Eindelijk af. Na lang zwoegen. Het nieuwste prinsessenverhaal.
Van de prinses en haar neus.
Hoe is dat nu toch mogelijk! De stem van de koning galmde luid door de gangen van het paleis. De koningin keek verrast op uit het boek dat ze aan het lezen was.
Wat scheelt er, mijn koning? Vroeg ze licht bezorgd.
Maar kijk dat dan toch, snauwde de koning. Ze doet het weer.
Toen de prinses begreep dat de koning het over haar had keek ze verschrikt op. Ze stak nog vlug haar vinger in haar mond en probeerde dan liefjes naar haar vader te glimlachen. Maar de koning trok een vies gezicht. Bah, en ze eet het nog op ook, mompelde hij huiverend.
Waar heb je het toch over, mijn koning? Vroeg de koningin, lichtjes geërgerd omdat ze nu haar spannende boek niet kon verder lezen.
Jij laat dat gewoon gebeuren? Bulderde de koning. De koningin klapte met een luide bons het dikke boek dicht en keek boos.
Wat laat ik zomaar gebeuren? Zei ze uitdagend.
Daar, riep de koning, zijn vinger priemend in de richting van de prinses. Zij zit de hele tijd in haar neus te peuteren. En nog erger: ze eet die vieze neusbeesten op.
Bah, reageerde de koningin met een vies gezicht.
Wat zit jij daar zo te grijnzen? De Koning keek zijn dochter dreigend aan.
Het kleine meisje met het halflange, bleekbruine haar keek opeens schuldig en probeerde haar handen in haar schoot te verbergen.
De koning ging zo voor zijn dochter op zijn knieën zitten dat zijn hoofd op enkele centimeter van haar gezichtje terecht kwam.
Je weet waar ik het over heb, jij kleine deugniet, zei de koning met een zachte stem. Er verscheen opnieuw een glimlach op de lippen van de prinses.
Jij wilt niet dat ik in mijn neus peuter, papa, antwoordde zij met een onschuldig stemmetje.
Omdat de koning niet meer zo jong was, kwam hij moeizaam overeind, wreef eventjes over zijn pijnlijke knieën voor hij verder praatte.
Flinke meid. Kindjes van 5 peuteren toch niet meer in hun neus. Waarom bestaan er anders zakdoeken. Maar op het moment dat hij zich weer naar zijn dochter keerde, vielen zijn ogen groot open van verbazing. Hij hapte een paar keer diep naar adem en moest moeite doen om zijn stem rustig te houden.
Kijk nu, gilde hij wanhopig. Nu is ze opnieuw bezig. Ze peutert alweer in haar neus. Hij gooide zijn armen in de lucht en liep met grote passen naar de koningin. Zeg jij nou eens iets, schreeuwde hij. Het is toch ook jouw prinses
Huh, deed de koningin vanuit haar spannende boek. Zeg jij iets mijn koning? Haar reactie maakte de koning nog bozer. Hij pakte het dikke boek van haar schooten gooide het met een ruk weg. Het boek vloog door de kamer en botste tegen een kastje met daarop een speelgoedsoldaatje van de prinses. Dat soldaatje wankelde en begon luid zingend te marcheren tot hij van de rand van het kastje viel.
Hé, snauwde de koningin boos. Wat doe jij nu? Nu weet ik niet meer op welke bladzijde ik zat. Maar de koning was niet meer te kalmeren.
Ik ben hier met een zeer belangrijk probleem bezig en jij zit hier maar wat te lezen.
Een belangrijk probleem, schreeuwde zijn vrouw. Een belangrijk probleem? Is het dan zo erg dat jouw dochter een beetje in haar neus peutert? Dat hebben wij toch allemaal wel eens gedaan. Ze is amper 5.
De koning zweeg. Zijn hoofd zag nu zo rood dat het leek alsof zijn gouden kroon op een tomaat stond. Ik heb nooit in mijn neus gepeuterd, zei hij verontwaardigd. Trouwens neuspeuteren kan heel gevaarlijk zijn. Er komen bloedneuzen van, je smeert overal vieze microben in het rond. Weet je wel wat dat is een microbe? Vroeg hij plots aan de prinses.
