Inhoud blog
  • Eentje uit de oude doos
  • Ontsnapt
  • Le Canigou
  • Kroniek van een lekke band
  • Met een Peugeot beleef je meer
  • Het bier van de buur
  • Een verhaaltje uit de tijd van de kleuterschool
  • Toverende Papa (Oud verhaal, nieuw op blog)
  • Confituur of gelei.
  • Eindelijk af. Na lang zwoegen. Het nieuwste prinsessenverhaal.
  • De prinses
  • Nieuw verhaal
    Zoeken in blog

    Verhalen en cursiefjes

    06-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eentje uit de oude doos

    Bestemming: Ebingen, Duitsland.

    November 1989.                                                                                                                                      Patrick Ameye.

    Na dagenlange discussies stond het eindelijk vast. Ik mocht (tussen vet gedrukte aanhalingstekens) voor drie dagen naar Duitsland. Dat is; een dag heenreis, een dag verblijf en een dag voor de terugreis. Een bedrijfsreis met andere woorden.

    De eerste dag. Een ding is zeker; een plezierreis wordt dit zeker niet. Hoewel ik pas één dag achter de rug heb staat dat al vast.

    Het begon al weinig veelbelovend toen om halfzeven de klokradio mijn rusti­ge slaapkamer omgebouwde tot een heuse discotheek. Een of andere gekortwiekte quasi zanger (Dit oordeel, gevormd op het eerder genoemde tijdstip, zou er later op de dag wel eens heel anders kunnen uitzien.) kweelde een nummer met de provocerende titel 'Als je niet kan slapen.' Ongetwijfeld een sadistische programmamaker. Maar goed! Met de nodige dosis zelfbe­heersing wist ik de klokradio schadeloos uit te schakelen en ruilde ik de veilige warmte van mijn droomwereld voor de ijzige realiteiten van de werkelijke wereld. Inderdaad, u heeft het goed. Dit was een werkdag.

    Een halfuurtje later zat ik achter het stuur van mijn wagen en vertrok richting Bornem, (Niet bepaald de exotische naam uit de titel, geef ik toe. Maar blijft u vooral lezen, dan be­grijpt u het wel) dat ik dankzij de duisternis en het rela­tief vroege tijdstip vrij snel bereikte.

    Bij het betrokken bedrijf wachtte me de eerste verrassing. (Waarmee ik op dat bepaalde ogenblik nog kon lachen.) De op te halen en te herstellen weegschaal, die volgens min of meer betrouwbare bron al zeer vroeg zou klaarstaan, ... was er dus niet. Ik hoorde de stem nog in mijn achterhoofd: Maak je geen zorgen, je hoeft de wagen zelfs niet te verlaten. De weeg­schaal wordt er bij jouw aankomst meteen in geplaatst.(haha)

    Gezien de moeilijkheid om met de wagen de receptie te berei­ken, verliet ik mijn voertuig wel. De vriendelijke en boven­dien niet onaantrekkelijke receptioniste wist na 48 telefoon­tjes, 30 minuten wachttijd, een opsporingsbericht bij de lokale brandweer en heel wat van mijn zenuwenergie de verdwe­nen weegschaal te lokaliseren.

    Ik begaf me dus naar de bewuste afdeling en vond er weliswaar de balans die dus — ik herhaal — voor opladen klaar zou staan, bedolven onder lege capsules voor hartzieken. Zeer toepasse­lijk, vond ik. Van vijf overproduktieve, al wat oudere, dames kreeg ik te horen dat hun hele wereld zou instortten als ik de weegschaal onmiddellijk zou meenemen. Niet bereid tot een derge­lijk risico gaf ik mijn toestemming (voor zover iemand daar rekening mee hield) om het lopende order af te maken. Slachtoffer van mijn goedheid, zoals later zou blijken, maar ja; de klant is nu eenmaal koning. Vijftien minuten en 50000 capsules later zat ik opnieuw achter het stuur van mijn wagen, met achterin de verdomd zware balans en reed richting Duitsland. (Ziet U wel.) De verdere reis op Belgisch grondgebied verliep probleemloos zodat ik weer met opgeladen zenuwen en energie mijn ontmoeting met de douane optimistisch tegemoet zag. (Verkeerd dus.)

