In het begin namen de toeschouwers niet deel aan wat er gebeurde. Maar later praatten de meisjes met de Maagd over toeschouwers die zij kenden en zij raakten hen ook aan tijdens de extases. De meisjes verklaarden dat ze de mensen niet zagen, maar hen herkenden door aan te raken (alhoewel de meisjes zelf de aanrakingen van de mensen niet voelden). Ze konden mensen op twee manieren lokaliseren : door in verschillende richtingen te wijzen tot de Maagd hen zei waar ze waren; of door hun hand door de Maagd te laten leiden naar de plaats waar de toeschouwers waren. Dit gebeurde vooral wanneer ze de medailles en de rozenkransen van de mensen teruggaven.
Wanneer ze een rozenkrans die door de Maagd gekust werd over iemands hoofd deden zeiden ze : Neem mijn handen en leid ze want ik kan de persoon niet zien. Op die momenten waren de bewegingen sneller en preciezer, en ze hingen de rozenkrans over het hoofd zonder het hoofd aan te raken. Soms werden er groepjes van toeschouwers bij de extases betrokken. Op een dag vroeg de Maagd aan de meisjes om na de verschijning de rozenkrans in de kerk te bidden, maar de kerk was gesloten. Dus begonnen ze aan de deur te bidden en de Maagd zei hen dat ze luider moesten bidden zodat de mensen hen konden antwoorden. Het was een mooie rozenkrans doorheen de dorpsstraatjes. De meisjes in extase voorop, en de mensen die volgden en antwoorden. De meisjes telden de Weesgegroetjes niet maar vergisten zich niet in aantal want de Maagd vertelde hen wanneer het tijd was voor het Glorie Zij.
Bij een bepaalde gelegenheid vielen de meisjes in extase op hun knieën neer voor elke aanwezige en zeiden de akte van berouw. Maar wanneer ze voor een kind neerknielden, zonder dit te zien, baden ze een zalving.
Een ander keer maakte één van de ziensters een kruisteken over alle aanwezigen, behalve één
We kunnen ons de ontsteltenis van die persoon voorstellen. Nadien vroeg de parochiepriester waarom ze het kruisteken niet over die ene persoon gemaakt hadden. En de meisjes antwoordden dat de Maagd gezegd had dat dit de enige persoon onder de aanwezigen was die s morgens bij het opstaan het kruisteken had gemaakt.
Een man zat geknield te bidden voor de bekering van zijn schoonzoon. Terwijl hij zo in zichzelf zat te bidden kwam één van de meisjes in extase bij hem en fluisterde in zijn oor:Ja. Wanneer Eerwaarde Ramon nadien aan het meisje vroeg waarom ze Ja in zijn oor had gefluisterd antwoordde ze: De Maagd zei me: daar zit een man. Zeg hem; Ja.
Eerwaarde Ramon: Op 15 augustus was één van de meisjes aan het bidden met een rozenkrans die ik haar gegeven had. Toen ze me die later teruggaf, merkte ik op dat het kruis verdwenen was. Het was losgekomen en verloren geraakt. Het had geen zin om er naar te zoeken. Na twintig dagen; op 5 september besloot ik om het aan de meisjes te zeggen, die aan de Maagd vroegen wat er met het kruis was gebeurd. Ik hoorde zelf dat ze dit tijdens de verschijning vroegen. Na de verschijning gingen we naar de plaats die de Maagd hen gezegd had en daar lag het kruis, in de modder, onder een steen. Bij een andere gelegenheid gaf men de meisjes vijf bidprentjes om door de Maagd te laten kussen. Eén van de meisjes reikte de prentjes één voor één aan de Maagd aan, behalve één die ze blijkbaar niet wou nemen. De eigenaar van dat bidprentje kwam wenend en bevend naar me toe en zei dat ze haar zonden wou opbiechten. Nadien keerde ze terug om haar prentje aan één van de meisjes te geven en het meisje, nadat ze eerst naar de Maagd had geluisterd, bood dat prentje eerst aan Haar aan om te kussen.
Op een keer zag ik één van de meisjes in extase voor een vrouw op haar knieën vallen. De vrouw trok zich terug, terwijl het meisje, met het gezicht naar boven gericht, haar in een hoek drong. Daar lachte het meisje naar haar en ging weg. Dit had een grote invloed op de vrouw. En nadien kwam ik te weten dat zij naar Garabandal was gekomen en dat ze ongerust was dat haar vorige biecht niet goed was geweest. Daarom had ze tot God en de Maagd gebeden dat als haar vorige biecht op de juiste manier was gebeurd, het meisje duidelijk naar haar toe moest komen. Ze had dit nog maar net gevraagd toen het meisje, van het andere eind van de straat, op haar knieën naar haar toekwam.
De gave dat de meisjes in extase dingen wisten over de toeschouwers werd meerdere malen geïllustreerd. Maar het is vooral opvallend hoe ze wisten welke van de toeschouwers priester waren. Ze zeiden meermaals dat er priesters waren toen niemand dit vermoedde (door hun vermomming), en het werd steeds bewezen dat dit inderdaad zo was.
Vader Ramon vertelt een vreemde gebeurtenis m.b.t. de toeschouwers: In het begin, tijdens de anderhalve maand na 18 juni gebeurde er drie of vier keer iets vreemds. Toen de meisjes uit extase kwamen zeiden ze: De Maagd heeft gezegd dat Sari (Lolis zus) en Maria Carmen (Jacintas zus) samen met ons moeten meekomen, de anderen moeten op een afstand blijven zodat ze niet horen wat we zeggen. Dan gingen de ziensters naar de Pijnbomen en gingen in extase in het bijzijn van de twee jonge getuigen die vrij tussen de ziensters konden bewegen. De getuigen waren zes jaar oud. Op een keer wilden de mensen één van deze meisjes vervangen door een ouder meisje van twaalf jaar. Maar de Maagd liet dit niet toe. Het mochten enkel de meisjes zijn die Zij had gekozen. Men vroeg aan de twee getuigen wat de ziensters zeiden tijdens de verschijning, maar ze konden nauwelijks de woorden die ze gehoord hadden herhalen, laat staan de betekenis ervan begrijpen. Het blijkt dat de dagen waarin dit gebeurde overeenstemmen met de periode waarin de Maagd een geheim onthulde aan de ziensters. Slechts m.b.t. één van deze extases kon één van de jonge getuigen ons iets vertellen: Ze zeiden dat Ze ons geen slechte dingen mocht vertellen (dingen die hen bang maakten). Dat Ze ons niet mocht doen wenen, dat wat Ze zei heel droevig was.. De getuigen begrepen er niet meer van. Soms kwamen ze verveeld tot ons en zeiden over de ziensters: Ze wenen.
|