Ik doe een poging om een misdaadverhaal te schrijven. Is het de moeite waard? Wie wil het lezen?
We waren er met zijn tweeën, die bewuste avond. Zij en ik. Ik; de sukkel, de idioot; volledig in haar ban, volledig bedwelmd door haar parfum, door haar lange, golvende haren, verdrinkend in de onpeilbare diepte van haar blauwe ogen. Ik was onmiddellijk gekomen, veel te snel door de bochten scheurend, gewoon omdat zij mij had gebeld. Met een kurkdroog gevoel in mijn mond staarde ik naar het lijk. En naar de bloedspatten op haar lichtgroene jurkje. Naar het bebloede mes in haar rechterhand. Stommerik, fluisterde ik mezelf toe.
Ik had haar slechts een paar uur geleden ontmoet. Op het feestje twee verdiepingen lager in ditzelfde stijlvolle, moderne huis. Ik werd tot haar aangetrokken als een blauw weeskind tot een lamp. Het was een exclusief; lees smaakloos feestje, met opgetutte vrouwen in diep uitgesneden glitterjurken en gladde kerels met blauwe en roze streepjeshemden met een witte kraag en paars vlinderdasje.
Als een baken van verademing zweefde zij gracieus door de bomvolle kamers; een stralende glimlach schenkend hier, een schouderklopje daar. Heel haar wezen schreeuwde uit dat zij hier niet thuishoorde en toch het bindmiddel was van dit feestje.
Ik slenterde wat doelloos van de ene hapjesschaal naar de andere, een half opgewarmd glas goedkope champagne in de hand. Zonder het te willen viel ik op. Mijn grijze broek vloekte luid met mijn blauw ruitjesjasje. Het was niet eens mijn eigen jasje, want ik had geen uitrusting voor dergelijke chique feestjes. Mijn broer droeg zon jasjes.
Na een kwartier materialiseerde ze ineens naast me. De rest van het feestje vervaagde tot een onbetekenend geroezemoes.
U bent hier niet op uw plaats, zei ze met de volle, warme stem van een radiopresentatrice. Ik grijnsde, in een poging om de veel te hete bladerdeegkrab waardig door te slikken.
Bedankt, zei ik. Ze keek me lang genoeg in de ogen om me te doen twijfelen aan de stevigheid van mijn benen.
Dat was een compliment, geen verwijt, ging ze door. Ze bracht met een scheut uit een met condens bezette fles champagne de gemiddelde temperatuur van mijn glas naar beneden.
Ik vrees dat ik dergelijke exquise partys niet gewoon ben, probeerde ik blasé te lijken. Ik ben niet zo populair.
Je vergist je, zei ze, met haar lippen even langs mijn oor strijkend, zogenaamd om boven het oorverdovende lawaai van die ene gitaarspeler uit te komen. Van bij je aankomst kunnen de vrouwen hun ogen niet van je afhouden. Ze hangen aan de arm van hun superrijke dandy, maar ze kijken naar jou. Ik haalde mijn schouders op, weinig onder de indruk. Mijn eeuwige probleem; ik had het nooit door of vrouwen überhaupt in mij geïnteresseerd waren. Toch gleed mijn blik even over mijn feestgenoten. Hier en daar draaiden hoofden zich vlug weg als blikken dreigden te linken.
Ik ben blij dat je gekomen bent. Ze zei het terloops, alsof ze niet goed wist wat ze zei.
Natuurlijk geloofde ik haar. Wie zou haar niet geloven? Het klonk perfect, was precies wat ik wou horen. Dan is geloven gemakkelijk.
Ik ben blij dat ik er ben. Op het moment dat ik dat zei kon ik wel kotsen van mijn eigen onnozelheid. In plaats van iets origineels grappig te zeggen, antwoordde ik met de meest voorspelbare frase die je je maar kan indenken. Het leek haar niet te deren.
Ik zal je voorstellen aan een paar belangrijke mensen, zei ze. Maar ik wil eerst je telefoonnummer. We hebben wat te bespreken. Ik haalde te gretig mijn visitekaartje uit mijn zak, maar het kon me niet schelen. Onze vingers raakten even bij de officiële overhandiging. Ik kon haar hitte voelen, of was het mijn eigen verhitting. Ik volgde haar naar de andere kant van de kamer waar twee corpulente mannen van middelbare leeftijd wat afzijdig stonden te praten.
Heren, zei ze. De twee leken helemaal niet geïrriteerd door de storing. Dit is Glenn Davids, rijzende ster onder de columnisten. Glenn, dit is Frank Wills; grootste uitgever van het land en zijn vriend Maurice Vanderweghe; romanschrijver en notoir rokkenjager uit de jaren 70 van de vorige eeuw. Ze wachtte niet op zijn formele protesten en boog zich naar me toe. Ik moet me nu mengen onder de gasten, fluisterde ze. Maar we moeten mekaar zeker vanavond nog spreken. En weg was ze, me achterlatend met een leeg gevoel, twee dikke mannen en een opnieuw half opgewarmd glas goedkope champagne.
Zo, meneer Davids, zei Frank Wills. U hebt toch die controversiële column geschreven over die vleescrisis binnen de regering? Ik hoorde de man maar half, want ik had aan de heren maar één vraag te stellen. Wie is die vrouw?
Goed, ik wist nu dus wie de vrouw was. Al doorbrak het zicht van het mes en het lijk de magie enigszins. Ze leek niet in paniek, enkel een beetje ontstemd, alsof ze niet geschokt maar eerder verveeld was door de situatie. Ik wou dat ik van mezelf hetzelfde zou kunnen zeggen. Maar ik ben geen held en bij het zien van de grote man met de gapende wonden in zijn borst begonnen al die bladerdeeghapjes en sausjes aan een tweede leven. Mijn maag roerde zich en ik braakte even kort, mezelf zowaar nog belachelijker voelend. Zij zag mijn ongemak en legde met een bedaard gebaar het mes, een demichef van zeer goede kwaliteit op het bureau neer. Toen ze sprak deed ze dat met licht onvaste stem.
Glenn. Bedankt dat je gekomen bent. Mag ik je voorstellen, dit is mijn echtgenoot.
Ik hapte naar adem. Het eerste wat in mij opkwam was een weinig flaterende vloek.
Is hij volledig dood? Vroeg ik. Ze keek me aan en scheen me mijn domme vraag meteen te vergeven. Als je daarmee bedoeld of zijn hart nog klopt, dan moet ik je het antwoord schuldig blijven, zei ze met een sardonische grijns. Die smeerlap heeft nooit een hart gehad, of misschien toch; eentje van steen. Er viel een korte stilte omdat ik mijn gedachten poogde te ordenen.
Je bent terug gekomen, zuchtte ze, alsof ze daar de hele tijd aan getwijfeld had. Ik knikte. Ja. Een zoveelste verkeerde beslissing uit mijn leven. Mijn sarcasme raakte haar. Ze boog het hoofd. Meteen had ik spijt.
Ik wilde je hier niet in betrekken, zei ze. Maar ik kon niemand anders bellen. We hebben niet veel tijd. Mijn echtgenoot heeft net voor zijn onfortuinlijke kennismaking met het mes nog op de rechtstreekse verbinding met de politie kunnen drukken. Binnen enkele minuten komt er hier een patrouille kijken wat er aan de hand is. Ook dat nog. Wil je gewoon op de vlucht slaan of wat? Vroeg ik ongelovig. Jouw man ligt daar dood op een stoel, jij zit onder de bloedvlekken en nu moet ik ervoor zorgen dat jij kan verdwijnen?
Ze keek me opeens recht in de ogen. Ik richtte nog een verdedigingsschild op maar ze doorbrak moeiteloos mijn pantser. Het wordt nog erger, fluisterde ze hees met een knikje naar de schrijftafel. Hoe kan het nu nog erger worden?
Het is jouw mes, hijgde ze, terwijl bij mij op dat moment eventjes het licht uitging.
Ik zat in mijn auto, mijn handen bleek van het verkrampt vastklemmen van het stuur. Naast mij zat Kirsten Vanhaelst, haar handen gevouwen in haar schoot, een lange blauwe regenjas over haar, met bloedspatten besmeurde, avondjurk. Op de achterbank lag een demichef mes, afgespoeld, nog glanzend van het water, met haaks op het lemmet mijn naam in zilveren gegraveerde letters.
Voor het eerst zag ik een zweem van kwetsbaarheid in de vrouw naast me. De wijze waarop ze haar handen in elkaar kneep in haar schoot en haar licht gebogen schouders verraadden toch een vorm van emoties. Het maakte het er niet eenvoudiger op. Misschien had ik een harteloze vrouw met een grimmige grijns van gevoelloosheid over zich makkelijker uit de auto kunnen gooien, om mijn eigen hachje te redden. Zelfs dat betwijfel ik. Ik was maar een simpele columnist. Het enige spannende dat ik beleefde vloeide uit mijn pen, niet uit mijn ervaringen. Kirsten zuchtte. Ze keek schichtig achterom, maar de sirenes van de aanstormende politiewagens waren niet meer te horen. Hoe we in mijn auto terechtkwamen weet ik niet meer, maar we waren duidelijk niet gezien. We reden de stad uit in oostelijke richting. Ik dacht er niet echt bij na.
Bedankt, zei ze opeens. Ik fronste. Omdat je geen vragen stelt. Ik haalde mijn schouders op. Ik wilde geen vragen stellen. Ik wou vooral geen antwoorden. Antwoorden betekenden problemen. Ik was niet in stemming voor nog meer problemen. Voor de stilte pijnlijk werd ging ze verder. Waar gaan we heen? Ik had er nog niet over nagedacht eigenlijk. Ik reed volledig op automatische piloot. Ik merkte opeens dat ik mij in de duistere straten in de wijk waarin ik woonde bevond. Naar mij thuis, zei ik met een overtuiging alsof ik dat al de hele tijd van plan was geweest. Ze schrok. Naar jouw huis, herhaalde ze. Maar
Ik wist wat ze bedoelde. Ik wist niet hoe ze het wist, maar ik wist het. Mijn vrouw. Ik zei het alsof het alles verklaarde. Wat gaat ze zeggen?
Met een beetje geluk slaapt ze en zal ze niets zeggen. Het klonk me zwak in de oren. Mijn vrouw kende geen diepe slaap. Het gekraak van een vermoeide houtnerf in de planken vloer was ruim voldoende om haar te wekken. Bovendien had ik plechtig beloofd om voor middernacht thuis te zijn. Het was op dat moment 3:15 uur. Als ik nu binnenkwam met een beeldschone vrouw, die onder de bloedspatten zat kon ik mij wel aan enig commentaar verwachten. Ik zei niets van dit alles aan Kirsten, zo dom was ik nu ook weer niet.
Is dit nu het uur waarop jij thuis komt. Zonder ook maar eventjes te bellen. Ik kon moeilijk mijn cynische grijns verbergen. Misschien hadden we wel meer nodig gehad dan een beetje geluk. Voor ik kon reageren stapte Kirsten mijn woonkamer binnen. Mijn vrouw slikte haar volgende zweepslagen abrupt in en staarde met grote ogen naar deze verrassende verschijning.
Ik leg het straks wel uit, zuchtte ik. Kan jij je om haar bekommeren? Haar zorgende kant kreeg de bovenhand en ze leidde Kirsten bezorgd en met een zekere troostende tederheid naar de badkamer. Ik sleepte mijn vermoeide lijf naar de living, die wat kleine, gedrongen ruimte, die mij op dit moment zoveel aantrekkelijker leek dan de zeeën van ruimte tijdens het feestje. Er lag nog een fles Chileense Carmenere in het koele berghok onder de trap. Ik schonk een glas uit en genoot van de smaak op mijn tong, ondanks de te lage temperatuur. Eerst te warme nepchampagne en nu te koude wijn; het was werkelijk mijn nachtje niet.
Ik merkte pas dat mijn vrouw terug was toen ze naast mij in de zetel neerplofte. Aan de warmte van de namaakhaard was niets nep te voelen en de carmenere was sneller dan gewoonlijk naar mijn hoofd gestegen. Ik moest even ingedommeld zijn.
Rita zag bleek. Haar anders zo heldere, blauwe ogen stonden wat wazig en haar halflange, bruine lokken kleefden wat oneerbiedig tegen haar slapen. Ze pakte het glas uit mijn handen en sloeg de inmiddels op temperatuur gekomen Chileense wijn in een teug achterover. Wauw, zuchtte ze. Het ging niet over de wijn. Ik laat je één avond alleen buiten en jij maakt er meteen een serieuze mesthoop van. Ik vulde mijn glas voor de derde keer bij. Ik heb die mesthoop wel niet gemaakt. Ik ben er gewoon in gelopen. Ze grijnsde en deed weer een uitval naar mijn glas, maar deze keer was ik voorbereid. Ingelopen is een understatement, zei ze. Volgens mij zit je tot aan je nek in de mest. Ik keek opzij. Wat heeft ze je verteld?
Rita keek opeens weer ernstig. Ze pakte haar met vingerafdrukken besmeurde glas van de salontafel en vulde dat tot aan de rand. Genoeg, zuchtte ze. Genoeg om me een beeld te vormen. Ze liet de laatste gasten op het feestje buiten omstreeks 2 uur. Dan ging ze naar boven om haar echtgenoot te melden dat het feestje afgelopen was. Ze hoorde stemmen in zijn kantoor en aarzelde, want ze dacht dat iedereen weg was. Ze sloop naar de deur, maar kon niet verstaan wat ze zeiden. Tot haar man zijn stem verhief en ze hem op licht spottende toon hoorde zeggen dat hij de directe verbinding naar de politie had ingedrukt, en dat de ander geen schijn van kans had om te ontkomen en zijn verraad duur zou betalen. Meteen daarop klonk er een ijselijke kreet gevolgd door een luide bons en het slaan van de andere deur van het vertrek. Ze raapte haar moed bijeen en ging de kamer in. Ik hief mijn hand op.
Ja, stop maar. Ik weet perfect wat ze daar zag. Het beeld staat op mijn netvlies gebrand. De kans is klein dat ik dat onmiddellijk vergeet. Ze kneep even bemoedigend in mijn arm.
Naar eigen zeggen raakte ze in paniek toen ze haar stervende man zag. Hij keek haar beschuldigend aan en blies toen zijn laatste adem uit, en ja, dat vertelde ze exact op deze nogal dramatische manier. Ze hadden niet echt een spetterende relatie, denk ik. Dat kan jij zo maar besluiten na een gesprek van amper 5 minuten, zei ik. Jij moet voor een vrouwenblad gaan werken. Brieven beantwoorden of zo; lieve Rita.
Ben je met haar naar bed geweest? De vraag raakte mij compleet onverwacht. Ik hoestte toen de wijn mijn keelgat niet meteen vond. Wat is dat nu voor een vraag? stamelde ik.
Ben je met haar naar bed geweest? Herhaalde ze. Neen, zei ik naar waarheid. Hoe zou ik dat aan boord gelegd hebben? Jij weet hoe onhandig ik ben met vrouwen. Ze knikte. Maar zij lijkt mij anders zeer handig met mannen.
Zeg, ik heb wel wat anders aan mijn hoofd dan dat.
Ben je verliefd op haar?
Man, wat een vragen zeg. Wat is dit? De plaatselijke roddelrubriek of zo? Ze bleef me doordringend aankijken. Ik ben niet verliefd op haar. Hoe kan dat? Tot voor een paar uur had ik haar nog nooit gezien. En dan? Hoelang heeft het geduurd voor wij samen in bed lagen? Ik dronk mijn glas leeg. Ik was vijftien jaar jonger dan, probeerde ik. Ik geef toe dat ze mij niet geheel koud laat, bekende ik dan toch schoorvoetend. Maar ik ben niet verliefd op haar. Hooguit verlust. Als ik er enig idee van zou hebben hoe ik zoiets aan boord zou leggen dan zou ik wel met haar naar bed willen, denk ik.
Dat is tenminste eerlijk, zei Rita. Ik neem het je niet kwalijk. Het is een buitengewoon knappe vrouw. En ik heb blijkbaar veel meer van haar gezien dan jij.
Je doet me dingen zeggen die ik niet wil, protesteerde ik, met moeite het beeld verdringend van wat er zich in de badkamer had kunnen afspelen. Ik moet nadenken. Hoe komt mijn mes op dat feestje terecht, bijvoorbeeld.
Wie zegt dat het jouw mes is?
Mijn naam staat erin gegraveerd.
Dat betekent niets. Iedereen kan een naam graveren. Heb je je koffer nagekeken? Ik schudde verbaasd mijn hoofd. Zij haalde haar schouders op. Ik probeerde op te staan, maar ondertussen had de carmenere zich niet alleen in mijn hoofd genesteld. De avond eiste meer tol van mijn spieren dan pakweg 20 jaar geleden. Er schoot een pijnscheut door mijn knie. Ik strompelde moeizaam naar de keuken, waar mijn zwarte messenkoffer stond, die ik elke week meenam naar de avondschool. Het is mijn koffer in ieder geval, gaf ik ongewenst commentaar. De linker sluiting sluit al niet meer zo goed als in het begin. De koffer floepte open en zoals gewoonlijk lagen alle keukenspullen wat chaotisch door mekaar geschud. Dan zag ik het. Mijn demichef, netjes klevend tegen de magneetstrook van de koffer, mijn naam gegraveerd in zilveren letters, haaks op het lemmet. Ik keek naar mijn vrouw. Ze moet mijn gezichtsuitdrukking gelezen hebben want ze sprak haast meteen de voor de hand liggende woorden: Jij bent echt wel een idioot.
Mijn vierde glas was al halfleeg toen ik de draad weer opnam. Waarom? Vroeg ik. Rita schrok op uit haar eigen overpeinzingen. Waarom ben ik een idioot? Ze zuchtte. Dat was eruit voor ik er erg in had, verontschuldigde ze zich, terwijl ze haar hoofd op mijn schouder vleide. Je was in paniek. Je bent dergelijke zaken niet gewoon.
Wat had ik dan moeten doen? Ik had wel echt geen tijd om het mes aan een grondig onderzoek te onderwerpen.
Ik begrijp het schat, zei ze. Maar je moet het objectief bekijken. Je vindt een lijk dat vrijwel zeker is neergestoken met een mes waarop jouw naam staat. Op het moment dat je aankomt heeft de vrouw van het slachtoffer het mes in haar handen. Wat doe jij op zon moment. Je gaat het mes afspoelen, daarmee alle sporen van de eventuele dader wissend, je pakt het moordwapen mee in je auto samen met de, met bloed besmeurde vrouw. Je ontloopt de aanstormende politiewagens en neemt alle belastende zaken mee naar je eigen huis. En wat nog erger is; naar je eigen vrouw, die nota bene inspecteur is bij diezelfde politie en nu opgescheept zit met een situatie waar ze zeker niet om heeft gevraagd en niet meteen een uitweg uit ziet.
Shit, stamelde ik. Daar had ik niet aan gedacht. Maar verder dan dat kwam ik niet want mijn gsm kondigde op dat moment met de tune van de Doctor Who serie uit de jaren 80 een berichtje aan; van mijn collega Sven, van bij de krant. Er stond: As j nog wakker bent kijk dn nr vrt nieuws. Zal j interessrn. Grt. Sven.
Op het grote plasmascherm verscheen even later het kalmerende effect van de onnozele nieuwe vormgeving van tv zender één terwijl de stem van kersverse omroepster Sandrine door de luidsprekers galmde. Tot 6 uur vanochtend kan u kijken naar de herhaling van het laatavond journaal, deze keer voorafgegaan door een speciale nieuwsuitzending met belangrijk nieuws uit de hoofdstad. Annelies van Herck zag er vermoeid en verward uit, alsof ze in allerijl was opgetrommeld voor deze onverwachte flash. Haar stem trilde niet.
Goedenacht, beste kijkers. We vernemen zopas dat de politie van de Brusselse deelgemeente Sint-Pieters-Woluwe het levenloze lichaam heeft aangetroffen van Jean-Pierre Heylen. Volgens de eerste berichten zou Heylen door messteken zijn omgebracht. Van de dader ontbreekt elk spoor. Jean-Pierre Heylen was de grote baas van de Chemiereus Styron, maar bij het grote publiek beter bekend door zijn flamboyante levensstijl. Heylen was een frequent bezoeker van glamoureuze, high society partys. Hij had relaties met verschillende bekende Vlaamse vrouwen en was vier keer gehuwd. We schakelen nu rechtstreeks over naar onze reporter ter plaatse. Freek, ben jij al iets meer te weten gekomen over de eventuele dader of daders.
Goede nacht, Annelies. Ik sta hier inderdaad in de residentiele wijk van Sint Pieters Woluwe, beter bekend als Stokkel, waar ooit Eddy Merck nog gewoond heeft, voor het huis van Jean Pierre Heylen. Er heerst een grote bedrijvigheid op het door grote hekken afgesloten domein van de chemiebons. Flikkerende zwaailichten van een groot aantal politiewagens werpen grillige schaduwen op de omgeving, maar op een handvol buren na hebben de loeiende sirenes geen nieuwsgierigen gelokt. In dit soort wijken is iedereen nogal op privacy gesteld, liet één van de buren ons weten. Informatie van de plaats van het misdrijf bereikt ons slechts mondjesmaat, maar ik heb hier nu toch bij mij de commissaris van de plaatselijke politie, Mr. Du Chateaux. Commissaris, kan u ons vertellen wat hier deze nacht is gebeurd?
Even over 2 vannacht kregen wij een alarmsignaal door via de rechtstreekse verbinding met de villa van Mr Heylen. De agent van dienst heeft dan onmiddellijk gebeld naar de villa zoals de procedure voorschrijft. Zonder respons. Bij een volgende poging verklaarde iemand van het personeel van de villa dat hij niets verdachts had opgemerkt. Mr Heylen bevond zich volgens dit personeelslid in zijn kantoor op de bovenverdieping. De agent van dienst drong erop aan dat de man ging informeren bij Mr Heylen zelf, waarom deze de alarmknop had ingedrukt. Toen de man even later ter plaatse kwam, trof hij deze laatste levenloos aan.
Is er hier sprake van een misdrijf, commissaris?
Het is nog veel te vroeg om dergelijke conclusies te trekken. Volgens de eerste vaststellingen is Mr. Heylen geen natuurlijke dood gestorven. Maar op dit moment kunnen we niets uitsluiten.
Moord?
Moord of zelfmoord of een ongeluk? Alle pistes worden onderzocht.
Was het slachtoffer alleen thuis?
Blijkbaar is dit de trieste uitloper van een feestje in de villa. De laatste gasten hebben even voor twee uur het pand verlaten. Enkel een viertal personeelsleden en Mv. Heylen bevonden zich na het feestje nog op de plaats van de misdaad. Van Mv. Heylen is op dit moment geen spoor.
Betekent dit dat er nog slachtoffers kunnen zijn?
Ook daar bestaan geen aanwijzingen voor. Er kan van alles gebeurd zijn. Misschien is de echtgenote in paniek gevlucht of ligt zij nog ergens anders in dit reuze pand verborgen. Maar wij gaan ervan uit dat de mogelijkheid bestaat dat het hier om een uit de hand gelopen ontvoering gaat.
Is Mv. Heylen ontvoerd?
Dat ook is een mogelijkheid. Mr. Heylen heeft mogelijk de ontvoerders op heterdaad betrapt en is zo ongelukkig aan zijn einde gekomen. Maar dit zijn natuurlijk speculaties. We wachten de resultaten van het onderzoek af.
Bedankt Commissaris. Zo Annelies. Je hoort het. De zaak is hier nog helemaal niet afgerond. Mogelijk is diegene die Kirsten Van Haelst op dit moment bij zich heeft tevens de moordenaar van Jean-Pierre Heylen.
Met een kracht alsof ik de knop door het grijze kastje wilde duwen, schakelde ik de tv uit. Ik zuchtte en voelde mijn hoofd zowat uiteen barsten. Rita reikte me mijn opnieuw bijgevulde glas aan. Ik vergiste me, zei ze hees. Je zit tot over je oren in de mest.
|