Inhoud blog
  • Eentje uit de oude doos
  • Ontsnapt
  • Le Canigou
  • Kroniek van een lekke band
  • Met een Peugeot beleef je meer
  • Het bier van de buur
  • Een verhaaltje uit de tijd van de kleuterschool
  • Toverende Papa (Oud verhaal, nieuw op blog)
  • Confituur of gelei.
  • Eindelijk af. Na lang zwoegen. Het nieuwste prinsessenverhaal.
  • De prinses
  • Nieuw verhaal
    Zoeken in blog

    Verhalen en cursiefjes

    05-01-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ontsnapt

    Ontsnapt.

     

    Het vreselijkste wat een mens kan overkomen is onschuldig te worden veroordeeld. Dat zei ooit iemand, geloof ik. Die mens had gelijk. Hoewel dit citaat wel niet letterlijk op mij van toepassing was. Naar het schijnt beging ik wel degelijk een misdaad. Ik herinnerde het me niet meer. 220 jaar is lang na­tuurlijk. Ik wist alleen nog dat ik mijn onschuld staande hield gedurende het hele zielige proces. Bij voorbaat veroor­deeld, heet dat.

     

    Mijn celgenoot wandelde de cel in. Hij droeg een opzichtige taart getooid met 220 kaarsjes.

    "Je moet ze allemaal in een adem uitblazen," zei hij opge­wonden, waarna hij onbedaard in lachen uitbarstte. De cipier deed dreigend een stap naar voren, maar ik hief verzoenend de hand.

    "Laat hem," zei ik. "Hij is slechts 105. Hij heeft zijn emoties nog niet onder controle. Vergeef het hem." De cipier knikte berustend. Het voorval haalde verwarde gedachten over mijn misdaad weer op de voorgrond. Ik had gelachen, geloof ik, midden in een officiële plechtigheid in een grote veiling­hal. Niemand hield toen rekening met mijn jeugdige leeftijd. Op mijn 82ste kreeg ik de maximale straf : 553 jaar en vier dagen.

    "Komaan," drong mijn celgenoot aan. "Blaas de kaarsjes nou uit!" Met lichte tegenzin haalde ik diep adem en blies. Alle kaarsen doofden. Mijn celgenoot begon hard in de handen te klappen. Ik staarde hem droevig aan. Mentaal onevenwichtig, luidde zijn dossier. Je merkte het.

     

    De taart smaakte bitter, net als tegenwoordig alle voedsel dat de lange weg door de mijnschacht naar het 84ste ondergrondse niveau aflegde. Vrijgekomen mijngassen, vermoedelijk. Mijn gedachten keerden terug naar mijn honderdste verjaardag, de laatste keer dat iemand zich om ons had bekommerd. Als tijdelijke gratiemaatregel mocht ik een bezoek brengen aan de bibliotheek. Ik beleefde er de opwindendste dag van mijn leven en liet dat ook onbeschaamd blijken. Ik liep geen gevaar. Wat is erger dan de maximale strafduur? Bijna alle boeken gingen door mijn handen. Ik blies er het stof af en bladerde door de leukste. Hier en daar las ik wat, hoewel ik niets van het ingewikkelde taaltje begreep. De boeken puilden uit van de moeilijke of onbestaande woorden: mensenrechten, vrijheid, vreugde, vrije meningsuiting, kiezen, democratie, liefde. Niettemin genoot ik van de uitspraak, als die me lukte.

     

    Een onbeschrijfelijk rumoer deed me opschrikken. De cipier leidde een schreeuwende man onze cel in en gebood hem plaats te nemen in de andere hoek. De man spartelde tegen en bleef roepen en schelden. Zoveel losbandigheid had ik nog nooit gezien. Ik kon me niet voorstellen dat ook ik daarvoor opgesloten zat. Ik bekeek de man en huiverde. Zijn uiterlijk benaderde het walgelijke. Haargroei bedekte zijn schedel en kin, zijn tanden bleken volledig wit en zijn kledij liet nog het meest te wensen over. In twee delen nog wel. Zelfs mijn onevenwichtige celgenoot schudde afkeurend het hoofd.

    "Waarom doet die zo raar?" Vroeg hij. Ik negeerde hem en richtte me tot de cipier.

    "Wie is hij?" De bewaker maakte een onverschillig gebaar en overhandigde me een kaartje.

    "Meer weet ik niet ! " zei hij. Ik las het kaartje met groeiende ontsteltenis.

    "Allan J. Simms. 36j. Arch‑ Arche- Archeoloog." Ik had wat moeite met het laatste woord.

    "Sluiten ze nu ook al mensen op tijdens hun kinderjaren," zei ik verontwaardigd. De cipier maande me aan te zwijgen. Als een waarnemer deze sterke emoties zou bemerken betekende dit voor mij een gewisse dood. Maar ik vreesde niets, het vorige waarnemersbezoek dateerde van de vorige eeuw. De cipier haalde de schouders op en verliet ons. Ik bedaarde en liet mijn blik over onze cel gaan, een uitgehouwen mijnschacht met een klein luchtzuiveringsmechanisme en rot houten, meubilair. Wat mij betrof maakte Simms daar al deel van uit.

    "Hè opa," riep de man.

    "Mijn naam is niet opa, maar Chrattzofilillixl," antwoordde ik streng.

    "Nou ja, ook goed. Hoelang zit jij hier al?" Ik zei het hem. De man barstte uit in een ongecontroleerde lachbui. Mijn celgenoot trok me geschrokken een paar passen achteruit. Ik keek vlug even over mijn schouder; gelukkig geen cipier te bespeuren.

    "Een goeie grap, ouwe," zei Simms met vochtige ogen. Doch toen hij onze ernstige, afkeurende blikken bemerkte stierf de lach uit. Hij beschouwde ons als krankzinnig, zoveel was duidelijk.

    "Klopt het wat ze zeggen?" Vroeg hij, een oog open en dicht trekkend. "Over de vrouwtjes, hier?" Mijn celgenoot keek me verbaasd aan.

    "Wat zijn ... 'vrouwtjes' ?" Fluisterde hij me toe. Ik wist het niet.

    "Zwijg!" Snauwde ik. "Dat hoef jij niet te weten." En vervolgens tot Simms. "Wat zijn vrouwtjes?" Nu lachte hij niet meer ‑ eindelijk. Zijn blik verwijde, werd angstiger.

    "Jullie houden me voor de gek," zei hij met een wat geforceerde grijns. "Geef toe dat jullie me voor de gek houden!" Zijn handen beefden wat.

    "Mentaal onevenwichtig," concludeerde mijn celgenoot. "Bekijk de symptomen; lachen, schreeuwen, overdreven praatzucht."

    "Hou je mond!" Beval ik. Simms had zich ondertussen hersteld.

    "Waar zijn we hier?"

    "Het zoeken naar voor de hand liggende antwoorden," zei mijn celgenoot triomfantelijk, alsof dit zijn diagnose bevestigde. Ik legde hem met een geërgerd gebaar het zwijgen op. Jongeren konden irritant zijn.

    "Niveau ‑84" antwoordde ik.

    "M‑m‑maar..." Stamelde hij, bleek nu." Dat kan toch niet. De mijnschacht daalt maar tot niveau ‑5."

    "Wartaal," merkte mijn celgenoot storend op.

    "Betekent dat, ... dat jij hier werkelijk al 220 jaar beneden zit?"

    "Dat zei ik toch al."

    "Twee eeuwen geleden veroordeeld?"

    "Op mijn 82ste." De man amuseerde me steeds meer.

     

    "Maar dan zijn al diegenen die jou berechtten al een hele tijd dood? Omgekomen tijdens de laatste oorlog." Ik reageerde merkwaardig onverschillig op het grote nieuws. Hoe vaak niet had ik hen in mijn dromen aan zware martelingen onderworpen? Hoe vaak niet had ik hun dood gewenst. Maar nu liet het me koud. Het leek zo ver, zo onbereikbaar, zo onbelangrijk. Ik kon me niet eens meer hun gezichten voor de geest halen, slechts vage, naamloze vlekken.

    "Hebben jullie dan al die tijd geen bezoek ontvangen?" Flarden uit het verleden dwarrelden als spookbeelden door mijn hoofd.

    "Een paar keer," zei ik. "Als ik me niet vergis was de laatste een inspecteur van de tuchtcommissie, die experimenteerde met een nieuwe methode om subversieve elementen te ontmaskeren. Hij kwam wat laat; 100 jaar na mijn opsluiting. Ik wist toen al niet eens meer of ik werkelijk gelachen had of gewoon mijn mondhoeken wat gekruld, vanwege het sterk gekruide voedsel. Hij verliet ons erg gefrustreerd."

    "Maar waarom blijven jullie hier? Ik zie nergens tralies."

    "Tralies?" Wat sprak die man een eigenaardige taal.

    "Ik bedoel maar dat de wereld boven, hoe jullie die ook noemen, helemaal veranderd is. Waar zit jij eigenlijk voor?"

    "Ik weet het niet met zekerheid. Een lachbui, denk ik."

    "En hij?" Simms wees met een wat neerbuigend gebaar naar mijn celgenoot.

    "Zijn drager werd hierheen verbannen na overdreven uitbundigheid. Hij is levenslang veroordeeld wegens erfelijkheid."

    "Waarom ontsnappen jullie niet?" Een vers uit een van de bibliotheekboeken lag plots op mijn lippen.

     

                    Ontsnapt, ontsnapt, gij geest, gij droom

                    Blijft niet hangen in een vast  patroon.

     

    Zou het echt mogelijk zijn om naar de plus niveaus terug te keren. Ik zag mezelf al wandelend tussen het beton, het warme kunstlicht strelend over mijn huid. Mijn oude losbandigheid stak opnieuw de kop op. Het laagje terughoudendheid, gekweekt door het lange gevangenisleven, bleek zeer dun. Ongeneeslijk ziek? Misschien wel.

    "Goed," zei ik. "Aangenomen dat het mogelijk is om de cipier te vlug af te zijn. Zal jouw ... nieuwe wereld ons wel aanvaarden?" Simms knikte heftig.

    "Jullie begrijpen het niet. De gemiddelde leeftijd bij ons bedraagt 60 jaar. Wetenschappers zullen tegelijkertijd verrukt en geschokt zijn." Hij had gelijk. Ik snapte er niets van.

    "Misschien hangt er zelfs een beloning voor mij aan vast," besloot hij ongevraagd.

     

    Er borrelde een raar gevoel in me op toen we door de gangen liepen naar de liftkoker. Een beklemmende hand in een stevige greep om mijn maagstreek. We bereikten de lift en vloekten. De liftcabine stond enkele niveaus hoger. Plots gebeurde het.

    "HALT!" De stem van de cipier klonk hol tegen de wanden. "Ik zal dit moeten rapporteren, Chratt."

    "Cipier," zei ik onverstoord. "Simms hier zegt dat er niemand meer is om verslag aan uit te brengen. Onze wereld is verleden tijd."

    "Zulke onzin kan ik moeilijk geloven!"

    "Denk even na," argumenteerde ik. "Hoelang is het al geleden dat je nog iets gehoord hebt van de plus niveaus? En waarom vermindert de kwaliteit van het voedsel voortdurend?" Ik zag hem twijfelen.

    "Defecte robots?" opperde hij onzeker.

    "Waarom ga je niet mee? Dan kan je jezelf overtuigen." Hij schudde beslist het hoofd.

    "Ik kan onmogelijk mijn post verlaten. Dat druist regelrecht in tegen alle regels."

    "Ik heb een voorstel," onderbrak Simms ongeduldig. "Laat ons naar boven reizen en als blijkt dat ik lieg komen we uit vrije wil terug."

    "Vrije wil? Noemen jullie de plus niveaus zo?"

    "Ik denk dat hij bedoelt; uit eigen beweging, zonder dwang," verklaarde ik.

    "Ben jij bereid dezelfde woorden uit te spreken?" Vroeg de cipier me. Ik knikte en herhaalde Simms' woorden.

    "Goed, dan weet ik genoeg. Ik ken jou lang genoeg om je te vertrouwen, Chratt." Hij draaide zich om en liep de gang in. Ik voelde medelijden met hem en begreep zijn toewijding niet aan een regime, dat ons in de steek had gelaten. Met een droge knal bereikte de liftcabine ons niveau. Nooit tevoren hadden zoveel gevoelens me overstroomd. Mijn hart bonsde in een bijna onmetelijk ritme en mijn handpalmen kleefden. Hoe hoger we kwamen, hoe meer de onzekerheid toenam.

     

    "Nu moeten we opletten," verbrak Simms plots de stilte. Het volgende moment bereikten we 'Boven'. De laatste meters moesten we te voet afleggen. Een steile helling. Kordaat wees ik Simms hulp van de hand. Wat dacht hij wel, die jongere. Ik stak mijn hoofd boven de rand van de mijnschacht en schrok. Alles om me heen had een eigenaardige kleur. Heel anders dan de kleuren die wij kenden. Ik zag nergens zwart, wit of grijs. De vloer was vlak ‑ zo heet dat tenminste ‑ maar had een rare bekleding; kleine prikkelende sprietjes. Erg ongemakkelijk.

     

    Ik worstelde me uit de opening. Verderop stonden grote gevaartes van dezelfde kleur gegroepeerd.

    "Waar zijn we?" Vroeg ik hijgend aan Simms.

    "Boven!"

    "Waar zijn de gebouwen? De plus niveaus? De kunstzonnekoepels? Hoe heet dit alles?" Ik maakte een wijds en wanhopig gebaar.

    "Onze stad begint achter die kolenheuvel. Dit hier heet een grasperk, dat ginds in de verte een bos. Wil je nog meer weten of hou je me voor de gek? Je hebt toch wel eerder een open plek gezien?"

    "Een open plek?" Snauwde ik geïrriteerd. "Waar heb je het over?"

    "Hoe noemen jullie deze kleur?" Mengde mijn celgenoot zich dromerig in het gesprek.

    "Groen." Hij probeerde het woord uit te spreken maar gaf het na enkele pogingen op toen zijn tong verward raakte. Ik duwde hem onvriendelijk opzij en wees Simms op een naderende figuur. We liepen de persoon aarzelend tegemoet. De schok bij de ontmoeting was hevig. Zo hevig dat mijn celgenoot me opnieuw een paar passen achteruit trok.

    "Wat is dat?" Stamelde hij.

    "Het ziet er uit als een mens," merkte ik nerveus op.

    "Dat kan niet. Dan moet hij wel erg ziek zijn. Bekijk die zwellingen ter hoogte van de borstkas en dan die misvormde brede heupen. En dat lange haar."

    "Toch niet onaardig," zei ik bewonderend.

    "Begin jij nu ook al. Wat betekent 'niet onaardig'?"

    "Wel; mooi, knap, schoonheid."

    "Ik snap er nog steeds niets van," zuchtte mijn celgenoot. "Ik hoop alleen dat die ziekte niet besmettelijk is." De levensvorm in kwestie had onze conversatie aanhoord en de huidskleur was van een ietwat bleke tint overgegaan in een wat rodere. Een knap staaltje. Simms, die zich alweer bescheurde van het lachen kwam naar ons toe.

    "Dit is een vrouw!"

    "Oh," reageerde mijn celgenoot. "En wat is de functie van een vrouw?" Simms draaide wat onbehaaglijk het hoofd en probeerde de priemende blik van de 'vrouw' te ontwijken.

    "Waren er dan geen vrouwen in jullie samenleving?"

    "Neen," zei ik, de ogen strak op de vrouw gericht. "Ik denk dat we dat wel opgemerkt zouden hebben."

    "Maar wie zorgde dan voor jullie ... voortplanting?"

    "Dragers natuurlijk."

    "Hoe zagen die er dan uit?"

    "Nou gewoon, hetzelfde als wij. Als zij behoefte hadden aan een kind dan lieten ze zich in de draagbank behandelen." Simms haalde de schouders op en sneed een ander onderwerp aan.

    "Blijven jullie even hier, ik ga trachten de vrouw ons doel kenbaar te maken."

    "Kunnen wij zonder gevaar naderen?" Vroeg mijn celgenoot, niet overtuigd. Simms staarde hem even verbaasd aan en liep dan hoofdschuddend weg. Tussen hem en de vrouw ontspon er een ingewikkelde dialoog, waarvan ik slechts weinig begreep. Het regelmatige lachen van de vrouw maakte een diepe indruk op me. Het verbaasde me dat ik er niets afstotelijk aan kon ontdekken. Lachen bleek hier een alledaagse bezigheid. Toch vreesde ik nog ieder moment een bende aanstormende tuchtinspecteurs.  Mijn hart verkrampte droevig toen het gesprek was afgelopen en de vrouw wegliep. Ik staarde Simms vragend aan.

    "Ik heb het op een akkoordje gegooid," verklaarde hij. "Ze zal ons naar de stad brengen met haar voertuig."

     

    Even later verscheen er een vierwielig voertuig, een iets gewijzigde versie van onze stadskruipers. Ik nam voorin plaats naast de vrouw. Ze glimlachte naar mij. Ik poogde mijn lippen eveneens tot een lach te brengen, maar kwam niet verder dan een walgelijke imitatie.

    "Mijnheer Simms vertelde mij dat u 302 jaar oud bent." De eerste woorden die zij sprak. Ze klinken me nu nog steeds zoet in de oren. Mijn celgenoot leek geschrokken over de taalkundige vaardigheid van dit 'ziekelijk creatuur'.

    "U ziet er nochtans niet ouder uit dan 40," ging ze verder. "Niet onknap zelfs." Het werd me plots warm om het hart. Ik probeerde wat te zeggen maar kon enkel een hees gekraak voortbrengen.

    "Hoe was jullie wereld?" Ik dacht even na.

    "Helemaal anders. Het hele aardoppervlak bebouwd, uitbundigheid verboden. Niemand zou je zomaar aangesproken hebben. Alle dagen hetzelfde stadsbeeld. Massa's mensen, doelloos door de straten zwervend in stilte."

    Ik schrok zelf over het negatieve beeld dat ik afschilderde. Vroeger had ik er echt anders over gedacht. Maar ja, vroeger was 220 jaar geleden.

     

    Toen de stad in zicht kwam, daalde die brandende bol in de hemel plots achter die groene gevaartes ‑ bomen. Het werd vlug donker. De mensen in de stad ‑ mannen en 'vrouwen' ‑ liepen opgewonden schreeuwend door de straten. Hier en daar duwden de mensen mekaar neer en ik zag er ook een paar die zich op de wangen sloegen. Voertuigen snelden aan hoge snelheden door de stad zonder acht te slaan op kinderen en voetgangers, er heerste een irriterend, voortdurend lawaai en ik merkte zelfs een groot vliegend tuig, dat witte lijnen aan de hemel trok. Ja, dacht ik. Dit is een hele verbetering.

     

    De vrouw voerde ons naar een groot gebouw aan de rand van de stad, waar Simms ons naar binnen leidde. Mensen gekleed in bleke jassen liepen er nerveus door de kale, witte gangen.

    "Wetenschappers," verklaarde Simms. "De vrouw heeft hen al op de hoogte gebracht van jullie komst. Kom. Ik breng jullie naar jullie kamer." Onze kamer was niet meer dan een grijze ruimte met twee bedden en twee stoelen. Simms nam afscheid.

    "Ik vond het erg leuk om jullie te ontmoeten," zei hij opeens gehaast en zenuwachtig. "Maar nu moet ik weg om mijn beloning te incasseren." Hij liep naar buiten.

     

    Later hoorde ik stemmen op de gang. Ik legde onbeschaamd mijn oor tegen de deur en herkende Simms, in gesprek met een onbekende.

    "Prima werk, Simms," zei de onbekende.

    "Daar betaalt u me voor, mijnheer. Maar zeg eens, doen ze dat vaker ? Ik bedoel weglopen."

    "Ja kijk. Er zijn altijd mensen die niet begrijpen dat een psychiatrische instelling dient om hen te genezen. Dit tweetal is al twee keer ontsnapt. Om de een of andere reden keren ze steeds naar diezelfde plaats terug."

    "Wat hebben ze precies?"

    "Dat kunnen we niet met zekerheid zeggen. Alle gekende therapieën falen. Ze blijven beweren dat ze uit een andere samenleving stemmen. We zien voorlopig geen remedie."

    "Dan ga ik maar," zei Simms. "Ik moet de derde nog ophalen."

    "De derde?" riep de onbekende verbaasd uit.

    "Wel ja, een kwestie van tijd natuurlijk. Diegene die de cipier speelde wou ons niet vergezellen."

    "Maar dat kan niet!" Barstte de onbekende uit. "Er is helemaal geen derde!" Er viel een bedrukte stilte op de gang.

     

    Ik herinnerde me plots weer waarom ik veroordeeld werd. Omdat ik verhaaltjes schreef.


    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail
    URL
    Titel *
    Reactie * Very Happy Smile Sad Surprised Shocked Confused Cool Laughing Mad Razz Embarassed Crying or Very sad Evil or Very Mad Twisted Evil Rolling Eyes Wink Exclamation Question Idea Arrow
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)



    Archief per week
  • 29/02-06/03 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 19/01-25/01 2015
  • 16/12-22/12 2013
  • 16/07-22/07 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 22/03-28/03 2010
  • 14/09-20/09 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 02/02-08/02 2009

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!

    Laatste commentaren


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs