vijfde leerjaar
Inhoud blog
  • voorbereiding toets Frans u 7
  • voorb toets u9
  • voorbereiding toets unité8
  • Berichten aan de ouders
  • voorbereiding toets blok 12
  • Voorwerp en bepaling
  • Samenvatting leerstof werkwoorden
  • Leren leren
  • 2.7.Frans:voorbereiding toets u.6
  • 2.6.Frans: voorbereiding toets unité 5
  • 2.5.Frans: voorb.unité4; aanvulling
  • 2.4. Frans: voorbereiding unité 4
  • 2.3.Frans: voorbereiding unité3
  • 2.2. Frans:voorbereiding unité 2
  • 2.1.Frans: voorbereiding unité 1
  • 3.4.Onderwerp en gezegde
  • 3.3.correctiesleutel
  • 3,2,Samenvatting taalbeschouwing
  • 1.k.voorbereiding toets blok 10
  • 3.1.samenvatting spelling 5de lj
  • 1.j.rekenen: voorbereiding blok 9
  • 1.i.voorbereiding toets blok 8
  • 1.h.Herhalingsoefeningen metend rekenen
  • 1.g.:rekenen: voorbereiding blok 7
  • 1f:rekenen:voorbereiding blok 6
  • 1.e. rekenen: voorbereiding toets blok 5
  • 1.g.tabellen metend rekenen
  • 1.d:voorbereiding blok 4
  • 1.d:voorbereiding toets 2
    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek
  • helw
  • Poef
  • sfdfq
  • Hllow
  • Hlloww, ken al betje Frans :P

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !
    Foto
    nieuwe site: vijfdeleerjaar.classy.be
    Mijn favorieten
  • oefeningen
  • taaloefeningen: wwn - zinsleer
  • oefeningen vijfde : Frans, spelling,....
  • oefeningen wiskunde
  • oefeningen vijfde leerjaar
  • Nog meer oefeningen
  • rekenoefeningen en taaloefeningen
  • oefeningen werkwoorden
  • dictee: alle woorden van de lagere school
  • wiskundeoefeningen
    Nieuwe website op basis van dit blog:
    vijfdeleerjaar.classy.be
    lesondersteuning
    20-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.k.voorbereiding toets blok 10

    Voorbereiding rekentoets blok 10

    1:Getallenkennis

    a: reken uit en plaats het resultaat op de as.

    4x1,75= ____ /____/____/____/____/____/____/____/____/____/_

    5x1,25=____ I____I____I____I____I____I____I____I____I____I_

    9x0,5=____ I____I____I____I____I____I____I____I_

    8x0,4=____ I____I____I____I____I____I____I____I

    b:Rond af op honderdsten

    49,348---->_______ 8,0003------>_______

    67,789----->_______ 936,344----->______

    c:Kleur:

    80%

    60%

    90%

    30%

    Bewerkingen:

    1:Cijfer:

    a:3689,286 x 36=________________________

    b:7892 : 19 =___________________________ (tot 0,001)

    c:897324 : 16=_________________________

    2:Hoofdrekenen: je mag tussenuitkomsten schrijven

    -------------------------------------------------------------

    5/8 van 10.000=___________________

    0,4 : 5=_________

    0,12 : 3 =___________

    9 x 0,6=_______

    6 : 0,5=_________

    3 : 6=________

    4 x 0,125=________

    367999 - 2346=__________

    17899 + 3224=________

    834825 + 345=________

    3:werken met breuken:

    ---------------------------

    3/6 + 1/4 = ______ 5 x 3/7=_______ 3/4 - ½ =______

    3/5 - 1/7=______ 3/4 : 2=______

    Metend rekenen:

    a: een fles bevat 375 ml of.....................l siroop. Telkens als een patiënt inneemt, gebruikt hij 25 ml. Hij kan dus................keer innemen. Voor 20 innamen heeft hij...... ......ml of...........l nodig.

    Als de stroop 80_ per liter kost, dan kost deze fles _.......................

    b: Een vat bier weegt 75 kg. Wanneer het vat leeg is, is het 2/5 van zijn gewicht kwijt. Hoeveel kg weegt het bier in het vat.

    Wat is in dit vraagstuk het bruto gewicht?_________________________

    het netto gewicht? _________________________

    het tarra gewicht?__________________________

    b: beantwoord de vragen:

    1:De weide van boer Jan is 150 m lang en 73 m breed. Bereken de oppervlakte.

    A: in m²:_______________________ B: in ha:____________________

    2:

    A

    B

    C

    Dit is het schema van een tuin. A,B en C zijn tuin en het zwarte vak is terras.

    Bereken van deze tuin omtrek en oppervlakte.

    Omtrek:_____________________

    Oppervlakte:___________________

    De tuin wordt omheind. Om de twee meter en op elke hoek wordt een paal geplaatst. Hoeveel palen zijn er nodig?

    ___________________palen.

    3:Vul het schema aan:

    inkoopprijs

    verkoopprijs

    winst

    verlies

    _ 3689

    _ 257

    _ 369

    _24,75

    _ 2800

    _1050

    Meetkunde:

    Een foto wordt verkleind. De maten van de oorspronkelijke foto zijn 15 cm bij 9 cm.

    De verkleinde foto meet 10 cm bij...............cm.

    Na vergroting meet de foto ..........cm bij 13,5 cm.

    20-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3.1.samenvatting spelling 5de lj

    Inoefening spelling vijfde leerjaar

    a: toepassing op de verlengingsregel - hoorwoorden

    Je hoort een t achteraan------>t of d?

    Je hoort een p achteraan------>p of b?

    Schrijf het woord opnieuw. Denk na over de laatste letter.
    Verleng het woord.

    Voorbeeld: speeltij...------------->speeltijden

    Spinnewe..--->want ________________________________

    achtergron..à want ________________________________

    dringen..---> want _________________________________

    sieraa..---> want ________________________________

    vrien..scha..-->want_________________________________

    hoof..sta.. --->want _________________________________

    Schrijf de woorden in de passende kolom:
    hoorwoorden - regelwoorden

    biljet - elftal - uitsluitend - doelpaal - dringend - godsdienst
     - antiek - alsof - eenzaam - Spanjaard - tienmaal - gemeenteraad - waarvan - omstandigheid

    Hoorwoorden

    regelwoorden

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Schrijf het boodschappenlijstje opnieuw. Let op voor de laatste letter!

    Ri..stuk en varkensgebraa.. _________________________________________

    Een half pon.. rundergehak.. _________________________________________

    Een broo..je met kra..sla _________________________________________

    vel..sla en een tomaa.. ________________________________________

    Krui..nagels en sesamzaa.. ________________________________________

    b:Verdubbelingsregel klinkers

    In een open lettergreep wordt de vrije klinker
    meestal enkel geschreven.
    In een gesloten lettergreep wordt de vrije klinker
     meestal dubbel geschreven.

    Vrije klinker = lange klinker!!

    Uitzonderingen:

    o voor ch Goochelaar, loochenen,....

    samenstellingen met woorden die eindigen op ee Zeekanaal,
     meedoen,tweedelig,...

    Vrije klinker u voor een w wordt enkel geschreven: zwaluw, duw,....

    Onderstreep in elk woord de korte klinker één keer,
     de lange klinker twee keer. Schrijf in de tweede kolom het woord
     gesplitst in lettergrepen en in de derde kolom
    schrijf je het woord correct over.

