Wanneer je, als tiener, rondloopt met de gedachten om ooit eens Para te kunnen worden is dit een prima idee. Maar... je moet dan wel eerst even kennis maken met de doelstellingen die samenhoren bij het beroep van Para-Commando. Misschien is het uw bedoeling om "stoer" te kunnen overkomen naar de mensen in de straat of om u boven uw leeftijdsgenoten te verheffen, dan ben je voorzeker in principe niet geschikt om deel uit te maken van deze elite groepering van het Belgische leger. Vele leken (ook meestal de jongeren) denken dat de Para-eenheid in het leven is geroepen om sprongen te maken met de valscherm, enkel voor hun plezier. Dit beeld is echter totaal foutief ingeschat. Het beroep van Para-Commando heeft heel wat diepere gronden. Het parachute springen is één van de onderdelen van een zware opleiding, in het vooruitzicht van de humanitaire opdrachten die zullen volbracht moeten worden tijdens de verdere carrière als Para. In de eerste plaats is het streefdoel van het regiment Para's, humanitaire opdrachten uitvoeren en hulp bieden aan de bevolking, daar waar nodig is. Het verleden maakt overigens duidelijk dat er al heel wat mensenlevens werden gered door de vastberaden tussenkomsten van deze elite eenheid. Bij dit laatste denken wij vooral aan de opstanden in Belgisch Congo destijds en andere nare toestanden. Niet alleen bij militaire conflicten maar ook bij rampen zoals de watersnood in 1953 in België en Nederland en tal van andere hulpverlenende tussenkomsten. Wanneer je deze "Intro" kan bijtreden en u zich vastberaden wil kandidaat-Para wil stellen, dan mag je u zeker verwachten aan een keiharde opleiding. Zoals reeds eerder gezegd is deze opleiding niet enkel gericht op het springen uit een "Helium-ballon" of uit een "Hercules". Het springen is slechts één facet van het geheel om de manschappen snel en doelgericht ter plaatse van het onheil te brengen. Na de landing moet hun werkin feite pas echt beginnen; "Hulp bieden". Laten we het even hebben over het " Trainingscentrum" voor parachutisten in Schaffen.
Tijdens de oolog werden de trainingen uitsluitend gehouden in het Engelse Ringway, in hoofdzaak uit veiligheidsoverwegingen. Na de oorlog, mei 1946 kreeg Kapitein Vanderheyden de taak om een centrum voor parachutisten op te richten in België. De keuze viel op Schaffen als basis en onmiddellijk werd de aanvraag ingediend en verkreeg men de toelating om het plan ten uitvoer te brengen. Aanvankelijk was er in Schaffen een klein vliegveldje dat in gebruik werd genomen door Belgische escaders, later ook door de Duitsers, zowel tijdens de eerste als de tweede WO. Vlak na de oorlog werd de Lagere Luchtvaartschool (LLD) ondergebracht in de locaties te Schaffen. In 1947 wordt de trainingsschool voor Parachutisten geopend en op 11 september van datzelfde jaar hebben de eerste vliegtuigsprongen plaats op de DZ te Schaffen. Enkele maanden nadien was de Heliumballon klaar en werden ook de eerste sprongen uit het "Varken" uitgevoerd. Het Trg C - Para kreeg in 1949 eindelijk zijn officiële benaming mee: Het zou voortaan "Kwartier Onderluitenant Devignez" noemen. Schaffen is, net als Marche -Les-Dames, één van de opleidingscentra waar elke kandidaat Para zal moeten passeren voor het behalen van het A-brevet van Militair Parachutist.
Voor de kandidaten betekende Schaffen het laatste deel van hun opleiding naar het Para statuut. De "sprong" is voor ieder van hen dan ook de beloning na het behalen van de "muts" en het Commandobrevet. Vooraleer de eerste sprong wordt gedaan besteden de instructeurs (despatchers) de nodige aandacht om de kandidaten te leren omgaan met de valscherm. De eerste sprongen zullen wel meer lijken op amusementssprongen, nadien komt er wel wat meer bij kijken. Eenmaal in hun vaste eenheid, zullen ze te maken krijgen met sprongen waarbij de para met pak en zak plus bewapening zal moeten springen en dan is het lachen wel ver weg. Nadien komt het orgelpunt door de operationele sprongen met alles en iedereen. Nu zijn we aan 't vooruit lopen op de realistische opleiding want voor ze zo ver zijn moet er nog heel wat kennis opgedaan worden in verband met de dicipline in de ballon of het vliegtuig, ook de parahouding komt uitvoerig aan bod. Kortom, ze moeten nog leren om te gaan met hun lichaam in alle mogelijke omstandigheden. Zo zullen ze de juiste houding moeten aanleren bij het springen, het inschatten van de dropsituatie en uiteraard het veilig landen. Van levensbelang is ook dat ze leren om te gaan met hun valscherm na de landing. Overigens, een valscherm is geen "Wegwerpspul". Na het verlaten van de ballon of het vliegtuig is het de zwaartekracht en het materiaal dat door de parachutist moet onder controle gehouden worden om geen ongevallen te veroorzaken en om de landingsplaats juist in te schatten. Een goede landing is erg belangrijk om geen kwetsuren op te lopen, daarom is het inschattingsvermogen van de para van groot belang. Bij de traditionele bolvormige valschermen zal de daalsnelheid afhankelijk zijn van het gewicht van de persoon. De valschermen zijn allemaal even groot en dat maakt dat de zwaarste springer ook als eerste de grond zal bereiken. Bij een springer van 80 kg zal de daalsnelheid ongeveer 5 à 6 meter per seconde bedragen, bij het gewicht moeten we tevens rekening houden met de eventuele bagage en/of de bewapening. De eerste sprongen bij de kandidaten gebeuren steeds vanuit de ballon of "het varken" zoals de omwonenden hem plegen te noemen. Wereldwijd zijn er slechts 2 landen die nog gebruik maken van de heliumballon voor oefendroppingen. Dit heeft voordelen in de zin van goedkoper te zijn dan een vliegtuig hiervoor te gebruiken en vooral voor de beginnende springers, zij kunnen tijdens hun sprong, instructies krijgen van op de grond door de despatchers via speakers.
