Brazilië 5: 15 nov-28 dec 2012
Deel 1: de twee weken voor het eerste ShakeThat optreden
De heenreis
Ik zit samen met Gab op de
vlieger richting Rio de Janeiro. Het is de vijfde tournee in Brazilië op drie
jaar tijd, dus ik weet niet of ik jullie nog veel nieuws zal kunnen vertellen
over dat land. Zelf heb ik er deze keer weinig zin in. De reis loopt opnieuw
over Belo Horizonte, Rio en Sao Paulo. Een mooie streek, maar ik heb het
allemaal al gezien. Ik heb zin om in België te blijven en te trainen of te
werken in ons kasteel en als ik dan toch op tournee kan naar de andere kant van
de wereld, dan liever eens ergens anders heen.
Het was eind mei dat ik het
leegstaande Kasteel in Zulte opmerkte. We namen contact op met de eigenaar en
tegen begin juli was alles geregeld. Hij was blij dat wij het zouden opknappen
en wij waren blij dat we een nieuwe stek hadden waar we gratis konden wonen en
trainen. Eind augustus begonnen de werken en zo goed als alles kostte ons
minstens drie keer zo veel werk als we verhoopt. Alle schimmel wegkuisen, rotte
plafondsuitbreken en met gyproc herstellen, boompjes van tussen de tegels en uit
de goten halen, kapotte ruiten herstellen, snoeien, alle zolders en
rolluikkasten isoleren, alle parket schuren en boenen, de kapotgevroren dieselbrander
en een 30tal chauffage uitbreken, een twintigtal nieuwe aansleuren en
installeren, een nieuwe brander geheel ecologische houtvergasser- kopen en
installeren, den elektriek repareren, klinken, sloten, sleutels, waterleidingen
uitspoelen, boilers herstellen,
en ondertussen ook nog eens de verhuis en de
afbraak van Telesnack.
Ik wil niet vertrekken net voor
de grote werken klaar zijn. Ik wil er bij zijn als de verwarming opgestart wordt
en ook de kachel in het trainigszaaltje brandt. Ik wil verder werken aan de
moestuin, de kippenren, de serre en de varkensstallen, de sauna en de grote
trainingszaal. Er is nog zo veel te doen. Ik heb geen zin om anderhalve maand
te verliezen in Brazilië.
Halte 1: de nationale circusconventie
Wat kan het leven toch schoon
zijn !! Eindelijk weet ik weer waarom we opnieuw naar hier wilden komen.
Neem nu de circusparade. Zon
optochten zijn nooit mijn ding geweest. Ongeveer elke circusconventie belooft
het stadsbestuur een verkleede parade die wat kleur en leven in de stad brengt
als een tegenprestatie voor de ondersteuning. Dus het is verplichte kost die je
er bij neemt omdat je weet dat het nodig is.
Behalve natuurlijk in Brazilië,
het mekka van parades en stoeten. Hier brengt de stoet niet een beetje kleur,
maar zet het hele parcour op stelten en is het genieten van elk moment, zelfs
voor van die saaie Belgen.
Alle artiesten zijn potsierlijk
verkleed en geschminkt zonder enige schaamte. Iedereen trommelt en jongleert
terwijl de omstaanders lachen en meeroepen alsof het hen totaal niet irriteert
dat ze een half uur tijd verliezen. Jongleurs lopen openstaande deuren binnen
en gooien kegels vanuit het ene raam naar het andere. Geen Braziliaan die er
iets op tegen heeft.
Alles verloopt zo natuurlijk
alsof iedereen zijn hele leven niets anders deed. Een kruispunt waar je in
Europa al na 10 seconden met boze chaufeurs zou af te te rekenen krijgen van
pepperspray tot bosmaaiers- is hier de ideale plaats voor meer spectakel. Twee
porteurs nemen elkaars schouders vast en in no-time staat er een cirkel van
tien porteurs met een achttal man op hun schouders waar de voltigeurs nog aan
het opklimmen zijn. De kinderen, klimmen als apen naar de vierde verdieping
terwijl de hele toren ineenzakt. De autos toeteren mee met de trommels en het
applaus van al wie een half uur te laat zal zijn op zijn werk. Werk ? Dat kan
altijd wel wachten.
Als er iets is dat we van de
Brazilianen kunnen leren dan is het wel wachten. Twee uur in de rij staan omdat
de voorstelling te laat begint, en niemand die zich daaraan ergert. Ideaal om
met je buurman te praten, desnoods wat samba te spelen en te dansen.
Als slot van de parade speelt
Adriaan Schwarstein zijn Green-man personnage. Normaal wordt die in een winkelstraat
gezet en speelt hij met iedereen zijn voeten waarbij hij ver gaat en er toch in
slaagt om de mensen niet boos te maken.
