Op een woensdag in juli
vertrok ik thuis voor een lange trainingsrit. Ik had geen speciale bestemming.
In dat geval is het meestal de richting van de wind die de keuze bepaalt. Het
is gemakkelijker om te vertrekken met wind op kop en aan te komen met wind in
de rug dan andersom. Er hing een licht wolkendek en de temperatuur was
aangenaam. Ik had ervoor gekozen om op souplesse te gaan rijden en was
vertrokken naar het zuidwesten.
Na een uurtje peddelen
stond ik op het grondgebied van de gemeente Vorselaar. Het leek alsof mijn fiets
me naar deze bestemming had gebracht, heel vanzelfsprekend. Bijna zonder erbij
na te denken had ik bij elke splitsing van de weg een keuze gemaakt: ga ik naar
links of ga ik naar rechts? En dit was het resultaat.
Maar waarom was ik juist
daar? Hoe bewust of onbewust zijn de keuzes geweest die ik onderweg heb gemaakt?
Ben ik eigenlijk zo vrij om te kiezen? Ik test dit soms wel eens uit door tijdens
het rijden pas op het laatste nippertje te beslissen. Wat zal het worden, links
of rechts? Kan ik de keuze, eens ze gemaakt is, nog veranderen, of ligt ze
eigenlijk al vast nog voor ik kies? Is de vrijheid misschien alleen maar een
illusie?
Als een tocht geen
concrete bestemming of doel heeft, lijken de beslissingen af te hangen van willekeur
de keur van de wil. En wat is daarbij dan de rol van het toeval? Ach ja, op de fiets heb je veel tijd om te na
te denken
Maar of het nu toeval was of
niet, na een uurtje fietsen bevond ik me in Vorselaar. En telkens als ik hier
voorbij kom, gaan mijn gedachten naar vroeger. Want als kleine jongen was ik
hier ooit op kamp geweest met de jeugdbeweging. We kampeerden toen op een
boerderij in het gehucht Vispluk.
Ik zie aan
de kant van de weg een informatiebord staan van de gemeente en stap van de
fiets. Op het stratenplan begin ik te zoeken naar het gehucht. Een oude man die
een paar meter verder is, draait zich om en keert op zijn stappen terug .
Daag, zoekt ge iets?Ik vertel hem wat
ik wil vinden op het bord.
De man praat
over de straat waarin we ons bevinden en waar hij woont: het is de Vispluk.
Vroeger woonde hij in de boerderij aan de overkant, en tegenwoordig een eindje
verderop. Het kartonnen doosje met de zes eieren dat hij in zijn handen heeft,
is bestemd voor zijn zoon, die ook in dezelfde straat woont. Ik vertel hem van
mijn kamp als kleine jongen en vraag of hij de zandweg kent die naar het
kasteel leidt. In het hart van de gemeente Vorselaar ligt namelijk een prachtig
kasteel omringd door een groot beukenbos dat reikt tot vlak bij de kerk. Tussen
de kerk en het kasteel is er een magistrale dreef, als een levensader. Het
schone kasteelvolk heeft indertijd een weg aangelegd recht naar de hemel. De
man is vertrouwd met het domein en kent er de paadjes en dreven. Hij vertelt
van de bewoners en hun geschiedenis. Met de vorige eigenaar en baron had hij
een goede relatie. De baron kende zijn buren en bracht elke maand een bezoek
aan de omliggende boerderijen.Die
contacten en hun relaties leidden tot het leveren van kleine diensten en zo was
het toezicht en onderhoud van het domein verzekerd.
Mijn
verblijf op het kamp in Vorselaar was tijdens een Paasvakantie. Het is nu al
bijna vijftig jaar geleden. We sliepen in de stal van een boerderij op
strozakken die we zelf hadden gevuld. Ik weet nog dat er op een nacht sneeuw
was gevallen, maar ik kan me niet herinneren dat ikkou heb geleden. Op het kamp waren er twee of
drie koks, oudere gasten waar wij naar opkeken. Op een morgen gebeurde er iets
bijzonders, ik zal het beeld nooit vergeten. Een van de koks heette George. Hij
stond te plassen tegen de muur van de oude schuur. Het gebouw was erg
vervallen, de muren waren verzakt en stonden bol. Het lage pannendak was bedekt
met een dun laagje sneeuw. George stopte met plassen, knoopte zijn broek dicht
en de muur die hij pas had bewaterd, stortte in. De reputatie van George was
vanaf toen een feit.
Op de
boerderij waar de man heeft gewoond, kwamen er ook vaak jongeren kamperen. Ze
sliepen in het hooi op de zolder.Maar
van de boerderij waar wij verbleven, kan de man weinig zeggen, tenzij dat er nu
waarschijnlijk een andere gebouw staat.
Ik vertel
hem dat wij van thuis naar onze kampplaats zijn gefietst. Op een dag hebben we
ook een koers gereden rond het kasteel. Ik herinner me nog precies dat het
traject een groot vierkant was. En ik vraag of hij de paden en dreven rond het
kasteel kent.
Met
onze kleine fietsen staan we te drummen aan de startlijn voor de boerderij. Ik
ben zenuwachtig, ga ik ze wel kunnen volgen? Na de start stuiven we weg over de
betonbaan, dan draaien we links een brede zandweg op. Van krachten sparen is er
geen sprake, volle gas vooruit door het mulle, stoffige zand. Als we het bos
hebben bereikt, wordt de ondergrond harder en minder uitgedroogd, maar de
snelheid gaat omhoog. De dreef is eindeloos lang. Ik zie mijn tegenstrevers van
me weg rijden en mijn benen kunnen niet meer harder
De oude man
vertelt me over de paadjes en dreven rond het kasteel. Tijdens de vele nachten
dat hij slecht kon slapen, koos hij er dikwijls voor om een fietstocht te
maken. De paden van het kasteeldomein waren verhard en je kon er goed over
rijden. Achter de boerderij was er een pad dat tot aan het bos liep. En aan de
achterkant van het kasteel kon je met een ander pad terug naar de bewoonde
wereld.
Mijn
gedachten dwalen weer naar het kamp. Het is alsof ik in de dreef sta, tijdens
het grote nachtspel.
De
lichtbundels van onze zaklampen dartelen als schimmige figuren tussen de zwarte
boomstammen. Ik houd angstvallig een oog op de gestalte van onze leider en waag
me niet te ver uit zijn buurt. Het spel zal ongetwijfeld goed zijn afgelopen,
ik herinner me niets van een nachtmerrie
De man
vertelt verder over de nakomelingen van de baron. Ze waren niet al te snugger,
één zat er bij hem in de klas. In zijn latere leven had hij twaalf stielen en
niet veel succes . Als je verwacht dat
de gebraden kiekens in je mond komen gevlogen Ik neem afscheid van de man en
zet mijn tocht verder. Ook hij zet zijn tocht verder, met een doos vol eieren
voor zijn zoon.
"Een zwemmer zwemt, hij zwemt in zee,
hij zwemt weg van het land.
Hij neemt bepaalde beelden met zich mee van wat hij achterliet op het
land..."
Ik ben aangekomen in de abdij van Fontenay. Tussen twee zuilen van de
kloostergang ben ik gaan zitten. Aan de overkant van de binnentuin zie ik
eenzelfde zuilengalerij. Het is hier stil, alleen de wind ruist en een beekje
kabbelt in de verte.
De abdij van Fontenay is ontroerend mooi. De bouw ervan is begonnen in 1139.
Eeuwen geschiedenis liggen er versteend. De kracht van de soberheid, het ritme
van de vormen... Is dat wat me hier naartoe bracht?
Vier dagen zijn er ondertussen voorbij. Alleen met de wind en het ritme van de
pedalen. Terwijl mijn benen ronddraaien, komt mij het beeld voor de geest van boeddhistische
monniken die hun mantra prevelen. Monotoon en schijnbaar betekenisloos. Wat heb
ik toch met monniken?
Vlak boven mij bevindt zich de slaapzaal. "Volgens
de regel van Benedictus moesten ze in één ruimte slapen. Op de grond lagen
stromatrassen, alleen gescheiden door lage houten schotten." Ik heb
vannacht in een comfortabel bed geslapen en had vanmorgen een ontbijtbuffet...
Tussen Charleville-Mézières en Reims heb ik een deel gevolgd van de Route van
Rimbaud en Verlaine. In het hotelletje waar ik sliep, staan op de muren verzen
van Rimbaud geschilderd, zoals
Le Dormeur du Val
C'est un trou de verdure où chante une rivière
Accrochant follement aux herbes des haillons
D'argent; où le soleil de la montagne fière
Luit: c' est un petit val qui mousse de rayons.
Frankrijk is een mooi land. Tussen Reims en Troyes zijn de wegen lang en
glooiend. Graanvelden en druivenranken wisselen elkaar af. De champagne ligt te
wachten in de kelders...
De zon brandt op mijn huid en de wind waait in het nadeel. Meestal waait de
wind van voren, dat schijnt een natuurwet te zijn bij het fietsen. Ik probeer
het ritme erin te houden, als een metronoom. "Achter iedere berg die ik over kom,
ligt er een andere berg in zicht. Nooit wordt er meer dan een tip van de sluier
opgelicht..."Boudewijn is
nooit ver weg....
" ik heb nog twee paar schoenen in
Berlijn ...."
Ineens hoor ik het signaal van mijn GSM. Een bericht van Eddy. "Elisa is
geboren op 9/11"... Eddy vergist zich van datum, een beroerde opa. Ik ben
met hem ontroerd en wens Elisa voorspoed en geluk op haar levenspad.
"....als hij maar geen voetballer
wordt...."
Ik wandel verder in de abdij en lees een citaat van de Heilige Bernardus: "Men leert meer over de dingen in de
bossen en de natuur dan in de boeken; de bomen en de rotsen zullen je dingen
leren die je nergens anders te weten komt." ( Epist. CVI)
Tijd om terug te keren naar Montbard, kijken of mijn wasgoed droog is, morgen
gaat de tocht verder...
"Hoe sterk is de eenzame fietser die
kromgebogen over zijn stuur tegen de wind......"
Onderweg...... en weer thuis
Woensdagmorgen. Ik bevind me in het hartje van de Morvan. Het is grijs
en het regent. Een zachte regen die niet van plan is om het vlug op te geven.
Mijn regenjas en voetbeschermers zullen van pas komen. Overtollige bagage zorgt
voor hoofdbrekens bij de voorbereiding van de reis. Maar als het materiaal goed
dienst doet, ben ik blij als een kind.
Alleen reizen is een beetje speciaal. Je hebt veel tijd om te denken, in stilte
praat ik tegen mezelf. Het gesprek gaat dikwijls over praktische dingen: waar
zal ik drinken vinden, heb ik voldoende mondvoorraad, hoe voelen de benen...
Dialogeren en organiseren: zit alles op de juiste plaats in de rugzak?
Het inpakken 's morgens is een ritueel: de zonnebril wordt bevestigd op het
stuur, de kaarten zitten binnen handbereik, het achterlicht achteraan de tas...
ik kan vertrekken!
Er hangen witte nevelslierten tussen de heuvels. De mist is hardnekkig. Ik rijd
in de richting van Avallon en mijn gedachten dwalen naar de titel van een boek:
'Nevelen van Avalon'. "In de tijd
van het heilige eiland Avalon begonnen de poorten tussen de werelden in nevelen
te verdwijnen" (..) Morgaine, halfzus van koning Arthur spreekt: "het
grote geheim is dat we iedere dag weer een nieuwe wereld creëren door wat we
denken. (..) de waarheid heeft vele gezichten en is als de oude weg naar
Avalon..." Terug nu naar deze weg: ik bevind me in Frankrijk en ben op
weg naar de Franse stad Avallon.
Enkele kilometers voor Avallon ligt Vézelay. Het is een mijlpaal voor
pelgrims, onderweg naar Santiago de Compostella. De prachtige basiliek van
Vézelay ligt op een heuvel. Ze is toegewijd aan Maria-Magdalena. De
architectuur is sober met een zuiver ritme van lijnen en bogen.
M. Rostropovich vond het de ideale plek om er in 1991 tijdens een koude
nacht de cellosuites van J.S. Bach te spelen. "In het strakke ritme van de architectuur ervaar ik een sterke
overeenkomst met het ritme van de muziek van Bach." zegt hij. De twee Cds
zijn een bijzondere muziekervaring, een virtuoos bespeelde cello in een lege
basiliek...
Twee jaar geleden was ik hier voor het eerst. Nu loop ik opnieuw de heuvel op,
langs de winkeltjes en terrasjes. Het is er druk en ik begin te denken aan
Scherpenheuvel.
Ik kom in de kerk en zie een bordje met de volgende tekst:
"De pelgrim besluit om zijn
vertrouwde omgeving te verlaten. Hij begint een vermoeiende reis, in
contemplatie en gebed, dikwijls ook boetedoening. Hij volgt de 'sanctuaire' weg
op zoek naar zichzelf. Dikwijls beleeft hij de essentiële ervaring van de
ontmoeting met God."
Ik ben nu 7 dagen onderweg en volg verder noordwaarts een mooi fietspad
langs het Canal du Nivernais. Het kanaal loopt parallel met de rivier de Yonne.
Op sommige plaatsen staan beide met elkaar in verbinding, heel schilderachtig.
Langs het kanaal staan rijen bomen, afgewisseld met landerijen. Af en
toe is er een steile rotsformatie. De bruggetjes zijn klein en amper geschikt
voor een auto. Er zijn regelmatig sluizen met op de oever telkens een klein
huisje, ik vermoed van de voormalige sluiswachter. In plaats van de sasmeester
zie ik nu de schippers zelf aan de zwengel draaien. Deze schippers varen voor
hun plezier. Hun passagiers kijken vriendelijk en wuiven naar de fietser die
hen voorbij rijdt.
Ik fiets in de richting van de stad Auxerre. Na zeven dagen toeven in
Frankrijk krijgt ook mijn innerlijke conversatie een frans tintje... 'le vent
est plutôt favorable'... mooi!... Ik denk weer terug aan gisterenavond aan
tafel: "Tout se passe bien, monsieur?".... "Bonne continuation!".....
mijn eten smaakt nog lekkerder... Aan tafel links van mij hoor ik: "Dit
lijkt wel een oliebol!"...... dan toch maar liever het Frans: "Le
vent est plutôt favorable"....."bonne continuation!".
In Auxerre besluit ik om de volgende dag de trein te nemen naar het
noorden, daarna is het nog een dag door België fietsen en dan ben ik terug op
de verjaardag van Jules.
Met de fiets op het Franse spoorwegnet is een aanrader, vooral in de
treinen van de Bourgogne. De TGV of de Thalys is een ander verhaal....
In elk geval wacht mij een nieuw avontuur, met de fiets door Parijs! Ik
zal aankomen in la Gare de Bercy en vind aansluiting naar het noorden in la
Gare du Nord. Gelukkig met voldoende tijd voor de 'transfer'...
La gard du Nord is een smeltkroes. Ik bevind me in een wriemelende
mensenzee. Mensen komen en gaan. Waarheen? Waar vandaan? Een Afrikaanse vrouw
staat te wachten bij twee koffers en een grote zak. Ze draagt een baby op haar
rug. Ik vraag of ik een foto mag nemen. Het mag. Ze glimlacht: "You're
welcome". Mooi toch: "You're welcome".
Ik ga op zoek naar een toilet. Ik kijk in het rond en zie honderden
bordjes, elk met een boodschap. Borden met letters, met symbolen of met beide.
Voor 'toilet' is het: twee poppetjes, een mannetje en een vrouwtje, en een pijl
schuin naar onder.
Het toilet is op een lager niveau! De roltrap is een volgende hindernis.
Wat doe ik met de fiets? "Mesdames et messieurs, om redenen van
veiligheid, laat geen onbewaakte bagage achter" klinkt het door de luidsprekers....
Wat een afstand mag ik afleggen, gelukkig heb ik tijd genoeg.
De rit van morgen gaat van Maubeuge naar huis en is 200 km, ik zal
stevig mogen doortrappen! Maar de benen zijn goed en "le vent est plutôt
favorable". Het wordt een blij weerzien, maar de Jules.... die is
ondertussen in slaap gevallen!
Het is zaterdag 29 juni. Wij zijn ondertussen al bijna twee weken van huis weg, de tijd vliegt. Ik heb al een paar mooie fietstochten kunnen maken, de streek is zonder meer prachtig.Gisteren ben ik, op aanraden van Gerard, naar de ancien villagevan Bras d Asse gereden, ongeveer 50 km ten oosten van onze camping.
Toen Louis hier nog was zijn we vorige week samen al eens gaan zoeken naar die plek, maar zonder resultaat. De exacte naam van het dorp was ik blijkbaar vergeten en we kwamen terecht in les Ganas een gehucht van Ongles, er verbleven overwegend Parisiens. Maar, zei een oudere bewoonster,hier in de buurt is er ook een gehucht waar Belgen wonen, vraag het maar eens in het café in het dorp
Bij een volgend tochtje belandden we rond de middag op het terras in Ongles. Oui, il y a des Belges, ils habitant à la Rouvière, ils viennent tout de suite pour boire leur aperitif. We ontmoetten er enkele Vlamingen waarvan er één gites verhuurt, de anderen waren familie en een vriend. We hadden nog niet gevonden wat we zochten, maar de man met de gites kende nog een andere kolonie Belgen en die was niet in Ganas, maar in: Bradas ..
Onderzoek op de kaartbrachtmeer klaarheid: een eind verder naar het oosten, in de vallei van de Asse, ligt het dorpje Bras d Asse en een smal weggetje leidt naar de ancien village, op de Michelin-kaart aangeduid met het symbool voor ruïne.Deze keer geen twijfel meer, dat was de plek.Waar het geheugen begint te falen, kan een toevallige ontmoeting en wat speurzin nog tot resultaat leiden..
Gisteren dus vertrokken naar Bras d Asse. Eerst de vallei van de Durance over en dan langs een mooi plateau met koren-, salie- en lavendelvelden steil afgedaald naarSt Julien dAsse.
Ik volg de vallei en kijk links naar omhoog. Op de kam is er een ruïne,en rechts daar is een gracht, ik was er bijna in gesukkeld Na een steile klim kom ik aan in het dorpje. Op een groot terras staan tweelange tafels. Ze worden afgeruimd van het middagmaal. Het ruikt er nog lekker. Ik zie een vrouw naast een grote pan de laatste restjes paëlla bijeen scheppen. Ik word voorgesteld aan Marc : Ah, nog nen toerist die eens komt kijken, of komt ge naar hier voor te werken? Ondanks zn cynisme is hij niet onvriendelijk en hij vraagt me wat ik wil drinken. Ik neem een glas water en ga zitten. Zoals bij elk beginnend gesprek wordt er wat afgetast, maar na enkele minuten weet ik waar het om draait: de meeste mensen zijn lui en de Belgische staat zal failliet gaan in België worden alleen de profiteurs beloond maar met Frankrijk is het nog erger gesteld . Je klinkt verbitterd zeg ik en hij beaamt. Voor een project als dit zijn er drie dingen nodig: geld, bereidheid tot werken en de bereidheid tot samenwerken.... Marc heeft de balans opgemaakt, onvoldoende over heel de lijn
Na een tijdje verdwijnen de ergernis en de scherpe kantjes en ik word uitgenodigd om eens rond te gaan kijken in de gebouwen en de tuin. Op het ogenblik van mn bezoek verblijft er een groep van gehandicapten uit Mechelen. In de half gerestaureerde kapel hangt het vol met tekeningen en schilderwerkjes van de gasten. Een vrouw toont me fier wat ze heeft gemaakt, ik maak een paar fotos en ze glu
Het is tijd om terug te keren naar de camping. Ik kies ervoor om weer over het plateau te gaan, maar dan moet ik wel steil omhoog vanuit de vallei, een uitdaging die ik niet kan laten liggen. Ik word boven beloond met een prachtig uitzicht over het dorpje Entrevennes en de omgeving. De huisjes zijn tegen de heuvel geplakt, ik besluit om er eens te gaan kijken. De kerk ligt, zoals wel vaker, helemaal boven in het dorp. Ik vraag een oude man de weg, hij begint te vertellen en nodigt me uit om een glas te komen drinken in zijn huis.
Monsieur Robert Maestracci is 84 jaar en woont in een ruim huis. In de gang zitten twee katten en verderop zie ik nog een derde. Entrevennes is niet alleen een pittoresk Provençaals dorpje, maar het heeft ook een bijzondere geografische ligging. Mijnheer Robert begint met mondjesmaatte vertellen over zijn opzoekingswerk, rustig, gedecideerd en zonder een zweem van de passie die er toch lijkt te zijn.Ik raak geïntrigeerd door zijn verhaal en we arriveren samen in zijn studiekamer. Allerlei metingen en geometrische constructies op topografische kaarten tonen het bijzondere van de plek en het verband dat er is met andere historische, sacrale of in geologisch opzicht bijzondere plaatsen. De Da Vinci code is niet ver weg en mijnheer Robert verwijst er ook naar. Zo is er de bergpas over de montagne de Lure, le Pas de Graille. Graille is het Provençaalse woord voor raaf, de geografie vertoont de vorm van een vogel en het woord graille is verwant met de graal .. Niet alles kan ik goed verstaan, maar monsieur Robert laat me het boek zien dat hij erover heeft geschreven .. uitgegeven in 1989 en met een inleidend woord van ene mr Lincoln. In de inhoudstafel zie ik astrologische termen en begrippen uit de mythologie het boek is helaas nergens meer te verkrijgen
Op het bureau zie ik de foto van zijn overleden vrouw, mijnheer Robert kijkt even opzij, ik raad zijn gedachten. Sinds september bereddert hij zichzelf. Veel tijd om te studeren is er niet meer over: de was, de plas, het koken, de zorg voor het huis. Maar de pc staat aan en een email mag ik wel sturen. Ik neem afscheid van een minzaam man. Buiten wacht mijn fiets, een bezoek aan de kerk is er niet meer van gekomen. Ik zet mijn terugweg verder richting Forcalquier en krijg de wind pal van voren. Ik stop even en stuur Marleen een berichtje: ben een beetje en retard, tot straks.
Dit was ik bijna vergeten: op de heenweg heb ik een kort bezoek gebracht aan de Romeinsesite dAlaunium. Reizigers opweg van Apt naar Sisteron hielden er halt om te rusten en zich te bevoorraden. Toen al en ook later kreeg de plek een religieuze betekenis. De kapel die er nu nog staat, is toegewijd aan de Notre Dame des Anges.
Hier vind je enkele dagboeknotities van mijn fietstocht in Frankrijk van 10 tot 20 augustus 2010.
Met de fiets naar Vézelay
Dag 3: De regen trekt op uit de vallei
van de Semois. Voor het ogenblik is het droog en straks ben ik in Frankrijk.
Eerst nog een stukje klimmen.
Boven in het bos van Sugny hoor ik het gevecht van twee reebokken. Ik zie ze vlak
naast de weg. Ze trekken zich weinig aan van een eenzame fietser. De hormonen
doen hun werk. Plots schiet de verliezer in mijn richting. Hij springt me bijna
omver. Maar zijn reactie is vlug. Prachtig schouwspel.
Zouden het ook hormonen zijn die me aan deze tocht deden beginnen? Ik weet het
niet. Ik ben alleen op pad vertrokken. Tijdens bedevaarten en kruistochten
bleven de dames thuis. Vézelay heeft me geroepen... Wat lokt me er naartoe?
Zijn het de hemelse cello-suites van Bach die werden opgenomen in de kathedraal?
De architectuur van de romaanse kerk? De geschiedenis van de plek? Of is het de
mythe?
Onderweg zijn het vooral de stoffelijke zaken die mijn gedachten in beslag nemen:
waar vind ik eten en drinken en waar kan ik straks slapen? Op la campagne in
Frankrijk is dat niet evident. Even dacht ik dat de sterrenhemel mijn dak zou
worden. Maar uiteindelijk ben ik goed terecht gekomen.
Ik beland eerst in een 'miellerie'. Ze hebben er lekkere honing en ook enkele gites,
maar alles blijkt vol te zitten. Ik krijg verse koffie aangeboden en
er ontstaat een leuk gesprek. Er wordt getelefoneerd naar een chambre
dhôtes even verder op. De man wil me met de auto brengen, want het is 12 km
terug naar het noorden. Voor de lift heb ik bedankt, maar de koffie geeft
me vleugels.
Het zijn niet alleen stoffelijke zaken die me in beslag nemen. Wanneer je
alleen reist, praat je tegen jezelf en je denkt aan je geliefden. Eén ervan
heeft deze tocht al eens gedaan, niet met een race-fiets maar met een Gazelle-toerist.
Achter mijn fiets hangt een karretje voor de bagage. Het ding volgt prima! Maar
wat heb ik toch weer veel gewicht bij... "Eén onderbroek is genoeg",
zei Lowie. Verstandige man! En waarom die 1200 gr tekengerief !? Heuvel op,
heuvel af. Goed voor de spieren, maar van tekenen is nog niet veel in huis
gekomen. Straks misschien: de kathedraal van Vézelay? Zoals Monet de kathedraal
van Rouen heeft afgebeeld: 's morgens, 's middags en 's avonds. Maar dan toch
liever niet onder het oog van de toeristen. Geef mij maar mijn eenzaamheid.
Morgen ben ik weer op pad.
Voor het slapen gaan, nog even proeven van enkele heerlijke bladzijden van
Erwin Mortiers "Godenslaap" ...
"... dat uit een kind de substantie der goden nog niet helemaal
weggesijpeld is." (pag. 16)
"... over de goddelijkheid der kinderen en de kindsheid der goden. Hun
beider bestaan kent het karakter van een dromerig spel want ze hebben geen weet
van de dood. Hun wreedheden zijn lichtvoetig, hun tederheden bruut. Smelt de
oneindigheid van de doden samen met het onbevangene van een kind en wat je
krijgt is een gruwelijke godheid." (pag. 17)
En over boeken: "... dat boeken net als goden en kinderen in het
voorgeborchte van het bestaan verblijven, (...) Alles moet er nog gebeuren
en alles is er al voorbij; dat is van het paradijselijke de essentie."
(pag. 18).
Tot binnenkort!
Dag 3 (vervolg):
Na een kleine omweg via de 'miellerie' ben ik goed terecht gekomen in een
chambre d' hôtes in Grandpré. 's Avonds zitten de gasten bij het gezin aan
tafel voor het eten. Ik zit recht tegenover de boer. De man is 70 jaar en op
pensioen. Zijn dochter heeft het bedrijf in handen. Tijdens de maaltijd wordt
zij plots van tafel geroepen want er zijn koeien uitgebroken. Nog tijdens het
dessert is ze al terug. En er ontstaat een vinnige discussie. Ik probeer zo
goed mogelijk te volgen. Als ik nu maar beter Frans verstond! Maar hun
lichaamstaal spreekt boekdelen. Dit is 'savoir vivre' of hoe de Fransen met een
conflict omgaan. Ik geef mijn oren de kost. Ondertussen brengt de moeder een
zelf gebakken dessert. Het is een taart met de allereerste mirabellen van het
seizoen. Ze smaakt heerlijk en ik ga vroeg slapen.
Dag 5: Ik ben aangekomen in de
jeugdherberg van Troyes, de vroegere hoofdstad van de Champagne. Het is een
prachtige locatie, maar de herberg is compleet verlaten. Ik heb alleen het
gezelschap van de conciërge en zijn vrouw. Twee mensen die zich door het leven
sloffen. 's Morgens zit ik in een verlaten eetzaal en krijg ik koffie uit een
plastic beker. Mijn aandacht wordt getrokken door een affiche aan de muur. Op
16 maart 2008 zijn in Parijs een aantal wielertoeristen vertrokken naar Peking.
De reisroute staat uitgetekend op het bord: 12.000 km met de fiets. Ik trek er
een paar foto's van. Buiten druilt de regen onophoudelijk. Morgen bezoek ik de
stad Troyes. En dan weer de fiets op, verder naar het zuiden.
Dag 7 en 8: Vandaag heb ik een stuk
langs het kanaal van Bourgogne gereden, dit is Frankrijk op zijn mooist! In
Chablis rijd ik door de wijngaarden. Het zijn nog pittige klimmetjes voor ik op
mijn bestemming ben. Maar het binnenrijden in Vézelay is de bekroning. En
straks sta ik in de basiliek... Ik zal er een dag verblijven.
Dag 9: Het fietsen in Frankrijk zit
er op. Ik zit op de trein naar Parijs. Vanmorgen heb ik nog een kort ritje
gedaan naar het station van Avallon. Het stadje Avallon ligt een paar heuvels
voorbij Vézelay, in het noorden van de Morvan. Dit is een streek om naar terug
te komen!
De trein is nieuw en comfortabel, met veel ruimte voor mens en fiets, maar geen
hoge-snelheidstrein. In Parijs zal ik aansluiting hebben met een trein 'à
grande vitesse' naar Lille. Het blijkt niet mogelijk te zijn om tot Brussel te
sporen met de fiets. Ik heb nog wat aangedrongen aan het loket, maar
uiteindelijk toch maar ingestemd en een ticket genomen naar Lille. Als alles
goed gaat, logeer ik vanavond bij mémée. Dat is een onverwachte wending,
maar ik weet dat ik straks ga landen in een veilige haven.
Ik steek de adapter van mijn GSM in het stopcontact. 230
volt wordt feilloos omgezet naar de juiste spanning. Oef, ik zal weer SMS-jes
kunnen versturen, mocht het nodig zijn. Op een vijftal meter voor mij staan
mijn fiets en het karretje in een grote ruimte. Ik kan ze van op mijn zitplaats
in de gaten houden. Een vrouw met twee kindjes is net opgestapt. Ze heeft een
klein meisje bij in een buggy en een jongetje van 4 jaar. Een vinnig ventje met
een petje op. Hij gaat de fiets bekijken. Ik zie hem in zichzelf praten en
bewegingen maken. Ik probeer zijn gedachten te raden. Het duurt niet lang of
hij gaat voelen aan het spatbordje van mijn kar. "Pas toucher!" roept
de mama. De woorden hebben geen effect. "Touche à rien!" Het jongetje
doet verder met wat hij niet kan laten. Misschien wil ik hem wel iets vertellen
van de fiets, of van mijn tocht. Maar ik blijf zitten en kijk naar het ventje.
Welke tochten gaat hij ooit maken, hoe zal zijn levenspad eruit zien?
Nieuwsgierigheid zet aan tot onderzoek. En dan volgen ervaring en inzicht.
Nieuwe situaties hebben altijd iets spannends. Hoe geraak ik
straks met de fiets door Parijs, van het ene station naar het andere? De
aankomst is voorzien om 15.46 u, het vertrek naar Lille om 17.58 u. Ondertussen
loopt mijn trein binnen in Paris Bercy, in het zuiden van de stad. Het vertrek
is straks in Paris Nord. Ik heb 2 u en 12 minuten. Dat moet voldoende zijn. Ik
grijp mijn fiets vast, maar het voorwiel valt er uit. Godver..., die kleine
vlegel heeft er dan toch aan geprutst. Het is zonder veel erg! Op weg dus naar
de volgende etappe.
De overtocht door Parijs is goed verlopen. Ik zit weer in de trein, op een
genummerde plaats deze keer en binnen een uur zal ik in Lille zijn. Mijn bagage
en ikzelf zijn veilig en wel aan boord geraakt. Maar het voorbije anderhalve
uur is een speciale ervaring geweest.
Bij aankomst in Paris Bercy ben ik naar het infoloket gegaan. Ik heb een plannetje
van de stad gekregen en besluit om de oversteek bovengronds te maken. De metro
is niet te doen met het karretje. Ik spreek een keurige Parisienne aan, ze is
tussen 60 en 65 jaar, schat ik. De dame spaart tijd noch moeite om samen met
mij uit te zoeken hoe ik het best kan rijden. Ze stelt me gerust, er is
voldoende tijd! En wat is Frans toch een mooie taal!
Parijs heeft flinke inspanningen gedaan voor de fiets. Op
verschillende plaatsen zijn er publieke fietsen ter beschikking. En er zijn
stroken voor fietsers afgebakend op de rijweg. Alleen merk ik al vlug dat het
fietspad ook wordt ingenomen door voetgangers die er zorgeloos over flaneren.
Ik volg de boorden van de Seine en krijg een prachtig uitzicht op de Notre Dame.
Opletten dat ik niet tegen het stalletje van een schilder aanrijd. Langs de
oevers van de Seine rijden was een goed plan, maar nu moet ik nog zien dat ik
via de trap terug op een hoger niveau geraak. Hopla karretje los en met de
klikschoenen aan dan maar alles naar boven gesjouwd.
Terwijl ik verder rijd, spreek ik een jongen op een
mountain-bike aan. Hij loodst me feilloos naar 'la Gare du Nord'. En hij heeft
bewondering voor het karretje. Ik zwaai nog naar hem en hij steekt zijn duim op
als hij er zeker van is dat ik de laatste afslag in de goede richting neem. Aan
het station is het even schrikken: de buurt wordt streng bewaakt door la garde
civil, met het geweer in aanslag. Waakzaamheid voor mogelijke aanslagen. Maar
nu zit ik goed en wel in de trein en hij is in alle veiligheid vertrokken. Ik
had niet gedacht dat ik op deze manier Parijs nog eens zou zien.
Dag 9 (vervolg):
Mijn schoonbroer Geert komt mij afhalen aan het station van Lille. Ik heb aan
zijn vriendelijk voorstel, via SMS, niet kunnen weerstaan. Liefst van al wou ik
de resterende kilometers met de fiets afleggen, maar dan zou het bijna donker
geweest zijn bij mijn aankomst.
Ik word als een prins onthaald. We eten samen mosselen met frites en drinken
een glas lekkere wijn. Bij mémée kan ik straks gaan slapen. Zoals vroeger, toen
de kinderen nog klein waren en we met z'n allen op bezoek gingen. Mémée vraagt
of ze de wekker moet zetten. Ze weet dat ik morgen meer dan 180 km voor de boeg
heb.
Dag 10: Om kwart voor zeven
worden we wakker, zonder wekker. Ik begin me klaar te maken. Mémée kijkt
aandachtig toe. Ze heeft chocoladekoeken gekocht en vraagt wat ik nog nodig
heb. Terwijl ik bezig ben bekijkt ze nieuwsgierig mijn fietsschoenen. Ik vertel
haar alles over het systeem van de klikpedalen. Dit is voor ons beiden geen
alledaagse ochtend. Ik zwaai haar nog ten afscheid en zet koers richting
Merksplas. Het eerste dorp dat ik tegen kom is Dadizele, een bedevaartsoord met
een kathedraal. Na tien km heb ik al een wegomlegging. Dat is geen goed begin!
Ook voor de Vlaamse fietspaden in 'macadam' ben ik bevreesd, maar na een
dertigtal km vind ik een prachtige route langs het Leie-kanaal: hoera, recht
naar Landegem! Via Drongen en Afsnee zoek ik de Gentse ringvaart op. Als ik de
Schelde kan bereiken, zit ik goed. Ik rijd een jonge vrouw op de fiets voorbij.
Een km verder sta ik stil om op de kaart te kijken. De jongedame zet haar weg
verder. Ik haal haar weer in en begin een gesprek. Ze komt van Aalter en fietst
naar haar moeder in Melle. Haar man is een verwoede fietser, zegt ze. Samen
zijn ze al naar Barcelonette in de Franse Alpen geweest. Hij is er de 'col de la
Bonette' opgereden, zij reed mee in de volgwagen en de Mont Ventoux heeft hij
ook al beklommen. "Ik heb geen tijd om te trainen, want we hebben drie kleine
kinderen". Tja, wat zeg je dan, "laat je man er ook voor zorgen"?
We groeten elkaar hartelijk en ik zet mijn weg verder.
De Schelde volgen, is geen succes. In Melle is het fietspad
onderbroken. Ik neem de gewone weg naar Dendermonde. De grote markt lijkt me een
goede plek om er wat te eten en te drinken. Ik bestel een koffie. Op een mooi
terras heb ik zicht op de historische gebouwen van de stad. Naast me zit een
heer met een glas Orval. Ik zeg iets over het bier en hij begint te vertellen.
Na een poos bestelt hij een tweede. Het valt me op dat de mensen vlug over
zichzelf gaan vertellen als je hen aanspreekt. Maar de man is ook nieuwsgierig
naar mijn tocht. "Je hebt een goeie vrouw", is zijn conclusie. Aan
een tafeltje achter ons heeft een heer aandachtig meegeluisterd. Hij zegt
niets, maar knikt instemmend. Ze wensen me beiden succes met de verdere tocht. Voorbij
Boom kom ik op het fietspad langs het Nete-kanaal. Hier zit ik op bekend
terrein. Ik schakel een tandje bij en weet dat ik op een mooi uur thuis zal
zijn. Ik kijk uit naar het weerzien.