Na dagenlange discussies stond het
eindelijk vast. Ik mocht (tussen vet
gedrukte aanhalingstekens) voor drie dagen naar Duitsland. Dat is; een dag
heenreis, een dag verblijf en een dag voor de terugreis. Een bedrijfsreis met
andere woorden.
De eerste dag. Een ding is zeker; een plezierreis
wordt dit zeker niet. Hoewel ik pas één dag achter de rug heb staat dat al
vast.
Het begon al weinig veelbelovend toen
om halfzeven de klokradio mijn rustige slaapkamer omgebouwde tot een heuse
discotheek. Een of andere gekortwiekte quasi zanger (Dit oordeel, gevormd op het eerder genoemde tijdstip, zou er later op
de dag wel eens heel anders kunnen uitzien.) kweelde een nummer met de
provocerende titel 'Als je niet kan
slapen.' Ongetwijfeld een sadistische programmamaker. Maar goed! Met de
nodige dosis zelfbeheersing wist ik de klokradio schadeloos uit te schakelen
en ruilde ik de veilige warmte van mijn droomwereld voor de ijzige realiteiten
van de werkelijke wereld. Inderdaad, u heeft het goed. Dit was een werkdag.
Een halfuurtje later zat ik achter
het stuur van mijn wagen en vertrok richting Bornem, (Niet bepaald de exotische naam uit de titel, geef ik toe. Maar blijft u
vooral lezen, dan begrijpt u het wel) dat ik dankzij de duisternis en het
relatief vroege tijdstip vrij snel bereikte.
Bij het betrokken bedrijf wachtte me
de eerste verrassing. (Waarmee ik op dat
bepaalde ogenblik nog kon lachen.) De op te halen en te herstellen
weegschaal, die volgens min of meer betrouwbare bron al zeer vroeg zou
klaarstaan, ... was er dus niet. Ik hoorde de stem nog in mijn achterhoofd: Maak je geen zorgen, je hoeft de wagen zelfs
niet te verlaten. De weegschaal wordt er bij jouw aankomst meteen in
geplaatst.(haha)
Gezien de moeilijkheid om met de
wagen de receptie te bereiken, verliet ik mijn voertuig wel. De vriendelijke
en bovendien niet onaantrekkelijke receptioniste wist na 48 telefoontjes, 30
minuten wachttijd, een opsporingsbericht bij de lokale brandweer en heel wat
van mijn zenuwenergie de verdwenen weegschaal te lokaliseren.
Ik begaf me dus naar de bewuste
afdeling en vond er weliswaar de balans die dus ik herhaal voor opladen
klaar zou staan, bedolven onder lege capsules voor hartzieken. Zeer toepasselijk,
vond ik. Van vijf overproduktieve, al wat oudere, dames kreeg ik te horen dat
hun hele wereld zou instortten als ik de weegschaal onmiddellijk zou meenemen.
Niet bereid tot een dergelijk risico gaf ik mijn toestemming (voor zover iemand daar rekening mee hield) om
het lopende order af te maken. Slachtoffer van mijn goedheid, zoals later zou
blijken, maar ja; de klant is nu eenmaal koning. Vijftien minuten en 50000
capsules later zat ik opnieuw achter het stuur van mijn wagen, met achterin de verdomd zware balans en reed richting
Duitsland. (Ziet U wel.) De verdere
reis op Belgisch grondgebied verliep probleemloos zodat ik weer met opgeladen
zenuwen en energie mijn ontmoeting met de douane optimistisch tegemoet zag. (Verkeerd dus.)
Van een tweede al even betrouwbare
bron had ik een naam van een grenskantoor gekregen, waar men onze firmanaam
ongetwijfeld zou kennen gezien onze jarenlange contacten met dit kantoor.
Gewapend met 5 fotokopieën en met de firmanaam op de lippen stapte ik het kantoor
binnen en gooide de naam meteen op tafel. Jammer genoeg buiten bereik van de
beide aanwezigen. Hun reactie valt moeilijk onder woorden te brengen. Het besluit
niet. De firmanaam zei hen niets.
Daarom niet getreurd, dacht ik, en ik
legde mijn probleem uit. Zeer bereidwillig, met de Duitse-Mark-symbolen reeds
in de ogen stuurden ze me naar hun Duitse collega's, die mij ongetwijfeld een
hele stap vooruit zouden helpen. 50 meter om precies te zijn want daar vond ik
hun kantoor.
"Tzeen Minoeten," zei de man
achter de desk vastbesloten, toen ik hem de papieren overhandigde. "Ja,
Ja," knikte ik goedkeurend. (Weer
verkeerd natuurlijk.) Ik liet de administratieve molen draaien en hield op
een discrete afstand een huisplanteninspectie. De plantjes in het kantoor leken
mij een dringende behoefte aan water te hebben. Plotseling stond een vrouw aan
de andere kant van de tafel op en vuurde een snedige zin in mijn richting af.