De prinses zat wat droevig naar het uiteen gespatte soldaatje te staren, dat nu zonder benen op de vloer lag, maar toch lustig door muziek maakte door twee kleine dekseltjes tegen elkaar te slaan. Zijn benen lagen 20 centimeter verderop wat zielig over de grond te schokken.
Natuurlijk weet ik wat een microbe is, papa. Dat is zo een ding dat jij gebruikt om je stem luider te doen klinken als je tegen de mensen spreekt.
Dat is een microfoon, liefje zei de koningin, die alweer op weg was om haar boek terug te halen. Een microbe is een soort klein, eng beestje, dat je niet kan zien, maar dat in je lichaam zit en je ziek kan maken. Pas op er bestaan ook goede microben, maar dat leer je wel op school.
Ik hoop dat je het nu hebt begrepen, zei de koning zachtjes tegen de prinses. Neuspeuteren is echt niet leuk. En nu moet ik eventjes weg, want ik denk dat ik een nieuw speelgoedsoldaatje zal moeten gaan kopen.
Ja, riep de koningin hem nog na. Breng meteen ook maar een nieuw kastje mee, want dat is ook stuk gevallen. Met deze woorden keerde ze zich weer naar haar boek en begon verder te lezen.
Die nacht begon zoals de meeste nachten op het kasteel. Iedereen trok zijn pyjama aan, poetste zijn tanden en ging naar bed. Behalve de koning natuurlijk, want die zatsamen met zijn meester-poetser in zijn werkkamer. De meester-poetser was zoals elke avond bezig met het zorgvuldig poetsen van de twee kronen van de koning toen het gebeurde.
Huuuuuuuuullllp!. Een luide gil galmde door de gangen van het paleis. In geen tijd zwaaiden alle deuren van de lange slaapkamergang open en verschenen tientallen pyjamas verschrikt op de gang. Ook de koning, wat wel een beetje raar was, want niemand had de koning ooit gezien met een half gepoetste kroon op.
Wat was dat? Vroeg hij. Maar er was geen tijd voor een antwoord, want daar klonk de kreet alweer.
Huuuuuuuuuullllp!
Dat is de prinses, riep er iemand.
Zij wordt aangevallen, vulde iemand anders aan.
Door piraten, zei een diepe stem.
Misschien ontvoerd?
Zijn het spoken? Zei iemand met bange stem
Doe niet onnozel, antwoordde iemand. Hier zijn geen spoken.
We moeten gaan kijken, besloot de koning.
Hij begon door de gang te lopen naar de kamer van de prinses, maar alleen twee sterke nachtwakers met scherpe speren volgden hem meteen. Alle anderen aarzelden en volgden heel wat trager op veilige afstand.
In de prinsessenkamer kwam het enige licht van een klein lampje in de wand van de hoek. Toen de koning wilde binnenstappen hield één van de wachters hem tegen.
Wacht u even, Sire, zei hij met een zware stem. Het kan gevaarlijk zijn. Hij duwde de deur wat verder open en keek voorzichtig naar binnen. Het gegil was nu gestopt. De koning duwde nu zelf de wachter opzij en knipte het licht aan. Waar was de prinses? Er was niemand.
Er is niemand, fluisterde een stem van op de gang.
Ze is ontvoerd, klonk het.
Door piraten, dat zei ik toch al, zei de man met de diepe stem.
Misschien toch spoken, probeerde de bange stem opnieuw.
Ach man, zwijg nu toch eens over die stomme spoken. Hier zijn geen spoken.
STILTE! Bulderde de koning luid. Iedereen terug naar zijn kamer. Nu meteen.
Luid mompelend keerde ze allen terug.
De koning liep naar het bed en trok de dekentjes opzij. Daar lag ze. De prinses lag zachtjes te snikken. Ik heb een probleempje, papa, zei ze wat verlegen.
Hmm, wat is dan dat probleem? Bromde de koning, terwijl hij probeerde om zijn door het poetsen gladde kroon recht op zijn hoofd te houden. Trouwens waarom praat jij met zo een raar stemmetje.
Mijn vinger zit vast in mijn neus, snikte de prinses.
Wat? Gilde de koning. Wil jij mij voor de gek houden of wat?
De prinses draaide zich om en liet haar neus met vinger aan haar papa zien. Deze verborg zijn hoofd in zijn handen en schudde. Met een diepe zucht draaide hij zich om naar de wachter. Haal mijn raadgever, zei hij. Haal mijn raadgever.