Om de ene of andere rede vinden de meeste kandidaten toch dat de sprong uit de ballon meer indruk maakt dan deze uit het vliegtuig. Nochtans zijn de vliegtuigsprongen veel spectaculairder. Voor het behalen van het A-brevet dienen 8 sprongen gedaan te worden. Zowel uit de ballon als uit het vliegtuig, met en zonder materiaal, bij dag en bij nacht. Voor de sprongen uit het vliegtuig is er een nauwe samenwerking met de 15de Wing te Melsbroek, deze leveren dan het werkpaard van dienst, zijnde de Lockheed C-130 Hercules. Eens boven de dropzone gekomen en de nodige instructies zijn doorgegeven is het Green On... en GO ! ! !
Na het succesvol beeindigen van de opleiding en de opgelegde sprongen gedaan te hebben ontvangt de kandidaat zijn A-brevet van Militair parachutist en is hij een volledig gebrevetteerd Para-Commando. De toeristische sprongen voor de lol zijn dan wel verleden tijd. De vliegtuigsprongen zullen vanaf nu steeds een operationeel karakter hebben. Meestal zijn het dan meer landingsoperaties met hergroeperingen en de daarop volgende maneuvers.
Aan de potentiële kandidaat Para's zouden we dan ook ten stelligste willen aanraden om tijdig en zonder aarzelen de nodige informatie in te winnen bij de Militaire overheid of op de militiedienst van het stadhuis.
Dat het een gezond beroep is, hebben we vorige week nog kunnen vaststellen bij het Paracentrum - Vlaanderen. Je kan het misschien blaaskaak vinden maar wij hebben daar een ex para ontmoet van 73 jaar oud die elk weekend meerdere sprongen komt maken en we moeten zeggen dat in blakende gezondheid verkeert. Bezie het beroep van Para dus gewoon als een "levensverlenger"
De naam "PARACENTRUM VLAANDEREN" heeft bij velen wat verwarring geschapen. Sommigen opperden de gedachte dat er alweer een nieuwe club was geboren. Niets is echter minder waar, het is gewoon de benaming die ontstaan is uit een fusie van de reeds bestaande clubs, zijnde; Moorslede, Schaffen en Zwartberg.
Deze fusie is tot stand gekomen in 1997 en is gebouwd op de stevige grondvesten van 30 jaar ervaring van de Paraclubs uit Oud-Turnhout, Moorslede, Schaffen en Zwartberg. Met hun vernieuwde structuur is deze club dan ook een van de meest dynamische en modernste centra in België. De fusieclub is dan ook momenteel uitgerust met de meest moderne materialen, zoals bv. de uitstekende vleugelvalschermen. De vakbekwaamheid van de instructiegroep staat dan ook paraat om voor een degelijke opleiding in te staan en alle leden een uiterste genot te bezorgen in het beoefenen van hun hobby.
Voor de DROPPINGSZONE SCHAFFEN kunnen wij u alvast volgende belangrijke inlichtingen verschaffen:
AO + Secretariaat: In het weekend: Vanaf 9.00 uur (Vliegveld Schaffen), gelegen aan de Nieuwe Dijkstraat 77 te Diest-Schaffen - Tel.: 013 / 33 75 43 - Tijdens de werkdagen kan u terecht op het secretariaat: GSM: 0498 50 94 68, -- Dit nr is enkel te bereiken op maandag, woensdag en vrijdag van 9.00 tot 13.00 uur en op dinsdag en donderdag van 19.00 tot 22.00 uur - Komt u echter niet telefonisch terecht, dan kan u nog steeds een mailtje doen naar: Betty@cv.be
Om de Centra te bereiken hoeven we voorzeker geen plannetje meer voor u af te drukken om u de weg te wijzen. De Moderne technologie, die zich GPS laat noemen zal u beslist op het goede spoor zetten en u binnen de kortste tijd ter plaatse brengen. Voor ieder die wat ziet zitten in deze gevleugelde sport en die meer uitleg wenst te bekomen over het lidmaatschap en/of reglementen, kunnen wij iedereen aanraden om eens een vrijblijvend bezoek te brengen aan ons centrum. U zal er een totaal beeld kunnen opvangen over de sfeer en de manschappen van de opleiding. Zij zullen u zeker laten ontdekken welke uw mogelijkheden zijn. Niets verplicht je, men kan er alleen maar uw eventuele twijfels door wegwerken.
Voor de leek in deze sporttak kunnen (en moeten) we toch even voorop stellen dat "Valschermspringen is begonnen in de 18de eeuw als incidenteel stuntwerk. Met de komst van het vliegtuig is dit echter geëvolueerd tot levensredder en moet heden bekeken worden als een volwassen, technisch hoogstaande sport. In tegenstelling tot wat velen denken, heeft valschermspringen niets te maken met waaghalzerij of para-militaire toestanden. Iedere persoon krijgt in ons centrum de kans om de droom van Ikarus te benaderen, nl. Vliegen als een vogel.
