Vleugels wou ik voor je kopen, vleugels want dat leek me fijn. Was de hemel altijd open, hoefde je nooit bang te zijn. En je leek dan op een engel, was je licht en was je rein. Want je weet wel dat een engel, nergens schuldig aan kan zijn. Vleugels, ja dat leek me wat, maar geen winkel die ze had....
Toen dacht ik, een regenboog, want je houdt van mooie kleuren. Zit je ergens mee omhoog, klim je op de regenboog. Kijk je hoog op alles neer, geeft jou regenboog vrede, na een poosje kom je weer. Heel tevreden naar beneden. Een regenboog, dat leek me wat, maar geen winkel, die ze had...
Vleugels of een regenboog, zijn ongrijpbaar in dit leven. Mijn verlangens gaan te hoog, zoiets moois kan ik niet geven. Daarom schrijf ik dit gedichtje, als een moeder die om je geeft, misschien is het een heel klein lichtje, dat een beetje warmte afgeeft.
Als moeder lees ik pijn of verdriet in je ogen, ik voel het verdriet in je hart. En telkens weer vraag ik me af, heb je genoeg moeder liefde gehad. Mijn moederhart huilt dikke tranen, als het stilstaat bij aangerichte pijn. En ik kan alleen maar zeggen, mijn moederhart is groot genoeg, "toe laat mij je moeder zijn" Ik zal proberen je te beschermen, tegen de wreedheid die er is. In goede of slechte dagen, zal ik er altijd voor je zijn, en vergeet nooit mijn kind, je zit voor altijd in mijn hart.
Ik zou willen dat ik kon huilen, maar het gevoel is te goed verborgen. Van jongs af aan werd het erin geslagen, huilen doe je op je eigen kamer.
Dat ben ik blijven doen, mijn hele leven, blijven doen, alsof mij niets kon schelen. Maar ben ik alleen, op mijn kamer, dan krijg ik steeds een klop van de hamer.
Ik zou willen dat ik kon huilen, en mij niet steeds achter een masker moest verschuilen. Dt ik mijn gevoelens een spontaan kon uiten, dat je eens kon zien, hoe ik eruit zie van buiten.
Iedereen zegt je bent een sterke vrouw, ze moesten eens weten, hoe ik in stilte rouw. Ik heb veel verdriet, niemand die mijn innerlijke tranen ziet.