Terwijl de wachter verdween klonk er opnieuw gestommel in de gang. Waar is ze? Het was de stem van de koningin. Waar is mijn kindje? De koningin stormde de kamer in en rende naar het bed. Toen ze de prinses zag begon ze luid te snikken. De koning zag het en liet zich vermoeid in een stoel zakken. Hoe is het mogelijk? Mompelde hij. Ze heeft haar kroon niet op.
De raadgever was een lange, magere man met een beetje een streng gelaat. Hij keek wat boos om zich heen en streek de plooien uit zijn bont gekleurde pyjama voor hij voor de koning ging staan. Hij had een lang gezicht met een soort vogelneus en diepe, bruine ogen. Op zijn hoofd stonden slechts enkele plukken grijs haar. De prinses vond dat hij wat op een geplukte kalkoen leek.
De koning liet zijn blik eventjes glijden over de groen met paars en rood gekleurde pyjama van de man en krabde zich eventjes in het haar toen hij daarop dan nog de gele pluimkraag van het jasje zag.
Zo, raadgever. Jij laat wel lang op je wachten, hoor.
Ik word niet alle dagen s nachts uit mijn bed gehaald voor een probleem van de koning, Sire, antwoordde de raadgever. Hij keek even rond en fronste even bedenkelijk. Rare plek voor een vergadering overigens, Sire. Zijn de vergaderzalen van het paleis bezet, misschien?
Het probleem zit daar, zei de koning met een hoofdknik. De raadgever keek naar de koningin, met de prinses op schoot en schrok.
Nu al, stamelde de man. Maar u kent de koningin toch nog niet zo lang.
De koning keek de man even verbaasd aan. Neen, sufferd, snauwde hij. De koningin is het probleem niet, niet deze keer. Kijk maar eens naar de prinses. Haar vinger zit vast in haar neus.
Er verscheen een grijns op het anders zo ernstige gezicht van de raadgever. Even leek het erop alsof hij luidop ging beginnen lachen, maar hij kon zijn gezicht in de plooi houden.
Ik wacht op voorstellen, drong de koning aan.
We moeten een dokter laten komen, zei de raadgever. Die kan zelfs de prinses haar vinger afsnijden, zodat het minder opvalt. De koningin en de prinses slaakten allebei een verschrikt gilletje.
Je mag je grapjes voor jezelf houden, raadgever, blafte de koning. Het is nu niet het moment voor flauwe humor. Maar je hebt me wel een idee gegeven. De koning draaide zich naar de wachter en zuchtte: Haal de dokter. Haal vlug de dokter.
Toen de dokter even later de kamer inkwam grijnsde de raadgever opnieuw. De magere, oude dokter droeg een wit nachtkleed met daarover de jas van zijn deftigste pak. Hij keek erg verward door zijn brilletje met de dikke glazen en zette meteen zijn zwarte dokterstas neer.
Oh, majesteit, begon hij met een krassende stam. U moet meteen gaan zitten, hoor. Hij liep naar de koning en duwde hem lichtjes, maar kordaat in de dichtstbijzijnde stoel.
Wat heeft dit te betekenen? Protesteerde de koning, maar de dokter legde hem met een handgebaar het zwijgen op.
Blijf u rustig zitten, majesteit. In uw toestand mag u zich zeker niet opwinden. Waar heeft u pijn?
De koning duwde de armen van de dokter opzij en ging staan. Ik heb helemaal geen pijn, man, riep hij. Hoe komt u daarbij? De dokter staarde wezenloos voor zich uit. U heeft toch een ongeluk gehad, zei hij. De wachter hier zei mij om spoedig naar hier te komen omdat u in het donker een splinter in uw neus had. De koning greep zich alweer naar het hoofd. Een splinter in mijn neus? Ik heb helemaal geen splinter in mijn neus. Er is iets met de prinses. De dokter schrok nu echt. Een splinter of zes? Riep hij verbaasd uit. Hoe kan dat nu? Neen, schreeuwde de koning wanhopig. Het gaat om de PRINSES! Och hemel, antwoordde de dokter. Toch niet van een glazen fles. Het gezicht van de koning kreeg al een paarse kleur van opwinding. Het leek of er elk moment rook uit zijn oren kon komen. De raadgever kuchte even en stapte tot bij de dokter. Terwijl de oude man angstig keek hief de raadgever de arm op. Zijn hand gleed door de wilde haren van de dokter en trok in een vloeiende beweging iets geels uit het oor van de man. Hij liet het kleine voorwerp aan de koning zien. De dokter grijnsde wat verlegen. Oeps, mijn oordopje, zei hij, terwijl hij nog een geel dingetje uit zijn andere oor haalde. Die was ik helemaal vergeten. De koning zakte terug in de stoel.