    Van een tweede — al even betrouwbare — bron had ik een naam van een grenskantoor gekregen, waar men onze firmanaam onge­twijfeld zou kennen gezien onze jarenlange contacten met dit kantoor. Gewapend met 5 fotokopieën en met de firmanaam op de lippen stapte ik het kantoor binnen en gooide de naam meteen op tafel. Jammer genoeg buiten bereik van de beide aanwezigen. Hun reactie valt moeilijk onder woorden te brengen. Het be­sluit niet. De firmanaam zei hen niets.

    Daarom niet getreurd, dacht ik, en ik legde mijn probleem uit. Zeer bereidwillig, met de Duitse-Mark-symbolen reeds in de ogen stuurden ze me naar hun Duitse collega's, die mij ongetwijfeld een hele stap vooruit zouden helpen. 50 meter om precies te zijn want daar vond ik hun kantoor.

    "Tzeen Minoeten," zei de man achter de desk vastbesloten, toen ik hem de papieren overhandigde. "Ja, Ja," knikte ik goedkeurend. (Weer verkeerd natuurlijk.) Ik liet de administratieve molen draaien en hield op een discrete afstand een huisplanteninspectie. De plantjes in het kantoor leken mij een dringende behoefte aan water te hebben. Plotseling stond een vrouw aan de andere kant van de tafel op en vuurde een snedige zin in mijn richting af.

    "ELKAWE oder PEKAWE," zei ze. Ik, die mijn Duitse begrippen tot dan toe vrij aannemelijk had gevonden schrok op. Ik keek even rond, maar gezien ik de enige aanwezige was kon ik de vraag moeilijk negeren. Om gezichtsverlies te vermijden veinsde ik tot tweemaal toe zware gehoorproblemen terwijl mijn brein vruchteloos een oplossing zocht. De vrouw toonde geen enkel medeleven en schreeuwde opnieuw "ELKAWE oder PEKAWE?" Haar collega had alles lijdzaam gevolgd en beschikte duidelijk meer over discrete mensenkennis. Hij besloot uit mijn lijden te helpen.

    "Camion ou voiture?" Zei hij. Nog eventjes met de hand achter de oor blijven staan, dacht ik. En dan pas antwoord geven. Later kwam ik te weten dat LKW, vrachtwagen en PKW, personenwagen betekent.

    Goed. 20 minuten later stond ik opnieuw in het Belgisch doua­nekantoor met 5 netjes getypte formulieren. De man lachte tevreden, maar dat betekende niet dat het eind van mijn pro­blemen in zicht was. Ook hij dook achter een schrijfmachine en begon deze meesterlijk te hanteren. Ondertussen gunde hij zich nog de tijd om een hevig dispuut te voeren met zijn collega over het belangrijke feit wie nu welke carbonblaadjes mocht gebruiken. Tenslotte kwam aan het grensavontuur toch een eind, toen de man de grensgebouwen indook met 10 exemplaren van elk formulier en de douanier onbewogen vertelde dat al deze papie­ren in feite overbodig waren en slechts nodig bij een overgang van Duitsland naar België. God wat haat ik douaniers.

     

    Met het vaste idee dat ik bij gebrek aan snelheidsbeperkung (sorry, beperking) de verloren tijd spoedig zou inhalen, snelde ik Duitsland binnen. Hoe ontnuchterend werkte het eerste verkeersbord dat ik ontmoette. Wegens ongelijk wegdek gold een snelheidsbeperking van 100 km/uur gedurende 16 kilometer. Ik meende zelfs een glimlach op het verkeersbord te ontdekken, hoewel dat natuurlijk ook mijn verbeelding kon geweest zijn. Nagelbijtend telde ik de voorbij slenterende kilometers af en bij de vijftiende begon mijn rechtervoet weer zwaarder te wegen.