"ELKAWE oder PEKAWE," zei
ze. Ik, die mijn Duitse begrippen tot dan toe vrij aannemelijk had gevonden
schrok op. Ik keek even rond, maar gezien ik de enige aanwezige was kon ik de
vraag moeilijk negeren. Om gezichtsverlies te vermijden veinsde ik tot tweemaal
toe zware gehoorproblemen terwijl mijn brein vruchteloos een oplossing zocht.
De vrouw toonde geen enkel medeleven en schreeuwde opnieuw "ELKAWE oder
PEKAWE?" Haar collega had alles lijdzaam gevolgd en beschikte duidelijk
meer over discrete mensenkennis. Hij besloot uit mijn lijden te helpen.
"Camion ou voiture?" Zei
hij. Nog eventjes met de hand achter de oor blijven staan, dacht ik. En dan pas
antwoord geven. Later kwam ik te weten dat LKW, vrachtwagen en PKW,
personenwagen betekent.
Goed. 20 minuten later stond ik
opnieuw in het Belgisch douanekantoor met 5 netjes getypte formulieren. De man
lachte tevreden, maar dat betekende niet dat het eind van mijn problemen in
zicht was. Ook hij dook achter een schrijfmachine en begon deze meesterlijk te
hanteren. Ondertussen gunde hij zich nog de tijd om een hevig dispuut te voeren
met zijn collega over het belangrijke feit wie nu welke carbonblaadjes mocht
gebruiken. Tenslotte kwam aan het grensavontuur toch een eind, toen de man de
grensgebouwen indook met 10 exemplaren van elk formulier en de douanier
onbewogen vertelde dat al deze papieren in feite overbodig waren en slechts
nodig bij een overgang van Duitsland naar België. God wat haat ik douaniers.
Met het vaste idee dat ik bij gebrek
aan snelheidsbeperkung (sorry, beperking) de verloren tijd spoedig zou
inhalen, snelde ik Duitsland binnen. Hoe ontnuchterend werkte het eerste
verkeersbord dat ik ontmoette. Wegens ongelijk wegdek gold een
snelheidsbeperking van 100 km/uur gedurende 16 kilometer. Ik meende zelfs een
glimlach op het verkeersbord te ontdekken, hoewel dat natuurlijk ook mijn verbeelding
kon geweest zijn. Nagelbijtend telde ik de voorbij slenterende kilometers af en
bij de vijftiende begon mijn rechtervoet weer zwaarder te wegen.
Hoe ontnuchterend werkte het tweede
verkeersbord dat ik ontmoette. Wegens dat zelfde ongelijke wegdek gold een
snelheidsbeperking van 100 km/uur gedurende 14 kilometer. De glimlach op het
verkeersbord leek me iets breder geworden. Dezelfde procedure ging zo nog een
tijdje door tot op 40 kilometer van Köln, waar mijn reis een nieuwe wending
kreeg: Frankfurt, 210 km. De reis naar het zuiden verliep onverwacht vlot zodat
ik de richting Stuttgart 226 km koos voor ik er erg in had. Mijn optimisme
steeg weer 226 graden. (Op de schaal van
Georg Optimus, grondlegger van het optimisme.)
Doch Stuttgart leek me minder te
liggen. Door een ongelukkig gebaar drukte ik op de eject-toets van de cassettespeler. Het geluidsbandje sprong kwiek
naar buiten, zodat een lokale Duitse zender de macht met beide handen greep en,
alsof hij op dat moment wachtte, luid verkondigde dat er een Unfäll had plaatsgevonden tussen
Stuttgart en Herrenberg en dat de snelweg gesperrtwar. De lokale DJ had het over files
van verscheidene kilometers, op een toon alsof hij er midden in zaten hij raadde aan de autoweg te verlaten.
Geruggesteund door twee wegenkaarten,
die mij tot dan toe enorme diensten hadden bewezen besloot ik de wijze raad van
de radioman op te volgen. (Mijn domste
beslissing sinds jaren, moet ik helaas toegeven.) Het is zeer simpel, dacht
ik. Ik volg de wegwijzers naar de grote dorpen en rij zo steeds zuidwaarts. (Simpel !!! Haha.)
Theorie; OK, Praktijk; heel wat
minder. In Duitsland staan namelijk in een dorp enkel wegwijzers naar het
volgende dorp. U raad het al, ik had dus een overvloed aan kleine dorpjes,
waarvan er geen enkele op mijn kaarten voorkwam. Nu kon dat twee oorzaken gehad
hebben. Of de dorpjes waren pas na het drukken van de kaart in 1986 bijgekomen
(Heel onwaarschijnlijk) of de
kaarten waren niet zo goed als ik aanvankelijk dacht. Concreet betekende dat
dat Bölingen de volgende stap op mijn route was, maar dat ik er geen idee van
had waar Bölingen lag. Maar goed, ik geef de moed niet graag op en bereikte
even later Bölingen toch. (Eerder
toevallig, vrees ik.) Over dat dorpje moet me trouwens het een en ander van
het hart, beste lezer. Als u ooit Duitsland aandoet (Tenminste als u daar na het lezen van deze tekst nog zin in hebt.)
laat u dan alstublieft Bölingen links liggen. Laat u in 's hemelsnaam niet
vangen aan zijn kasteel, zijn mooie, rustige omgeving, zijn vruchtbare bossen.
Een labyrint is er kinderspel tegen. Waar men aanvankelijk denkt met een vrij
grote stad te maken te hebben rijzen bij het zien van zes dezelfde kerken wel
enige vragen op. (Voor de minder
deductieven onder u: ik reed dus in een cirkel.) Welke straat je ook neemt,
je komt steeds bij diezelfde kerk uit. Geen wonder dat Bölingen zo een vroom
stadje leek. Ten einde raad besloot ik om de eerste de beste inwoner met mijn
beperkt Duits te confronteren. Maar het was ondertussen al vrij donker geworden
en bovendien mistig en in die omstandigheden is het heus niet makkelijk om een
Bölinger op straat te vinden. Ik vond tenslotte een wat vreemd exemplaar, ingepakt
van kop tot teen vanwege de koude, die zich bereid verklaarde om mij wegwijs
te maken in de geheimen van het lieflijke Bölingen, zonder een bezoek aan de
kerk te brengen.
Met ware doodsverachting en in een
stijl die menig autorenner jaloers zou maken (al zeg ik het zelf) snelde ik over de bochtige en onverlichte
wegen. Ik moest me even bedwingen om niet meteen het eerste bord met daarop
Albstadt-Ebingen te kussen van opluchting.
De receptionist van Hotel Kutsche
bekeek me wantrouwig. Hij had wel degelijk een reservatie voor een zekere
Patrick Ameyns maar van Ameye had hij nog nooit gehoord. Pas toen ik het woord
Sauter liet vallen werd ik met open armen ingehaald. (Figuurlijk, dus.) De kamer viel best mee. Hoewel een aan
elektriciteit verslaafd man veel te kort kwam. Geen TV, geen computer, geen
ijskast. Alleen een achter lopende klokradio met een monopolie op Duitse
zenders. U ziet, beste lezer, als er een TV had gestaan had u deze belevenissen
niet hoeven te lezen.
Zeer vermoeid van de gebeurtenissen (en vooral van het schrijven ervan )
denk ik dat ik me nu maar naar het Typische Duitse bed ga begeven. U kent dat
wel; een smal hoofdkussen waar je onmiddellijk diep in wegzinkt gecombineerd
met een dekbed van minstens vijftien kilogram (ruwe schatting). Maar ook hiervoor vind ik wel een eenvoudige
oplossing. Ik gebruik gewoon het dekbed als hoofdkussen en draai de verwarming
wat hoger. Ik hoop alleen dat de volgende dagen wat rustiger gaan verlopen.
De tweede dag. Zo, ik heb de tweede dag bijna gehad
en ik moet u helaas weer enkele mededelingen doen. Gelukkig gebeurde er vandaag
niet echt veel abnormaals.
De dag begon opnieuw met een conflict
met de klokradio, maar nu omdat deze niets van zich liet horen. Zo zag ik tot
mijn spijt mijn Früstück verloren gaan om nog op tijd op mijn bestemming aan te
komen.
De kennismaking met de Duitse
collega's; Herr Umstätter, Herr Slegel, Herr Teufel en Herr Kozen (Haha. Grapje.) verliep zeer hartelijk.
Een emotie waar bij het openen van de weegschaal helaas slechts weinig van
overbleef. Toen onderzoeker met dienst Heer Slegel van zijn verrassing bekomen
was, nam hij zeer zware woorden in de mond zoals; levensgevaarlijk,
kortsluiting, brand, ongehoord, Kriminel.
De weegschaal bleek enkele vitale stukken te missen om het welzijn van de verbruiker
te waarborgen. Conclusie van dit alles: complete afbraak. Niet één origineel
stuk bleef in de behuizing achter.
Dan volgden een serie onvoorziene
omstandigheden zoals het misplaatsen van de komma, (het weervinden ervan) een kortsluiting, beschadigde onderdelen en
een vals contact in de connectoren. Kortom; de reparatie duurde tot 18.00 uur.
Mijn plan om nog een stadsverkenning te maken viel in het ijskoude water (en ligt daar waarschijnlijk nu nog altijd
in.)
