Met maximum veertig waren we zaterdagavond in het cultuurcentrum van Evergem. Zelf waren we toevallig aanwezig. We hadden de kaarten voor Raymond van het Groenewoud mogen verwisselen voor een optreden van het productiehuis Brabant Brasartonder de titel: We are the World.
In het programmaboekje stond hierover het volgende: Regisseur Leen Braspenning verzamelde vijf acteurs die compleet verschillend zijn, in huids- en klankkleur. Ze trekt in haar beeldende, realistische regie de theatertekst naar de aarde. Zo laat ze het publiek echt de voorstelling en het stadspark instappen.
Toen we om 19:45 uur als enigen de ingang van het cultuurcentrum naderden, vroeg ik me af of we ons niet van datum hadden vergist; in de inkomhal was amper verlichting te ontwaren.
Pas toen we de deur hadden bereikt, zagen we een groepje bezoekers in het schemerlicht aan de kant van de even nummers.
Nadat we wat onwennig onze jas op de bijna lege kapstokken hadden gehangen en we onder de aanwezigen geen bekenden opmerkten, trokken we naar de andere kant van de inkom, aan de oneven nummers, waar in een verloren hoek een tentoonstelling was opgesteld met werk van een zekere Ivo Herwijn. We vonden geen enkele aanwijzing over het werk, maar in het programmaboekje stond: De kunstenaar is vooral geïnspireerd door de natuur, zij het soms in zeer abstracte vorm. Zijn schilderijen bouwt hij heel precies op, laag na laag, zodat ze er een ongewone structuur ontstaat.
Onder een al dan niet bewust flauwe belichting hingen aan de muur een tiental op het eerste zicht identieke, vierkante, zwarte panelen, waarop met verschillende lagen een zekere mate van reliëf was aangebracht.
We waren de enige geïnteresseerden voor deze zeer minimalistische performantie, maar ze paste perfect als overgang naar wat we daarna als een toneelvoorstelling moesten ondergaan.
De deuren werden geopend, we namen plaats en vrijwel onmiddellijk begonnen 5 acteurs (?) elk op hun beurt wartaal uit te slaan. Een van hen deed dit in een hoog-Nederlands, een tweede in de Franse taal, een derde in het Engels, Bob De Moor in het Gents-Nederlands en een blond joods jongetje in het Antwerps; wellicht omwille van de leeftijd van het mannetje was een groot gedeelte van zijn tekst opgenomen.
Voor de Franse wartaal werd een vertaling geprojecteerd. Engelse nonsens werden we verondersteld zonder meer te begrijpen!
Het optreden duurde (gelukkig) net één uur en kwam nu en dan in de buurt van het Wachten-op-Godot-verhaal van Samuel Beckett; maar dan heel slecht uitgevoerd.
Ik ben er ondertussen meer en meer zeker van dat het de bedoeling was om eens flink met de voeten te rammelen van een veertigtal would-be culturelen.
Onderweg naar huis zong Eddy Wally Chérie; ik begreep hem volkomen. AA Gent stond ondertussen al 1 3 voor op Kortrijk.
In de streekkrant van 11 april ll. kondigt Burgemeester Erik De Wispelaere voor de volgende gemeentelijke legislatuur de bouw aan van een nieuw gemeentehuis en een nieuw politiekantoor aan. Ik kan hem daar volledig in volgen!
Ambtenaren die te dicht op mekaar zitten ontwikkelen de neiging tot ongewenste creativiteit en teveel politie in een klein gebouw zou er wel eens kunnen voor zorgen dat er teveel blauw de straat op wil.
Aan de investeringsverzuchtingen van onze Burgemeester wil ik er, langs deze weg, twee andere aan toevoegen: een nieuwe ouderenvoorziening in de deelgemeente Evergem (Ter Caele) en een oplossing voor het weekendfuiven en de algemene jeugdwerking op onze gemeente.
Het gaat om initiatieven die 60 % van onze bevolking ten goede kunnen komen; deze twee bevolkingsgroepen zullen namelijk binnen enkele jaren elk ongeveer 30 % van de Evergemnaars uitmaken.
In deze bijdrage wil ik het vooral hebben over het toekomstige Ter Caele. De jeugdperspectieven laat ik nog even rijpen.
Toevallig heeft men het deze week in vrijwel alle nieuwsbronnen over de dementie-tsunami die in aantocht is. Voor 2030 verwacht men dat er in Evergem ongeveer 650 gediagnosticeerde dementerenden zullen zijn.
Dementerende ouderen correct verzorgen is een loodzware opdracht. In de thuissituatie vergt het omgaan met dit ziektebeeld bijna onmogelijke inspanningen van de mantelzorgers.
Ik denk dat we de evolutie in het dementieverhaal moeten aangrijpen om het bejaardenbeleid over een andere boeg te gooien.
Vandaag worden de woonzorgcentra, omwille van de hoge RIZIV-subsidies, maximaal bezet door zwaar zorgbehoevende bejaarden.
Ook in dit beleidsdomein wordt, al dan niet bewust, een neoliberaal beleid gevoerd waarbij de centen en koele efficiëntie de prioriteiten zijn.
De Vlaamse overheid stimuleert deze visie en via het woonzorgdecreet wordt er een fakeverhaal aan gekoppeld, waaruit zou moeten blijken dat men het idee genegen is om de oudere zo lang mogelijk in het eigen milieu te houden.
Uiteindelijk concretiseert dit beleid zich in woonzorgcentra die kunstmatige sterfhuizen geworden zijn.
Wanneer niet dementerende ouderen in een woonzorgcentrum worden opgenomenoverheersen ongetwijfeld gevoelens in de zin van: In deze kamer beleef ik binnenkort mijneinde!" (en voor steeds meer mensen gaat het dan nog over een periode van enkele weken, zelfs dagen).
Volledig in contrast met deze gevoelens wordt een weliswaar goed bedoelde verzorging opgezet, met allerlei vooruitstrevende methodieken, waarbij de resident toch het gevoel zou moeten krijgen dat hij/zij er nog bij hoort en dat we hem/haar in een thuisgevoel willen laten heengaan.
Zo worden ouderen, die nochtans nooit met drugs in aanraking zijn geweest, om de verveling te doorbreken, nu en dan eens ondergebracht in zogenaamde snoezelruimtes, waar ze voor het eerst in hun leven kunnen genieten van psychedelische kleuren en geuren.
Ondertussen gaan in de woonzorgcentra de traditionele feesten vlot hun gang; dit moet bijdragen aan de integratie binnen de lokale gemeenschap is de achterliggende gedachte. Voor het merendeel van de ouderen die daar niet meer kunnen aan deelnemen, wordt gezorgd voor een aangepaste feestmaaltijd, eventueel in een gemalen vorm.
Ik weet het wel, dit is er over, maar ik wil er alleen op wijzen dat we wat ouderenzorg betreft verkeerd bezig zijn, omdat de wensen van de zorgbehoevende bejaarden niet worden gehoord. Het ouderenbeleid moet volgens mij volledig worden omgegooid.
Er zal veel meer moeten worden ingezet op de thuiszorg in combinatie met de mantelzorg, zodat zorgbehoevende bejaarden effectief en maximaal in het vertrouwde thuismilieu kunnen blijven.
Woonzorgcentra kunnen dan hoofdzakelijk worden aangewend voor gevorderde dementiesituaties, die we binnenkort blijkbaar in grote getale te verwachten hebben. Deze ouderen zijn nu eenmaal het thuisgevoel kwijtgespeeld en de verzorging van gevorderde dementie is, zoals gezegd, in de thuissituatie, een onmenselijke opdracht.
Bij de realisatie van het nieuwe Ter Caele moeten we daar rekening mee houden!
We zijn er ons van bewust dat deze visie niet vanuit één gemeente zal kunnen worden gerealiseerd, maar men moet ergens beginnen.
Het is ook duidelijk dat als men de voorgestelde richting uitwil, dat de cliëntfactuur voor de thuiszorg zal moeten worden verhoogd, wellicht zelfs tot het niveau van de residentiële zorg.
Alles zal afhangen van hoe we willen omgaan met de ouderenzorg.
Spelen we het spelletje verder waarbij we onze ouderen met een fake-thuisgevoel laten heengaan in de moderne knekelhuizen of bezorgen we ze een waardig levenseinde, conform de wensen van die ouderen?
Volgende keer waarschijnlijk iets plezanter over de jeugdwerking!
Vrijwilligers zijn goed voor de gemeentelijke financiën!
Bij mijn pensionering, ondertussen ruim twee maanden geleden, heb ik mij voorgenomen om via vrijwilligerswerk voor de maatschappij iets terug te doen, als compensatie voor het aangename leventje dat ik tot hiertoe heb mogen leiden.
Ik ben namelijk een van die babyboomers voor wie de levensstandaard, sedert mijn geboorte, vrijwel continu in stijgende lijn is gegaan. De Golden Sixties en de daaropvolgende decennia werden in hun opgang slechts eventjes geremd door enkele beperkte oliecrisissen, maar voor het overige heeft onze generatie, binnen een periode van vijftig à zestig jaar, ongeveer alles verworven waarvoor onze voorouders eeuwen lang hebben moeten vechten. Tenslotte hebben we binnen Europa, tijdens ons leven, ook geen enkele oorlog moeten meemaken, wat ook al uitzonderlijk is als we het geschiedkundig bekijken.
Men mag het pessimisme of een Avondlandgevoel van een jonggepensioneerde noemen, maar ik vrees dat we niet snel nog een halve eeuw zullen meemaken waar we er met zovelen, zo snel zijn op vooruit gegaan.
Het zou eenvoudig kunnen zijn om nu we dit punt van relatief hoge welstand hebben bereikt, eveneens in het kader van de tijdsgeest, nog enkele decennia enkel maar te genieten van wat we verworven hebben en Après nous le déluge!.
Maar neen, we voelen ons niet geroepen om, zoals de oude Chinese mandarijnen, alleen nog maar de vissen te voederen in de tuinen van de Verboden Stad. Vrijwilligerswerk dus maar!
Ondertussen heb ik de daad bij het woord gevoegd en ben ik aan de slag gegaan in het lokaal dienstencentrum van het OCMW. Ik werd er met open armen ontvangen voor een aantal activiteiten die hoofdzakelijk met cultuur te maken hebben, maar toch mocht ik ervaren dat achter het aantrekken van vrijwilligers niet al te veel systematiek zit.
Vandaar dat bij mij het idee al een tijdje broedt om het vrijwilligerswerk in onze gemeente toch wat te professionaliseren. Dit soort werk zou volgens mijn inzichten moeten worden ingebed binnen het globale personeelsbeleid van gemeente en OCMW. Dit betekent een gericht aantrekken van vrijwilligers binnen de lokale werking, net zoals men personeel aanwerft voor een of andere functie, metopvolging tijdens de loopbaan en op basis van een statuut.
Ik ben er van overtuigd dat een georganiseerde werking meer vrijwilligers zal opleveren en zij zullen bovendien op plaatsen terechtkomen waar ze activiteiten kunnen ondersteunen waarin ze goed zijn.
Bovendien kan een degelijke vrijwilligerswerking mee een oplossing bieden voor het behoud van het financieel evenwicht in onze gemeente.
Want inderdaad, met ongeveer 700 personeelsleden in dienst bij het OCMW en de gemeente Evergem is de limiet wellicht bereikt; bijkomende nieuwe aanwervingen brengen het gemeentelijk financieel evenwicht ongetwijfeld in gevaar. Daar tegenover staat dat allerlei nieuwe wetgeving en toenemende kwaliteitseisen, steeds meer opdrachten naar de lokale besturen schuiven. De inzet van vrijwilligers in de uitvoering van een aantal beleidsdomeinen kan dan wellicht een oplossing bieden. Ik denk hierbij aan de culturele activiteiten, de ouderenzorg, de jeugdwerking, het sportluik,
Het moge duidelijk zijn dat de georganiseerde vrijwilligerswerking geen terugdringing van de huidige lokale tewerkstelling op het oog heeft; een verschuiving van sommige onderdelen van het professioneel werk naar het zogenaamde vrijwilligerswerk moet wel mogelijk zijn.
Het ganse systeem moet trouwens uitgebouwd worden in overleg met de vaste werknemers en het moet gebaseerd zijn op een samenwerkingsakkoord.
De gratis dienstverlening heeft de laatste tijd, samen met zijn Hasseltse pionier misschien wat van zijn pluimen verloren, maar misschien is een doordacht vrijwilligersbeleid een interessant alternatief!
Ik ben Luc Van Vynckt
Ik ben een man en woon in Evergem (België) en mijn beroep is gewezen OCMW-secretaris.
Ik ben geboren op 24/01/1952 en ben nu dus 73 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: vrijwilligerswerk, schilderen, kokkerellen, sporten,....