Sinds een paar dagen woon ik samen. Zowel hij als ik hebben lang uitgekeken naar dit moment. Toch lijkt het nu al- niet zo geweldig smoothly te verlopen. Zelfs na een relatie van bijna zeven jaar, blijkt namelijk dat we toch niet àlles wisten over mekaar.
Zo heb ik, na veel gezeur, toch maar een plaatsje vrijgemaakt in de badkamerkast voor zijn toiletspullen. In plaats van een lade vol volgens kleur geordende nagellakjes is er nu een lade vol slecht onderhouden scheergerief. In plaats van een luxueuze roze doos vol gezichtscrèmes is er nu een kartonnen doos vol mannenprul waar ik niks mee kan. Ik word er een beetje triest van. Wat ik echter nog triester vind, is dat hij zich helemaal niet kan verplaatsen in mijn tristesse: Marie, waarom heb jij twaalf soorten shampoo?. Uit zijn gezucht leid ik af dat mijn vind ik- logische antwoord (omdat ik erg moeilijk haar heb, schat) hem niet lijkt te bevredigen.
Ongeveer hetzelfde scenario met mijn collectie schoenen: Marie, mogen mijn schoenen ook in het schoenrek?. Iedereen die mij een beetje kent, weet dat mijn schoenrek heilig is. En dat mijn schoenrek nu al regelmatig bezwijkt onder het gewicht van mijn prachtige verzameling. Mijn reactie? Nee! Mijn schoenrek is van míj en staat propvol. Nee. In geen geval. Zijn reactie? Dan doe je er toch gewoon een paar weg, schat. Ik kan alleen maar denken: Have we met?.
Bovendien is het onbegrip wederzijds. Toen ik mijn schattig, oud televisietje wou beginnen instellen, riep hij me kordaat een halt toe: wat doe je daar met dat stuk rommel?. Ondertussen manoevreerde hij zijn monster van een televisie naar de tv-kast. Ik zet mijn tvtje in onze slaapkamer. Whats it to you?, zei ik argwanend. Waarop hij me toesnauwde dat het oude ding nul beeldkwaliteit heeft, en dat hij om te gamen echt wel een grotere tv nodig heeft!. Ik, geen fervent gamer of uitgesproken fan van beeldkwaliteit, zie geen enkel voordeel in zon grote tv. Ik zie enkel dat het rotding niet bij het interieur past, de hele kamer domineert en, kortom, een huge eyesore is!
Vandaag is hij gaan werken. Ik vraag me af hoe hij gaat reageren wanneer hij terugkomt en ziet dat ik al mijn roze dozen bovenop zijn gigantische tv heb geïnstalleerd. Tja, plaats zat daar, hè schat..
De warmste dag van het jaar. Ik heb alle voorzorgen genomen (ik zit in mijn bikini achter een ventilator op een ijsblokje te zuigen) en nog smelt ik bijna. Je zou kunnen denken: pf, het kan veel erger, en dan zou je gelijk hebben. Mijn vriend bijvoorbeeld (een militair), zit nu niet indoors koude drankjes naar binnen te werken en hij heeft al helemaal geen bikini aan (enfin, dat hoop ik toch, bikinis met legerprint zijn soooo 1998). Integendeel; hij rent rondjes in de vlakke zon in een legeroutfit in dik stof. Hij mag zelfs zijn lange- mouwen en broek niet oprollen. De arme kerel zweet zich dus te pletter.
Wat echter ook niet cool is midden in een hittegolf (lame pun intended), zijn mijn activiteiten van de laatste week. In gemiddeld dertig graden heb ik al mijn bezittingen ingepakt, die bezittingen vier trappen naar beneden gesleurd, om ze vervolgens weer twee trappen naar boven te sleuren op een andere locatie. Thats right; ik ben verhuisd. En wel van het ene bloedhete appartement naar het andere. Tijdens dit proces heb ik me een paar dingen afgevraagd:
1) Waarom moet en zal ik altijd verhuizen in de zomer? Wat lijkt het me idyllisch en gezellig om eens midden in een prachtig sneeuwlandschap een nieuw appartementje te betrekken. Natuurlijk ben ik me er wel van bewust dat ik heel januari, februari en een groot deel van maart heb lopen bitchen over koude, klamme voeten en rode, ruwe handen, maar, terwijl er een zweetstraaltje over mijn rug loopt, wou ik ineens dat ik zin had in een warme choco...
2) Waarom bezit ik zoveel boeken? Boeken nemen veel plaats in, zijn loodzwaar en kosten geld. Geld dat ik bij nader inzien- beter had geïnvesteerd in airconditioning, niet-plakkerige kleding of meer ijsblokjes.
3) Waarom was ik te lui om mijn winterkleren bij mijn ouders te leggen? Normaal wissel ik elk jaar leren laarzen voor rieten sandaaltjes en dikke, donkere breisels voor lichte, kleurrijke stofjes. Niet dit jaar, dus. Terwijl ik tien dozen winterjassen omlaag én weer omhoog sleep, zie ik de pijnlijke ironie in het feit dat ik me in het zweet werk om hopen fleece dekentjes en flanellen lakens op mijn nieuwe appartement te krijgen. En God knows dat ik die voorlopig niet nodig ga hebben!
4) Zal ik het ooit nog koud hebben? Elke zomer komt er een moment waarop ik denk dat ik gewoon nooit meer zal afkoelen. Dat ene moment waarop je mascara van je wimpers smelt, je haar tegen je voorhoofd plakt en je gewoon niet nog meer kleren kan uittrekken zonder gearresteerd te worden voor indecent exposure. Natuurlijk staat dit moment tegenover het punt in december waarop ik denk het nooit meer warm te zullen krijgen. Misschien is het goed dat ik hier eens schriftelijk over zeur. Zo kan ik in december tenminste denken: hitte is ook niet alles. Op deze blog komt dus vermoedelijk nog een vervolg ergens rond kerstmis waarin ik mezelf een volstrekte idioot ga vinden (genre: What was I thinking?! Kou hebben is zóveel erger dan zweten en wel om de volgende goede redenen: ...).
In het achterhoofd houdend dat mijn vriend dit at some point wel eens gaat lezen, zie ik me verplicht om wel een kanttekeningetje maken bij de verhuis-from-hell. Ik moet eerlijk toegeven dat hij degene is die telkens twee dozen tegelijk heeft gedragen (ik heb korte armen, schat, ik kan er echt geen twee), degene die achterwaarts naar beneden heeft gelopen met het volle gewicht van mijn kasten op zich (ik ben maar een klein meisje, schat, ik kan dat echt niet dragen) en degene die helemaal alleen de lompe, zware meubels heeft getild (laat maar Marie, het gaat vlotter zonder jouw hulp). Ik moet voor hem dus ook maar een koel drankje klaarzetten, geloof ik.