Dit weekend heb ik mij, ik zou kunnen zeggen op uiterst vrijwillige basis, verdiept in het boek 'Luc Tuymans I don't get it' van Gerrit Vermeiren. Maar de meesten onder jullie zullen dan wel door hebben dat het echter niet zó vrijwillig was, aangezien we allemaal een eindwerk met presentatie voor het vak esthetica in het vooruitzicht hebben. Dus uit dit boek komt de onderstaande tekst, een aanrader voor de rokers onder ons, maar daarom niet minder interessant voor de niet-rokers onder ons.
Als tijd datgene is wat ons meedogenloos opjaagt tot de dood ons in de armen sluit, en als roken zoals zo vaak is verondersteld een manier is om de tijd te doden, dan lijken we tot de paradoxale conclusie te worden gedwongen dat de sigaret ons juist tegen de dood in bescherming neemt.
Iedere roker, zelfs de meest nonchalante gelegenheidsroker, begrijpt intuïtief en impliciet dat een sigaret niet zomaar een sigaret het is tegelijk ook een klok, een instrument waarmee we de tijd meten. Maar in tegenstelling tot de meeste andere uurwerken beperkt de magie van de sigaret zich niet enkel tot de loutere meting van de tijd ze (de sigaret is zonder enige twijfel, en dit in tegenstelling tot zowel pijp als sigaar, het fallische instrument van de psychoanalyse, vrouwelijk) helpt de tijd ook stil te zetten ofte doden: chronometrie is gelijk aan chronocide. De roker steekt een sigaret op in de aanmatigende waan dat hij/zij zich daarmee voor heel even (zes minuten en zesentwintig seconden) buiten de tijd begeeft; hij/zij weeft een cocon van rookslierten waarin men zich even op een eiland buiten de tijd kan wanen de sigaret schept een afstand, en verhoogt daarmee tegelijk ook het zelfbewustzijn als besef van tijdelijkheid en tijdgebondenheid.
Tegelijk is het spektakel van de zichzelf onomkeerbaar opbrandende sigaret, waarvan iedere roker de bevoorrechte getuige is niemand kan eerlijk beweren dat hij of zij ooit begon te roken vanwege de goede smaak die sigaretten afscheiden; het subtiele geluid van brandend papier een de steeds dichterbij komende kleine brandhaard garanderen wél weer esthetische genoegens een verraderlijk middel waarmee we de tijd, paradoxaal genoeg, ook sneller willen laten verlopen. Waar de tijd naar ons gevoel net iets te tergend traag wegtikt, biedt de sigaret altijd opnieuw soelaas:
In de ambivalente verhouding tot de tijd twijfelend tussen afremmen en aanwakkeren staat roken bijna letterlijk gelijk met wachten; Luc Tuymans museale rookruimte is tegelijk ook een wachtkamer waarvan in dit geval alleenniet meteen duidelijk is waarop de roker juist wacht: op het moment dat het beeld zich in een onvermoede staat vanopheldering aan ons openbaart misschien? En als we onmogelijk met zekerheid kunnen achterhalen waar dit wachten wel toe moet leiden, wat is dit wachten zelf dan? Wat betekent wachten juist anders dan tijd die men rokend doorbrengt, en al doende doodt?
Heb je er al eens ooit bij stil gestaan wat een duizeling precies inhoud? Wel ik ook niet... Totdat ik ongeveer een maand of twee geleden op pagina 77 van het boek 'De ondragelijke lichtheid van het bestaan' van Milan Kundera terecht kwam. Op deze pagina bleef Kundera even stil staan bij de betekenis van het woord 'duizeling'. Zijn gedachte lees je op de volgende regels.
'Degene die steeds hoger wil, moet erop rekenen dat hij op een dag duizelig wordt. Wat is een duizeling? Angst om te vallen? Maar waarom worden we ook duizelig op een uitkijktoren met een veiligheidshek? Een duizeling is iets anders dan angst om te vallen. Een duizeling betekent dat de diepte ons trekt, lokt, het verlangen om te vallen in ons wekt, waartegen we ons dan geschrokken verzetten.'