    Hoe ontnuchterend werkte het tweede verkeersbord dat ik ont­moette. Wegens dat zelfde ongelijke wegdek gold een snelheids­beperking van 100 km/uur gedurende 14 kilometer. De glimlach op het verkeersbord leek me iets breder geworden. Dezelfde procedure ging zo nog een tijdje door tot op 40 kilometer van Köln, waar mijn reis een nieuwe wending kreeg: Frankfurt, 210 km. De reis naar het zuiden verliep onverwacht vlot zodat ik de richting Stuttgart 226 km koos voor ik er erg in had. Mijn optimisme steeg weer 226 graden. (Op de schaal van Georg Optimus, grondlegger van het optimisme.)

    Doch Stuttgart leek me minder te liggen. Door een ongelukkig gebaar drukte ik op de eject-toets van de cassettespeler. Het geluidsbandje sprong kwiek naar buiten, zodat een lokale Duitse zender de macht met beide handen greep en, alsof hij op dat moment wachtte, luid verkon­digde dat er een Unfäll had plaatsgevonden tussen Stuttgart en Herrenberg en dat de snelweg gesperrt war. De lokale DJ had het over files van verscheidene kilometers, op een toon alsof hij er midden in zat  en hij raadde aan de autoweg te verlaten.

    Geruggesteund door twee wegenkaarten, die mij tot dan toe enorme diensten hadden bewezen besloot ik de wijze raad van de radioman op te volgen. (Mijn domste beslissing sinds jaren, moet ik helaas toegeven.) Het is zeer simpel, dacht ik. Ik volg de wegwijzers naar de grote dorpen en rij zo steeds zuidwaarts. (Simpel !!! Haha.)

    Theorie; OK, Praktijk; heel wat minder. In Duitsland staan namelijk in een dorp enkel wegwijzers naar het volgende dorp. U raad het al, ik had dus een overvloed aan kleine dorpjes, waarvan er geen enkele op mijn kaarten voorkwam. Nu kon dat twee oorzaken gehad hebben. Of de dorpjes waren pas na het drukken van de kaart in 1986 bijgekomen (Heel onwaarschijn­lijk) of de kaarten waren niet zo goed als ik aanvankelijk dacht. Concreet betekende dat dat Bölingen de volgende stap op mijn route was, maar dat ik er geen idee van had waar Bölingen lag. Maar goed, ik geef de moed niet graag op en bereikte even later Bölingen toch. (Eerder toevallig, vrees ik.) Over dat dorpje moet me trouwens het een en ander van het hart, beste lezer. Als u ooit Duitsland aandoet (Tenminste als u daar na het lezen van deze tekst nog zin in hebt.) laat u dan alstu­blieft Bölingen links liggen. Laat u in 's hemelsnaam niet vangen aan zijn kasteel, zijn mooie, rustige omgeving, zijn vruchtbare bossen. Een labyrint is er kinderspel tegen. Waar men aanvankelijk denkt met een vrij grote stad te maken te hebben rijzen bij het zien van zes dezelfde kerken wel enige vragen op. (Voor de minder deductieven onder u: ik reed dus in een cirkel.) Welke straat je ook neemt, je komt steeds bij diezelfde kerk uit. Geen wonder dat Bölingen zo een vroom stadje leek. Ten einde raad besloot ik om de eerste de beste inwoner met mijn beperkt Duits te confronteren. Maar het was ondertussen al vrij donker geworden en bovendien mistig en in die omstandigheden is het heus niet makkelijk om een Bölinger op straat te vinden. Ik vond tenslotte een wat vreemd exemplaar, inge­pakt van kop tot teen vanwege de koude, die zich bereid ver­klaarde om mij wegwijs te maken in de geheimen van het lief­lijke Bölingen, zonder een bezoek aan de kerk te brengen.