Hier in Sao Joao Del Rey zetten ze
hem midden op de drukke ringweg. Adriaan is één van de weinige mensen die
betaald wordt om megafiles te doen ontstaan. Hij gaat ver, heel ver, en niemand
maakt zich. Hij neemt zelfs plaats achter het stuur, deelt de pizzas van de
koerier uit aan de anderen en verwisselt de helmen van motorijders. Meer dan
een half uur staat het verkeer zo goed als stil voordat de politie ingrijpt.
Iedereen lacht en rijdt verder.
Gisterenavond toen we hier
aankwamen was het vuuravond, het enige onderdeel van een conventie die ik nog
minder smaak dan de stoet. Iedereen wacht zeker een uur tot de bussen er eindelijk
zijn, maar niemand die daar een probleem van maakt. En wanneer die er eindelijk
zijn propt iedereen zich naar binnen -zelfs via de ramen- onder het scanderen
van: Er kan er nog eentje bij, er kan er nog eentje bij
In plaats dat de
chauffeur komt zagen dat dat niet mag van de verzekeringen, checkt hij vol
hoopvolle verwachting of zijn bus-vul-record gebroken wordt.
We rijden naar een waterval waar
eenmaal de zon ondergaat de barslechte show begint. Moet nu net op dat moment
de eerste regen van het seizoen uit de hemel donderen ? De show gaat gewoon
verder en het publiek houdt zich warm door samen als zotten te dansen. En als
blijkt dat de bussen opnieuw een uur te laat zijn en iedereen doornat is en
rilt van de kou ? Cachasa, samba en niemand die zich ergert !!
Serra do cipo
Wauw, hoe schoon. De Farofa
klatert vanaf het hoogplateau een dertigtal meter de diepte in. We klauteren de
rotsen af en terwijl een arend overvliegt duiken we onder de regenboog door de
stortpoel in.
Ik zal jullie jammergenoeg moeten
schuldig blijven welke soort arend het juist was. Het was het type Steenarend,
maar zonder vogelgids weet ik amper meer dan de gemiddelde Braziliaan, die
volgens recent onderzoek gemiddeld 0,7 plantensoorten en 1,2 insecten op naam
kan brengen. Diezelfde Brazilianen kennen anderzijds wel 226 merklogos. Ik ga
ervan uit dat dat onderzoek in Sao Paolo, Rio of een andere grootstad gebeurd
is, want hier rond de serra do cipo, kennen de mensen de natuur nog beter dan
je zou verwachten. Ik ga niet zeggen dat iedereen hier alle 3000 plantengenera
kent, maar het verschil tussen een Jabuticaba en een Acerola, dat weet iedereen
hier.
Op de wandeling tot helemaal op
het hoogplateau was alles zwartgeblakerd, door een grote brand die hier een
dikke maand geleden heel het park en de omliggende gebieden in de as legde. Uit
de grond en de zwarte stammetjes schieten weeral groene scheuten. Deze
hoogvlaktes staan ondermeer bekend voor hun enorme diversiteit aan Velosas. Het
zijn oeroude planten die zo een beetje de vorm van een minipalmboom hebben. In
goeie jaren groeien ze 7 millimeter en 3 millimeter in de slechte. Die zwarte
stammetjes die soms 2 meter groot zijn, zijn dus ongeveer 400 jaar oud. (Voor
wie het niet beseft, 400 jaar dat is echt wel heel oud. Dat is tot in de tijden
dat Columbus nog dacht in Indonesië beland te zijn. Die mega dikke beuk in het
vlaamse park is heel zelden ouder dan 200 jaar en geen enkele majestueze
parkboom in Belgie is 400 jaar oud). Op die vierhonderd jaar slagen die Velosas
er gemiddeld 1 keer in om zich voort te planten, en de meesten hopen dat dit nu,
net na de brand zal gebeuren, nu veel grond nog onbedekt is waardoor hele lappen
van de bergwand paars en wit kleuren.
Langs de eerste rivier die we
kruisten vond ik sporen van een kleine Tapir, wat mij verwonderde, want hier
leven bij mijn weten geen Tapirs, maar anderzijds is er bij mijn weten ook geen
enkel beest waarvan de sporen ook maar een beetje op die van een Tapir lijken
en klopte het biotoop wel heel goed. Misschien was die tot daar gevlucht
vanwege de branden. Wie zal het zeggen ?
Misschien bestaan er hier kleine
tapirsoorten. Net als bij de arend weet ik het niet. Ik heb nochtans ooit een
vogel- en een zoogdierenboek gekocht en ik had het nagelaten aan de biblioteek
van het reservaat, maar die zijn hier nooit geraakt. Hun laatste spoor ligt in
Ouro preto, maar daar zijn ze volgens Du opgehaald door Phillipe die ze hier
zou afgeven, iets wat geheel volgens de braziliaanse afspraak-houden-cultuur
niet gebeurd is. Ik hoop dat ze bij Lucas liggen waar we later nog zullen
langsgaan
Na onze middagplons volgen we de
Farofa tot in zijn Canyon. De rotsen bestaan uit precambrische afzettingslagen die
bijna 90 graden gekanteld zijn waardoor er een stijle kant is die met de platen
meegaat en een bijna verticale wand waar de ene steenplaat op de andere steunt
en waartussen de farofa zich een weg naar beneden slijpt.
Hier is geen pad en het ziet er
onmogelik uit om zonder klimmateriaal in de canyon af te dalen maar we
besluiten toch op zijn minst langs eerste waterval te klauteren om te zien hoe
het verder zal lopen.
Er blijkt onmiddellijk een tweede
waterval te zijn die zon tien meter recht naar beneden duikt en waarlangs klimmen
niet mogelijk is. We kunnen ons laten zakken en laten vallen tot op een richel
en vandaar weer hetzelfde, maar dan geraken we nooit meer boven, of we gaan wat
terug en proberen langs de andere kant waar de ene losliggende steen op de
andere ligt.
Het lukt, we komen in een
indrukwekkend uitgesleten bocht terecht waar dit niemendallige beekje een
gigantische muur heeft afgeschuurd. Wellicht loopt heel deze bocht vol als het
eens goed regent. Gelukkig zien we geen wolkje aan de hemel.
Tien meter verder is alweer een
volgende waterval. Dit keer klettert het water langs een schuine wand 20 meter
de diepte in. Hier stopt de afdaling, dat is duidelijk. Of toch niet ? Gab vind
een soort drie-kwart grot waar we onszelf kunnen in vastduwen en zo opnieuw een
bassin lager bereiken. Langs mij passeren de ene orchidee na de andere, die nu
jammergenoeg niet in hun bloeiseizoen zijn.
Er is onmiddellijk een nieuwe
waterval. Ik klim langs dezelfde wand omhoog om de andere wand te bekijken en
roep: ideaal, gelijk een trap.
Op die manier doen we bassin na
bassin. Iedere keer opnieuw kunnen we slechts zien tot aan de volgende val en
hebben we er geen idee van wat ons verder te wachten staat. Hoe dieper we dalen
hoe moeilijker het wordt. De risicos die we nemen zijn berekend, maar mocht het
eerste bassin al zon moeilijke hindernis geweest zijn dan waren we er nooit
aan begonnen.
Ik hang aan één hand en moet wat
zwaaien om met de andere hand een overhangende rots te raken waarmee ik me in
dezelfde beweging tussen twee rotswanden kan trekken en me daar vastklemmen. Om
zo in die spleet weer een level lager te raken. Piece of cake roep ik naar Gab,
terwijl ik voel dat mijn krachten stillaan uitgeput raken.
Plots stopt de canyon. De
zijwanden -die nu zeker 50 meter hoog zijn- worden gestopt door een verticale
muur van hel blauwe lucht. Voor
ons gaapt een diepte van zeker 200 meter waarlangs de Farofa naar het dal valt.
En nu, wat kunnen we nu nog doen ? het zou een leuke rappel zijn, maar zonder
touwen en bergbekliminstructeur is het een wisse zelfmoord. Hier kunnen we de
canyon uitklimmen maar nu moeten we afdalen langs de veel te stijle flanken waar
alleen wat dorre, verbrande stronkjes de losliggende stenen vasthouden. We
wagen het er op en eerst lijkt het te slagen tot we met schuivende voetjes tot
aan een punt komen boven een 20 meter verticale wand. Shit, wat nu ?
Links horen we het water de
afgrond in denderen, en rechts lijkt de verticale wand alleen maar hoger te
worden. Voor ons strekt het onderste deel van het reservaat zich uit. We zien
de benedenloop van de Rio Cipo, waarlangs een eeuwig groen bosland groeit waar
ooit lekkere Brulapen leefden.
In de galerijbossen zit het wel
nog vol van Capivaras en als de luipaarden niks lekkerder vinden dan eten ze
zelfs die walgelijk smakende varkens-grote-knaagdieren op.
Nu nog terugkeren is echt geen
optie. Eerst vijftijg meter deze bergwand weeer opklauteren en daarna heel de
canyon ook nog eens opklimmen, daar hebben totaal de enrgie niet meer voor. Als
we hier zonder problemen beneden geraken zal het al een immense voettocht zijn
om weer tot bij ons huisje te raken.
We zullen in dat geval via de
uitgestrekte prairie voor het bos wandelen. De graslanden waar paarden zich al
thuisvoelen sinds de eerste goudzoekers hier in de 18e eeuw hun
geluk waagden. Net zoals bij ons zijn dergelike graaslanden maar
half-natuurlijk maar terzelfdertijd zeer waardevol voor heel veel soorten in
het reservaat. Het is niet natuurlijk, maar het maakt het reservaat er diverser
op en daardoor kan het reservaat hopelijk iets meer soorten in stand houden dan
mocht het gewoon verbossen. Hetzelfde verhaal als onze heides en duinvalleien
dus.
Jammergenoeg is dit simpele verhaal
te complex voor de stugge Braziliaanse bureaucratie die geen enkele commerciziële
of agrarische activiteit duldt binnen een nationaal park. Ondanks het protest
van de conservator moeten de paarden onherroepelijk weg. Het is ver gekomen als
het de bureaucraten in de hoofdstad zijn die zonder enige kennis van zaken
beslissen over het beheer van dit reservaat, dat uit een recente studie
nogmaals het meest biodiverse reservaat van de wereld bleek te zijn.
Er zit niets anders op, we moeten
naar links om daar een richtel te vinden die ons veilig 20 meter lager kan
brengen. Gab gaat als eerste. Terwijl ik wacht met de rugzak.
De paarden zijn er voorlopig nog,
maar de rode Aras zijn al verdwenen, al was dit wel een beslissing van de
beheerders. Ik was niet de enige toerist die aangevallen werd. Na een tijdje
lieten die gangsters de natuurlijke vruchten voor wat ze waren en aten alleen
nog fastfood: fruit en snoep uit de rugzakken van de dagjesmensen. Ze hebben
die criminelen gevangen en gedeporteerd naar een ander reservaat.
Achter de groene bossen zien we
het landschap mosgroen worden, met grote zwarte happen. Ook aan de andere kant
heeft het gebrand, al lijkt het minder dan op deze flank, waar werkelijk alles
zwartgeblakerd is.
Gab doet teken dat het er goed
uit ziet. Er is een smal strookje waar je op de losliggende stenen tot onder de
muur kan geraken.
Beneden in de graslanden vinden
we sporen van een grote marterachtige (voor- en achterpoten hebben vijf gelijke
tenen. t lijkt mij iets in de aard van een Coati) Aangezien we dan wel al
beseffen dat onze gsm fotos kan trekken leggen we die vast. Wanneer we bij de
uitgang van het park komen weet de gids geen raad met onze fotos. Hij heeft er
werkelijk geen idee van welk beest dat kan zijn. met die brand zien we hier
beesten die we vroeger nooit zagen
Als ik hem daarna vertel over de
Tapirsporen, gelooft hij er helemaal niets van, maar ik leg precies uit waar
die te vinden zijn en hij belooft het de volgende dag uit te zoeken en laat me
weten dat als het inderdaad om sporen van een Tapir gaat, dat het dan de eerste
ooit zijn in de Serra do Cipo. Laat ons hopen
La pinha do Morro
Balltazar? zegt Lucas met een
verwonderde blik. Het is al bijna drie jaar geleden dat ik hier was, maar hij
herinnert nog steeds het optreden van toen.
Hij is nog steeds bezig met zijn
herbebossingsprojecten. Ondertussen beheert hij 69 bronnen waarlangs hij al 30
000 bomen gepland heeft. Zijn hut met palmbladerdak staat er nog steeds, maar
op de fundering daarnaast staat ondertussen een groot en prachtig huis dat
bijna af is. Al de dragende structuren bestaan uit boomstammen die hier gekapt
zijn. De muren ertussen bestaan uit zelfgebakken bakstenen. Alleen de dakpannen
werden gekocht.
Anglo-ferro heeft zijn plannen
kunnen doordrijven. Er is een minero-duct aangelegd van 6 m diameter waardoor
ertsgruis tot in Rio gespoten wordt en vandaar de boot op gaat naar China. Daar
worden de ruwe ertsen gesmolten en worden er ondertussen de zeldzame
waardevolle metalen als goud en coltan uitgefilterd. Coltan is nodig voor
GSM-chips en wordt zo goed als alleen in Oost-Congo in rendabele concentraties
aangetroffen, met de bekende gevolgen van dien.
Door het protest van Lucas is
Anglo-Ferro verplicht om hun water uit verschillende valleien te halen, maar de
gevolgen voor de lagerliggende ecosystemen zijn toch enorm. Anglo-ferro houdt
vol dat ze maar 20 procent van het jaardebiet verbruiken, maar die 80 procent
die verderloopt, dat is voornnamelijk in het regenseizoen. Tijdens het
droogseizoen is de aderlating te groot voor de levensaders van de droge
vlaktes.
Hier aan de bovenloop van de
riviertjes is er geen probleem. Hierheeft Lucas nog altijd een waterval van 20
meter in zijn achtertuin
Ook zijn groententuin is er op
vooruitgegaan. Een ananasplant geeft per jaar één ananas en 6 scheuten. Dus op
drie jaar tijd zijn er dus zon 200 keer (=6x6x6) meer ananassen. Op de velden
boven staan er zon 3000. Ook aan variatie geen gebrek. Er is banaan, goyaba, papaya,
jaca, jabuticaba, limoen, appelsien, pompelmoes, peer, pitanga, acerola,
kokosnoot, acaipalm, avocado, passievrucht en nog een hele reeks ander fruit
dat ik vergeet. Van veel soorten staan er meerere rassen, alleen al van de
banenen zijn er vier smaken. De groentenlijst is minstens even lang.
Alleen de rijst kopen ze aan en
verder geven ze hier bijjna geen geld uit aan voedsel. Het doet me denken aan
wij in Zulte, waar de vuilnisbakken van de supermarkten uitpuilen en bij gebrek
aan zigeuners of bedelaars is er totaal geen concurrentie waardoor onze frigo
uitpuilt met luxeproducten. Ook wij kopen weinig meer dan rijst, al is het niet
de overvloed van de natuur, maar de overvloed van de wegwerpmaatschappij die
ons voedt.
Het regenseizoen is nog maar net
begonnen dus het meeste fruit is nog niet rijp. Tot onze verassing zijn ze dus
heel tevreden met de mangos die we uit de Serra meenamen.
De eerste bananen zijn al rijp.
Lucas snijdt de tros los en hakt daarna de hele boom om. Nu zullen zijn
wortelscheuten opschieten en over 6 maand zijn dat opnieuw bomen van 5 m hoog,
die opnieuw elk één tros gaan geven die 6 maand zal rijpen en daarna kan de
cyclus opnieuw herbeginnen.
De hemelsluizen gaan open en de
hotsende beekjes veranderen in kolkende rivieren die ons afsnijden van de rest
van de wereld. We nemen een verdiende rustdag
Favella da Penha en het eerste optreden
We vullen de zwoele nacht met
cachasa verhalen. Voor en onder ons strekt de enorme Favela da Penha zich uit.
Ooit was dit een enorme favella, daarna een Franse cementmijn en eenmaal die
buit binnen was kwamen de armen zich op de vrije gronden vestigen. Tot een paar
jaar geleden was dit zoals alle favelas een no-go zone voor politie of
gringos, maar gezien deze wijk tussen het vliegveld en de binnenstad ligt en
vlak langs de snelweg wil men hier geen verdwaalde kogels tijdens de Copa do Mundo. De militairen hebben de
drugskartels er buitengegooid met veel machtsvertoon en een goeie strategie. In
plaats van de kartels echt te lijf te gaan is hen vriendelijk gevraagd hun
activiteiten te verleggen naar de banlieu, met de belofte dat al hun klanten
die hier wonen spoedig zouden volgen.
En inderdaad, de huurprijzen
stijgen sneller dan wat de bewoners kunnen verdienen en dus zal ook hier een
leegloop beginnen. Als toerist merk je daar niets van en lijkt de hele
pacificatie-strategie één groot succes. Hier is het zelfs s nachts rustig. De
bars en winkeltjes draaien volop. Iedereen is blij dat het straatgeweld
verdwenen is.
Luis, één van de drijvende
krachten achter het Espaco-CEM waar we al een week slapen, komt thuis. Zoals
altijd zonder shirt, wat hier zeer onconventioneel is. Een blootbovenlijf is
iets voor marginalen. Hij lacht dat weg. Met één hoekje van mijn short heb je
genoeg stof om een hele strandbikini te naaien
Na een kleine week in Rio op
keiharde puzzelmatjes te slapen is mijn rug kapot, maar toch ben ik blij. Ik
slaap liever hier in dit project op de grond dan in een hotel.
Espaco CEM ligt tussen de favella
en de morro do grotao (morros zijn de typische bulten die als jeugdpuisten over
het gezicht van Rio verspreid liggen). Het is een soort van cultureel centrum
dat gerund wordt door een groep vrijwilligers met een overvloed aan energie.
Het was vroeger gewoon een groot huis met een kerk-zaaltje er bovenop. Ze huren
het gebouwtje en organiseren er zo veel als ze kunnen voor iedereen uit de
favella. Er is les dans, ju jitsu, kick box, samba, zang en daarnaast geven ze
ook informatie-avonden over ecologie en gezond koken en zo. Ze ontfermen zich
over de morro zelf waar ze groentjes kweken en die ze op korte termijn weer
helemaal willen bebossen. Daarvoor kweken ze nu honderden boompjes in twee
grote serres (in tegenstelling tot belgische serres hebben die niet de functie
om zo veel mogelijk licht en warmte te vangen, maar zijn het net schaduwnetten.)
Het zijn geen amateurs, ze weten
waar ze mee bezig zijn. Op samenkomsten met ander ecologisten wisselen ze zaden
en informatie uit. Ze willen zo veel mogelijk inheemse soorten aanplanten en
focussen op bomen die vruchten geven want hun grote droom is dat er weer
brulapen op de Morro zouden kunnen leven
Overdag geef ik circusworkshop in
het gloednieuwe cultureel centrum aan de andere kant van de favella waar we
zullen optreden. Na de eerste dag is het mij duidelijk. Ik wil nooit geen les
meer geven aan rotverwende vlaamse kakbroeken. Alle gastjes die lesvolgen
hangen aan mijn lippen en als een oefening te moeilijk is, dan doen ze het
gewoon nog eens en nog eens en nog eens. De oefeneningen aan het slap touw zijn
even pijnlijk als in België, maar geen enkel kind dat daarover zeurt.
Terwijl we met plasticflessen en
stokken kegels maken schiet er een splinter in het oog van Juglia, een meisje
van negen jaar. Ze trekt haar ooglid open en vraagt of ik de splinter zie en
gaat daarna naar de kraan om het onding er uit te spoelen. Zo simpel is dat
hier.
De oudste drie leerlingen kunnen
al na een uur drie ballen jongleren en tegen het einde van de drie keer drie
uur les kunnen ze op een slap touw staan en een paar worpen doen met 3 kegels.
Ze hebben thuis ook zelf ballen gemaakt. Ik hoop dat die gasten snel de straat
op durven en met kleine showtjes hier en daar wat geld bijeen rapen, want ze
verdienen het.
Eerste ShakeThat show
Toen Barnum and Bailey (het
cirque du soleil van voor WOII) begin 20e eeuw een tournee door
Duitsland maakten kwam de legerleiding kijken hoe die gasten zo snel en
efficiënt hun gerief op en uit een trein kregen, om vervolgens een deel van hun
technieken te kopiëren. ShakeThat gaat er iedere tournee op vooruit maar het
zal nog wel efkes duren voor De Krem naar ons zal komen kijken. Deze keer hebben
we helemaal niets vergeten, behalve een paar kostuums.
Het cultureel centrum is
gloednieuw en gebouwd in een parkje dat net buiten de favella ligt. Het is een
typische investering die bij de pacificatie hoort. Voor al wie de stap naar dit
betere leven kan zetten is het fantastisch. Maar de meerderheid kan dit niet
betalen. Het socialisma van Lula en Dilma doet zijn best, en de resultaten zijn
er, maar aan het kernprobleem wordt niet geraakt. Onlangs sprong het
socialistische Brazilië over Zuid-afrika naar de eerste plaats op de
wereldranglijst over inkomensongelijkheid. Het verwonderd me. De regering trekt
de officiele minimumlomen op en veel openbare werken zorgen voor water en
elektriciteit, maar het fundamentele probleem blijft de ongelijke verdeling van
de grond. Al wat niet in handen is van een handvol families is tijdens de
dictatuur weggegeven aan de westerse multinationals. Waterleiding en
electriciteit doen het levensgemak wel stijgen, maar tegelijkertijd stijgt ook
de huurprijs en de grondwaarde waardoor de voordelen uiteindelijk opnieuw in
dezelfde zak terechtkomen. Zolang het grondbezit niet belast wordt is het
dweilen met de kraan open
De publieksopkomst is mager, heel
mager, maar de leerlingen uit de workshop en Luis van espaco CEM is er ook.
De nieuwe broek van Sander
scheurt al na twee minuten, pal in het kruis, maar verder loopt alles gesmeerd.
We smossen hier en daar ietsje meer dan gewente, maar de energie zit goed. Van
alle eerste-shows-vaneen-tournee moet dit de beste geweest zijn. Alle hop, op
naar de volgende show
Deel 2
Serra dos
orgaos
We zitten er door. Het is al
15u30 en volgens onze eigen berekeningen is de tocht helemaal terug naar het
dal zeker meer dan drie uur stappen dus als we voor het donker het reservaat
uit willen zijn, en nog op tijd voor de keuken van het Hostel, dan moeten we nu
rechtsomkeer maken.
Het is zonde, we zien de top
liggen, bijna alsof we hem kunnen aanraken. Dat dachten we al van toen we de
kam bereikt hadden, maar hoe meer we richting de top liepen hoe verder die
bleek te zijn.
Voor ons rolt de vallei
zich uit langswaar we tot hier stapten. Beneden is er een tropisch regenwoud
zoals er 500 jaar geleden langs heel de Braziliaanse kust was. het woud stond
onder meer vol met de boom Pau Brasil, het eerste exportproduct die ook zijn
naam gaf aan dit land. Hij werd voornamelijk gebruikt om er een koperkleurig
pigment uit te halen (vandaar Brasa = koper) waarvoor het hout helemaal geraspt
diende te worden. In de 18e E stak men in Nederland alle landlopers
in werkplaatsen die rasphuizen heetten. (Want zoals ik in vorige verslagen al
uitgebreid behandelde, De Hollanders hebben nu alleen nog Suriname over, maar
hadden ooit een enorme braziliaanse kust).
Van alle biomen die Brazilië
rijk is werd de Mata Atlantica zoals die officieel heet het meest verwoest, er
schiet nog ongeveer 6 procent van over. (de groene stipjes op het kaartje,
terwijl het gele gebied het oorspronkelijk woud voorstelt) Het is een beetje
zoals onze duinen. Hier en daar nog een lapje, maar voor de rest omgepolderd
tot landbouw of woonzone. Hier was het eerst hout kappen á volonte en daarna
suiker en andere landbouw die zowat heel de braziliaanse bevolking in leven
hield, en meer zelfs, liet vermenigvuldigen tot het vol stond met miljoenensteden.
De Serra dos Orgaos is door zijn onherbergzaam relief één van de weinige
restanten van de Mata Atlantica die er nog zijn. Het reservaat is piepklein,
slechts 11 000 ha, of dus slechts 50 keer ons Zwin.
Dat tropisch bos groeit langs een
riviertje dat al kabbelend afdaalt en hier en daar een watervalletje vormt die onbraziliaans
koud zijn. De bodem bestaat uit het hardste afzettingsgesteente die er is. De
toplaag bestaat uit puur aluminiumoxide. Aliminium lijkt niet te roesten, maar
in feite is dat begrog. In feite roest er een laagje van 1 atoom dik en dat
krankzinnig dun laagje vormt zon keiharde en ondoordringbare laag dat de rest
van het aluminium ongedeerd blijft. Hier is hetzelfde gebeurd. Eerst is al de
rest tot het kwarts toe weggeërodeerd. Er bleef alleen ijzer- en alumiumoxide
over waarvan de zones met veel aluminium de erosie het best trotseerden en
aanleiding gaven tot de vreemdvormige landschappen die hier alle horizons
beheersen.
Op de stijle stukken
groeit helemaal niets omdat er nergens barsten zijn om in te wortelen. Om de
minder steile stukken ligt een dun laagje grond dat genoeg is voor een rijk
regenwoud.
Regenen doet het hier trouwens
met bakken. Dit is de laatste en hoogste bergkam, die op een dikke 50 kilometer
van de kust alle vocht uit de zwangere atlantische wolken krabt. Al het
drinkwater voor heel Rio komt uit dit gebied, en hier ter plekke smaakt het net
iets minder naar plastic dan in de supermarkt. Toen het portugese koningshuis
uit Europa verdreven waren en hun troon dan maar in Rio zetten (begin 19e
E), hadden ze hier in de koele bergen hun buitenverblijf, en ik kan ze geen
ongelijk geven.
Ik ben de enige die nog verder
wil. Het is duidelijk dat we weer ietsje moeten dalen voor we naar de top
kunnen, maar we zien niet hoeveel. We kunnen toch op zijn minst eens gaan
kijken ?

De top die vlak naast ons ligt is
2165 m hoog, wat dicht bij het maximum van het brziliaanse hoogplateau van 2500
m komt. Niets is hier hoger dan die grens omdat al die toppen resultanten zijn
van een afgesleten vlakte die een 2500 meter hoog moet geweest zijn (een beetje
zoals onze ardennen).
De vegetatie veranderde
tijdens de wandeling van tropisch regenwoud naar een steeds lagere en drogere begroeiing
tot we hier helemaal boven op een bergweide lopen waar het enige houten gewas
een soort dwergbambu is dat heel sterk doet denken en de Europese Bergden:
Kleine gedrongen struikjes die een soort verschrompelde microversie zijn van
hun familieleden in het dal.
De beesten, zijn zoals altijd
moelijk te spotten. Overal hoor je geluiden maar ik kan hier niet eens de
kikkers van de vogels onderscheiden. Beneden zit het vol van de Jacuaçus
(Penelope obscura): donkerbruine boskiekens met een rode keel die naar verluid
naar eend smaken en daardoor overal zeldzaam
zijn behalve hier in dit reservaat. We zagen een kleine kikker (de kleinste
kikkersoort ter wereld leeft hier, maar het was een iets grotere die we zagen)
en daarna vonden we een pad die ongeveer 1 kilo woog. Er was ook een weinig
schuwe groene specht met een rode koptekening die hier vreemd genoeg Gouden
Specht heet (Piculus aurulentus). Er zitten hier nog redelijk wat met
uitsterven bedreigde beesten zoals langhaar-luiaards en muriquis (de grootste
aap van amerika) maar die zagen we natuurlijk niet.
De anderen protesteren, maar ik
ga toch een kijkje nemen. Na amper 20 meter zie ik dat de afdaling voor de top
bijna niets voorstelt en nog 10 meter verder zie ik net achter de kam iets
wonderbaarlijks en roep de anderen.
 Op zon 500 van ons ligt
er een goddelijke drol die zon 15 m hoog is en een 50tal meter breed. Helemaal
rondgepolijst, en met een paar verticale barsten waardoor je in deze verdwaalde
kei kan wandelen. Dit is werkelijk één van de meest onwerkelijke plaatsen waar
ik in mijn leven geweest ben. Op de wanden in de spleten vormen kortsmossen en
een roodaangelopen Zonnedauwen (een vleesetende plant van hetzelfde geslacht
als de Ronde of Grote Zonnedauw die in België zeldzaam zijn) prachtige
kleurschakeringen die de vreemde lichtinval nog meer verdraaien. Alle wanden
zijn helemaal gaaf en rond geslepen alsof het om één van gods intelligente
ontwerpen gaat.
 Volgens mij ligt hier de geboorte
van het hele architectureel oeuvre van Oskar Niemeyer. Het symbool van de
Braziliaanse vooruitgangsarchitectuur met zijn gigantische ronde vormen die
lijken te zweven. Betonnen constructies van 1000 ton die de zwaartekracht niet
lijken te voelen.
In Rio, waar hij tot zijn 104e
verder bleef werken kennen we hem vooral van het museum voor moderne kunst
terwijl men hem in het buitenland vanzelfsprekend associeert met Brazilia, de
stad die hij eigenhandig ontworp zoals God de bergen schiep. Ook als net als
God leek hij onstuitbaar. Zelfs met 105 regenseizoenen op de teller bleef hij
verder werken, tot hij vorige week dan toch niet onsterfelijk bleek te zijn.
We klimmen bovenop deze
goddelijke drol en zien aan de andere kant van de kam de Atlantische Oceaan.
Rio is van hieruit niet meer dan een toefje poedersuiker.
Poedersuiker, verdoeme,
als we vandaag nog iets willen eten moeten we terug en wel nu onmiddellijk. Het
is al na 16 uur en om tegen 19 u in het hostel te geraken gaan we heel die
afdaling moeten lopen. De pijltes aan de ingang van het reservaat toonden 5uur
om tot hiet te wandelen. Als dat Braziliaanse uren zijn, dan moet het lukken op
drie uur. We stormen de helling af om drie uur later helemaal kapot aan thuis
te komen, nog net op tijd voor een welverdiend avondmaal.
Overdose
Het clownfestival van Rio sluit
af met een propvolgeprogrammeerde dag die ze zelf overdose dopen. ShakeThat
speelt de afsluitende voorstelling op het plein waarna Maria Peligro (een Argentijnse
Brusselaar) het slotwoord krijgt in het theater.
We hebben ons decor op een
recordtempo neergehaald en ingepakt. Er was heel wat hulp van vrijwilligers en
zelf zetten we het gas nog een laatste keer plein, om de voorstelling van
onze Maria Peligro nog te kunnen meepikken.
Ik was nog helemaal onder de
indruk weggeblazen- van de voorstelling maar in de gang naar buiten ontploft
een Braziliaanse fanfare die alle emoties doet omslaan. Een combinatie van een
batucada-artillerie en daarachter zwaar geschut van koperblazers stelt het oude
bouwwerk danig op de proef. Het feest knalt op gang en ik geniet er van zoals
een kind van zijn verjaardagstaart.
Het is nog maar mijn eerste feest
op deze tournee, hoewel er iedere avond gefeest kon worden. Tijdens heel de circusconventie
deed de rug pijn en snoof ik weinig op van de feesten,
dazrna trok ik de natuur in. Zodra ik weer in de bewoonde wereld kwam speelde
de rug weer op waardoor ik opnieuw iedere avond moest horizontaliseren, en na
de tocht en de helse afdaling in de Serra dos Orgaos was mijn rug er weer
onderdoor gegaan waardoor ik heel het festival moest vullen met liggen en
rugoefeningskes doen. Nochtans zijn de feesten hier op dit clownfestival
onvergetelijk (check daarvoor het verslag van 2 jaar terug toen we hier al eens
speelden) en lag het dus niet aan een gebrek aan goesting.
Vandaag -om de show te overleven-
nam ik een hele apotheek pijnstillers en nu ik daar een paar caiperinhas op
kap, samen met het typisch gelukzalige gevoel na een goeie show voel ik mij in
de zevende hemel.
Omdat de vorige show leuk maar
slordig was, hadden we afgesproken om vooral op één werkpunt te letten:
properheid. Het resultaat was de leukste show sinds lang, maar ook veruit de
slordigste. Als we een rommelige show spelen en ik moet ergens op het einde
over de vloer kruipen dan is die helemaal nat. Nu was die niet alleen nat, maar
plakte die helemaal. Wat doet dat er toe, als het gevoel goed zit ? Het
publiek, dat voor de helft uit clowns bestond, ging door zijn dak en iedereen
die ik nu op het feest tegen het lijf loop komt me nogmaals feliciteren
Ik jongleer samen met wat locals
die volgend jaar willen binnenraken in de beste Europese circusscholen tot het
zweet, de caiperinhas en ritmes mij uiteindelijk voor samba doen kiezen.
Eindelijk feesten.
Ik weet dat ik morgen op de bus
naar Sao paolo ga afzien en dat het optreden dat we daar s avonds gaan geven
opnieuw een hel zal zijn voor mijn rug, maar op dit moment kan mij dat geen
barst schelen. Feesten wil ik, samba !!
|