I
Het was ruim twintig jaar
geleden dat ik mijn vader nog gezien had, maar toen hij in zijn rolstoel de
rechtszaal werd binnengeduwd kwamen alle herinneringen in een flits terug naar
boven. Naarmate de getuigenis van de man vorderde begon ik van binnen meer en
meer te koken tot ik op een gegeven moment me niet meer kon inhouden en recht
sprong uit mijn stoel en begon te roepen. Als mijn advocaat me niet had
tegengehouden had ik hem waarschijnlijk ook fysiek aangevallen. De gemoederen raakten
uiteindelijk zelfs zo verhit dat de voorzitter verplicht was om de procesdag
vroegtijdig te beëindigen. Er waren twee bewakers nodig om me in bedwang te
houden en vervolgens terug naar mijn cel te brengen.
Die cel was net groot genoeg
voor het plaatsen van een bed aan de ene kant en een tafel met stoel, een toilet
en een lavabo aan de andere kant. Via een klein venster met dikke tralies
ervoor had ik uitzicht op een troosteloze binnenkoer. De muren waren ooit in
een bleekgroene kleur geschilderd. In de loop der jaren was een groot deel van
de verf echter afgebladderd en waren er door verschillende personen die in het
hok opgesloten hadden gezeten allerlei boodschappen op de muur geschreven.
Sinds mijn opsluiting bijna
zeven weken geleden droeg ik een somber, grijs gevangenisplunje. Toen ik na het
tumult in de rechtszaal terug in mijn cel werd opgesloten zette ik me
terneergeslagen neer op het harde bed en haalde drie fotos uit de achterzak
van mijn trainingsbroek. Ik keek naar de fotos van mijn dochtertje en
overleden vrouw en kreeg dadelijk tranen in mijn ogen. Ik besefte dat ik het die
dag volledig verknald had. Wie zou nu nog
geloven dat ik er werd ingeluisd en helemaal niets met heel deze zaak te maken
had? Hoe kon ik toch zo stom zijn en me opnieuw laten opjutten door die
smeerlap?
Ik woonde samen met mijn vier jaar jongere broer Ben en
onze werkloze vader in een oud arbeidershuisje aan een drukke steenweg in de
buurt van de haven. Onze moeder was drie jaar geleden bij een ongeval thuis om
het leven gekomen. Het was herfstvakantie. Ik was alleen thuis. Mijn vader had
net met mijn kleine broertje het huis verlaten.
De woonkamer was ingericht met een allegaartje van
afgedankte meubelen. Het was bar koud in de kamer. Op de muren zaten verscheidene
vochtplekken. Ik zat in de zetel met een wollen deken over me heengetrokken en bladerde
ongeïnteresseerd in een bijna uit elkaar vallende strip van De Rode Ridder. Mijn
gedachten dwaalden voortdurend af naar mijn mama. In een waas zag ik haar
levenloze lichaam beneden aan de trap in de hal liggen. Dit beeld brak iets in
me. Ik sprong recht uit de zetel en liep haastig naar buiten waar mijn vader
net plaats had genomen achter het stuur van zijn aftandse Peugeot. Hij wilde net vertrekken toen ik me vooraan op
de wagen smeet. Daarop stapte hij woedend uit en kwam naar me toegelopen.
Wat heeft dit te betekenen!? Had ik je niet gezegd om
binnen te blijven!? Wat een onhandelbaar kind ben jij toch! Je moeder heeft je
vroeger veel te veel verwend waardoor je nu denkt dat alles mag!
Omstaanders bleven stilstaan om te kijken wat er aan de
hand was.
IK HAAT JE !!! brulde ik terwijl ik als een wildeman
tekeerging.
Wat zeg je daar? vroeg mijn vader ijzig kalm. Dankzij
wie denk jij dat er elke dag eten op tafel komt en dat je naar school kunt
gaan? Er zijn andere kinderen van jouw leeftijd die veel minder geluk hebben en
die moeten gaan bijklussen als ze iets nodig hebben.
Jij doet helemaal niets voor ons!
Wat
! Ondankbaar schepsel!
Toen mijn vader me bij mijn schouders wilde vastgrijpen
duwde ik hem met mijn twee handen bruut van me af. Hij verloor daarbij zijn
evenwicht en kwam op de grond terecht. Net op dat ogenblik kwam er een auto
aangereden. De bestuurder kon niet meer tijdig stoppen en reed hem aan. Ik bleef
nog enkele seconden naar mijn vader staan kijken, maar draaide me tenslotte terug
om en liep in vliegende vaart weg.
Enkele minuten later werd ik
uit mijn gedachten opgeschrikt door een bewaker die mijn cel binnenkwam met
mijn avondeten. Voordat ik iets kon zeggen was de man alweer vertrokken. Was dat mijn toekomst? Weggestopt in een
klein hok en door alles en iedereen vergeten.
|