De derde dag. Hoewel het niet de oorspronkelijke
bedoeling was om nog een derde deel aan dit weinig verfrissend reisverslag te
breien nopen de voorbije gebeurtenissen mij er toe om mijn mening te herzien.
Zet u dus schrap.
De derde dag begon veelbelovend met
een flauwe ochtendzon die mij begeleidde tijdens de eerste kilometers naar
Stuttgart. Geen sprake van een Unfäll, deze keer en ik vorderde uitermate vlot.
(Te vlot zelfs.)
Deze keer was het Frankfurt dat niet
echt gek meeviel. Eerst kon ik nog lachen met de witte vlokjes, die poëtisch
uit de hemel dwarrelden en het landschap een schilderachtig uitzicht gaven. Maar
na tien minuten ging de schilder naar mijn smaak iets te veel witte verf
gebruiken en het poëtische verdween als sneeuw voor de zon. (Wat een woordspeling!!!) In een mum van
tijd toverde de sneeuw de drievaksbaan van Franfurt naar Köln om tot een heuse
skipiste voor gevorderden. Niet uitgerust voor dergelijke langlauftrajecten
probeerde ik zo goed mogelijk in een rechte baan te blijven en daar zo snel
mogelijk weg te komen. Natuurlijk zou wat meer noordwaarts de sneeuwval wel
verminderen. (Natuurlijk.) (??)
Wat verder bleek dat de sneeuw het
noorden kwijt was (waar blijf ik ze
halen??) want tot in Bonn bleef de glijpartij onverminderd doorgaan.
In dergelijke weersomstandigheden
zijn astronomische snelheden natuurlijk niet haalbaar zodat het bij mijn aankomst
bij de grenspost al behoorlijk donker was. (Decemberdagen,
korte dagen. Prima titel voor een treurlied.)
Sinds Köln had de sneeuw plaats
gemaakt voor stromende regen in hoeveelheden die zelfs Noë zorgen zouden baren.
Ik probeerde me zo kort mogelijk bij het grenskantoor te parkeren, maar dat
verhinderde niet dat ik dat ik doorweekt in het kantoortje aankwam. Toch voelde
ik me veel zelfzekerder nu. De Duitsers hadden me namelijk verzekerd (Na hevige lachbuien vanwege de papieren die
ik uit België had meegekregen.) dat zij mij de richtige papieren gingen bezorgen, waarmee ik vlugger de grens over
zou komen dan de Duitse troepen tijdens wereldoorlog twee.
Triomfantelijk schoof ik het
bundeltje over de balie naar een oude man, grijs en grauw die eruit zag alsof
hij het eerder vermelde historisch feit nog zelf meemaakte. Hij begon te lezen
en stortte meteen een Duitse woordenval over mijn hoofd heen. (Niet zo erg natuurlijk want ik was toch al
kletsnat.) Doch hij bemerkte al vrij vlug dat ik al na Mein Herr niet meer
volgde en gooide het over een andere boeg.
"Papieren Nicht Gut," zei
hij. "Wiezo???" Schreeuwde ik ontdaan. "MUSSEN ZURUCK NACH
EBINGEN," bleef hij volhouden. Doch ik had genoeg skilessen gehad voor één
dag en reageerde kordaat. "Keine Sprache Von," zei ik in mijn beste
Duits. (Stelt u zich mijn slechtste Duits
dan maar eens voor.)
Wat geschrokken door mijn
vastberadenheid begon de man opnieuw de zaak uiteen te zetten. Deze keer in
verstaanbaar Duits en veel rustiger. Het kwam erop neer dat mijn Duitse
collega's mij exportpapieren hadden meegegeven met daarop een importstempel. (Ontoelaatbaar. Geef toe.) Er was wel
degelijk een mouw aan te passen maar dat betekende ... nieuwe papieren.
"Tzeen Minoeten," zei ik
met een brede glimlach. De man knikte wazig, verbaasd over mijn kennis van de
administratieve mallemolen.
Vijftien minuten later stapte ik met
de man en de bundel papieren door de duisternis en de gutsende regen naar het
grenskantoor. De douanier van dienst keek me aan alsof hij me in gedachten
meteen associeerde met allerlei terroristengroepen en gangsterbendes. Hij liet
me streng weten dat hij mijn auto kwam onderzoeken. Doch toen hij zag dat deze
in het openluchtzwembad van Eynatten stond geparkeerd (ik overdrijf) verleende hij me in al zijn goedheid gratie en mocht
ik doorrijden.
Om 22.25 kwam ik thuis aan.
Doodvermoeid en hypernerveus. De reis had precies 14 uur en 25 minuten geduurd.
Ik hoop nu alleen maar dat de klant ondertussen geen nieuwe weegschaal heeft
gekocht.