    Met ware doodsverachting en in een stijl die menig autorenner jaloers zou maken (al zeg ik het zelf) snelde ik over de bochtige en onverlichte wegen. Ik moest me even bedwingen om niet meteen het eerste bord met daarop Albstadt-Ebingen te kussen van opluchting.

    De receptionist van Hotel Kutsche bekeek me wantrouwig. Hij had wel degelijk een reservatie voor een zekere Patrick Ameyns maar van Ameye had hij nog nooit gehoord. Pas toen ik het woord Sauter liet vallen werd ik met open armen ingehaald. (Figuurlijk, dus.) De kamer viel best mee. Hoewel een aan elektriciteit verslaafd man veel te kort kwam. Geen TV, geen computer, geen ijskast. Alleen een achter lopende klokradio met een monopolie op Duitse zenders. U ziet, beste lezer, als er een TV had gestaan had u deze belevenissen niet hoeven te lezen.

    Zeer vermoeid van de gebeurtenissen (en vooral van het schrij­ven ervan ) denk ik dat ik me nu maar naar het Typische Duitse bed ga begeven. U kent dat wel; een smal hoofdkussen waar je onmiddellijk diep in wegzinkt gecombineerd met een dekbed van minstens vijftien kilogram (ruwe schatting). Maar ook hiervoor vind ik wel een eenvoudige oplossing. Ik gebruik gewoon het dekbed als hoofdkussen en draai de verwarming wat hoger. Ik hoop alleen dat de volgende dagen wat rustiger gaan verlopen.

    De tweede dag. Zo, ik heb de tweede dag bijna gehad en ik moet u helaas weer enkele mededelingen doen. Gelukkig gebeurde er vandaag niet echt veel abnormaals.

    De dag begon opnieuw met een conflict met de klokradio, maar nu omdat deze niets van zich liet horen. Zo zag ik tot mijn spijt mijn Früstück verloren gaan om nog op tijd op mijn bestemming aan te komen.

    De kennismaking met de Duitse collega's; Herr Umstätter, Herr Slegel, Herr Teufel en Herr Kozen (Haha. Grapje.) verliep zeer hartelijk. Een emotie waar bij het openen van de weeg­schaal helaas slechts weinig van overbleef. Toen onderzoeker met dienst Heer Slegel van zijn verrassing bekomen was, nam hij zeer zware woorden in de mond zoals; levensgevaarlijk, kortsluiting, brand, ongehoord, Kriminel. De weegschaal bleek enkele vitale stukken te missen om het welzijn van de ver­bruiker te waarborgen. Conclusie van dit alles: complete afbraak. Niet één origineel stuk bleef in de behuizing achter.

    Dan volgden een serie onvoorziene omstandigheden zoals het misplaatsen van de komma, (het weervinden ervan) een kortslui­ting, beschadigde onderdelen en een vals contact in de connec­toren. Kortom; de reparatie duurde tot 18.00 uur. Mijn plan om nog een stadsverkenning te maken viel in het ijskoude water (en ligt daar waarschijnlijk nu nog altijd in.)

     

    De derde dag. Hoewel het niet de oorspronkelijke bedoeling was om nog een derde deel aan dit weinig verfrissend reisverslag te breien nopen de voorbije gebeurtenissen mij er toe om mijn mening te herzien. Zet u dus schrap.

    De derde dag begon veelbelovend met een flauwe ochtendzon die mij begeleidde tijdens de eerste kilometers naar Stuttgart. Geen sprake van een Unfäll, deze keer en ik vorderde uitermate vlot. (Te vlot zelfs.)

    Deze keer was het Frankfurt dat niet echt gek meeviel. Eerst kon ik nog lachen met de witte vlokjes, die poëtisch uit de hemel dwarrelden en het landschap een schilderachtig uitzicht gaven. Maar na tien minuten ging de schilder naar mijn smaak iets te veel witte verf gebruiken en het poëtische verdween als sneeuw voor de zon. (Wat een woordspeling!!!) In een mum van tijd toverde de sneeuw de drievaksbaan van Franfurt naar Köln om tot een heuse skipiste voor gevorderden. Niet uitgerust voor dergelijke langlauftrajecten probeerde ik zo goed moge­lijk in een rechte baan te blijven en daar zo snel mogelijk weg te komen. Natuurlijk zou wat meer noordwaarts de sneeuwval wel verminderen. (Natuurlijk.) (??)