    Resultaat

     

     

     

     

    akkoord

     

     

     

     

    wetenschappen

     

     

     

     

    zogenaamd

     

     

     

     

    maatregel

     

     

     

     

    onmisbaar

     

     

     

     

    onaangenaam

     

     

     

     

    kunstenaar

     

     

     

     

    onderdeel

     

     

     

     

    vergeten

     

     

     

     

    onbewust

     

     

     

     

    speelkaart

     

     

     

     

    advocaat

     

     

     

     

    Schrijf deze woorden in het meervoud:

    greep

     

     

    mop

     

     

    portret

     

     

    baron

     

     

    kennis

     

     

    landschap

     

     

    grot

     

    a of aa? e of ee? o of oo ? u of uu ? Schrijf de ganse zin opnieuw.

    a of aa? Ken je de f.....bel van de eenz .. me k...ter die verdw...lde
     in de str....t ?

    _________________________________________________________________

    e of ee? Mijn m...dewerkers zoeken teverg....fs naar ...norme
    zw...vende st...nen.

    __________________________________________________________________

    o of oo? Desn....ds k....p je het pr...duct na het lezen van die gr....te
     sl....gan in de krant.

    _____________________________________________________________________

    u of uu? In het m....seum beleefde de wed...we een avont....r
    met veel h...mor.

    _____________________________________________________________________

    c:Verdubbelingsregels medeklinkers

    Een medeklinker wordt dubbel geschreven wanneer hij na een korte klinker en voor een doffe klinker staat.

    Een doffe klinker klinkt als de e in de

    de u in datum

    de i in kievit

    de ij in mijnheer

    uitzonderingen:

    a: woorden van vreemde oorsprong: missionarissen

    b:woorden met voor en/of achtervoegsel: onmiddellijk

    c:samengestelde woorden: tafel+laken = tafellaken

    d:afgeleide woorden: spellen===>spelling

    enkele voorbeelden:

    spatten: de medeklinker verdubbelt want: a = kort en e = dof

    dubbel: de medeklinker verdubbelt want : u = kort en e = dof

    kieviten: de medeklinker verdubbelt niet want: i = dof en e= dof

    aftrekking: de medeklinker verdubbelt want: afleiding van ‘aftrekken’

    banaan: de medeklinker verdubbelt niet want: a=kort maar aa= lang (vrij)

     

    nu oefenen:

    n of nn

    spio.........en

    l of ll

    be....uisteren

    t of tt

    bajone.....en

    f of ff

    afsto......en

    l of ll

    ko....onel

    l of ll

    ba....on

    r of rr

    verdo.....en

    s of ss

    verfri......ing

    k of kk

    afma...en

    m of mm

    opso......ing

    l of ll

    kolone....etje

    t of tt

    be....alingen

    n of nn

    koningi......etje

    d of dd

    aanra........en

    d of dd

    onmi......ellijk

     

     

     

     

    d:Onthoudwoorden

    De woorden hieronder behoren tot de onthoudwoorden van het vijfde leerjaar.
     Oefen ze regelmatig in !

    helikopter

     

     

     

     

     

     

    kandidaten

     

     

     

     

     

     

    horizon

     

     

     

     

     

     

    fabrikant

     

     

     

     

     

     

    Italiaanse

     

     

     

     

     

     

    directie

     

     

     

     

     

     

    kritiek

     

     

     

     

     

     

    originele

     

     

     

     

     

     

    kwaliteit

     

     

     

     

     

     

    politieagent

     

     

     

     

     

     

    diverse

     

     

     

     

     

     

    materiaal

     

     

     

     

     

     

    benzine

     

     

     

     

     

     

    speciaal

     

     

     

     

     

     

    radio

     

     

     

     

     

     

    riolen

     

     

     

     

     

     

    kantine

     

     

     

     

     

     

    bioscoop

     

     

     

     

     

     

    provinciaal

     

     

     

     

     

     

    machine

     

     

     

     

     

     

    stadion

     

     

     

     

     

     

    speciaal

     

     

     

     

     

     

    liniaal

     

     

     

     

     

     

    kampioen

     

     

     

     

     

     

    juni

     

     

     

     

     

     

    familie

     

     

     

     

     

     

    directie

     

     

     

     

     

     

    ski

     

     

     

     

     

     

    industrie

     

     

     

     

     

     

    januari

     

     

     

     

     

     

    kanarie

     

     

     

     

     

     

    activiteit

     

     

     

     

     

     

    werkelijkheid

     

     

     

     

     

     

    universiteit

     

     

     

     

     

     

    majesteit

     

     

     

     

     

     

    kwaliteit

     

     

     

     

     

     

    voorzichtigheid

     

     

     

     

     

     

    passagier

     

     

     

     

     

     

    paniek

     

     

     

     

     

     

    café

     

     

     

     

     

     

    comité

     

     

     

     

     

     

    coupé

     

     

     

     

     

     

    minister

     

     

     

     

     

     

    premier

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    e:bijvoeglijk====>zelfstandig en omgekeerd

     

    zelfstandig naamwoord z.n.

    bijvoeglijk naamwoord b.n.

    automaat

    automatisch

     

     

    fantastisch

    telefoon

     

     

     

     

    Belgisch

    Egypte

     

     

     

     

    historisch

    economie

     

     

     

     

    West-Vlaams

    Zuid-Italië

     

     

     

     

    democratisch

    Denemarken

     

     

     

     

    Spaans

    elektriciteit

     

     

     

     

    Fins

    Rusland

     

     

     

     

    Indisch

    Zweden

     

     

     

     

    democratisch

     

     

     

     

     

     

     

     

    f:meervoudsvorming

    Enkele regels:

    a:woorden die eindigen op -man en een beroep uitdrukken
    eindigen in het meervoud op lui of lieden.

    Vb.:stuurman===>stuurlui stuurlieden

    brandweerman=====>brandweerlui brandweerlieden.

    b:woorden die eindigen op a - o - u - i - y krijgen in het meervoud +’s

    Vb: diploma =====>diploma’s

    baby======>baby’s

    c:woorden die eindigen op ie krijgen in het mv. + ën als
    de klemtoon op de’ ie ‘valt

    Vb.: knie====>knieën melodie=====>melodieën

    Wanneer de klemtoon niet op de ‘ie’ valt, dan + n of + s

    Vb.: provincie===>provincies of provinciën

    familie ====>families

    d:woorden die eindigen op’- heid’ , eindigen in het meervoud
    op’- heden’

    Vb.:schoonheid ====>schoonheden

    Schrijf telkens het meervoud van de volgende woorden

    pagina

     

     

    sirene

     

     

    bacterie

     

     

    toerist

     

     

    kilo

     

     

    oceaan

     

     

    kunstenaar

     

     

    café

     

     

    radio

     

     

    materiaal

     

     

    machine

     

     

    kanarie

     

     

    ski

     

     

    logo

     

     

    snelheid

     

     

    zeeman

     

     

    Chinees

     

     

    proces

     

     

    industrie

     

     

    prestatie

     

     

    kandidaat

     

     

    activiteit

     

     

    paraplu

     

     

    Engelsman

     

     

    kolonie

     

     

    glas

     

     

    schip

     

     

    advocaat

     

     

    directie

     

     

    vriend

     

    Werkwoorden

    Hoe denken we bij het invullen van een werkwoordsvorm in een dictee
    of een invuloefening?

    1:Stel de vraag: Is het werkwoord een persoonsvorm

     

     

    ja:

    nee:

    Staat het ww.in de t.t.?

    3 vormen:

    1:stam: ond.=ik of je/jij na het ww.

    2:stam+t: ond.=enk. maar niet ik

    of je/jij na ww.

    3:lange vorm: ond.=meer dan één.

     

    Het werkwoord is:

    a:een noemvorm of infinitief.

