Op een woensdag in juli
vertrok ik thuis voor een lange trainingsrit. Ik had geen speciale bestemming.
In dat geval is het meestal de richting van de wind die de keuze bepaalt. Het
is gemakkelijker om te vertrekken met wind op kop en aan te komen met wind in
de rug dan andersom. Er hing een licht wolkendek en de temperatuur was
aangenaam. Ik had ervoor gekozen om op souplesse te gaan rijden en was
vertrokken naar het zuidwesten.
Na een uurtje peddelen
stond ik op het grondgebied van de gemeente Vorselaar. Het leek alsof mijn fiets
me naar deze bestemming had gebracht, heel vanzelfsprekend. Bijna zonder erbij
na te denken had ik bij elke splitsing van de weg een keuze gemaakt: ga ik naar
links of ga ik naar rechts? En dit was het resultaat.
Maar waarom was ik juist
daar? Hoe bewust of onbewust zijn de keuzes geweest die ik onderweg heb gemaakt?
Ben ik eigenlijk zo vrij om te kiezen? Ik test dit soms wel eens uit door tijdens
het rijden pas op het laatste nippertje te beslissen. Wat zal het worden, links
of rechts? Kan ik de keuze, eens ze gemaakt is, nog veranderen, of ligt ze
eigenlijk al vast nog voor ik kies? Is de vrijheid misschien alleen maar een
illusie?
Als een tocht geen
concrete bestemming of doel heeft, lijken de beslissingen af te hangen van willekeur
de keur van de wil. En wat is daarbij dan de rol van het toeval? Ach ja, op de fiets heb je veel tijd om te na
te denken
Maar of het nu toeval was of
niet, na een uurtje fietsen bevond ik me in Vorselaar. En telkens als ik hier
voorbij kom, gaan mijn gedachten naar vroeger. Want als kleine jongen was ik
hier ooit op kamp geweest met de jeugdbeweging. We kampeerden toen op een
boerderij in het gehucht Vispluk.
Ik zie aan
de kant van de weg een informatiebord staan van de gemeente en stap van de
fiets. Op het stratenplan begin ik te zoeken naar het gehucht. Een oude man die
een paar meter verder is, draait zich om en keert op zijn stappen terug .
Daag, zoekt ge iets? Ik vertel hem wat
ik wil vinden op het bord.
De man praat
over de straat waarin we ons bevinden en waar hij woont: het is de Vispluk.
Vroeger woonde hij in de boerderij aan de overkant, en tegenwoordig een eindje
verderop. Het kartonnen doosje met de zes eieren dat hij in zijn handen heeft,
is bestemd voor zijn zoon, die ook in dezelfde straat woont. Ik vertel hem van
mijn kamp als kleine jongen en vraag of hij de zandweg kent die naar het
kasteel leidt. In het hart van de gemeente Vorselaar ligt namelijk een prachtig
kasteel omringd door een groot beukenbos dat reikt tot vlak bij de kerk. Tussen
de kerk en het kasteel is er een magistrale dreef, als een levensader. Het
schone kasteelvolk heeft indertijd een weg aangelegd recht naar de hemel. De
man is vertrouwd met het domein en kent er de paadjes en dreven. Hij vertelt
van de bewoners en hun geschiedenis. Met de vorige eigenaar en baron had hij
een goede relatie. De baron kende zijn buren en bracht elke maand een bezoek
aan de omliggende boerderijen. Die
contacten en hun relaties leidden tot het leveren van kleine diensten en zo was
het toezicht en onderhoud van het domein verzekerd.
Mijn
verblijf op het kamp in Vorselaar was tijdens een Paasvakantie. Het is nu al
bijna vijftig jaar geleden. We sliepen in de stal van een boerderij op
strozakken die we zelf hadden gevuld. Ik weet nog dat er op een nacht sneeuw
was gevallen, maar ik kan me niet herinneren dat ik kou heb geleden. Op het kamp waren er twee of
drie koks, oudere gasten waar wij naar opkeken. Op een morgen gebeurde er iets
bijzonders, ik zal het beeld nooit vergeten. Een van de koks heette George. Hij
stond te plassen tegen de muur van de oude schuur. Het gebouw was erg
vervallen, de muren waren verzakt en stonden bol. Het lage pannendak was bedekt
met een dun laagje sneeuw. George stopte met plassen, knoopte zijn broek dicht
en de muur die hij pas had bewaterd, stortte in. De reputatie van George was
vanaf toen een feit.
Op de
boerderij waar de man heeft gewoond, kwamen er ook vaak jongeren kamperen. Ze
sliepen in het hooi op de zolder. Maar
van de boerderij waar wij verbleven, kan de man weinig zeggen, tenzij dat er nu
waarschijnlijk een andere gebouw staat.
Ik vertel
hem dat wij van thuis naar onze kampplaats zijn gefietst. Op een dag hebben we
ook een koers gereden rond het kasteel. Ik herinner me nog precies dat het
traject een groot vierkant was. En ik vraag of hij de paden en dreven rond het
kasteel kent.
Met
onze kleine fietsen staan we te drummen aan de startlijn voor de boerderij. Ik
ben zenuwachtig, ga ik ze wel kunnen volgen? Na de start stuiven we weg over de
betonbaan, dan draaien we links een brede zandweg op. Van krachten sparen is er
geen sprake, volle gas vooruit door het mulle, stoffige zand. Als we het bos
hebben bereikt, wordt de ondergrond harder en minder uitgedroogd, maar de
snelheid gaat omhoog. De dreef is eindeloos lang. Ik zie mijn tegenstrevers van
me weg rijden en mijn benen kunnen niet meer harder
De oude man
vertelt me over de paadjes en dreven rond het kasteel. Tijdens de vele nachten
dat hij slecht kon slapen, koos hij er dikwijls voor om een fietstocht te
maken. De paden van het kasteeldomein waren verhard en je kon er goed over
rijden. Achter de boerderij was er een pad dat tot aan het bos liep. En aan de
achterkant van het kasteel kon je met een ander pad terug naar de bewoonde
wereld.
Mijn
gedachten dwalen weer naar het kamp. Het is alsof ik in de dreef sta, tijdens
het grote nachtspel.
De
lichtbundels van onze zaklampen dartelen als schimmige figuren tussen de zwarte
boomstammen. Ik houd angstvallig een oog op de gestalte van onze leider en waag
me niet te ver uit zijn buurt. Het spel zal ongetwijfeld goed zijn afgelopen,
ik herinner me niets van een nachtmerrie
De man
vertelt verder over de nakomelingen van de baron. Ze waren niet al te snugger,
één zat er bij hem in de klas. In zijn latere leven had hij twaalf stielen en
niet veel succes
. Als je verwacht dat
de gebraden kiekens in je mond komen gevlogen
Ik neem afscheid van de man en
zet mijn tocht verder. Ook hij zet zijn tocht verder, met een doos vol eieren
voor zijn zoon.
13-09-2013 om 15:16
geschreven door Peter Maerien 
|