Het KLOKKENSPEL in de
St-SULPITIUSTOREN te DIEST


Dit gedeelte van het overzicht over het Diesterse historische verleden zal misschien maar weinigen aanspreken, niettegenstaande ook de beiaard zijn eigen leventje achter zich heeft. Voor de beiaardliefhebbers zal dit echter wel voldoende herinneringen oproepen om even stil te staan met het verleden en zullen de boeiende levensloop toch weten te waarderen. Niet alleen dit torentje zal tot de verbeelding spreken. De gehele St-Sulpitiuskerk heeft zijn faam, gedeeltelijk te danken aan dit muzikale stukje van de kerk. We zijn wel tot de vaststelling dat deze kerk, in zijn geheel, een onnoemelijke waarde aan kunstschatten omvat. Hier komen we later nog wel in detail op terug. Om deze beschrijving compleet te maken moeten we tevens weten hoe het met de St-Sulpitiuskerk allemaal is begonnen. De St-Sulpitiuskerk is een typisch voorbeeld van de Demergothiek, opgetrokken in de plaatselijk ontgonnen ijzerzandsteen. Het ontwerp van het geheel is van de hand van de Franse architect Pierre De Savoye. Men begon met de grondvesten in het jaar 1321 en de bouw heeft aangesleept tot in 1534, dus meer dan 200 jaar met heel wat opstakels tijdens de periode van opbouw. Zo was er het feit dat de hoofdtoren nog moest gebouwd worden en men persé een klok wilde. Dus plaatste men het eerste uurwerk in een, inderhaast opgetrokken torentje boven het koor. In 1471 werd dit torentje afgebroken en werd er een vieringtorentje met een lange spits op de plaats gebouwd boven het kruis van de kerk. Pas in 1766 kreeg het vieringtorentje zijn huidige vorm. De Diestenaren noemden het "De Mosterpot" waardoor zij op hun beurt dan de spotnaam kregen toebedeeld van Mosterdschijters. De benaming "Mosterdpot" dienen we terug te zoeken ten tijde van de Boerenkrijg. Tot hier een korte voorbeschouwing van de St-Sulpitiuskerk vanaf de start. Het volgende verhaal over de kerk kan u terugvinden in één van onze volgende editie op deze site. We zullen ondermeer de waardevolle kunstschatten van nabij gaan bekijken.
In dit hoofdstuk zouden wij het gaan hebben over de beiaard en zijn klokkenspel.
In 1443 goot Jan Zeelstman een klok voor de kerk. Reeds in 1457 had Diest een "Quatrillon" kunnen hebben want toen werd een Mechelse gieter opdracht gegeven om 3 klokjes te hergieten . Waarschijnlijk had men de bedoeling om hiermee een feestje op te zetten ter gelegenheid dat Diest in dat jaar de titel van "Kapittelkerk" had verworven. In 1572 werd Joris II Waghevens ontboden om een akkoord af te sluiten met de kerkfabriek van St-Sulpitius om het hergieten van 2 gebarsten grote klokken met een totaal gewicht van 428 pond. Ook het toenmalige stadsbestuur bestelde 3 klokjes bij Medart Waghevens in Mechelen. Tegen deze laatste klokjes werd later fel protest uitgebracht omdat ze niet beschikten over de juiste "Goiden Accorde". Dit wilde zeggen dat de klank niet strookte met de bedoeling om een goed samenspel tot stand te brengen. In de stadsrekeningen stond ook de vermeldingdat Meester Lambreght Blezere, een horlogemeester uit Hasselt, het mechanisme van het torenuurwerk aan de voorslag moest aanpassen. Gielis Crauwels kreeg dan weer 10 stuivers omdat hij de klokjes aan de voorslag verbonden had om te accorderen. Meer dan een maand werd de horlogemeester extra betaald om handmatig het uur en het half uur aan te kondigen. Meester Jan, een horlogemaker uit Mechelen kwam achteraf het werk inspecteren. Uit de St-Annakapel was even tevoren een klok overgebracht en moest dienst doen bij de voorslag in het bestaande geheel. Daarom diende er een aanpassing te gebeuren en moest er een "bemolle" op de voorslag gemaakt worden. Zo doende telde Diest in 1553 een klokkenspel van tenminste 6 klokken. Na de inrichting van de voorslag kwam er een nieuwe rage in het gebruik bij feest- en plechtigheden. Verschillende horlogemeesters volgden elkaar op en stelden voor om te beiaarden met de kleine klokjes. In 1658 kocht het Norbertijnenklooster van Tongerlo een beiaard met maar liefst 32 klokken, deze werden gegoten door Pieter Hemony. Het jaar nadien was er de bestelling van23 klokken vanwege de Norbertijnen van Averbode, ook deze bestelling werd geplaatst bij François Hemony in Amsterdam. Al deze klokken werden geïnstalleerd in 1662. Diest zat echter in moeilijke tijdende jaren van 1630 tot het tijdstip rond 1660 waren noodlottig voor de stad, tengevolge van de "Revolutie Wet en Raedt". Deze revolutie ging in hoofdzaak over het inkwartieren van vreemde troepen en over brandschattingen door de militaire overheden. Hierdoor was er natuurlijk geen sprake van een nieuwe beiaard. Na deze revolutiewas het vanzelfsprekend dat Diest niet wilde onderdoen voor de buren uit Tongerlo en Averbode. In 1664 kreeg François Hemony de opdracht van de stad Diest om een beiaard te gieten van 6250 pond. Blijkbaar is er toen toch nog iets misgelopen of was de stadskas misschien weer leeg ? In ieder geval de bestuurders van Diest moesten afzien van deze aankoop. Wat de juiste rede is van deze contractbreuk is geweest kan men nergens achterhalen, ook niet in de goed bewaarde archieven der stad. In 1670 nam het stadsbestuur dan opnieuw contact op met een klokkengieter, de onderhandelingen werden gestart met, ditmaal Pieter Hemony. Ook nu ging het om een beiaard van 6250 pond, zijnde 32 klokken. Ondertussen had men de handen vol om de beiaardtoren te herstellen en aan te passen om plaats te maken voor de volledige beiaard. De oude klokken werden in 1672 uit de toren verwijderd en in de maand april werden deze naar Amsterdam verscheept. Aan de grens moest er 9 stuivers en 10 oorden betaald worden als "Swijgende Landtol". Bij het overschrijden der grens op de terugweg was de nieuwe beiaard (32 klokken) aan boord en moest er nog eens afgedokt worden, zijnde 111 gulden en 2,5 stuivers voor het uitvoeren van de klokken. De plechtige zegening (wijding) der klokken werd gedaan door de landdeken Theodorus vanden Bossche uit Aarschot De installatie der klokken werd in handen gegeven van Herman Corthuys, de horlogiemeester van de kathedraal van Antwerpen. Jan Masson, timmerman, beeldhouwer maakte het nieuwe klavier. De eerste bespelers van de nieuwe beiaard waren Christiaen Jacobs en een zekere Frater Lassens, zij werden betaald om de klokjes te bespelen tijdens de "Kermisse" (huldiging) op 6 juli 1672.
In 1750 besliste het stadsbestuur om de beiaard uit te breiden met 5 klokken, met name; de ci, bemol, ut, utdieze en de re. Deze konden direkt aangesloten worden op de reeks van Hemony. Deze klokjes werden gegoten door Andreas-Jozef Vanden Gheyn uit Leuven en werden naar Diest gebracht op 8 juni 1760. De C en de D manqueerden echter en de klokken werden terug gestuurd naar Leuven. De vervangende klokjes wogen elk drie pond zwaarder en ze werden opgenomen in het automatische spel. In de volgende jaren werden er geen noemenswaardige veranderingen aangebracht. Tijdens de Franse bezetting echter mocht de beiaard, vanaf 1797, enkel nog spelen tijdens de wekelijkse marktdag op woensdag. In 1801 werd de eredienst in ere hersteld en kon er weer meer gespeeld worden, ook de stadsbeiaardier bleef in dienst. In 1863 werden dan weer tal van kleine herstellingen uitgevoerd door de firma Eduard Michiels uit Mechelen. Het speelmechanisme was aan vervanging toe en kostte de stad 7000 BF. In 1912 kreeg de firma Somers uit Mechelen de opdracht toegewezen om de beiaard volledig te renoveren. Een nieuw klavier werd eveneens geplaatst en alle verbindingsdraden van het klokkenspel en de trommel werden vervangen. De firma Michaux uit Leuven goot drie nieuwe klokjes met de klaviertonen; es4, e4 en f4. Dit bracht het klokkentotaal op 40 exemplaren. In augustus 1914 werd de toren echter zwaar getroffen door een bombardement. Hierdoor viel het uurwerk stil en alle verbindingen werden vernield. Vier jaar lang zweeg de beiaard dan in alle tonen. In 1934 werd een vander Gheyn klokje hergoten . Tijdens WO II leed het kerkgebouw aanzienlijke schade maar de beiaard bleef gespaard en werd niet opgeeist door de vijand wegens de ouderdom der klokken. Dank zij een staatstoelage kon het stadsbestuur na de oorlog overgaan tot een dringende restauratie van de beiaard. Verschillende klokken werden hergoten en de ophanging der klokken werd herzien. Er kwam ook alweer een nieuw klavier en de drijfkracht van de trommel werd gemoderniseerd door het plaatsen van een electrische motor.
In 1973 was de volgende restauratie aan de beurt, uitgevoerd door Jacques Sergeys uit Leuven. Men kwam tot het besluit om de 32 oorspronkelijke Hemony-klokken als basis te gebruiken. De klokken van Vanden Gheyn werden ondergebracht in het stadsmuseum, de overige klokken werden verkocht of weggegeven.. Segeys goot dan 15 nieuwe klokken met een eigenaardige lange steel. In 1996 werd de electronische speelinrichting vervangen door een computerspeelwerk. De electro magnetische ijzeren hamers zijn nog steeds dezelfde van in 1974.
Voor diegenen die nog meer details wensen over de geschiedenis van de Diesterse beiaard kunnen wij ten stelligste verwijzen naar de web-site der stad Diest: http://www.beiaard.org/steden_diest.html
Toch nog even de huidige samenstelling van de klokkentoren op een rijtje geplaatst:
De klokkengieters waren: Pieter Hemony 1671 en Jacques Sergeys 1973
Aantal klokken: 47 (32 Hemony en 15 van Sergeys
De basklok: gis 1 (592 kg) Hemony
Totaal gewicht: 3190 kg
Transpositie: kleine seset omhoog (klaviertoon C1)
Totale omvang klavier: C1 tot C5 -- (c1 - d1 - e1 - f1 - chrom - c5 )
Omvang manueel: c1 - c5
Omvang pedaal: c1 - g2
Klavier: Denyn standaard, Eysoubts 1950
Inrichting: Gerichte tuimelaars
Automatisch spel : Computerspeelwerk (Clock-o-matic 1996)
|