    Je kan er dan’ ik zal’....voorzetten.

    b:een voltooid deelwoord.

    Je kan er dan ‘ik heb’ of ‘ik ben’ voorzet ten.

    Als je voor de laatste letter twijfelt tussen t of d, zet het werkwoord dan in de v.t.

    Vb./ ik heb gespeeld===>ik speelde

    c:het werkwoord is eigenlijk geen ww.maar een bn.

    De ww.-vorm zegt dan hoe het zn.is.

    Schrijf wat je hoort:

    Vb.:De vergrote foto hing aan de muur.

    Staat het ww. in de v.t.?

    2 vormen:

     

    4:stam +te/de : ond.=enk.

    5:stam + ten/den: ond. = mv.

    Opgelet voor werkwoorden met klankverandering: dan schrijf je wat je hoort!!!

     

     

     

    Inoefening leerstof werkwoorden vijfde leerjaar

    1:Het werkwoord invullen in een geveven zin.

    A:De tegenwoordige tijd

    Vermoeden

    De kleine jongen _________________________dat hij gevolgd wordt.

    Mogen

    Je __________________geen slapende honden wakker maken.

    Spelen

    Als het regent,___________________de kinderen onder het afdak.

    Branden

    Door de felle wind________________het huis volledig af.

    Leven

    In dat bos _______________________nog een das.

    Inhouden

    Onder water _________________hij zijn adem________

    Laden

    ______________jij de koffer vol met kleding?

    Proberen

    Dat hondje_______________________over de muur te springen.

    Staan

    Op de hoge paal _________________een Indiaan te dansen.

    Vinden

    _______________je vader dat je mooie cijfers hebt?

    B:De verleden tijd

    Stranden

    Gisteren____________________er een schip in de Antwerpse haven.

    Verbieden

    Vader________________________mij om nog in die ruïne te spelen.

    Kopen

    Op de kermis______________________de kinderen veel speelgoed.

    Praten

    Die mensen________________________over koetjes en kalfjes.

    Worden

    Jantje________________ door de agent aangesproken?

    Bakken

    Bakker Jos______________________lekkere koekjes.

    Verspreiden

    Die vrachtwagens________________________een onaardige reuk.

    Verdwijnen

    De zon________________________achter de wolken.

    Afhalen

    Vroeger _______________________wij onze inkopen ______aan de hoek van de straat.

    Plonzen

    De zwemmers_____________________in het koude water.

    C:Het voltooid deelwoord

    leren

    Het meisje had haar les niet ________________________________

    vastbinden

    Het slachtoffer werd aan een paal____________________________

    roken

    Na de middag heeft hij nog een sigaartje________________________

    drinken

    Daarna hebben we een glas wijn______________________________

    kopen

    Op de plantenbeurs heb ik mooie cactussen______________________

    afwassen

    Vader heeft zijn wagen netjes_____________________________

    veranderen

    Op die korte periode is hij hard______________________________

    wandelen

    In dat bos heb ik vroeger nog_______________________________

    opereren

    Jonas werd aan de voet _________________________________

    zingen

    Ellen heeft een mooi liedje ______________________________

     

    2:De vorm van het werkwoord bepalen in een zin

    Onderstreep in de volgende zinnen de persoonsvorm 2x.
    Andere werkwoorden onderstreep je 1x.

    Schrijf vervolgens onder elke persoonsvorm de vorm: t.t:1 - 2 of 3

    V.t.: 4 of 5

    Schrijf onder de andere werkwoorden: v.deelw. of noemv.

    A: Vroeger heb ik nog in die wijk gewoond.

    B: Wanneer je in de klas iets niet goed begrijpt, moet je het

    aan de meester vragen.

    C:De vissers zullen hier niet veel vangen.

    D: Hij leefde van de ene dag op de andere.

    E: Omdat de kinderen hun les niet goed geleerd hadden,

    werd de juffrouw erg boos.

    3:Schrijf een zin met:

    a: een b.n. afgeleid van het werkwoord bakken.

    ___________________________________________________________________________

    ___________________________________________________________________________

    b: de noemvorm van het werkwoord spelen.

    ___________________________________________________________________________

    -__________________________________________________________________________

    c: het voltooid deelwoord van het werkwoord blijven.

    ___________________________________________________________________________

    ___________________________________________________________________________

     

    a) tegenwoordige tijd

    1) Later ................ Koen piloot. worden

    2) ................ je vader je fiets mooi? vinden

    3) Binnen 2 weken ........... het Kerstmis. zijn

    4) Joke en Veerle ........... hun les. leren

    5) ........... jij altijd juist ? raden

    6) Men ............... dat het gaat regenen beweren

    b) verleden tijd

    1) Moeder .............. kerstinkopen. doen

    2) In deze streek ............. veel vossen. leven

    3) De kinderen ................ op de vraag. antwoorden

    4) Het meisje ............. de vloer. schrobben

    5) ............ jij ook een boompje ? planten

    6) Wim ........ de vraag niet helemaal. lezen

    7) Veerle en Hans ............ een kerstboom. kopen

    8) De chauffeur ......... de vracht op. laden

    9) De auto's ............ tegen hoge snelheid. razen

    1O) Vorige week .......... het erg koud. zijn

    c:Herschrijf de volgende zinnen en begin met het vetgedrukte deel. De betekenis van de zin mag niet veranderen.

    --------------------------------------------------------------
    Die fabrikant maakt een uitstekend produkt.

    ______________________________________________________________

    Mijn vader plant altijd de vakantie.

    ______________________________________________________________

    De rechercheur betrapte de inbreker op heterdaad.

    ______________________________________________________________

    De meester rekent het gemiddelde uit.

    ______________________________________________________________

     

     

    Inoefening werkwoorden

    1:Werkwoorddictee

    -----------------------

    a: Na de ontploffing________________________________de mensen weg.

    b: Hij is in die wijk____________________________________

    c:__________________________________jij je kar niet te vol?

    d: Die merel __________________________zijn jongen met wormen.

    e:De nieuwe reglementen worden door de burgemeester___________________________

    f: Morgen _______________________ de mensen enkel nog over die explosie.

    g: Gisteren _________________________________hij omdat het regende.

    h:Jullie hebben een boek______________________________

    i: Wij _________________________onze trein deze morgen.

    j:Straks ____________________jij ook nog een muzikant!!

    2:Herschrijf deze zinnen en begin met het schuingedrukte deel.
     De betekenis van de zin mag je niet veranderen.

    -------------------------------------------------------------------------------------------------------------

    a:Mijn zus maait elke week het gras.

    ___________________________________________________________________________

    b:De drie gangsters ontvoerden de bankdirecteur.

    ___________________________________________________________________________

    c : Moeder wast de borden af.

    ___________________________________________________________________________

    d:Die jongen koopt een mooi konijntje op de markt.

    ___________________________________________________________________________

    e:De redders haalden de drenkeling uit het water.

    ___________________________________________________________________________

    Naam:____________________________________________

    3:Vul de juiste vorm van het werkwoord in. De tijd is aangegeven.

    ----------------------------------------------------------------------------

    a:(vinden-tt) Wie_________________________je fiets mooi?

    b:(verwonden-vt) Zus ________________________zich met een mes.

    c:(brengen-v.deelw) De buurman heeft haar_____________________________

    d:(starten-vt) Ingevolge de koude______________________ de auto’s niet.

    e:(worden-t.t.) Jij_________________________nog zo groot als je vader.

    f:(zijn-v.deelw) Waar ben jij deze voormiddag____________________________?

    g:(leven- vt) Roodkapje en grootmoeder ________________________nog
    lang en gelukkig.

    h:(zijn-tt) Die jongen _________________________mijn beste vriend.

    i:(beroven-vt) De gangsters______________________________de bank.

    j:(komen-vt) Gisteren_____________________ tante ons bezoeken.

    ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------

     

     

    20-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    19-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.j.rekenen: voorbereiding blok 9

    Voorbereiding rekentoets blok 9

    1: Bepaal de delers en trek een kring rond de g.g.d.

    56..............................................................................................................

    64...................................................................................................................

    2: Noteer de veelvouden < 100 en trek een kring rond het k.g.v.

    A: 12.............................................................................................................

    18............................................................................................................

    B: 9...............................................................................................................

    27..............................................................................................................

    3:vul in: <,>,=

    3/10 ... 300/1000 7/1000..... 70/100 3/4...9/16

    4/7....2/4

    4:Hoeveel is de 3 waard?

    12,03 m² ............ 32361 euro ........................ 326,5 cl ..................

    15,3°C........... 320 kg...................

    5:Bereken gemiddelde en mediaan

    a: 4,7 - 9,3 - 7,0 - 6,8 - 7,2 gem=..................... Med =............

    B: _ 14,5 -_ 22,6 - _ 17,9 - _21,95 gem=............. Med=..............

    6:Schat en reken uit:

    7003 : 39 tot 0,01nk= ..................... *.................................

    4987,52 : 19 tot 0,01nk=....................... *................................

    7:Reken handig:

    7 : 14=..... 14: 5=........ 3 : 6=....... 30 : 60=........

    8:Rente en kapitaal

    spaargeld

    6%rente

    kapitaal na 1 jaar

    _ 5600

    _ 120

    _ 80

    9: Hoeveel verschil?

    Tussen 2 en -7:............. Tussen 6 en -6:...................

    10:Teken een parallellogram met een basis van 6 cm en een hoogte van 4 cm

    Teken een ruit met een d van 3 cm en een D van 5 cm

    Teken een gelijkbenige stomphoekige driehoek

    11:Beantwoord de vragen:

    a: Andreas wil op 1 juni stoppen met voetballen . Als hij 3 maanden van tevoren moet opzeggen, kan hij dat nog uiterlijk op...................................

    b: Els moet over 3 weken op controle bij de tandarts. Het is nu 19 maart. Ze moet op...........................naar de tandarts.

    c: Moeder en vader zijn op 6 augustus 20 jaar getrouwd. zZe zijn dus op.........................getrouwd.

    19-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    18-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.i.voorbereiding toets blok 8

    Herhaling blok 8 + voorbereiding rekentoets

    a: getallenkennis:

    zoek de ggd van 27 en 36 =

    Van 42 en 48=

    Van 12 en 24=

    Van 13 en 17=

    Zoek het kgv van 14 en 18=

    Van 9 en 11=

    Van 12 en 24=

    Van 21 en 9=

    Schrijf in Romeinse cijfers: 4861:_____________________________

    1835:_____________________________

    Schrijf in ons talstelsel: MMCCIV:____________________________

    Bereken het gemiddelde:

    Van: 8 - 9 - 4 - 12 - 35 en 26=_______________

    Van 15,38 - 17,29 - 16,24 en 38,11=________________

    Bereken de mediaan:

    van 9 - 6 -8 -7 =___________________

    van 2 - 9 - 7 - 5 - 6 =____________________

    van 13,56 - 8,34 - 9,16 - 12,89 - 10,05=____________________

    B:Bewerkingen:

    Trek een kring rond de grootste breuk en bereken dan het verschil tussen de twee breuken;

    3/4 4/6 Verschil =

    4/7 3/5 Verschil=

    Reken uit:

    3/6 - 1/8=

    2/5 + 3/7=

    14 x 1/4l=........l

    8 x 3/8 m =......m

    Reken zonder cijferen:

    9 x 0,003=____________ 8 x 1,25 =___________

    9 x 0,4 =______________ 12 x 0,25 =__________

    Cijfer:

    897,36 x 59,04 =________________________

    1698,47 : 86 tot 0,001nk. =______________________

    Metend rekenen:

    omtrek:_______________________

    Opp.: formule:__________________

    Opp. Berekend:_________________

    Teken hieronder een ruit waarvan hetvolgende gegeven is: D: 6 cm en d:4 cm.

    18-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.h.Herhalingsoefeningen metend rekenen

    HERHALINGSOEFENINGEN METEND REKENEN

    10 dm = ……………………m

    1 m = ……………………mm

    10 cm = …………………..dm

    1000m = ………………….km

    10 mm = 1 ……………………

    1mm = …………………….m

    1cm = ……………………. M

    1 m = ……………………..km

    1mm = …………………… dm

    1 mm = ……………………dm

    1 l = 10 …………………

    1l = 100…………………

    1l = 1000……………….

    1dl = ………………………l

    1 cl = ………………………l

    50 cm = ……………………dm

    30 mm = ………………….cm

    40 cm = …………………..mm

    5 dm =…………………… m

    8 m = ……………………….dm

    4 l = …………………………..dl

    60 cl = ……………………….dl

    3dl = ………………………….cl

    5cl = …………………………ml

    9dl = …………………………ml

    3km = ……………………..m

    5m = 50 …………………….

    6 cm = 0.6 …………………

    6 cm = 0.06………………..

    6 cm = 60…………………..

    1 m² = ……………………….dm²

    3 dm² = …………………….dm²

    8 dm² = ……………………..m²

    6dm² = ………………………cm²

    1/2m² = ……………………dm²

    1 dm² = ……………………..cm²

    7 m² = ……………………..dm²

    2 dm² = ……………………cm²

    0.21 m² = …………………dm²

    3/10 m² = ………………..dm²

    0.07 dm² = ………………cm²

    1.2 dm² = …………………cm²

    0.25 m² = ……………….dm²

    13 dm²= ………………….m²

    12.5 dm² = ………………m²

    1 km² = ……………………….m²

    4 km² = ……………………….m²

    0.4 km² = ……………………m²

    0.004 km² = ……………….m²

    1.2 km² = …………………….m²

    2 u = …………………………min.

    1 u 15 = …………………….min.

    1 u 42 = …………………….min.

    1 u 17 = ……………………..min.

    3 u 24 min = ……………..min.

    Van 1/4 tot en met 9/5 = ……………….dagen

    Van 24/12 tot en met 14/2 = ………..

    3u24min12sec X4 = ………

    18-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    17-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.g.:rekenen: voorbereiding blok 7

    Voorbereiding blok 7

    1: Getallenkennis:

    a:Teken het verbruik op de strook:

     

     

    30% bloembollen

    15% vaste planten

    25% heesters

    10% bomen

    20% meststoffen

    b: Teken een getallenlijn van 15 cm.

    Duid het getal 72 aan en 10 cm verder duid je het getal 73 aan.

    Plaats nu deze kommagetallen op de juiste plaats op de getallenlijn:

    72,03 - 72,33 - 72,030 - 72,003 - 73,030

     

     

     

     

    C: schrap de overbodige nullen:

    0,030 – 0,003 – 00,360 - 300

    d: wat is de 7 waard in:

    470020005=è 7230,89=>

    4896,047 => 8090806,789è

     

    2:Bewerkingen:

    a:Verdelen:

    -Ik zaag een plank van 0,32 m in 8 gelijke stukken. Elk stuk is dan……..cm.

    -Een buis van 4 m wordt in 5 gelijke stukken gezaagd. Elk stuk is dan…….dm.

    -Een touw van 4,80 m lang wordt in 12 gelijke stukken verdeeld. Elk stuk is dan……m.