Om een zo goed mogelijke service te bieden aan de leden beschikt het centrum over een ruime accomodatie:
- In de hangaar is er een ruime plooizaal
- een leslokaal
- video-room
- toilet
- magazijn met clubmateriaal
- een manifest
- een stand-by room (café) waar er een ruim aanbod is van drank en eten tegen een milde prijs.
- Tevens is het mogelijk om in het magazijn kleine artikelen te kopen zoals bv. brilletjes, T-Shirts, Hoogtemeters enz...
- Ruime parkeergelegenheid.
- Mogelijkheid om te kamperen (na overleg)
- Onze dropzone is enorm groot
- Er zijn wel geen douches voorzien
Binnen onze dropzone is ook de "zweefvliegclub" gevestigd. Je kan hun activiteiten eveneens bekijken op volgende site: http://www.dac.be
De tekst over het "Paracentrum Vlaanderen" zal volgende week bijgewerkt worden met de aangepaste gegevens
Deze KOLONEL - STICHTER der PARA-eenheid heeft een bewogen carrière doorlopen
Gedenksteen voor Kolonel BLONDEEL - CITADEL - DIEST
Panoramisch zicht op DIEST, vanop de CITADEL
===================================
Kolonel Edouard B L O N D E E L,
STICHTER van het Regiment PARACHUTISTEN
Deel - 1:
Eduard Blondeel was de eerste telg in het gezin Oscar, Henri Blondeel en Mathilde De Roo en is ter wereld gekomen op de 2de verdieping van het ouderlijk huis in Gent. Op 25 januari 1906 liet hij zich voor het eerst horen aan de wereld maar hij zou het daar niet bij laten want er schuilde nog heel wat meer in deze baby.
Als oudste der Blondeelkes begon Edouard (Eddy voor de vrienden) aan zijn studies en wordt hij ingeschreven in de "Deutsche Schule" te Gent. Op 13-jarige leeftijd besluit Eddy, samen met zijn broer Bob om deel te gaan uitmaken van de 24ste troep "Boy Scouts". Deze stap, zo beweerde Eddy nadien, zou aan de basis hebben gelegen van de vorming van zijn staalharde karakter. Zijn grote voorbeeld bij deze scouts-beweging was dan ook "Lord Baden Powel". Naar alle waarschijnlijkheid heeft zijn Scoutsopleiding en ondervinding, er hem toe gebracht om een groot Militair leider te worden. in eerste instantie Had Eddy echter het voornemen om geneesheer te worden om zich later, na zijn studies, verdienstelijk te kunnen maken in Belgisch Congo. Een vriend van Eddy's vader, dhr Lippens, die later Gouverneur van Congo zou worden, vertelde hem echter dat men het in Belgisch Congo het best aan bod kon komen wanneer menhet diploma van Ingenieur op zak had. Deze raad viel bij Eddy natuurlijk niet in dovemansoren en hij stapte meteen naar de "Speciale School voor Ingenieurs" alwaar hij in 1929 zijn diploma behaalde van Burgelijk Ingenieur. Onmiddellijk hierop moest hij zijn legerdienst gaan vervullen (van1929 tot 1930) waar hij werd ingedeeld in het 1ste regiment Artillerie te Gent. Dit was een eenheid van bereden paarden met zowat 48 kanonnen. Leergierig als hij was nam hij deze kans te beurt om zijn tweede ingenieurstitel binnen te halen, n.l. deze van Electriciteitsingenieur. Binnen de tijdspanne van datzelfde jaar slaagde hij er overigens ook nog in om te slagen in het examen van "Wachtmeester". Na zijn legerdienst keerde hij dan terug naar het Burgerleven, al bleef hij toch ook sterk verbonden aan het leger doordat hij werd opgenomen als officier in het reservekader. Om aan de kost te komen begon hij te werken als ingenieur bij de electriciteitscentrale van Langerbrugge. In december 1926, tijdens de kerstvacantie in de Vogezen leerde hij Elza Van Gorp kennen. Op 9 maart 1932 werden zij dan in den echt verbonden op het gemeentehuis van Elsene. Uit hun huwelijk werden uiteindelijk 2 dochters geboren, Denise (1933) en Françine (1935)
Na al die jaren bleef Eddy echter toch ook nog gepassioneerd door de geneeskunde. Zijn vader had trouwens graag dat één van zijn zonen in de geneeskunde zou stappen en stelde Eddy voor om toch maar de studies van geneesheer aan te vatten aan de ULB (Université Libre de Bruxelles). In slechts één jaar tijd (1935) maakte hij zijn eerste èn tweede kandidatuur af. Op aanraden van zijn oversten kreeg hij de goede raad mee om de licentie tandheelkunde te gaan volgen. Zijn derde jaar geneeskunde, mede ook zijn licentie tandheelkunde behaalde hij dan ook met de grootste onderscheiding en in een minimum van tijd. Via een studiebeurs vertrekt Eddy dan in 1939 naar de Verenigde Staten om er aan de Northwestern University Dental School van Chicago tot doctor in de tandheelkunde te promoveren. Al die tijd bleef hij echter naarstig verder werken aan zijn Militaire carrière als Reserve officier. In 1940 vallen de Duitsers dan ons land binnen en België capituleert. Een regering in ballingschap werkt vanuit Engeland en de staatssecretaris voor defentie doet een dringende oproep tot de dienstplichtige Belgen om een legereenheid die in wording was te komen vervoegen in GB. Velen vonden dit onnodig omdat België capituleerde. Anderen hoopten echter toch op een zege uiteindelijk. Onder deze laatsten vonden we een doordrijver van formaat met name: Luitenant Eddy Blondeel. De volgende dagen komen er heel wat vrijwilligers opdagen uit alle hoeken van het Amerikaanse continent en vervoegden meteen het Belgische Opleidingscentrum in Canada. Eddy vindt er zelfs vrienden terug vanuit zijn scoutsperiode, niemand minder dan Freddy Limbosch, een Landbouwingenieur die in Canada verbleef als ondernemingsuitbater. (Eddy zou spijtig genoeg, enkele jaren later moeten treuren bij het verlies van Freddy die werd neergeschoten tijdens een missie in het Belgische Limburg)
Na een bewogen zeereis over de Noord Atlantische Oceaan komen de vrijwilligers aan in Schotland en worden er ingelijfd bij de Belgische strijdkrachten om het 2de Fuseliers Bataljon te vormen. De "Koninklijke Legers" van Georges VI bieden hier de mogelijkheid om valschermspringers op te leiden. Dit zou tot stand komen onder druk van Freddy Limbosch, geholpen en met de steun van enkele ervaringrijke mannen met o.m. Eddy Blondeel. Op 8 mei 1942, onder bevel van Commandant Thise, een oud-strijder van WO I, wordt de "Onafhankelijke Belgische Parachutisten Compagnie" boven de doopvont gehouden. Luitenant Eddy Blondeel kreeg hier de functie van Adjunkt-Bevelhebber. Commandant Bevelhebber Thise breekt echter zijn ruggegraat bij een oefensprong en wordt onbevoegd verklaard voor het parachutisme. Kapitein Blondeel neemt dan de fakkel van bevelhebber over en krijgt de titel van "Interim-Commander" Door hun acties groeide de eenheid snel uit tot een doeltreffend geheel. Nu moet er nog een "job" gevonden worden voor die 1ste compagnie. Na bijna 2 jaar intensieve trainingen en gezien de Belgen in principe Frans, Nederlands of Engels spreken vervoegden ze zich met de Fransen van Kolonel Bourgoin, de SAS-Brigade of de specialisten in loense opdrachten. Zij zullen ingezet worden op het vasteland in Frankrijk, België en Nederland.
Commandant Thise zag dat het goed was en droeg het bevel over aan Kapitein Blondeel. Van 1942 tot 1944 worden de troepen zwaar getraind om een moeilijke oorlog heelhuids te doorstaan. Door zweet, bloed en tranen blijven zij operationeel. Heel wat nieuwe vrijwilligers kwamen zich melden. Uit alle lagen der bevolking kwamen ze zich melden, zelfs mensen uit het "Vreemdelingen Legioen", kolonialisten en Migranten uit alle werelddelen. De eerst volgende opdracht van de nieuwe bevelhebber gaf hij zichzelf. Hij wilde een echte waardering voor ieder lid van de compagnie, een "eigen opdracht" waar hij wonderwel in slaagde ook. In juni 1944 ontschepen de geallieerde troepen in Normandië en dat maakte de Belgen wel wat zenuwachtig, was men hen dan vergeten? Uit deze fase van WO II onthouden wij vooral dat Kapitein Blondeel, samen met een deel van zijn manschappen, gewapend en in Britse uniformen gestoken, in de Ardennen werden gedropt. Dit gebeurde enkele dagen voordat de geallieerden de Belgische bodem zouden bereiken. Geholpen door weerstanders brachten ze een ravage teweeg bij de vijandelijke troepen. De Duitsers verloren hier heel wat materiaal en een massa aan manschappen. Kapitein Blondeel had het ook hier weer bij het rechte eind en wist de juiste man op de juiste plaats te zetten. Na deze sucsesvolle actie wordt Kapitein Blondeel tot Major benoemd. Hij kreeg meteen ook de opdracht mee om zijn verkenningsgroep, aangevuld met nieuwe manschappen, als een zelfstandig regiment te organiseren en zo was meteen ook het 1ste Regiment S. A. S. - Parachutisten geboren.
Tot hier een korte eerste levensbeschouwing van de figuur Edouardo Blondeel. In het tweede deel gaan we het nog uitvoerig hebben over zijn militaire daden en ondernemingen in het welzijn van zijn ideaal: Het Parachutisme. Zulke personen zouden in de Rooms-katholieke kerk meteen Heilig verklaard worden.
is gezeten op een massieve blok en is uitgevoerd als een compacte massa van ronde vormen. Het beeld brengt een speelse en vrolijke noot in het straatbeeld (St-Jansstraat.
Op de sokkel werden de wapenschilden van de vier Oranjesteden aangebracht: Breda, Diest, Dillenburg en Oranje
Dit gedeelte van het overzicht over het Diesterse historische verleden zal misschien maar weinigen aanspreken, niettegenstaande ook de beiaard zijn eigen leventje achter zich heeft. Voor de beiaardliefhebbers zal dit echter wel voldoende herinneringen oproepen om even stil te staan met het verleden en zullen de boeiende levensloop toch weten te waarderen. Niet alleen dit torentje zal tot de verbeelding spreken. De gehele St-Sulpitiuskerk heeft zijn faam, gedeeltelijk te danken aan dit muzikale stukje van de kerk. We zijn wel tot de vaststelling dat deze kerk, in zijn geheel, een onnoemelijke waarde aan kunstschatten omvat. Hier komen we later nog wel in detail op terug. Om deze beschrijving compleet te maken moeten we tevens weten hoe het met de St-Sulpitiuskerk allemaal is begonnen. De St-Sulpitiuskerk is een typisch voorbeeld van de Demergothiek, opgetrokken in de plaatselijk ontgonnen ijzerzandsteen. Het ontwerp van het geheel is van de hand van de Franse architect Pierre De Savoye. Men begon met de grondvesten in het jaar 1321 en de bouw heeft aangesleept tot in 1534, dus meer dan 200 jaar met heel wat opstakels tijdens de periode van opbouw. Zo was er het feit dat de hoofdtoren nog moest gebouwd worden en men persé een klok wilde. Dus plaatste men het eerste uurwerk in een, inderhaast opgetrokken torentje boven het koor. In 1471 werd dit torentje afgebroken en werd er een vieringtorentje met een lange spits op de plaats gebouwd boven het kruis van de kerk. Pas in 1766 kreeg het vieringtorentje zijn huidige vorm. De Diestenaren noemden het "De Mosterpot" waardoor zij op hun beurt dan de spotnaam kregen toebedeeld van Mosterdschijters. De benaming "Mosterdpot" dienen we terug te zoeken ten tijde van de Boerenkrijg. Tot hier een korte voorbeschouwing van de St-Sulpitiuskerk vanaf de start. Het volgende verhaal over de kerk kan u terugvinden in één van onze volgende editie op deze site. We zullen ondermeer de waardevolle kunstschatten van nabij gaan bekijken.
In dit hoofdstuk zouden wij het gaan hebben over de beiaard en zijn klokkenspel.
In 1443 goot Jan Zeelstman een klok voor de kerk. Reeds in 1457 had Diest een "Quatrillon" kunnen hebben want toen werd een Mechelse gieter opdracht gegeven om 3 klokjes te hergieten . Waarschijnlijk had men de bedoeling om hiermee een feestje op te zetten ter gelegenheid dat Diest in dat jaar de titel van "Kapittelkerk" had verworven. In 1572 werd Joris II Waghevens ontboden om een akkoord af te sluiten met de kerkfabriek van St-Sulpitius om het hergieten van 2 gebarsten grote klokken met een totaal gewicht van 428 pond. Ook het toenmalige stadsbestuur bestelde 3 klokjes bij Medart Waghevens in Mechelen. Tegen deze laatste klokjes werd later fel protest uitgebracht omdat ze niet beschikten over de juiste "Goiden Accorde". Dit wilde zeggen dat de klank niet strookte met de bedoeling om een goed samenspel tot stand te brengen. In de stadsrekeningen stond ook de vermeldingdat Meester Lambreght Blezere, een horlogemeester uit Hasselt, het mechanisme van het torenuurwerk aan de voorslag moest aanpassen. Gielis Crauwels kreeg dan weer 10 stuivers omdat hij de klokjes aan de voorslag verbonden had om te accorderen. Meer dan een maand werd de horlogemeester extra betaald om handmatig het uur en het half uur aan te kondigen. Meester Jan, een horlogemaker uit Mechelen kwam achteraf het werk inspecteren. Uit de St-Annakapel was even tevoren een klok overgebracht en moest dienst doen bij de voorslag in het bestaande geheel. Daarom diende er een aanpassing te gebeuren en moest er een "bemolle" op de voorslag gemaakt worden. Zo doende telde Diest in 1553 een klokkenspel van tenminste 6 klokken. Na de inrichting van de voorslag kwam er een nieuwe rage in het gebruik bij feest- en plechtigheden. Verschillende horlogemeesters volgden elkaar op en stelden voor om te beiaarden met de kleine klokjes. In 1658 kocht het Norbertijnenklooster van Tongerlo een beiaard met maar liefst 32 klokken, deze werden gegoten door Pieter Hemony. Het jaar nadien was er de bestelling van23 klokken vanwege de Norbertijnen van Averbode, ook deze bestelling werd geplaatst bij François Hemony in Amsterdam. Al deze klokken werden geïnstalleerd in 1662. Diest zat echter in moeilijke tijdende jaren van 1630 tot het tijdstip rond 1660 waren noodlottig voor de stad, tengevolge van de "Revolutie Wet en Raedt". Deze revolutie ging in hoofdzaak over het inkwartieren van vreemde troepen en over brandschattingen door de militaire overheden. Hierdoor was er natuurlijk geen sprake van een nieuwe beiaard. Na deze revolutiewas het vanzelfsprekend dat Diest niet wilde onderdoen voor de buren uit Tongerlo en Averbode. In 1664 kreeg François Hemony de opdracht van de stad Diest om een beiaard te gieten van 6250 pond. Blijkbaar is er toen toch nog iets misgelopen of was de stadskas misschien weer leeg ? In ieder geval de bestuurders van Diest moesten afzien van deze aankoop. Wat de juiste rede is van deze contractbreuk is geweest kan men nergens achterhalen, ook niet in de goed bewaarde archieven der stad. In 1670 nam het stadsbestuur dan opnieuw contact op met een klokkengieter, de onderhandelingen werden gestart met, ditmaal Pieter Hemony. Ook nu ging het om een beiaard van 6250 pond, zijnde 32 klokken. Ondertussen had men de handen vol om de beiaardtoren te herstellen en aan te passen om plaats te maken voor de volledige beiaard. De oude klokken werden in 1672 uit de toren verwijderd en in de maand april werden deze naar Amsterdam verscheept. Aan de grens moest er 9 stuivers en 10 oorden betaald worden als "Swijgende Landtol". Bij het overschrijden der grens op de terugweg was de nieuwe beiaard (32 klokken) aan boord en moest er nog eens afgedokt worden, zijnde 111 gulden en 2,5 stuivers voor het uitvoeren van de klokken. De plechtige zegening (wijding) der klokken werd gedaan door de landdeken Theodorus vanden Bossche uit Aarschot De installatie der klokken werd in handen gegeven van Herman Corthuys, de horlogiemeester van de kathedraal van Antwerpen. Jan Masson, timmerman, beeldhouwer maakte het nieuwe klavier. De eerste bespelers van de nieuwe beiaard waren Christiaen Jacobs en een zekere Frater Lassens, zij werden betaald om de klokjes te bespelen tijdens de "Kermisse" (huldiging) op 6 juli 1672.
In 1750 besliste het stadsbestuur om de beiaard uit te breiden met 5 klokken, met name; de ci, bemol, ut, utdieze en de re. Deze konden direkt aangesloten worden op de reeks van Hemony. Deze klokjes werden gegoten door Andreas-Jozef Vanden Gheyn uit Leuven en werden naar Diest gebracht op 8 juni 1760. De C en de D manqueerden echter en de klokken werden terug gestuurd naar Leuven. De vervangende klokjes wogen elk drie pond zwaarder en ze werden opgenomen in het automatische spel. In de volgende jaren werden er geen noemenswaardige veranderingen aangebracht. Tijdens de Franse bezetting echter mocht de beiaard, vanaf 1797, enkel nog spelen tijdens de wekelijkse marktdag op woensdag. In 1801 werd de eredienst in ere hersteld en kon er weer meer gespeeld worden, ook de stadsbeiaardier bleef in dienst. In 1863 werden dan weer tal van kleine herstellingen uitgevoerd door de firma Eduard Michiels uit Mechelen. Het speelmechanisme was aan vervanging toe en kostte de stad 7000 BF. In 1912 kreeg de firma Somers uit Mechelen de opdracht toegewezen om de beiaard volledig te renoveren. Een nieuw klavier werd eveneens geplaatst en alle verbindingsdraden van het klokkenspel en de trommel werden vervangen. De firma Michaux uit Leuven goot drie nieuwe klokjes met de klaviertonen; es4, e4 en f4. Dit bracht het klokkentotaal op 40 exemplaren. In augustus 1914 werd de toren echter zwaar getroffen door een bombardement. Hierdoor viel het uurwerk stil en alle verbindingen werden vernield. Vier jaar lang zweeg de beiaard dan in alle tonen. In 1934 werd een vander Gheyn klokje hergoten . Tijdens WO II leed het kerkgebouw aanzienlijke schade maar de beiaard bleef gespaard en werd niet opgeeist door de vijand wegens de ouderdom der klokken. Dank zij een staatstoelage kon het stadsbestuur na de oorlog overgaan tot een dringende restauratie van de beiaard. Verschillende klokken werden hergoten en de ophanging der klokken werd herzien. Er kwam ook alweer een nieuw klavier en de drijfkracht van de trommel werd gemoderniseerd door het plaatsen van een electrische motor.
In 1973 was de volgende restauratie aan de beurt, uitgevoerd door Jacques Sergeys uit Leuven. Men kwam tot het besluit om de 32 oorspronkelijke Hemony-klokken als basis te gebruiken. De klokken van Vanden Gheyn werden ondergebracht in het stadsmuseum, de overige klokken werden verkocht of weggegeven.. Segeys goot dan 15 nieuwe klokken met een eigenaardige lange steel. In 1996 werd de electronische speelinrichting vervangen door een computerspeelwerk. De electro magnetische ijzeren hamers zijn nog steeds dezelfde van in 1974.
Voor diegenen die nog meer details wensen over de geschiedenis van de Diesterse beiaard kunnen wij ten stelligste verwijzen naar de web-site der stad Diest: http://www.beiaard.org/steden_diest.html
Toch nog even de huidige samenstelling van de klokkentoren op een rijtje geplaatst:
De klokkengieters waren: Pieter Hemony 1671 en Jacques Sergeys 1973
Aantal klokken: 47 (32 Hemony en 15 van Sergeys
De basklok: gis 1 (592 kg) Hemony
Totaal gewicht: 3190 kg
Transpositie: kleine seset omhoog (klaviertoon C1)
Totale omvang klavier: C1 tot C5 -- (c1 - d1 - e1 - f1 - chrom - c5 )
In de schaduw van deze beiaardtoren op de grote markt van DIEST, treft men de BRONZEN CLENARDUS aan...
Wanneer je als toerist het stadje Diest wil bezoeken en wil je er wat oudheidkundige kennis opsteken, of het roemrijke verleden der stad van nabij wil oprakelen, dan heb je er wel een zware klus aan. Denk nu zeker niet van snel de stad even te doorkruisen en er meteen de nodige kennis van op zak te steken, in tegendeel zou ik zeggen. Om het "Oranje STADJE" te herontdekken trekt men best enkele dagen (zelfs weken) uit om rustig de vele achtergronden op te zoeken van bepaalde feiten, personen, monumenten, gebouwen en/of gebeurtenissen uit het verleden. Trouwens, er zullen weinige steden kunnen terug blikken op zulk een roemrijk verleden en zeker niet de adelbrieven kunnen voorleggen als deze die hier in Diest voorhande zijn. Wij hebben een poging ondernomen om binnen een beperkte termijn de historie van Diest te doorgronden, helaas. Al snel kwamen we tot de conclusie dat we aan een onbegonnen werk waren begonnen en we deze opdracht moesten omschrijven als zijnde een tijd- en werkopslorpende bezigheid om ons uiteindelijke doel te bereiken, n.l. Diest doen heropleven bij de hedendaagse generatie. Onze vooropgestelde strategie hebben wij dan ook snel afgezworen. De enige, resultaatgevende werkwijze om ons doel te bereiken bestaat er nu uit om aan systematisch opzoekingswerk te verrichten bij de plaatselijke bevolking en de archieven der stad DIEST. Om hiermee te starten dachten we onze speurtocht te beginnen in de kern van de stad (op de markt). Onvoorstelbaar maar...oh zo mooi. Het lijkt wel of ieder huisje, ja zelfs iedere steen die het historische plaatsje rijk is, zijn eigen geschiedenis en levensverhaal omvat. Na onze eerste spontane bevragingen bij de oudere Diestenaars (Bierbrouwers) bleek al snel dat we zelfs enkele weken zouden nodig hebben om alleen maar de Markt met haar verleden te doorgronden. Een eerste blikvanger bij het betreden van het centrum was ontegensprekelijk de statige St-Sulpitiuskerk, opgetrokken in de oude "ijzersteen", dit zal echter wel een speciale editie in beslag nemen in deze reeks over Diest. Bij een eerste rustpauze op het gezellige terasje van de al even bekende horecazaak "Old Tom" viel onze nieuwsgierige blik op een levensgroot bronzen beeld op het middenplein. Als toevallige toerist zal dit beeld bij velen voorkomen als volslagen onbekend, zelfs, zo bleek achteraf, de doorsnee Diestenaar kan niet antwoorden op onze vraag: " Wie is die persoon en wat is zijn inbreng in het Diesterse verleden". Bij nadere rondvragen kwamen we tot de vaststelling dat het hier ging om een zekere Nicolaes CLEYNAERTS. Ons leek het dan ook aangewezen om deze reeks over Diest te beginnen met het verhaal rond deze, minder bekende en al evenmin beruchte figuur die weliswaar toch een zekere betekenis heeft in de bekendheid van het Diesterse verleden. Natuurlijk heeft Diest heel wat meer roemrijke bewoners in haar bevolkingsregister staan, daar komen we uiteraard later wel uitgebreidt op terug. Zoals reeds gezegd, in deze eerste aflevering gaan we Nicolaes Cleynaerts even op de troon zetten:
NICOLAES CLEYNAERTS - alias: CLENARDUS
Op 5 december 1493 zag de kleine Nicolaes Cleynaerts het levenslicht te Diest als eerste telg van het gezin Peter Cleynaerts en Margriet Meeus. Na Nicolaes werden er in het gezin Cleynaerts nog 5 nakomelingen geboren. Binnen de familie Cleynaerts waren er heel wat standen terug te vinden, een groot deel van de Cleynaertsen was destijds actief als leerlooiers en bekleedden veelal bestuursfuncties in hun beroep. Nicolaes zijn vader was trouwens bestuurslid van de stad Diest. Nicolaes stamde dus af uit een invloedrijke familie in dit rustige demerstadje. Van de eerste levensjaren van Nicolaes is maar weinig terug te vinden in de archieven. Waarschijnlijk bracht hij zijn prille puberjaren door in de beslotenheid van de Diestse stadsvesten. In 1512 vinden wij dan voor het eerst de naam van Nicolaes terug in officiële documenten. In dit jaar wordt Nicolaes ingeschreven in de Leuvense Universiteit die in 1425 werd opgericht. Hij begon zijn studies in de faculteit "Arte Liberales". In deze faculteit waren 7 kunsten onder gebracht: Gramatica, Rethorica, Dialectica, Geometrica, Musica,Astromonia en de Artmetica. Na deze studies mocht Nicolaes zich vanaf 1515 Magister in de Artes, of Meester Klaas noemen. Onze leergierige Nicolaes begon meteen aan een 12-jarige opleiding tot theoloog. Zijn algemene bekendheid openbaarde zich in 1530 bij het verschijnen van zijn eerste literaire werk: Een beknopte Griekse spraakkunst voor beginners. Het jaar nadien verscheen " Meditationes Graceaniae" eveneens van zijn hand. Dit werk zou het onderwijs in de Griekse taal, tot diep in de 19de eeuw sterk beïnvloeden. Een ander facet van zijn leergierigheid was zijn fascinatie voor de Arabische taal. Dagen en nachten zat hij gebogen over zijn schrijftafel om het vreemde Arabische schrift te ontcijferen. Dit deed hij zonder leermeester of bepaalde handleiding. Zijn methode baseerde zich op het vergelijken van overeenkomsten in andere talen zoals het Latijn, Grieks, Hebreeuws en het Arabisch. Zijn resultaten leverden een eerste basis woordenschat op voor de Arabische taal. Vanaf 1531 begonnen dan de "ongeluksmomenten" voor de humanist Cleynaerts die zich voortaan in de hogere kringen "Clenardus" liet noemen. Niet tegenstaande hij in Leuven voor diverse hogere functies in aanmerking kwam, zag hij telkens een promotie aan zich voorbij gaan en bleef elke benoeming uit. Eind 1531 ontmoet Nicolaes dan zeer toevallig een zekere Ferdinand Colón, de zoon van de wereldontdekkingsreiziger Christoffel Columbus. Op verzoek van Ferdinand ging Nicolaes gretig in op diens aanbod om hem te vergezellen naar Sevilla, alwaar hij zijn eigen privé bibliotheek mocht uitbouwen. Onze "Clenardus" was dan ook voor korte periode werkzaam als professor Grieks aan de plaatselijke universiteit van Casablanca. Zeker moment krijgt hij dan een voorstel van de Portugese koning Joäo III, om de opvoeding van diens broer en de kroonprins Enrique op zich te nemen. Eind 1534 vertrekt Nicolaes dan ook naar het Koninklijk hof in het Portgese Evora. In 1538 waren de eerste tekenen van heimwee te merken, heimwee naar zijn thuisland en vooral zijn bakermat Leuven. Stiekem begon hij plannen te smeden en zijn terugkeer voor te bereiden. Toch spookte er een geest door zijn hoofd dat hem vertelde dat hij nog een grotere opdracht te vervullen had. Er was nog steeds een overblijfsel van zijn passie uit het Leuvense, n.l. De Arabische taal. Veel kennis hierover had hij in Spanje en Portugal opgestoken en hij had een duidelijke bedoeling om iets te doen met deze vreemde taal.
De jaren dat hij in Spanje en Portugal verbleef heeft Nicolaes met beide handen gegrepen om deze eigenaardige taal grondig bij te schaven, overigens, in deze tijden was er nog een overgrote meerderheid van de plaatselijke bevolking die deze taal spraken, een gevolg van de Islamietische overheersing. De theoloog Cleynaerts zag de kans schoon om zijn kennis van de Arabische taal te gebruiken tegen het overheersende Moslimnisme. Een volgende droom wilde hij dan ook erst nog ten uitvoer brengen vooraleer toe te geven aan zijn heimweegevoelens. Hij zou zich ten volle inzetten om de verloren schapen opnieuw naar de schoot van de Katholieke kerk te leiden. Hij besloot zelfs om zeer ver hier op in te gaan om zijn uiteindelijke doel te bereiken. In 1540 trekt hij dan op pad via een woelige tocht door de straat van Gibraltar en een helse onderneming door de verwoestende woestijn. Uitgeput maar innerlijk tevreden bereikte hij dan het centrum van de Islam in Noord Afrika, n.l. het stadje Pez in Marokko.In de realiteit was theoloog Cleynaerts in het hol van de leeuw echter op zoek naar Islamitische theologische geschriften om ook deze religie tot in de finesse te beheersen . Door een grondige kennis van de tegenstrever kan men best met gegronde argumenten hun ongelijk aantonen. Als katholiek theoloog had Nicolaes slechts één doel voor ogen en dit hield in dat hij, door een vreedzame bekering van de Joden en de Moslims, in hun eigen taal, er op te wijzen dat zij in een foutieve religie waren beland. Als uitgesproken Christen achtte hij het zijn morele plicht om zoveel mogelijk christelijke slaven, die meestal door Moslims waren gevangen genomen op de schepen in de Middellandse Zee, vrij te kopen. Hierdoor kwam hij niet alleen in de schulden terecht maar, kwam hij ook, volgens zijn eigen woorden , in aanvaring met "Het monster". Wie hij met "Het monster" bedoelde is nog steeds een raadsel. Zeker weten we dat Klaas in augustus 1541uit Fez is vertrokken en net buiten de poorten van de Portugese nederzetting Arilak van zijn paard is gevallen en hierbij een sleutelbeenbreuk heeft opgelopen. Via Malaga komt de gekwetste Nicolaes dan terecht in het Alhambra, het vroegere Moorse paleis in het Spaanse Granada.
Eens zijn kwetsuurherstelling een feit was begon hij reeds nieuwe plannen te smeden om terug te keren naar Fez. Op 5 november 1542 stierf Nicolaes Cleynaerts in het Alhambra te Granada waar hij tevens begraven ligt. Over de doodsoorzaak is nergens een spoor terug te vinden. De onderdrukking door de Spaanse en Portugese autoriteiten zullen hier wel hun deel in hebben gehad.
Nicolaes Cleynaerts heeft zijn doel niet bereikt maar heeft de mensheid via zijn ideologische gedachte heel wat positieve nalatingen geschonken. Spijtig genoeg heeft hij de beide religies (Islam en het christendom) niet nader tot elkaar kunnen brengen. Zijn inzet zou een voorbeeld moeten zijn in de samenleving in deze rumoerige 21ste eeuw.
Meer dan terecht heeft hij dan ook zijn plaatsje gekregen op de plek waar hij ooit het levenslicht zag.
Ik ben Theunis Julien, en gebruik soms ook wel de schuilnaam TJip.
Ik ben een man en woon in Mijngebied - Beringen (Belgisch Limburg) en mijn beroep is Typograaf - Drukker .
Ik ben geboren op 24/08/1939 en ben nu dus 85 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Ornithologie - Fotografie - Fauna en Flora - Verslaggeving - Interviews - Fotosessies.
Ben vooral bekend om mijn "Scherpe pen" - Sommige artikels laten een wrange nasmaak achter bij nogal wat indi