Het moest er van komen. Elk wit wijntje deed haar hand
een kwartslag dichterbij komen. Bij elke slok wijn speelde haar glimlach steeds
feller om haar vuurrode lippen - hij hield wel van vrouwen met een goeie smaak
voor lipstick. Haar lach werd steeds luider. Haar stem steeds gedempter. En
toen hij uiteindelijk aan de ober de rekening had gevraagd, had haar hand de
zijne al vast en begon zich onder tafel een galant doch bijzonder erotisch
benenspel af te spelen.
Hij had met haar een taxi genomen. Ze waren samen binnen
gegaan in haar appartement iets verderop in Woluwe. 2 uur later lag hij - Tim
De Craene indachtig - moe maar voldaan op zijn rug. Het was een gezellige avond
geweest met haar. Haar voornaam ontglipte Voorhoof even. Zou hij het vragen?
Nee, niet nodig. Hij zou zich dat morgenochtend wel weer herinneren.
Ze had indruk gemaakt op Voorhoof. Hij wou haar opnieuw
zien. Hij sms'te haar. Veel! Zij hield de boot af. Haar man was terug uit
Quatar had ze in haar laatste sms laten weten. Voorhoof bleef aandringen. Een
volgende sms kwam er niet. Tegen het eind van de week had hij opgegeven. Ander
en beter, dacht hij. En daarbij, het Parlement vergde ten slotte ook heel wat
van zijn tijd.
En toen was er dat telefoontje. Het nummer van zijn
journaliste. Hij nam op. Een mannenstem begroette hem. Vriendelijk, maar
bedreigend.
"Meneer Voorhoof. Ik denk dat het tijd wordt dat we
elkaar eens zien," zei de stem.
"Ik denk niet dat dat opportuun is, meneer. Ik vraag
me af hoe u aan mijn gsm-nummer bent geraakt," probeerde Voorhoof nog,
maar hij voelde dat hij geen kant uit kon. Iets in hem zei dat hij maar beter
kon ingaan op de uitnodiging.
"Waarom zouden wij elkaar moeten ontmoeten, meneer
...?"
"Ik weet iets over u, maar u weet niets over mij.
Maar u wilt het ongetwijfeld te weten komen. Dat lijkt me toch een bijzonder
goeie reden, nietwaar meneer Voorhoof. En zeg maar meneer Vervalle."
Voorhoof slikte. Hij stemde toe. Ze spraken een plaats af
en een uur.
"Nee, ik bel je terug. Nee, ik zit op de trein. Ja,
over een uur. Tot dan."
Het gesprek was snel afgelopen. Geen mens keek ervan op.
Even dacht Voorhoof nog om terug te bellen. Wie zou nu in godsnaam doorhebben
waarover ze telefoneerden? Tegelijk bedacht hij zich hoe moedeloos iedereen er
op de trein toch uit zag. De losers! Elke dag naar Brussel pendelen. Elke dag
hetzelfde ritueel. Elke dag de krant lezen, het boterhammetje eten of een veel
te warme koffie in een plastieken beker drinken. Bah, toch liever een deftige
mok, dacht Voorhoof.
Zijn blik viel op de blonde dame tegenover hem. Begin de
20, leest De Morgen, mooi rokje en dan die benen ... Om de mond van Voorhoof
speelde voor het eerst die dag een flauwe glimlach. De gedachten zijn vrij,
mijmerde Voorhoof. Ze zou eens moeten weten ...
Voorhoof wist dat zijn vele avontuurtjes hem op een dag
zuur zouden opbreken. Hij was 39 jaar, al 11 jaar gelukkig getrouwd met Marie,
had 2 kinderen - Jesse was 11 en Birgit 9 - maar nog nooit was er een dag
voorbij gegaan dat hij niet dacht aan een andere vrouw. Het ging trouwens vaak
nog een stuk verder dan 'denken aan'. Voorhoofs flirtgedrag was een begrip op
elke plaats waar hij ooit gewerkt had.
Vandaag precies drie maanden geleden was een avontuurtje
met een journaliste bijna op een sisser uitgedraaid. Hij had haar gebrieft over
een nieuwe Europese afvalstoffenrichtlijn. Eerst telefonisch. Ze hadden
afgesproken om verdere informatie uit te wisselen bij een lunch op het
Luxemburgplein in de schaduw van het Europees Parlement in Brussel. Het was
niet bij de ene lunch gebleven.
's Avonds nog had hij haar een sms gestuurd. Of ze nog
iets wou gaan drinken. Bleek dat haar echtgenoot vertegenwoordiger was voor een
groot baggerbedrijf uit Antwerpen. En een groot deel van het jaar in Quatar aan
de slag was. Bleek ze verdorie niet eens om te rouwen, getuige de 4 witte
wijntjes die vrij vlotjes binnen goten.
Een houten kop. Het overviel Jeroen Voorhoof een beetje.
Zo veel gedronken gisteren? Nee toch, wat schuimwijn op de eerste receptie en
nadien bij het avondeten nog wat blonde Leffe. Valt toch goed mee, niet?
Voorhoof stapte uit bed. Nee, dit was niet zijn meest
gelukkige ochtend. Nu ja, geen enkele ochtend was echt gelukkig voor Voorhoof.
Een rothumeur had hij meestal. Kon enkel goedgemaakt worden op zaterdag -
wekelijks ontbijt met de kinderen - en zondag - kinderen bij de schoonouders,
tijd dus voor de echtelijke plicht. De rest van de week was opstaan een hel.
Met de houten kop van vanmorgen dubbelop, bedacht hij zich.
Voorhoof schuifelde richting badkamer. In een
automatische reflex tikte hij het koffieapparaat aan dat zich met een rochelend
geluid in gang zette. De badkamer was koud, de handdoek nat, de tandpasta op.
Een luide vloek bleef niet uit. Het geluid bleef dof hangen.
De eerste slok koffie deed deugd. Voorhoof ging nog even
terug de slaapkamer binnen. Een indringende geur herinnerde hem eraan dat de
scampi's van het huis gisteravond toch wel erg veel look bevat moeten hebben.
"Marie, ben weg," probeerde hij stilletjes in de hoop dat ze niet
wakker zou worden. Marie was echter wakker. De obligate kus volgde. Ach ja, 's
morgens was alles zowat obligaat.
Voorhoof sloot de deur achter zich, liep de trap af en
haalde de krant uit de bus. De smuikende regen die voorzichtjes viel, duwde
Voorhoof nog wat dieper in het rothumeur. Gisteren geen parkeerplaats gevonden,
de auto stond wel heel erg ver.
Zoals elke morgen reed Jeroen Voorhoof met zijn wagen,
een donkerblauwe audi A6, bouwjaar 2006 - fier als een gieter vertelde hij
altijd aan iedereen die het horen wilde wat voor fantastische voordelen hij had
gekregen bij de aankoop ervan; iets wat zijn vrouw enorm irriterend vond - naar
het station om van daaruit de trein naar Brussel te nemen. Geen files voor mij,
zei hij altijd tegen collega's op het werk. Ik heb al zoveel gedaan voor de
NMBS, nu mogen ze ook eens iets doen voor mij, was de uitspraak die daar
meestal op volgde.
Iedereen wist dat Jeroen Voorhoof een vooraanstaande
kabinetsmedewerker was geweest. Het was een woelige tijd geweest. Van
verkiezing naar verkiezing was Voorhoof erin geslaagd om telkens te springen
naar het juiste postje op het juiste kabinet. Zo had hij zijn invloed
opgebouwd. Al was die invloed in werkelijkheid maar half zo groot als hij zelf
beweerde. Hij was er wel een paar keer in geslaagd om jonge gasten een postje
te bezorgen bij de NMBS, maar de sprong die veel cabinettards hem hadden
voorgedaan: zelf springen naar een grote post bij een overheidsbedrijf, had hij
nooit gekund. Of nooit gewild, zei hij zelf.
Nog 10 dagen en dan wordt Eduard Van Hulthem, de eerste president van Europa en koningsgezinde Belgische politicus, vermoord. Tien dagen om het moordcomplot te ontrafelen. En wie weet, te voorkomen. Volg dit spannend vervolgverhaal hier.