     

     

     

     

     

    b: Bereken de nieuwe prijs:

    Op een jas van € 180 , krijg ik 20% korting. Ik betaal………………….

    Een broek van € 57 staat in solden. De korting bedraagt 15%. Ik betaal……….

    C: Hoeveel moet je betalen?

    1: elektriciteitsbuizen kosten €3 per meter. Je koopt 6 buizen van 3,14 m en 2 buizen van 1,8 m. Je betaalt:________________________________________________________________

    2:Houten balken van 7cm bij 8 cm kosten € 3,5 per meter.

    Je koopt 4 balken van 4.75 m en 2 balken van 0,85 m.

    Je betaalt:___________________________________________________________________

     

    3:Metend rekenen:

    a:Vul aan tot 10l:

    3,35l +……….l. 0,65 l +………….l 1,05l + …………l

    2: Teken de volgende figuren:

    a: een parallellogram ABCD

    AB = 6 cm; Â=70° ; ^B = 110° en h=3,5 cm.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Bereken van dit parallellogram omtrek en oppervlakte (formule; ingevulde getallen en uitkomst)

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    B: een driehoek ABC. AB= 4,5 cm. Â = 70°; hoekB = 90°.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Bereken van deze figuur de omtrek en de oppervlakte.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    C: Een parallellogram ABCD: AB=4cm.en  = 90°; h=4cm.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Bereken van deze figuur de omtrek en de oppervlakte.

     

     

     

     

     

     

     

     

    D: schrijf alle namen van de laatste figuur

    ___________________________________________________________________________

    ___________________________________________________________________________

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Leer ook goed: Les 9 blok 7 in je lesboek + schrift.

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    17-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    16-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1f:rekenen:voorbereiding blok 6

    Wat je eerst in je schrift moet leren voor je aan de voorbereiding begint:

    -verhoudingen omzetten in breuken en in percenten.

    -percentberekening

    -breuken optellen en aftrekken

    -hoofdrekenen: x10- x100-x20-x30-x…..

    -cijferend optellen, aftrekken, vermenigvuldigen

    -een staafdiagram omzetten in een lijngrafiek (zie werkboek: de schaatswedstrijd)

    -werken met de geodriehoek

    -spiegelen en symmetrieassen

    -formules omtrek en oppervlakte.

    Voorbereiding rekentoets blok 6

    A: Getallenkennis

    _______________

    1:Hoeveel percent is het?

    A:Tijdens de laatste wedstrijd van Zennester waren er 280 bezoekers. 70 van hen waren supporters van de tegenpartij. Hoeveel percent was supporter van Zennester?

    B:In het sportpaleis in Antwerpen bezochten 48000 bezoekers de ‘night of the proms’; een muziekmanifestatie voor jong en oud. Er waren 12000 zitplaatsen. Hoeveel percent is dat?

    C: In onze klas zijn 8 kinderen lid van een sportvereniging. Hoeveel percent is dat?

    2:Reken uit:

    a: 15% van de kinderen van onze klas speelt in een muziekvereniging. Dat zijn……..kinderen.

    b: Van de 16.750 bezoekers op vorige plantenbeurs zijn 24% jonger dan 20 jaar. Dat zijn……………bezoekers.

    C: Op een broek van € 30 krijg ik 12 % korting. Ik betaal voor deze broek…………….

    D:Van de 280 leerlingen van onze school zitten er 35% in de kleuterschool. Dat zijn ………kleuters.

    3:Hoe groot is het verschil?

    4/5 en ¾ = ______ 2/3 en ½ =________

    4/7 en 1/6=______ 7/8 en 1/4=_________

    B:Bewerkingen:

    A:Reken uit:

    X10

    X100

    1,24

    13,006

    0,06

    1,02

    168

    B: Cijfer:

    136,54 x 36 =__________________ 2,98 + 8,795 + 0,87 + 0,09 + 8,99 =________________________

    0,89 x 4,6= ___________________ 376 – 54,38 = _________________________

    98,7 x 87 = ___________________

    Meetkunde:

    Teken deze driehoeken correct=

    A: lengte AB = 6 cm. Hoek A: 37° en hoek B: 90° Hoek C:……..°

    De omtrek van deze driehoek bedraagt…………..cm

    B: lengte AB= 4,7 cm. Hoek A: 80° Hoek B= 40° Hoek C=……..°

    De omtrek van deze driehoek bedraagt…………cm.

    C:Teken dit parallellogram:

    Lengte AB = 7cm. Hoek A= 45° Hoek B=…..° Hoek C=…..° en Hoek D=…….°. Hoogte = 3cm.

    De omtrek van dit parallellogram bedraagt……………..

    De oppervlakte van dit parallellogram bedraagt……………..

    D:Teken de volgende driehoek:

    AB= 4cm. Hoek A= 60 ° Hoek B=60°.

    Teken nu alle symmetrieassen die je in deze driehoek kan tekenen.

    E: Teken een parallellogramABCD waarbij AB = 5 cm en Hoek A= 35° en de hoogte = 2 cm. Deze hoogte vertrekt vanuit B.

    A._________________…..

    Teken nu een spiegelas S die op 3cm evenwijdig loopt met de BD.

    Teken nu het spiegelbeeld van dit parallellogram.

    16-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. 1.e. rekenen: voorbereiding toets blok 5

    Voorbereiding toets blok 5

    1: Verbind de kaartjes met de getallenas

    --------------------------------------------------

    29 29,50 30 30,50

    /_____________________/_______________________/_______________________/_____

    29,25 30,35 29,05 29,75 30,10

    2:Reken de percenten uit en kleur de balken

    --------------------------------------------------------

    gegooid

    scores

    percent

    Alexander

    20

    15

    ............%

    Charlotte

    40

    26

    ............%

    Artuur

    50

    38

    ............%

    Kato

    30

    15

    ............%

    Alexander

    Charlotte

    Artuur

    Kato

    Hoeveel km moeten ze nog rijden?

    -----------------------------------------

    197,7km                                                                 214,2km

    ___/________________________________________/__ Nog..................km

    607,7km                                                                     613,2km

    ___/________________________________________/__ Nog..................km

    1909,4km                                                                   1988,6km

    __/_________________________________________/____ Nog..................km

    Cijfer :

    --------

    7893 : 86 = 9865 : 36=

    ik schat:______________ Ik schat:________________

    Ik reken tot 0,1 nk. ______________ Ik reken tot 0,1=____________

    ik reken tot 0,001 nk. _______________ Ik reken tot 0,001=__________

    Reken uit het hoofd!!

    -------------------------

    10 x 73 = 100 x 38=

    30 x 73 = 50 x 38=

    80 x 43= 5 x 62=

    130 x 73= 150 x 38=

    79 x 11= 3150 x 9=

    224 x 11 = 2420 x 9=

    Vul in: waar of niet waar:

    ------------------------------

    Een ruit heeft gelijke zijden en gelijke hoeken ........................................

    Een trapezium heeft 2 paar evenwijdige zijden .........................................

    Een vierkant is een rechthoek ............................

    Een trapezium is een parallellogram.............................

    Een parallellogram is ook een trapezium......................................

    Teken:

    ---------

    a: een hoek van 75 ° b: een hoek van 125°








    c: 2 vierkanten tussen de gegeven evenwijdige lijnen

    ______________________________

    ______________________________

    d:2 rechthoeken tussen de 2 evenwijdige lijnen.

    ____________________________

    ____________________________

    e:2 trapezia tussen de evenwijdige lijnen

    -----------------------------------------

    ------------------------------------------

    Bereken van elke prent de omtrek en de oppervlakte

    ------------------------------------------------

    schaal:1:100

    prent 1

    werkelijke omtrek

    werkelijke oppervlakte

     
    fig 1

    16-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    15-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.g.tabellen metend rekenen

    Standaardmaten bij lengte

    km

    100m

    10m

    m

    dm

    cm

    mm

    1

    0

    0

    0

    0,

    0

    1

    Oppervlaktematen en landmaten

    oppervlaktematen

    Km²

    10000m²

    (hm²)

    100m²

    (dam²)

    dm²

    cm²

    mm²

    landmaten

    ha

    a

    ca

    03

    50

    00

    01

    50

    Standaardmaten bij inhoud

    Liter (l )

    dl

    cl

    ml

    0,

    0

    1

    1,

    0

    0

    0

    Standaardmaten bij gewicht

    M

    HD

    TD

    D

    H

    T

    E

    ton

    kg

    g

    1

    0

    0

    0

    0,

    0

    7

    5

    15-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.d:voorbereiding blok 4

    Voorbereiding les 11 blok 4

    ---------------------------------

    0___________1__________2___________3____________4____

     

     

     

    Zet de volgende getallen op de getallenlijn: 1en 3/4 ; 1/4 ; ½ ; 2en1/4 ; 3 en 3/4

     

     

    2:Welk deel en hoeveel?

    ----------------------------

    Een parkeerplaats is voor 3/4 gevuld. Dat zijn 630 wagens. Welk deel van de parkeerplaats is leeg?_______deel. Hoeveel plaatsen zijn dat? ______plaatsen.

    3:Kleur de percenten.

    -------------------------

    1800 fietsers maken zondag een uitstap.

    O 25% rijdt naar Brussel.

    O 20% rijdt naar Antwerpen

    O 35% rijdt naar Hasselt

    O 10% blijft thuis

    O 10% rijdt naar Mechelen.

    Hoeveel fietsers rijden naar Mechelen?______

    Hoeveel fietsers rijden naar Hasselt? _______

     


    Reken uit en vereenvoudig de uitkomst indien mogelijk

    ----------------------------------------------------------------

    1/7 + 3/7 =                                             3/4 - ½ =

    12/9 - 5/9 =                                           10/12 - 1/2=

    3/4 + 2/3=                                               4/5 + 3/6 =

    3/4 - 1/8=

    14/9 - 1/3=

    Teken vooraanzicht, zijaanzicht en bovenaanzicht.

    -----------------------------------------------------------

     

     

     

    2

    1

     

     

    2

    4

    3

    2

    1

    2

    1

    1

    2

    3

    2

    4

    Vooraanzicht:

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    zijaanzicht rechts

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Bovenaanzicht

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Hoeveel blokken zijn er nodig?___

    15-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    14-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.d:voorbereiding toets 2

    Voorbereiding toets blok 2

    1:Uit het hoofd:

    60 x13 = 6400 : 80 =

    6 x 130= 640 : 8 =

    5 x 230 = 4200 : 7 =

    5 x 23000 = 42000 : 7 =

    448 : 8 = 4241 : 6 =

    546 : 6 = 6354 : 9 =

    6360 : 6 = 72800 : 8 =

     

    2:Schat en reken uit:

    476 x 64 = _______________ Schatting:___________________

    187 x 48=________________ Schatting:___________________

    4789 : 76=________________ Schatting:___________________

    3218 : 29=_________________ Schatting:___________________

     

    3:Reken uit:(schrijf telkens de bewerking en de uitkomst)

    In een doos gaan 53 pakjes koeken. Er zijn 15673 pakjes. Hoeveel dozen zijn er nodig?

    ______________________________________________________________________

    Aan de afrit Zemst staat kilometerpaal 47,7. Welke kilometerpaal staat 8700 meter verder?

    ______________________________________________________________________

    4:Vul in:

    Van 4800 auto’s rijdt 3/8 naar Brussel. Dit zijn...................auto’s. 2/8 rijdt naar Antwerpen. Dit zijn ....................auto’s. De overige auto’s kiezen een andere bestemming. Dit zijn . / .deel of .......................auto’s.

     

     

     

    5:Kies de juiste maat:

    Een kat weegt ongeveer 3,5.........

    De afstand van hier tot aan de kerk is ongeveer 250........

    Een blikje cola bevat 33.........

     

    6:Wat is het cijfer waard?

    3476,45 m====> 4 =...........m

    2,07 l=====> 7 = 7 ........

    3,005 kg====> 5= 5.......

    20543 dm ====>2=2......

    13 ton====> 3 = ... ........kg

    7:Teken het voor en rechter zijaanzicht van deze bouwplaten:

     

    4

    0

    3

    2

    0

    2

    1

    0

    1

    3

    1

    0

    voor:

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    zij:

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    aantal blokken:________

     

     

     

     

    3

    2

    0

    2

    0

    4

    1

    0

    0

    3

    2

    1

    voor;

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    zij:

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    aantal blokken:_____

    14-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    13-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.c:tabellen + kenm vlakke fig

    Toepassing metend rekenen:

    1:Vul in:

    ----------

    125000 mm²= 12,5_____ 1200 cm² =__________m²

    0,0245 m² = 245 _______ 0,003 m = ________cm

    1235 m²=________dm²    412300a = _____________ha

    0,025 kg= _______dg       200240 dm²=____________a

    58200m²= ___________ha

    2:Welk is de waarde van het vet gedrukte cijfer?

    --------------------------------------------------------

    235 dm²        120035 cm²      26985 g      36789 cm

    ....m²           ....dm²                ....kg              ....m

    3:Werk uit en vul in:

    -----------------------

    10 m² : 8 =____________dm²

    0,45 dm² + ________ dm² = 1m²

    0,03 m² - _________=1dm²

     

     

     

    waar

    niet waar

    iedere veelhoek met twee paar evenwijdige zijden is een trapezium.

     

     

     

     

    De diagonalen van een trapezium kunnen nooit loodrecht op elkaar staan.

     

     

     

     

    Sommige rechthoeken zijn ruiten

     

     

     

     

    een vierhoek met loodrechte diagonalen is altijd een ruit

     

     

     

     

    alle parallellograms zijn ook trapezia

     

     

     

     

    een rechthoek is een ruit

     

     

     

     

    een vierkant is een ruit

     

     

     

    een rechthoek is een parallellogram

     

     

     

    elk parallellogram is een rechthoek

     

     

     

     

     

    13-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    12-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.c:met.rek.:toepassing tabellen

    metend rekenen:

    1:Vul in:

    ----------

    5dm² = ____________m²          25dm²=____m²

    3120cm²= __________m²          20dm= ____ hm

    0,250m²=__________cm²           0,003 m²=_________cm²

    153g=___________kg                0,03 m = _________cm

    0,025 kg=_________dg              0,015 hl=________l

    125000mm² = 12,5_______        1235 m²=_______dm²

    0,0254m²= 250___________      165m = ________dm

    294m=________hm                   1200cm²=_________m²

    69500 dl=________hl                5400cm=_________m

    __cm²=______mm²                      ___m=_______dm

     

    2:Welk is de waarde van het onderstreepte cijfer?

    ---------------------------------------------------------

    235 dm²             120035cm²          39885 g                 29835 cm

    __ m²                __ dm²                     ___kg                   ___m

     

     

     

    12-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    11-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.c:met rek:omtrek en oppervlakte

    Vlakke figuren: omtrek en oppervlakte:

    naam figuur:

    omtrek:

    oppervlakte:

    Vierkant

    zijde x 4 (zx4)

    zijde x zijde

    (z x z)

    Rechthoek

    (lengte + breedte) x 2

    (l + br)x2

    lengte x breedte of basis x hoogte

    l x br b x h

    Ruit

    zijde x 4

    (grote diagonaal x kleine diag.):2

    of: basis x hoogte

    (Dxd):2 of b x h

    Parallellogram

    (basis + schuine zijde)x2

    (b + sch.z.)x2

    basis x hoogte

    Driehoek:

    alle zijden meten en optellen

    (basis x hoogte):2

    (b x h) : 2

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    11-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    10-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.b:inoefening bewerkingen

     

    inoefening bewerkingen:

    -----------------------

    a:Reken handig: je mag je werkwijze noteren

    ----------------------------------------------------

    17,03 x 100 =___________________________________________________=

    483x20=_______________________________________________________=

    284 : 20 =______________________________________________________=

    3/4 + 2/6=______________________________________________________=

    7/8 - 2/4 =______________________________________________________=

    785 - 298=_____________________________________________________-=

    1768 + 497=____________________________________________________=

    14 : 1000=______________________________________________________=

    80 x 250=______________________________________________________=

    700 : 500=______________________________________________________=

     

     

    Los de volgende cijferoefeningen op :

    --------------------------------------------

    a: 48,7 x 2,9= _________

    b: 3897 : 48 =_________(tot 0,1 nauwkeurig)

    c: 298 x 63,4=_________

    d: 2987,6 + 89,7 + 987,78 =________

    e: 987234 - 97056,1 =_________


    ______________________________________________________________________

     

    1:Omkring de juiste schatting

    -----------------------------------

    307 x 2,3 is ongeveer 90 900 60 600 6000

    400 000 : 395 is ongeveer 20 200 2000 100 1000

    2:Werk uit, je mag tussenuitkomsten noteren:

    ----------------------------------------------------

    20 x 17 =_______________________________________________________

    3 : 10 =_________________________________________________________

    0, 5 x 44=_______________________________________________________

    0,6 x 9 =________________________________________________________

    10x35,35 =______________________________________________________

    6,4 x 5 =________________________________________________________

    25%van 120 =___________________________________________________

    1935 - 398 = ____________________________________________________

    6,3 - 2,24 = _____________________________________________________

    8,15 - 4,2 =_____________________________________________________

    3 - 0,75 = ______________________________________________________

    5 x (53 + 167 ) =_________________________________________________

    2 % van 500=__________________________________________________

    3: Zet de deling om in de meest eenvoudige vorm(werk daarvoor de nullen en komma’s weg in de deler

    ----------------------------------------------------------

    470 : 230 =_________________:_________________

    25,5 : 0,5 = _________________:_________________

    625 : 2,5 =__________________: 25

     

     

    4:Vul in:

    -----------

    125 : 5 = ( 100 : 5 ) + ( _____: 5 )

    2400 : 6 = 1200 : ______

    3600 : 9 =_______: 3

    380 : 10 = _________: 5

    5:Zoek het rekenvoordeel, schik de oefening en los op

    ---------------------------------------------------------------

    3217 + 6 87 + 2783= ____________________________________________=____________

    1435 - 670 - 330 =______________________________________________=_____________

    6:Vul in:

    -----------

    3/7 van de helft van 140 is__________

    312 meer dan het tienvoud van 12 is_________

     

    -

    10-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    09-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.b:Oefeningen hoofdrekenen

    Werk uit:

    -----------

    178 x 10 =

    89,56 x 1000 =

    0,12 x 1000=

    12 x 99 =

    165 x 11 =

    24,5 x 11 =

    455 x 9 =

    35 x 5 =

    326 x 0,5=

    122 x 50 =

    19 x 0,9=

    2987 - 198 =

    126 x 15 =

    144 x 1,5=

    3298 + 198 =

    2654 - 397 =

    3279 + 3298 =

    5986 - 493=

    298 x 0,5 =

    12,37 + 65,095 =

    25,4 - 3,98 =

    09-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    08-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.b:schatten bij cijferen

    Schatten bij de bewerkingen:

    ---------------------------------

    1:aftrekking en optelling:

    ----------------------------

    We kijken naar de 2 cijfers met de grootste waarde.

    986472
      27894 
    +         0,38
     _________
    De schatting is hier dus 980000 + 20000= 1000 000 

     

     

      76542
    -32 321
    _______

    De schatting is hier dus: 76000 - 32000 = 44000

     

    2:Vermenigvuldiging:

    -------------------------
    We kijken naar het tweede cijfer van vermenigvuldiger en van vermenigvuldigtal. Het grootste ronden we naar boven af en het kleinste naar beneden.

    Voorbeeld:

    2436
    x 784
    ------
    Het 2de cijfer van het vermenigvuldigtal =4
    Het 2de cijfer van de vermenigvuldiger = 8
    8>4 ==> we ronden 2436 naar beneden af = 2000
                   we ronden 784 naar boven af = 800
    De schatting is dus: 2000 x 800 = 1600000


    Wanneer één van de getallen kleiner is dan 1, ronden we het af naar 1 en het andere naar beneden..

    Voorbeeld:

    36,75
    x0,78
    -------
    0,78<1 dus dit getal ronden we af naar 1
    36,75 ronden we af naar beneden = 30
    De schatting is dus 1 x 30 = 30

    08-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    07-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.b.:hoofdrekenen

    Samenvatting leerstof hoofdrekenen vijfde leerjaar

    Welke oefeningen hebben we al geleerd?

    14 x 10 = 140

    2,3 x 100 = 230

    0,0004 x 1000 = 0,4

    We schuiven de komma zoveel plaatsen naar rechts als er nullen zijn in de vermenigvuldiger.

    14: 10 = 1,4

    3 : 100= 0,03

    145 : 1000 = 0,145

    We schuiven de komma zoveel plaatsen naar links als er nullen zijn in de deler.

    a x 11= (a x 10) + a

    vb: 154 x 11 = (154 x 10)+154= 1540 + 154 = 1694

    a x 9 = (a x 10)- a

    vb: 195 x 9 = (195 x 10)-195 = 1950 - 195 =1755

    a x 5 = (a x 10) : 2

    vb: 54 x 5 = (54 x 10): 2= 540 : 2 = 270

    a x 15= (a x 10) + ( a x 10):2

    vb: 16 x 15 = (16 x 10)+ (16 x 10):2=160 + (160 :2)=160+80=240

    a x 50 = (a x 100): 2

    vb: 8,4 x 50 = (8,4 x 100):2= 840 : 2 = 420

    a x 0,5= (a x 1) : 2 = a : 2

    vb: 14 x 0,5= 14 : 2 = 7

    a x 1,5 = ( a x 1) + (a : 2 ) = a + (a : 2)

    vb: 28 x 1,5= 28 + ( 28 : 2)= 28 + 14 = 42

    a - 98 = (a - 100) + 2

    vb: 1598 - 98 = (1598 - 100) + 2 = 1498 + 2 = 1500

    a - 9,7 = ( a - 10) + 0,3

    vb: 12,6 - 9,7 = (12,6 - 10 ) + 0,3 = 2,6 + 0,3 = 3,9

    a + 96 = (a + 100)- 4

    vb: 327 - 96 = (327 + 100) - 4 = 427 - 4 = 423

    a + 9,3 =( a + 10) - 0,7

    vb: 29,4 + 9,3= (29,4 + 10) - 0,7= 39,4 - 0,7 = 38,7

    a x 1,1= a + (a : 10)

    vb:: 75 x 1,1 = 75 + (75 : 10 ) = 75 + 7,5 = 82,5

    a x 0,5 = a : 2

    vb: 76 x 0,5 = 76 : 2 = 38

    a x 0,1 = a : 10

    vb: 7 x 0,1 = 7 : 10 = 0,7

    Breuken:

    1/5 + 1/7===> breuken gelijknamig maken en dan optellen: 7/35 + 5/35= 10/35

    2/3 - 3/7====>breuken gelijknamig maken en dan aftrekken: 14/21 - 9/21=5/21

    3/4 x 4 =====> teller x getal en de noemer blijft.: 3/4 x 4 = 12/4=3

    3/4 : 4======>noemer x getal en de teller blijft: 3/4 : 4 = 3/16

     

     

     

     

     

     

     

     

    07-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    06-11-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1.a.correctiesleutel
    2:En nu oefenen:
    -----------------------
    a:Duid de volgende breuken aan op de getallenlijn: 3/5 - 6/10 - 1/2 - 6/5
    ----------------------------------------------------------------------------------------------
                                   6/10
    0                        1/2 3/5                1         6/5                                      2
    I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__

    b:Welke breuken zijn aangeduid?
    ---------------------------------------------

    0                    A                   B   1              C                               2
    I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__

    A=  4/9                B=  8/9            C=  12/9 (=4/3) 

    c:Dit is 1/3:OOO
    -----------------------
    Kleur groen tot  1 geheel:OOOOOOOOOOOOOOOOOOOO

    d:Dit is 1/5 : ______
    ----------------------------
    Teken het geheel:_________________________

    e:Vereenvoudig de volgende breuken:
    ----------------------------------------------------

    24/28= 6/7                                                                                     12/18=2/3

    21/14=  3/2                                                                                    27/36=3/4

    f:Maak de volgende breuken gelijknamig:
    --------------------------------------------------------

    1/3 en 1/4=  4/12         en        3/12                                      2/5 en 3/4=    8/20       en   15/20

    4/7 en 3/8= 32/56        en        21/56                                     5/6 en 3/7=   35/42      en   18/42

    g:Vul in: <,>,=
    --------------------

    2/3___<__3/4                       3/7____<____5/8                       6/9____=__2/3                    7/8__>_6/9

    h:Noteer deze breuken als een kommagetal
    -----------------------------------------------------------
    3/4=0,75                  1/2=0,50            7/5=1,4           2/8=0,25

    i:reken uit:
    ---------------
    3/4 van 28=21                   5/6 van 420= 350                   7/8 van 568=497

    j:Maak de volgende bewerkingen met breuken. Vergeet de uitkomst niet te vereenvoudigen.
    ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

    1/6 + 2/3 =5/6

    7/8 - 4/6 =5/24

    3/4 + 4/6=17/12

    5/7 - 2/3=1/21




    06-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.1a:getallenkennis:breuken
    1:dit moet je leren:
    a:
    Om breuken goed te begrijpen, is het belangrijk dat we de
     betekenis van een breuk kennen: 3/5 betekent: ik verdeel
    een geheel in 5 gelijke delen en ik neem er 3 delen van.
    7/5 betekent: ik neem 2 gehelen; ik verdeel elk geheel in
     5 gelijke delen en ik neem 7 delen.
    Een breuk is ook een deling:7/5= 7:5=1en 2/5 8/3= 8:3=2en 2/3
    b:
    Met breuken moet je spelen: vermenigvuldigen of delen.
    Wanneer je de teller en de noemer van een breuk met
     hetzelfde getal vermenigvuldigt, verandert de waarde
     van de breuk niet.
    2/3 = 4/6 =8/12 = 16/24....
    Op deze manier kunnen we breuken vereenvoudigen.
    Dit doen we door de teller en de noemer te delen door
     de grootste gemeenschappelijke deler van teller en noemer.
    vb.: 21/28 :  de grootste gemeenschappelijke deler van 21 en 28 is 7
           dus: 21 : 7  = 3/4
                   28 : 7
    We kunnen ook 2 breuken gelijknamig maken door
     de noemers op hun kleinste gemeenschappelijk veelvoud te brengen.
    vb.:2/3 en 3/4 : het kleinste gemeenschappelijk veelvoud van 3 en 4 is 12
         dus: 2/3 = 8/12 en 3/4 = 9/12  ===>2/3 en 3/4 verhouden
     zich als 8/12 en 9/12 ===>2/3<3/4
    c:
    We kunnen sommig breuken ook omzetten in kommagetallen.
     Daarvoor zetten we de breuk eerst op noemer 10; 100 of 1000.
    vb: 3/4 = 75/100 = 0,75
          5/8 = 625/1000 = 0,625
    Natuurlijk kunnen we niet alle breuken omzetten op een kommagetal. 
    2/3 kunnen we niet op noemer 10, 100 of 1000 zetten.
     Dus kunnen we deze breuk niet omzetten in een kommagetal.
    d: 
    Breuken die we op noemer 10, 100 of 1000 kunnen zetten,
     kunnen we ook omzetten in percenten.Percent betekent immers per 100.
    vb: 3/4 = 75/100 = 75%
          5/8 = 625/1000 = 62,5/100
    e:
    Je kan ook een breuk van een hoeveelheid nemen.
    voorbeeld: 2/5 van 20.
    Dit betekent: Ik verdeel 20 in 5 gelijke delen en ik neem er 2 van.
    Dus: 20:5=4     4x2=8
    dus: 2/5 van 20=8

    f:
    Wanneer we breuken optellen of aftrekken, maken we
     de breuken eerst gelijknamig.
     Daarna doen we teller - teller of teller + teller; de noemer blijft.
    Vergeet daarna de breuk niet te vereenvoudigen.
    Voorbeeld: 3/4 - 1/6 = 9/12 - 2/12 = 3/12=1/4
                       3/5 + 1/4 = 12/20 + 5/20= 17/20
                  
    2:En nu oefenen:
    -----------------------
    a:Duid de volgende breuken aan op de getallenlijn: 3/5 - 6/10 - 1/2 - 6/5
    ---------------------------------------------------------------------------------------

    0                                              1                                               2     
    I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__

    b:Welke breuken zijn aangeduid?
    ---------------------------------------------

    0                    A                   B   1              C                               2
    I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__I__

    A=                  B=              C=     

    c:Dit is 1/3:OOO
    -----------------------
    Kleur groen tot  1 geheel:OOOOOOOOOOOOOOOOOOOO

    d:Dit is 1/5 : ______
    ----------------------------
    Teken het geheel:

    e:Vereenvoudig de volgende breuken:
    ----------------------------------------------------

    24/28=                                  12/18=

    21/14=                                   27/36=

    f:Maak de volgende breuken gelijknamig:
    --------------------------------------------------------

    1/3 en 1/4=           en             2/5 en 3/4=         en

    4/7 en 3/8=           en              5/6 en 3/7=          en

    g:Vul in: <,>,=
    --------------------

    2/3______3/4                       3/7___________5/8                    

       6/9________2/3                    7/8________6/9

    h:Noteer deze breuken als een kommagetal
    -----------------------------------------------------------
    3/4=____________                    1/2=____________            

    7/5=_____________                   2/8=__________

    i:reken uit:
    ---------------
    3/4 van 28=__________                   5/6 van 420= _______               

         7/8 van 568=_________

    j:Maak de volgende bewerkingen met breuken.
     Vergeet de uitkomst niet te vereenvoudigen.
    --------------------------------------------------------------------------------------

    1/6 + 2/3 =

    7/8 - 4/6 =

    3/4 + 4/6=

    5/7 - 2/3=



                 

    06-11-2005, 00:00 Geschreven door Walter Segers  


    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs