Verdriet mag best zichtbaar zijn,
je hoeft niet alles op te kroppen,
want slik je steeds je tranen in,
zit je alleen je zelf te foppen.
Dus laat maar gaan die tranen,
laat maar zien, dat groot verdriet,
er zullen altijd mensen voor je zijn,
en zij vergeten je niet.
Eenzaamheid,
een gevoel van isolement,
zelden een prettig gevoel,
meest een gevoel dat alles je spijt,
dat niemand je meer kent,
dat je leeft zonder doel.
Ik ben niet die je denkt,
te zien, te horen of te voelen.
Maar lees mijn woorden,
met je hart, niet met je ogen.
Dan voel ik mij door jou,
voor nimmer ooit bedrogen.
Het maakt het leven net iets fijner,
als er zomaar iemand aan je denkt.
Het maakt de zorgen wel iets kleiner,
wanneer er iemand aan je denkt.
Het maakt je dag dan goed,
en kun je er weer tegen vol goede moed.
Echte vrienden, daar kun je op bouwen,
echte vrienden, die kun je vertrouwen,
echte vrienden, hebben een luisterend oor,
echte vrienden, lenen zich daar ook voor,
echte vrienden, staan altijd voor je klaar,
zo zit vriendschap in elkaar.
Je vader blijft, je vader
zo eigen en vertrouwd.
Je wilt hem niet graag missen,
omdat je van hem houdt.
Maar eens komt de dag,
dat je hem moet laten gaan.
Je verstand zegt dat het goed is,
maar in je ogen blinkt een traan.
Achter de groene takken,
groeit voor ieder mens een plant.
Soms lijkt het bos ondoordringbaar,
en trap je het tere plantje stuk.
Maar met geduld en veel liefde,
vaak met water van een traan.
Kun je het plantje weer zien groeien,
je moet het alleen weten staan.
Aan de overkant van het meer,
zal ik je weer ontmoeten.
Als ik varen mag met het meer,
jou, mijn lief, voor eeuwig mag begroeten.
Maar mijn tijd is nog niet gekomen,
ik mag nog niet gaan,
ik ben nog ver van jou vandaan.
Een hand strek ik naar je uit,
Om je te helpen.
Deel je verdriet en zorgen,
misschien kan ik het wel stelpen.
Worstel niet alleen,
Ik geef je mijn armen.
Weet dat ik het meen,
Laat mij je kille hart verwarmen.
Er komt een dag, voor ieder verschillend,
voor de ene vroeg, voor de andere laat.
Dat zij die jou het leven gaf het zelf weer verlaat.
Er komt een dag dat je alleen bent,
nooit meer ben je iemand's kind.
Nooit was je zo dierbaar,
niemand heeft je zo bemind.
Eens komt de dag, voor ieder verschillend,
dat jij ook het leven laat.
Dan zie je haar weer,
daar boven bij onze lieve heer.
Ik heb je naam in het zand geschreven,
maar de golven hebben hem uitgeveegd.
Ik heb je naam in een schors gegrift,
maar de schors is afgevallen.
Ik heb je naam in marmer gebrast,
maar de steen is gebroken.
Ik heb je naam in mijn hart gebrand,
en zal hem altijd bewaren.
Een standbeeld zal ik niet krijgen,
of een medaille van de koningin.
Want ik maakte geen carriere,
zorgde alleen voor mijn gezin.
Een heel gewoon leven dus,
toch leef ik met gratie.
Er voor je gezin willen zijn,
is och een hele prestatie.
Grenzen in je leven,
geef jezelf aan.
Laat ons dan duidelijk weten,
tot hoever je zou willen gaan.
Laat je niet overhalen,
uiteindelijk gaat dat mis.
Want jij weet,
als geen ander,
welke grens voor jou
het beste is.
Bladeren vallen op straat,
bruin en geel,
bladeren die aangeven,
dat het leven weer verder gaat.
Bladeren van verlies,
verdriet maar ook geluk,
bladeren die door de momenten van het leven
kijken naar de gouden randen van toen
Bladeren om te bewaren,
gedroogd in je levensboek.
Woorden, alsmaar woorden,
ze vormen een verhaal.
Zijn soms uilaatkleppen,
ongeacht hun taal.
Woorden, alsmaar woorden,
ze vertalen wat ik wil,
maar als het er echt, toe doet,
dan vallen woorden stil.