    Wat verder bleek dat de sneeuw het noorden kwijt was (waar blijf ik ze halen??) want tot in Bonn bleef de glijpartij onverminderd doorgaan.

    In dergelijke weersomstandigheden zijn astronomische snelheden natuurlijk niet haalbaar zodat het bij mijn aankomst bij de grenspost al behoorlijk donker was. (Decemberdagen, korte dagen. Prima titel voor een treurlied.)

    Sinds Köln had de sneeuw plaats gemaakt voor stromende regen in hoeveelheden die zelfs Noë zorgen zouden baren. Ik probeer­de me zo kort mogelijk bij het grenskantoor te parkeren, maar dat verhinderde niet dat ik dat ik doorweekt in het kantoortje aankwam. Toch voelde ik me veel zelfzekerder nu. De Duitsers hadden me namelijk verzekerd (Na hevige lachbuien vanwege de papieren die ik uit België had meegekregen.) dat zij mij de richtige papieren gingen bezorgen, waarmee ik vlugger de grens over zou komen dan de Duitse troepen tijdens wereldoorlog twee.

    Triomfantelijk schoof ik het bundeltje over de balie naar een oude man, grijs en grauw die eruit zag alsof hij het eerder vermel­de historisch feit nog zelf meemaakte. Hij begon te lezen en stortte meteen een Duitse woordenval over mijn hoofd heen. (Niet zo erg natuurlijk want ik was toch al kletsnat.) Doch hij bemerkte al vrij vlug dat ik al na Mein Herr niet meer volgde en gooide het over een andere boeg.

    "Papieren Nicht Gut," zei hij. "Wiezo???" Schreeuwde ik ontdaan. "MUSSEN ZURUCK NACH EBINGEN," bleef hij volhouden. Doch ik had genoeg skilessen gehad voor één dag en reageerde kordaat. "Keine Sprache Von," zei ik in mijn beste Duits. (Stelt u zich mijn slechtste Duits dan maar eens voor.)

    Wat geschrokken door mijn vastberadenheid begon de man opnieuw de zaak uiteen te zetten. Deze keer in verstaanbaar Duits en veel rustiger. Het kwam erop neer dat mijn Duitse collega's mij exportpapieren hadden meegegeven met daarop een import­stempel. (Ontoelaatbaar. Geef toe.) Er was wel degelijk een mouw aan te passen maar dat betekende ... nieuwe papieren.

    "Tzeen Minoeten," zei ik met een brede glimlach. De man knikte wazig, verbaasd over mijn kennis van de administratieve mallemolen.

    Vijftien minuten later stapte ik met de man en de bundel papieren door de duisternis en de gutsende regen naar het grenskantoor. De douanier van dienst keek me aan alsof hij me in gedachten meteen associeerde met allerlei terroristengroe­pen en gangsterbendes. Hij liet me streng weten dat hij mijn auto kwam onderzoeken. Doch toen hij zag dat deze in het openluchtzwembad van Eynatten stond geparkeerd (ik overdrijf) verleende hij me in al zijn goedheid gratie en mocht ik door­rijden.

    Om 22.25 kwam ik thuis aan. Doodvermoeid en hypernerveus. De reis had precies 14 uur en 25 minuten geduurd. Ik hoop nu alleen maar dat de klant ondertussen geen nieuwe weegschaal heeft gekocht.


    06-03-2016 om 22:50 geschreven door Patrick  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 29/02-06/03 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 19/01-25/01 2015
  • 16/12-22/12 2013
  • 16/07-22/07 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 22/03-28/03 2010
  • 14/09-20/09 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 02/02-08/02 2009

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Laatste commentaren


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs