons land, zoals in de meeste west-Europese landen verbleven een groot aantal van deze politieke vluchtelingen. In 1881 was de Tsaar Alexander II bij een bomaanslag om het leven gekomen. De Tsaristische politie ontplooide een nooit geziene repressie waarvan de rest van Europa wel scheen geschrokken te zijn. Ook de anarchisten kregen de schrik stevig te pakken. Velen vluchtten naar het buitenland en vroegen politiek asiel in de meer gematigde landen. De eerstvolgende jaren bleef het rustig in Rusland. De bom bleef evenwel het geliefkoosde wapen en toen het terrorisme er opnieuw opflakkerde werden de opeenvolgende aanslagen allen door middel van bommen gepleegd.
|