Dat ziet er niet zo goed uit, zei de dokter toen hij de prinses had onderzocht. De vinder zit klem achter het bovenste deel van het neusbeen. Ik heb alles geprobeerd, maar de prinses zal geopereerd moeten worden. Tenzij een sterke man die vinger daar weer uit kan trekken.
Maar dat is het, riep de koning. We hebben een sterke man nodig. Hij gebaarde naar de wachter. Wachter. Lanceer een oproep; via radio of tv, maakt mij niet uit. Ik wil dat hier morgenochtend de sterkste man uit mijn koninkrijk voor het paleis staat.
Ik zal de prinses iets geven om te slapen, zei de dokter, toen de koning hem wou bedanken. Even later lag de prinses al in dromenland, met een vinger stevig vast in haar neus. De dokter wierp nog een blik op de halfgepoetste kroon en ging weer slapen.
Majesteit! Euh Sire! De koning kreunde en draaide zich om in zijn bed, weg van de ergerlijke stem uit zijn droom. Mijn koning u moet wakker worden, klonk het opnieuw. Wat een nare droom was dat? De koning trok slaperig het deken helemaal over zijn hoofd, alsof hij daarmee de boze droom kon verjagen. Majesteit! De stem had nu een stuk luider geklonken. Opeens ging zijn schouder heen en weer. O.O. Een droom kon toch niet met je schouder schudden. De koning opende zijn ogen en keek eventjes boven het deken uit. Eek, schrok hij, toen hij het gezicht van de wachter slechts op enkele centimeter van zijn gezicht ontdekte. Meteen was de koning klaarwakker. Wat doe jij hier? Snauwde hij. Weet jij wel dat je een koning niet zomaar kan wakker maken als hij dat niet wil?
Maar, Sire, stamelde de wachter. Uw raadgever heeft me gestuurd. Hij zei dat u best onmiddellijk mee kon komen.
Man, man, man, mompelde de koning terwijl hij zich uit zijn bed liet glijden, recht zijn donzige pantoffels in. Hij nam niet eens de moeite om zijn pyjama om te ruilen voor zijn kleren en liep achter de wachter aan. De slaperige stem van de koningin hield hem net voor de deur tegen. Wacht, mijn koning, zei ze. Zo kan u toch niet meegaan. De koning keek naar zijn pyjama en haalde de schouders op. U kan toch zo niet onder de mensen komen, ging de koningin verder. U heeft uw kroon niet op. De koning graaide met een zucht zijn pas gepoetste kroon mee.
De wachter leidde de koning met snelle pas naar het balkon aan de voorzijde van het kasteel. De raadgever stond daar wat zorgelijk door het raam te kijken.
Wel? Snauwde de koning, niet bepaald vriendelijk. De raadgever antwoordde niet maar wees gewoon naar buiten. De koning keek in de aangegeven richting en schrok.
Buiten, op het grasveld voor het paleis stonden honderden mensen. Sommigen hadden een tentje opgezet in het gras, anderen hadden een kampeerwagen meegebracht. Er heerste een enorme drukte en links en rechts doken al kraampjes op van bakkers en worstenverkopers.
Wat heeft dat te betekenen? Riep de koning. Mijn hele grasveld is straks nog vernield. De raadgever haalde de schouders op en deed zijn mond een paar keer open en toe, maar geluid kwam er nog steeds niet uit. Zonder aarzelen zwaaide de koning de deur naar het terras open en stapte naar buiten. Onmiddellijk begonnen de twee trompettisten aan weerszijden van het terras op hun lange trompetten te blazen, zo luid dat zelfs de koning ervan schrok. Ook de mensen op het plein keken meteen op en begonnen meteen naar hun koning te wuiven. Een van de trompettisten liet zijn trompet zakken en schreeuwde met luide stem. Iedereen stil en rustig. Uw koning spreekt tot U. Door het applaus en het gezwaai was de boosheid van de koning zo goed als verdwenen.
Euh, goede morgen iedereen, zei hij in de microfoon, die de trompettist hem voorhield. Iedereen antwoordde. Natuurlijk zijn jullie hier allemaal welkom in mijn paleis, ging de koning voor. Maar ik had jullie hier eigenlijk niet verwacht vandaag. Wat komen jullie hier eigenlijk doen? Een grote man vooraan deed een stap naar voren. Wij hebben gereageerd op de oproep op radio en tv, schreeuwde de man. Iedereen knikte instemmend.
Ik heb toch alleen maar gevraagd aan de sterkste man van het land om hierheen te komen, zei de Koning. Dat klopt, antwoordde de man. Ik ben de sterkste man van het land. Dat is niet waar, klonk het vanachter de rug van de man. IK ben de sterkste man van het lang. Neen, IK, riep iemand rechts. Neen hoor IK, klonk het links. Opeens begon iedereen door mekaar te roepen dat hij de sterkste man van het land was. De koning krabde zich in het haar. Daar had hij niet op gerekend. Nu zaten er hier wel honderd sterke mannen in zijn gras. Hij draaide zich opzij naar zijn raadgever. Ik heb geen tijd voor dit, fluisterde hij. Hoe gaan we dit oplossen. U moet een wedstrijd houden, Sire, zei de raadgever. Diegene die wint is echt de sterkste. De koning zuchtte.
Een wedstrijd! Mopperde de koning toen hij weer alleen in zijn werkkamer zat. U moet een wedstrijd houden, zegt die idiote raadgever van me. Wat voor een wedstrijd? Dat hij dan zelf maar iets bedenkt. Hij is toch de raadgever! De arm van de koning strekte zich uit naar het belletje waarmee hij zijn raadgever kon oproepen, maar voor hij kon bellen vloog de deur met een klap open. Wat nu weer? Kon er hier dan niemand meer kloppen voor het binnenkomen. De koningin verscheen voor hem, zwaar hijgend.
Wel? Zei hij. Wat gebeurt er?
De koningin opende en sloot haar mond zonder een geluid voort te brengen. Blijkbaar had ze heel hard gelopen. De koning keek haar aan en schudde het hoofd. Hoe is dat nu toch mogelijk? Dacht hij. Nu heeft ze weer haar kroon niet op.
De prinses, stamelde de koningin uiteindelijk toch.
Wat scheelt er met de prinses?
Je moet meekomen, mijn koning. Er verscheen weer wat hoop in de ogen van de koning. Is haar vinger uit haar neus misschien? Vroeg hij. Neen, schudde de koningin. Dat is het nou net. Het is erg; heel erg. Ze draaide zich om en spurtte opnieuw weg. De koning liet het belletje van de raadgever rinkelen en ging dan achter de weghollende koningin aan.
De raadgever kon het gerinkel van het meegenomen belletje perfect volgen en kwam kort na de koning aan in de kamer van de prinses. De koning keek even kritisch naar het groen met bruine sjaaltje van de man dat helemaal niet paste bij het hemelsblauwe hemd en de fel oranje broek.
In de kamer was het nog donker. De gordijnen zaten dicht en het wandlampje wierp een zwak geel licht over de omgeving. In een hoek zat de prinses droevig op een stoeltje heen en weer te wiegen. De koning wou vragen wat er scheelde maar de raadgever sprak eerder.
Potverdorie, riep de man voor hij zich kon bedwingen. Nu zit haar tweede wijsvinger vast in haar andere neusgat.
Ik kon het niet helpen, papa, snikte de prinses met een heel hoog stemmetje. Die neusbeesten zijn zó vervelend.
Even later zat de koning in de grote raadzaal van het paleis. Naast hem zat zijn raadgever, maar ook de dokter, de koningin, de tuinman, alle keukenpersoneel, zijn schrijfster, zijn chauffeur en de poetsvrouw zaten wat onwennig aan de grote tafel.
Houthakken is een goed idee, sprak de dikke kok. Als we die sterke mannen nu elk de opdracht geven om zo vlug mogelijk twee omgehakte bomen naar hier te brengen, dan weten we meteen wie de sterkste is.
Geen sprake van, zei de koning. Heb je wel gezien hoeveel er hier op mijn grasveld zitten. Als je die allemaal bomen laat hakken hebben we binnen de kortste keren 200 boomstammen en geen enkele boom meer in mijn mooie park.
Misschien kunnen we hen de koets van de koning laten voorttrekken, stelde de chauffeur van de koning voor.
Ik heb een idee, zei de poetsvrouw, zwaaiend met haar stofdoek. We bouwen een boksring en laten ze tegen mekaar vechten.
Oh neen, schudde de dokter ongerust. Dat kunnen we niet doen. Dan is het hier eerder een ziekenhuis dan een paleis.
De koning luisterde ongeduldig naar alle gekke en rare ideeën tot plots de tuinman zich in het gesprek mengde. Waarom geven we hun geen zwaar rotsblok? Diegene die dat het verste kan gooien is de sterkste.
Dat is het, riep de koning uit. Dat is een prachtig idee. We gebruiken het grote rotsblok dat voor het paleis ligt, waar de beeldhouwer mijn standbeeld ging uithouwen. Proficiat tuinman. Komaan, we gaan meteen aan de slag.
s Avonds stond de koning op het grasveld temidden van een heleboel sterke mannen te kijken naar de raadgever, die nog de uitslag van de wedstrijd aan het berekenen was. De raadgever droeg nu een paars verenpakje met als toppunt een gele puntmuts. Hij gaf het papiertje aan de koning, die meteen de microfoon pakte en de mensen toesprak.
Beste mensen hier allemaal op mijn ondertussen vertrappelde grasveld. Jullie hebben allemaal de spannende wedstrijd kunnen volgen op onze zoektocht naar de sterkste man van het land. Diegene die het rotsblok het verste heeft gegooid zal de prinses verlossen uit haar pijnlijke toestand. Op nummer drie is geëindigd: Toon Spierbal. Geef hem een applaus. Net niet de sterkste man van het land op de tweede plaats: Frank Melkpap. Bravo. En dan de winnaar, niemand minder dan Henk IJzerarm. Gefeliciteerd Henk. De koning stak de arm van IJzerarm in de lucht, wat niet goed meeviel gezien de man net wou knielen voor de koning. Jij mag met mij mee naar de ongelukkige prinses. Kijk daar staat ze aan de rand van het grasveld. Doe je best en trek die vingers uit haar neus.
Henk IJzerarm stapte vol vertrouwen op de jonge, wat angstig kijkende prinses af en klemde zijn reusachtige handen om de frêle armpjes van de prinses. Met een geweldige kreet begon hij te sleuren aan de armen. Maar meteen begon de prinses alle kanten op te zwaaien. Hoe meer sterke Henk trok hoe meer het tweetal op een soort draaimolen begon te lijken. De prinses vloog van links naar rechts over het terrein en maakte kirrende geluidjes, waaruit bleek dat ze dit eigenlijk best wel leuk leek te vinden. Het zweet begon van arme Henk zijn voorhoofd te druipen en hier en daar begon er al iemand uit het publiek luidkeels te lachen met dit toch wel enigszins grappige tafereeltje. Jullie moeten meedoen aan een film, schreeuwde iemand luid. De zwierige prinses! Nu ging iedereen lachen, behalve natuurlijk de koning en de koningin en de raadgever, die keek maar sip, want iemand had in het gewoel zijn gele puntmuts van zijn hoofd geslagen.
Hijgende Henk zette de prinses voorzichtig neer en ging uitgeput op het grasveld zitten. Het lukt niet Sire, zuchtte hij. Daarvoor moet je zo sterk zijn als twee paarden. De koning lachte opeens. Goed idee, IJzerbrein, zei hij. Raadgever, waar ben je. Ah daar. Wat doe jij op handen en knieën op de grond eigenlijk? Doet er niet toe. Haal eens vlug twee paarden uit de stallen.
Even later had de prinses aan elke arm een paard vastgemaakt. De koningin leek er niet echt helemaal gerust in. Ben je zeker dat dit een goed idee is, mijn koning? Vroeg ze wat bedeesd. Maar de koning wou van geen wijken weten en gaf bevel om de paarden te doen trekken. Voorzichtig stapten de paarden uit mekaar tot de touwen rond de armen van de prinses strak gespannen stonden. Als een pluimpje werd de prinses de lucht in getild. Haar voeten bengelden algauw op centimeters boven de grond. Auw, riep ze luid. Papa, dat doet pijn. Eventjes nog, zei de koning vol vertrouwen. Je vingers schieten zo meteen weer los. Dan gebeurde het. Er klonk een luide knal. De prinses schreeuwde. Oh neen, zei de raadgever geschokt. Dat is nu wel heel vervelend. Wat is er gebeurd? Wilde de koning weten. Een van die stomme paarden is op mijn puntmuts getrapt.
De koning had niet de minste belangstelling voor de gele puntmuts en liep vlug naar de prinses die kreunend op de grond lag, met beide vingers nog vast in de neus. Het touw is gebroken, zei iemand. Beter dat dan de armen van de prinses, zei iemand anders. De koning zette de prinses overeind en gooide zijn handen wanhopig in de lucht. Het heeft geen zin, schreeuwde hij luid; zonder microfoon. Niets helpt. Jullie kunnen allemaal terug naar huis. Bedankt voor de hulp en neem jullie kraampjes ook maar mee terug.
Wat dan met de prinses? Vroeg iemand. Maar de koning liep al mompelend in de richting van het kasteel. Waar is de dokter? Die moet de prinses morgen dan maar opereren en als het niet anders kan, de vingers afzagen.
Die avond heel laat zat de koning moe naar zijn kroonpoetser te kijken toen er plots op de deur werd geklopt. De koning vond de storing niet zo erg wat hij vond het kroonpoetsen vanavond toch niet zo boeiend als anders. Een van de wachters kwam de kamer binnen.
Sire. Er staat een oud vrouwtje voor de poort die u wil spreken.
Een oud vrouwtje. Wat wilde die nu weer? Maar de koning was nieuwsgierig genoeg om toch met de wachter mee te lopen. Zo nieuwsgierig dat hij vergat om zijn kroon op te zetten.
Het vrouwtje was echt wel heel oud. Ze liep zo kromgebogen dat ze bijna met haar neus haar knieën kon aanraken. Ze had heel dun grijs haar, verborgen achter een sjaaltje van zwarte stof. Haar handen zaten vol met knobbels en haar gezicht had meer rimpels dan een pas gewassen linnen broek.
Hoe kan ik u helpen, mevrouwtje? Zei de koning met respect, want voor dergelijke oude vrouwtjes moet je altijd respect hebben. Haar stem kraste toen ze antwoordde. Het klonk een beetje als fietsen zonder achterwiel. Helpen? Helpen? Ik kan u helpen Majesteit. De koning lachte toegeeflijk. Waarmee kan u mij helpen, lieve vrouw?
Ik kom uw dochter verlossen.
De koning schrok. Dit had hij niet verwacht. Dan lachte hij luid. Maar mevrouwtje toch. Hoe wilt u dat doen? Een hele sterke man lukte het niet. En ik denk niet dat U sterker bent dan twee paarden. Het oude vrouwtje lachte haar bijna verdwenen tanden bloot. Sterk ben ik niet meer, Sire, zei ze. Maar soms is sterk zijn niet goed genoeg. De koning besloot om toch te zien wat het vrouwtje van plan was en leidde haar naar de kamer van de prinses.
Leg je maar neer mijn kind, sprak het vrouwtje. Zo met je hoofd wat achterover. De oude vrouw haalde een klein flesje uit haar handtas en boog zich over de prinses heen. Ze weet toch wel wat ze doet? Vroeg de koningin ongerust. Op elke vinger liet de vrouw enkele druppels van een geelachtige vloeistof druppelen. Zo, zei ze. Nu enkele minuten wachten. Goed probeer maar kind. Zonder de minste moeite haalde de prinses haar vingers uit de neus. De koning juichte. De koningin juichte. De prinses huilde van blijdschap, of misschien ook wel een beetje van de gele vloeistof die in haar neusgaten binnenliep.
Maar mevrouw, riep de koning. Wat is dat toch voor een wondermiddel dat u ons heeft meegebracht? U bent werkelijk een echte tovenares!
Ach welnee, zei de oude vrouw streng. Niks tovenares. Gewoon een beetje olie.