Inhoud blog
  • de Vic - deel 3
  • de Vic - deel 2
  • de Vic - deel 1
  • Struisvogels - aflevering 5
  • Struisvogels - aflevering 4
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    ZOMAAR VERHALEN
    een dagelijkse streep literatuur
    15-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Paardrijden op een Caraïbisch eiland - aflevering 2
    Paardrijden op het eiland Saint Lucia - aflevering 2
    fragment uit: Odilon Muys op de MS Mistral

    (vervolg van gisteren 14 februari)

    ...de hapjes en de collectieve stoeipartij in de Caraïbische Zee, waarbij het hinderlijk textiel, vooral bikinitopjes en herenshorts in rieten mandjes verdwenen om de uitgelaten bende nog een beetje intenser en onbezorgder te laten genieten van de exotische euforie.

    Een paar uur later, terug aan boord van het cruiseschip MS Mistral.

    In de suite van Helga met haar Duitser minnaar is van enig libido geen sprake meer. Haar vijandig betoog is op de gang, zelfs tot aan de liften te horen.
    Odilon gaat op het tumult af.  In razernij worden vaak confidenties te grabbelen gegooid, redeneert hij.

    De deur staat op een kier. Woedende Helga paradeert uitdagend naakt voor de spiegelkast.
       ‘Moet jij jezelf zien: Herbert eerst als zielige clown. Met je vette pens, languit op een Caribische strand, dan kreunend onder de douche. En nu mein Liebe Herbert met een ijszak op zijn kont uitgeteld in bed. Ik kan het niet meer aan. Ik heb hier genoeg van. Ik bol het af.’
    Ze trekt een weinig verhullende jurk aan. Geen slip, geen beha. ‘En ja, ik ga me amuseren, alleen, zonder jou.’

    Een prachtig schouwspel vindt Odilon. Ook een krachtig signaal aan het adres van Liebe Herbert die niet van plan is om op zijn kop te laten zitten.
       ‘Jij blijft hier, jij gaat nergens heen,‘ beveelt de Germaan.  ‘Trek onmiddellijk iets deftigs aan en gedraag je niet als een goedkope Poolse slet.’
      
    Vooraleer Odilon kan reageren wordt de suitedeur met een smak dicht gegooid. Het gevolg is rampzalig voor de onfortuinlijke gluurder die net een ietsje te laat zijn hand van de deuromlijsting terugtrekt. De tranen springen hem in de ogen. Hij wil het luidkeels uitschreeuwen van de pijn. Durft niet. Bijt op zijn tanden, opent voorzichtig de dicht gemepte deur enkele centimeters om het gehavend lichaamsdeel te bevrijden.
    Wat er ook gebeurt, vooral discreet te werk gaan, zei Simon. Nooit opvallen, zei hij nog tijdens de briefing, zo veel mogelijk op de achtergrond blijven.

    Met zijn geplette, bloedende vingers in de lucht, rent de nieuwbakken detective naar zijn suite, naar zijn balkon.
    De pijnkreet die over de zee galmt, doet de meeuwen verschrikt wegvliegen van op de reling.
    Op een veilige afstand op de zee dobberend kijken ze met een schuin kopje toe en zien een rosse jongeman kermend een wilde rondedans uitvoeren.

    Rond middernacht licht het schip zijn ankers om koers te zetten naar Grenada. De havenlichten van het eiland Saint Lucia vervagen in de duisternis. 
    Odilon ligt uitgeteld van de dubbele dosis paracetamol en een driedubbele Bloody Mary op zijn terraszetel. Hij betast het verband en neemt een nieuwe lading ijsblokjes uit de ijsemmer om de pijn te verzachten.

    Wat zei die Duitse industrieel daarnet? Noemde hij zijn vriendin Helga niet een ‘Poolse slet’? Een Poolse? Die vrouw is geen Duitse zoals op de passagierslijst staat vermeld. Een piste? Een eerste spoor? Dat is voor morgen.

    'Yes.' De volgende Bloody Mary gaat er vlotjes in. 

    einde van dit fragment uit 'Odilon Muys op de MS Mistral.' een humoristische whodunnit die ik op mijn lezers loslaat tegen de maand juni. Een ideaal vakantieboek.
     


    15-02-2015 om 09:24 geschreven door Piet Borms  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    14-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Paardrijden op een Caraïbisch eiland - aflevering 1

    Paardrijden op het eiland Saint Lucia.
    Fragment uit de humoristische roman: ‘Odilon Muys op de MS Mistral.’

    Rainbow was de naam van het paard, een brave knol, maar toch liet de rit zijn sporen na. Duitse Herbert laat een harde straal heet water over zijn pijnlijk achterwerk stromen. Alle kleuren van de regenboog tooien zijn blote bipsen. Al zijn botten doen pijn. Wat een vreselijke namiddag.
    Hoe kon hij Helga, zijn jonge sportieve vriendin een uitstapje te paard weigeren.
       ‘Natuurlijk kan ik paardrijden. Het is weliswaar een tijdje geleden; maar toch…’
    Met een gamel busje werden de sportievelingen van op de kade van Castries, de hoofdplaats van Saint Lucia naar een pittoreske vallei in het Noord Oosten van het eiland gereden. Anderhalf uur hotsend en botsend over uitgeholde zandwegen.
       ‘Ik, paardrijden? Neen bedankt,’ zei Odilon. ‘Trouwens er moet toch iemand met de jeep de vrieskisten en picknickmanden naar de Kleine Baai brengen. Doe ik wel, met uw goedvinden.’
    De manègehouder ging meteen akkoord; kon hij het gezelschap, voor tachtig procent niet onaardige dames in vakantiestemming, zelf naar het oceaanstrand begeleiden.
    Odilon vond zichzelf een kei.
       Kan ik rustig een uur na de anderen de manege verlaten. Tijd zat om ongestoord in de achtergelaten tassen en jassen van de deelnemers te snuffelen in de hoop één of andere aanwijzing te vinden: een nota, een compromitterende foto, een afspraak, een naam met telefoonnummer. Alle hints zijn welkom want er zit geen schot in de zaak. Mocht Simon beginnen twijfelen aan mijn competentie  dan zou er vlugger dan verwacht een einde komen aan het luilekker luxe leventje.

    De tocht te paard was voor het gezelschap een verademing: een rustig wandelingetje langs huizenhoge bamboebossen en drachtige bananenbomen, voorbij een kabbelend waterloopje tussen het riet met op de achtergrond een streep azuurblauwe oceaan. Alleen het zachte ploffen van de paardenhoeven op het hete zand verbrak de stilte.
    Veertig minuten later bereikte de groep een brede baai met een uitgestrekt schelpenstrand.
      
    ‘Dames en heren dit is de uitgelezen plek om uw rijvaardigheid te testen.’ De manegehouder steeg van zijn paard en nodigde Duitse Helga uit om als eerste haar rijkunst te demonstreren. ‘U kunt kiezen mevrouw: stap, draf of gestrekte galop. Nadat iedereen zijn beurt heeft gekregen splitsen we de groep in verschillende subgroepen. Er wordt teruggereden op de wijze die u het meeste plezier verschaft. Natuurlijk rekening houdende met uw rijvaardigheid..’
    Herbert’s vriendin koos meteen voor galop. Bij haar demonstratie bewonderde Herbert haar rijstijl.
      Nee, ik kan er niet onderuit: ook voor mij wordt het galop, dacht hij met zweet in zijn handen.
    Met een Germaanse wilskracht perste hij zijn knieën tegen de flanken van het paard. Zijn handen klauwden krampachtig in de manen. Hij werd meedogenloos door elkaar geschud. Rainbow had er zin in. Herbert gleed langzaam maar zeker naar links, zijn beide voeten glipten uit de stijgbeugels. Een scherp fluitsignaal van de gids. Rainbow reageerde onmiddellijk. Als een zak aardappelen werd de man op het klamme zand geworpen.
    Odilon zat verscholen in het dichte oeverriet, bescheurde zich van het lachen. Zijn koortsachtig zoeken naar één of andere aanwijzing was een flop maar dit hilarisch tafereel compenseerde ruimschoots de desillusie. De picknick was een succes dank zij de ijs gekoelde cocktails en de...
    (aflevering 2, morgen 15 februari)

    14-02-2015 om 08:03 geschreven door Piet Borms  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vanaf morgen
    Gisteren, vrijdag, de dertiende. Een wereld vol met zwarte katten, uitnodigende ladders om er onderdoor te lopen, venijnige bananenschillen op de voetpaden, hamers en  puntige schroevendraaiers die mogelijks van bouwstellingen uitgerekend mijn schedel kunnen indeuken,   roekeloos fietsende tieners die mijn wekelijkse voorraad  wijn en aperitiefjes uit mijn handen zullen rijden.  Op de weg tussen mijn schrijversnest in de Ardennen en mijn Waaslandse stek, de massale uittocht naar de winterpret. Mijn jaarlijks vergeten kadootje kopen voor Valentijn, met het daaruit voortvloeiend licht spottend: 'dat is niet erg schat en dat zal er met de leeftijd, zeventig toch hé, niet op verbeteren denk ik.'  Meer is er voor mij niet nodig om als een kieken zonder kop de dag door te worstelen.
    Maar de zon schijnt en ik wordt verwacht.
    En jullie hebben gewacht op een nieuw verhaal. Vergeten dus.

    Met een dag vertraging, vanaf morgen het luchtige: 'Paardrijden op een Caraïbisch eiland.', een fragment uit 'Odilon Muys op de MS Mistral'






    13-02-2015 om 00:00 geschreven door Piet Borms  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    12-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boulevard des Flamands - aflevering 4
    (vervolg van aflevering 3 van 11 februari 2015)

    Boulevard des Flamands – aflevering 4
    (een kortverhaal uit de bundel ‘In de schaduw van de Ankou*’
    *De Ankou, de Bretoense dienaar van de dood: voorbode en uitvoerder.

       Het is vandaag Nieuwjaar: 1 januari 2025.
       Koortsachtig zoekt hij in de linnenkast naar zijn oude krantenknipsels uit de periode rond de jaarwisseling 2014/2015, tien jaar geleden. Het koninkrijk viel uiteen; Noord en Zuid werden vijanden. Politici en de catastrofe-geile media haalden hun slag thuis. Het simpele boerenvolk, de verarmde bevolking uit de industriesteden, de geld-gekke jonge generatie uit de villawijken, de leeghoofden, de oproerkraaiers al dan niet gekleurd, allemaal kwamen ze onder de invloed van de steeds herhaalde roep om revolutie. ‘Het staat in de gazet, mijnheer. ’t Komt dagelijks op TV, mevrouw. ’t Zal dus wel waar zijn.'
    Die in ’t Noorden; een volk van onderdrukkers, machtswellustelingen, respectloze egoïsten die niet eens een eigen taal hebben. Vlaams, laat ons niet lachen.
    De Zuiderlingen? Leeglopers, een bende luieriken decennialang bestuurd door een horde corrupte leiders en maar profiteren van de centen uit het Noorden.
    De kloof werd hoe langer hoe breder. De misverstanden stapelden zich op tot de bom barstte. ‘Revolutie’ werd er geschreeuwd, er werd fors gefacebooked en getwitterd. De revolutie kwam er. Nog vooraleer iemand zich realiseerde wat de gevolgen zouden zijn, zetten de politici een punt achter bijna twee eeuwen woelig samenleven. Noord en Zuid gingen hun eigen weg. Zelfbestuur was de nieuwe slogan. De staatskassen waren leeg gerevolutioneerd. De duizenden werklozen voelden zich bekocht, gaven de politici de schuld. Om het morrende volk te sussen hadden de nieuwe heersers aan beide zijden een zwart schaap nodig, een voor de hand liggende vijand: die-van-de-overkant. De wapens van de verdacht makerij werden bovengehaald. Roddels en achterklap voedden de haat. Zelfs in de meest afgelegen uithoeken van het onooglijk landje werd samenleven met de andere een hel.

    Den ouden heeft het zien aankomen: de eertijds welgekomen rustzoekenden uit het overbevolkte maar rijke Noorden werden in het toeristische Zuiden met de vinger gewezen, later uitgewezen; allemaal op één na. Den ouden is men vergeten.
       Eén januari 2025. Tien jaar eenzaamheid op de boulevard des Flamands. Het is berenkoud. Den ouden trekt de kraag van zijn grijs flanellen jas een beetje hoger tot aan die enkele slierten grijs haar die onder zijn muts tegen zijn schrompelnek kleven. Hij slurpt aan zijn jatte. De slok hete koffie brandt in zijn keel, doet hem goed. Al jaren leeft hij in de cocon van zijn zelfgekozen afzondering. Hij grinnikt, ‘Boulevard des Flamands!’ Het was een grapje van zijn Waalse vrienden; de dorpelingen die hem, de immigrant Noorderling, wat graag treiterden. Aan de toog bij Marie werd het onschuldig plagen geheid bezegeld met een knipoog, een schouderklop en een verse pint. Dat is lang geleden.
       ‘Boulevard des Flamands!’ Het was nog niet eens zo gek bedacht want het toeval wilde dat er in de vijf huizen langs het landweggetje Noorderlingen woonden: des Flamins.

    In de stal wordt er druk gemekkerd, geblaat en gebalkt. De dieren vermoeden den ouden achter de gesloten gordijnen, ze verwachten hooi, vers water en een wortel. Hij vermant zich, sloft naar de buitendeur, schuift de vier grendels opzij, rukt aan de kruk. De deur sleept schurend over de grond. Een ijzige wind blaast sneeuw en ijskristallen op de blauwe stenen tegels. ‘Tedju!’ Hij glijdt even weg, grijpt zich vast aan het hertengewei dat als kapstok tegen de muur is bevestigd en sluit onmiddellijk weer de deur.
       ‘Ja, ik kom,’ roept hij, ‘eerst pissen. Daarna zal ik strompelend over mijn privé Boulevard water en eten brengen. Ik zal jullie warme lijven komen strelen en jullie zullen luisteren naar mijn verzonnen verhalen. Ik zal het ongeloof in jullie dierenogen lezen. En toch; het zijn mijn waarheden. Een demente tachtigjarige spreekt men niet tegen.’
       Hij ademt op het bevroren ruitje, hoest en spuwt een bloedfluim in de houtmand. Met de mouw van zijn kamerjas veegt hij een plekje droog.
    Van hieruit ziet hij de “Boulevard”, zijn biotoop: de smalle landweg die zich van de dorpskerk naar het donker dennenbos slingert om dan steil naar de rivier af te dalen, de glooiende velden, alles is bedekt met vijftig centimeter hard bevroren sneeuw. Kale takken en twijgen van drie lijsterbesbomen houden de loodgrijze lucht in hun greep. Windvlagen jagen over het land. Stofsneeuw kleeft als bloemsuiker tegen de zwarte boomstammen.

    Men heeft hem gevonden, een week later. Hij lag aan de achterzijde van de stal. Irma sloeg alarm omdat de voordeur op een kier was gebleven en Laïka rusteloos langs de boerenhoven zwierf en dat bij vrieskou.
    Den ouden lag met zijn hoofd op zijn metalen emmer, stijf bevroren naast de mesthoop.
    Ze hebben hem begraven op hun kerkhof met zijn hoofd in de richting van zijn Boulevard des Flamands.
    Op zijn graf lag één krans met een lint en een tekst in gouden letters: ‘de tes amies villageois’ ‘van je vrienden, dorpsgenoten.’

    Een akelig toekomstbeeld. Fictie? Jawel maar hoelang nog?

    12-02-2015 om 00:00 geschreven door Piet Borms  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    11-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boulevard des Flamands - aflevering 3

    Boulevard des Flamands - aflevering 3

    Irma beweert.. Irma? Dat is het. Nu weet ik het terug: Irma, natuurlijk Irma is haar naam, die bemoeial met de koffiekoeken is Irma. Laatst nog zei ze dat het wel zeventig jaar geleden is dat Firminke nog is langsgekomen. Zeventig jaar. Jawadde, is dat lang? Ze zei ook nog, ‘monsieur Charles dans ce temps tu était encore un petit garçon toen, een klein manneken met een korte broek.
       Den ouden denkt na met een diepe frons boven zijn ogen. ‘Korte broek. Korte broek en trottinette’ , zegt hij.
    Met een onnatuurlijke barse stem zegt hij nog, ‘neen jongeman, geen fiets, veel te duur. De trottinette, Sjarel, de trottinette is meer van onze stand. dat zal ook wel gaan. De school is maar een kwartierke van hier.’
       Hij lacht om zijn eigen stommiteit, ‘trottinette en kapotte knieën.’
    Beelden tuimelen over en door elkaar: gisteren, vandaag morgen, zelf beleefd, gehoord, gelezen, gedroomd. Met dit ruw materiaal creëert den ouden zijn nieuwe werkelijkheid die hij moeiteloos kan herschikken, inkleuren. Hij is de regisseur die de scenario’s wijzigt, rollen herverdeelt tot ze in zijn ideaalbeeld van het eigenste moment passen.
        ‘Dat is een begin, geen goed teken,’ zei dokter Lesage. ‘Monsieur Charles, u heeft medicijnen nodig, binnenkort verzorging, vooral oppas. Hier, in de Ardennen geïsoleerd alleen blijven wonen is niet verantwoord, monsieur Charles. Waarom keert u niet terug naar uw geboortestreek naar ‘t Noorden om u te laten verzorgen door uw eigen volk. Dat zou voor iedereen beter zijn, nietwaar monsieur Charles.’ sneerde hij nog.
    ‘Eigen volk?’ Den ouwen had het begrepen. ‘Eigen volk. Verdomme. Gaan we die toer op? ’ Hij trok zijn hemd terug over zijn graatmager, ongewassen lijf. Hij beefde van verontwaardiging. ‘Mijnheer doktoor, vriend,’ meesmuilde hij, ‘hoe durfde gij mij nog recht in de ogen kijken? Zelfs gij ziet mij na al die jaren als ene-van-den-andere-kant. Zelfs gij, mijnheer doktoor mijne kameraad. En waarom?’ Met een grijns op zijn tandeloze smoel snauwde hij in zijn beste Waals, ‘Ge moe nie meer komen. Hypocriet.’
    Hij nam zowaar een vers geslepen slagersmes van de tafel. Zomaar, in een opwelling.
    De dokter was struikelend over een kist met oud papier en aanmaakhout over het erf weggevlucht.
       ‘En het is gedaan met die monsieur-Charles-zever. Mijn naam is Sjarel, gewoonweg Sjarel,’ riep hij hem na. ‘Vertel maar in het dorp dat ik bij jullie blijf wonen tot ze me tussen zes planken uit mijn kot dragen.’

    Van de emotie bij die onverwachte heldere herinnering begint hij te beven.
       ‘Hé maatje, wij verstaan mekaar. Gij, mijn Laika spreekt mij nooit tegen gij. Gij zult mij nooit verraden. Ik zie dat in je hondenogen.’ Terwijl hij zich kreunend voorover buigt om over het beest zijn buik te strelen, murmelt hij toonloos in één adem: ‘la Belle Epoque; de bejubelde bourgeois grandeur geïnspireerd door de bombastische bouwwerken van de megalomane vorstelijke dief-koning Leopold II van België. Deze architecturale parels, gefinancierd met koloniaal terreurgeld en negerbloed, werden de trots van onze Belgische grootsteden.’ Hij snakt naar lucht, ‘jaja Laika, die tekst is van mij, heb ik zelf geschreven in mijn wekelijkse column in het weekblad Boulevard. Met zijn hoofd tegen het warme hondenlijf roept hij: ‘Boulevard! Boulevard des Flamands.’
    Langzaam trekt de mist in zijn hoofd helemaal op.
    Voor het eerst sinds lang kan hij weer helder denken.
    onverwacht vervolg morgen 12 februari


    11-02-2015 om 00:00 geschreven door Piet Borms  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    10-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boulevard des Flamands - aflevering 2

    Boulevard des Flamands – aflevering 2
    (een kortverhaal uit de bundel ‘In de schaduw van de Ankou*’
    *De Ankou, de Bretoense dienaar van de dood: voorbode en uitvoerder.

       ‘Cette nuit, was het feest hierboven. De hemel vol kleurrijke sterren, des centaines d’étoiles die met helse knallen en venijnig gekraak uit elkaar spatten. Ik heb van het verschieten bijna op mijn matras gepist, pissé sur mon matelas.’
    Er valt een onbehaaglijke stilte. Zelfs de regulateur tegen de keukenmuur verstomde.
       Het kan me niet meer schelen; klok of geen klok, de dagen en nachten blijven elkaar opvolgen, dat is voor mij genoeg.
    Hij knijpt zijn ogen tot smalle spleetjes om beter te kunnen nadenken. ‘Vroeger, bij ons thuis in de stad in het Noorden gaf men een naam aan dat nachtelijk kabaal met die open patsende sterren…,on appelait ca: …dingens, truc machin…’
    De gaten in mijn geheugen worden hinderlijk groot en er is niemand die me een duwtje in de rug geeft. De beginletter of de eerste lettergreep misschien.
       ‘.…enfin feu de…vuur van…euh, vuur…dingens, …werk, vuurwerk, dat is het, vuurwerk, feu d’artifice.’
       ‘Nu nog, Charles, nu nog noemen wij dat feu d’artifice, vuurwerk. Nieuwjaarsvuurwerk,’ zegt ze sussend.
    Bij het binnenkomen gaf ze hem drie kussen en ze wenste hem een gelukkig nieuwjaar. Dat is hij intussen vergeten.
    Ze legt twee suikerkoeken op een bord.
    Hij kijkt haar lang en peinzend aan.
       Die oude vrijster die hier al jarenlang in het geniep binnenvalt met haar volle kabas zegt dat rest van het dorp dat niet hoeft te weten. Ze zouden haar de rug toekeren, zegt ze, de verraadster, zich wat uitsloven voor ene van het Noorden zeker. Een schande. Ze ziet hem graag. Hij voelt zoiets aan, weet niet hoe hij met die gevoelens moet omgaan, toont geen dankbaarheid, wordt er eerder kriegel van.
       ‘Feu d’artifice, vuurwerk,’ herhaalt ze, ‘het is nog altijd feu d’artifice.’
       ‘Oui, oui j’ai compris, ik weet dat wel,’ antwoord hij nors. ‘Gij zou beter naar huis gaan en mij zo niet bekijken en mij vooral niet betuttelen.’
       Hij negeert haar vochtige ogen, ziet haar struise kont naar de veranda waggelen, hoort de deur dichtslaan en voelt zich terug op zijn gemak. ‘Jawadde, vorige nacht, vuurwerk? De vader van Firminke, de stillen noemden ze hem bij ons, die maakte vuurwerk.’
    Den ouden praat tegen de muren of eerder tegen de lelijke roestbruine bloemen van het behangpapier. Hij ziet daar gedrochten in, vieze schepsels die hem aanstaren zoals de stillen vroeger de mensen aankeek.
       ‘Jaja, ik vertel jullie het verhaal van een genie. Een man die er alles voor over had om de beste vuurwerkmaker van het land te zijn. Gelooft ge mij niet?’
    Alsof hij verwacht dat die behangpapier figuren hem een teken zullen geven, neemt hij een stoel en gaat erbij zitten.
       ‘Die Stillen heeft, met de hulp van den Bozen, zijn ziel stukje bij beetje in die kartonnen kokers gestoken. Je kon het al merken aan zijn verminkt gezicht en zijn rechterhand met maar drie vingers. Diezelfde hand heeft hij definitief de lucht in geblazen. Van de knal was hij op slag doof, van de steekvlam blind en van het verschieten kierewiet.’ Hij verslikt zich in een soort rochelende rauwe lach en neemt een beduimeld fotootje uit zijn broekzak. ‘Hier zie ikke en Firminke, mijne maat, op ons klasfoto van den Athenee in ’t stad in het Noorden.’ Bevend tracht hij het papier een beetje glad te strijken. ‘Tiens, het is lang geleden dat Firminke nog is langsgekomen om samen vraagstukken op te lossen. Zou die kwaad zijn? Waarom zou hij? Ik gaf hem toch de glazen knikkers die hij van mij heeft gewonnen. Wanneer was dat weer?

    Aflevering 3 is voor morgen.

    10-02-2015 om 00:00 geschreven door Piet Borms  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boulevard des Flamands - afl. 1

    Boulevard des Flamands - aflevering 1
    (een kort verhaal uit de bundel ‘In de schaduw van de Ankou*)’

    *De Ankou, de Bretoense dienaar van de dood: voorbode en uitvoerder.


    Het zijn moeilijke tijden voor ‘den ouden’ in de Belgische Ardennen. Vocht kruipt treiterend traag omhoog in de muren van zijn hoeve. Zwart gespikkelde wakke plekken en schimmels ontsieren de pleisterlaag. Er hangt een geur van rottend hout en natte paddenstoelen. Sinds het Belgisch debacle en de scheiding tussen Noord en Zuid, wordt er op zijn adres geen stookolie meer geleverd.
    Zijn elektrisch straalkacheltje is stuk. Doorgebrand en er is niemand om het te herstellen.
    De roestige houtstoof dan maar. Maar een ijzige wind doet de bevroren korrelsneeuw opwaaien en geselt ermee zijn knokenlijf. Geen weer om de bijeen gesprokkelde houtblokken vanuit het kot naast de geitenstal naar binnen te zeulen, vooral gezien zijn leeftijd.
    Dan nog liever twee truien en een dikke flanellen jas aantrekken. Met een caoutchouc bedkruik vol kokend water tegen zijn borst gedrukt en een ruw paardendeken om zijn schouders geslagen slurpt hij aan zijn zoveelste jatte; een kom slappe koffie met veel suiker en een scheut pecket .
    Doet hij al dagen zo.
    Zelfs in bed trekt hij zijn kleren niet meer uit. Tussen de gore beddenlakens hangt zijn scherpe oksel- en zweetvoetengeur . Het hindert hem niet; een kwestie van gewenning.

    Vandaag heeft hij bezoek, een vrouw; klein, mollig, de zeventig voorbij, eerder dicht bij zijn leeftijd.
       ‘Het stinkt hier,’ zegt ze met een vies gezicht
       ‘Dat zijn mijn scheten.’ Hij gromt zoals altijd. ‘Had ik al last van toen ik nog jong was en in het Noorden van het land woonde. Beerputscheten. Geen stille geniepige maar iets in dien aard.’ Met zijn lippen op elkaar geperst maakt hij het geluid van een langgerekte wind.
       Ze is verlegen, heeft plaatsvervangende schaamte om zijn vulgaire praat. Hij weet dat, het is zijn spelletje. Met een grijnslach om haar gêne en haar purperen couperose wangen laat hij een echte wind. ‘Voila, da’s eruit.’
       ‘Charles, vanaf vandaag moet het hier anders.’ Voor het eerst na al die jaren durft ze hem tegenspreken.
       Er zit een tremolo in haar stem. Een slecht teken? Hij sloft van het aanrecht naar de houtkachel en terug, Oei, zou ze echt kwaad zijn? Schuifelend van het raam naar de deur en terug, loert hij naar haar. Jawel ze is boos. Hij stapt aarzelend van de boekenkast naar het ‘ding’ onder het raam. Het ‘ding’: een opvallend kunstwerk dat hij koestert, dat geen naam krijgt omdat benoemen, beperken is.
       ‘Ze zouden mensen van mijne leeftijd moeten gerust laten. Al die moeilijke dagen van het jaar schrappen zodat een mens rustig zijn ding zou kunnen doen.’
       ‘Stop met ijsberen,’ zegt ze.
       ‘Beren? Waar beren?’ Hij is verward.
       ‘Je moet je wassen, zondagse kleren aantrekken.’
       ‘Pourqoi? Waarom?’
       ‘Pour moi. Om mij blij te maken.’ Ze draait hem de rug toe, maakt hem duidelijk dat hij zich moet uitkleden. ‘Zal ik vuur maken en un peu d’eau chaude, warm water? Ik zal de teil vullen. Zal ik de teil vullen?’
    Geen antwoord.
    Ze ziet hem wegdromen. Het is alsof hij dwars door haar heenkijkt...

    vervolg morgen 10 februari.
    Indien je van mijn korte verhalen geniet, vertel het dan aan je vrienden. Een schrijver wil gelezen worden, daarom doen we het. Toch?

    09-02-2015 om 00:00 geschreven door Piet Borms  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


    Archief per week
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 05/01-11/01 2015

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs