uit mijn hart :
Hoe
konden we in die eerste dagen toen de zon en de maan nog nieuw waren, zo
onnadenkend zijn om U, God, opzij te schuiven. U hebt ons de schepping
toevertrouwd. U bent Degene die ons altijd opvangt. U bent Barmhartigheid en
Liefde. Sindsdien hebben we dood en verderf over ons geroepen. Veel werken en
ploeteren voor onze boterham. Ziekte, tegenslag, miserie, en vooral die
onmenselijke eenzaamheid verpletteren ons. Als U ons stilzwijgend laat doen,
drijft ons dat tot wanhoop.
En
toch ! Als we denken dat U veraf bent, bent U altijd dichter dan we denken.
Jezus, Uw Zoon heeft Zijn liefde en Uw liefde voor ons, arme zondaars, getoond.
Meer zelfs, Hij kwam na Zijn dood op het Kruis terug, om ons te zeggen dat Uw
liefde onoverwinnelijk is. Hij zei ons dat Hij plaatsen voor ons reserveert in
Uw Rijk. Daar waar geen ziekte of dood ons kan treffen, maar waar eeuwig geluk
te vinden is. Dichtbij de vele godlievende mensen, die ons zijn voorgegaan.
Daar zijn we nooit meer alleen. Nooit meer !
Pa,
je bent een van die godlievende mensen die de boodschap van Jezus heeft
begrepen, nagevolgd en doorgegeven. Het maakt mij gelukkig te weten dat je nu
dicht bij God bent. Jouw plaats is gereserveerd. Je bent voor mijn ma een goede
echtgenoot geweest. We konden op je rekenen als een rots in de branding. Een
vuurtoren voor een schip in de storm. Je was geen vlotte prater, maar je
aanwezigheid sprak boekdelen.
Pa,
als ik klein was zag ik God in jou. Nu zie ik jou in God. Je glimlacht. Je bent
voor ons te vroeg op jouw afspraak met God, maar we weten dat je liefst vroeg
vertrekt om zeker op tijd te zijn. Doe een goed woordje voor ons.
Ik
zeg je geen vaarwel, maar tot weerziens !
|