Het leven zoals het zou moeten zijn. Ik hoop om elke lezer te kunnen blijven boeien met mijn verhaal. Mocht er iemand menen zich te herkennen in een bepaalde figuur, dan nmoet hij/zij zich vereerd voelen dat ik mij laat inspireren door zijn/haar persoon. Alvast veel leesplezier, en spaar me niet van uw welgewaardeerde opmerkingen of suggesties.
05-01-2013
5 Januari MAMA AFRIKA
De volgende dagen leer ik veel over dit volk van de Bavianenkoning. Met José als tolk voer ik urenlange gesprekken met Mzuzi onder de apebroodboom. Hij vertelt er over de overlevingsmethodes die ze gebruiken om in dit land te kunnen leven. Het dorp ligt aan de oever van een traagstromende rivier waarin het krioelt van vissen, maar waar ook gevaar dreigt van krokodillen en nijlpaarden. Op een veld naast het dorp bewerken de vrouwen de vruchtbare grond en oogsten er maniok, ananas, aardnoten en nog andere voedzame gewassen. Regelmatig trekken de mannen op jacht en keren terug met een gazelle of een wild zwijn. Soms, als ze veel geluk hebben, slagen ze er in om een olifant te vangen en dan is het feest, want dan is er vlees in overvloed! Dan worden de bewoners van omliggende dorpen uitgenodigd tot het copieuze feestmaal! Dan roffelen de tamtams dat het een lieve lust is, zingen de vrouwen vrolijke liedjes en wordt er gedanst van 's morgens tot 's avonds. Iedereen eet naar hartelust en menige fles palmwijn wordt soldaat gemaakt. Bij valavond wordt een groot vuur ontstoken en het feesten gaat door tot een flink stuk in de nacht, tot iedereen vermoeid van een korte nachtrust geniet. 's Anderendaags klinkt plots de slag van een trommel, die de anderen oproept om het feestgedruis te hervatten en algauw geurt het in het dorp weer heerlijk naar vers gebraden vlees engekookte groenten. Een eerste vreugdekreet weergalmt tussen de hutten en het dameskoor zet een volgend liedje in van hun uitgebreide repertoire. Ja, van feestvieren en van het leven genieten, daarvan hebben ze een slagje weg! Wat een verschil met mijn grauwe leventje als opstellertje elke dag in dat duffe kantoortje in de grijze grootstad! Hier voel ik mij volledig verlost van alle stress en prestatiedrang, en van langs om minder voel ik nog heimwee naar huis, zover weg in afstand en in tijd! Soms trek ik mee op zwerftocht in de savanne en leer zo de jachttechnieken van de jagers kennen. Ook hun taaltje begin ik stilaan te begrijpen en al hortend en stotend met de geringe woordenschat die ik me al machtig gemaakt heb, kan ik al een gesprek met hen voeren. Met de kinderen speel ik soms wel eens een spelletje, waarbij ik telkens weer het onderspit moet delven, tot groot jolijt van hen en van de volwassenen die van op een afstand het verloop van het spel volgen. Ik ben me zelfs niet meer bewust van het amulet aan de gouden ketting om mijn hals. Welke gevaren er in kunnen schuilen, daarvan geef ik me geen rekenschap! 's Avonds leg ik me telkens vermoeid maar tevreden neer en geef me over in de armen van Morpheus, terwijl in de verte de geheimzinnige geluiden weerklinken van de nachtdieren die nu in volle actie komen. Het gebrul van een leeuw of het gelach van een hyena, dit alles boezemt me al geen angst meer in, beschermd als ik me weet in de nabijheid van de hutten van die zwarten die me als een gelijke behandelen. Waarom zou ik me zorgen maken? De dagen na ons bezoek aan het Museum voor Centraal Afrika verlopen langzaam en Freddy en ik blijven maar doordenken over hetgeen we beleefd hebben die bewuste namidag. We besluiten om binnen de kortste tijd op onderzoek te trekken naar de Matongéwijk nabij de Porte de Namur of zoals de Afrikanen ze herdoopt hebben: de Porte de l'Amour, in Elsene. En zo trekken we op een zwoele zomernamiddag richting Naamse Poort waar we nabij de St. Bonifaciuskerk café "L'Ultime Atome" vinden, zoals Désiré, de suppoost van het museum ons na enig aandringen verteld had. Al van op het trottoir horen we een leuk deuntje binnen in de zaak spelen. Papa Wemba denk ik, een van de meest gerenomeerde Congolese artiesten. We betreden het etablissement dat druk beklant is. Een mengelmoes van studenten, kantoorbedienden en ander vrolijk volk vormen het kliënteel van de zaak. Ze zitten aan tafeltjes op plastiek tuinstoelen in felle kleuren of staan aan de toog met een flesje pils in de hand. Overal wordt heftig gepraat met veel animo! Heftig gesticulerend zetten ze hun uitspraken kracht bij, elkaar op de schouder kletsend of in de zij stompend. Nu en dan barst er een lachsalvo los waarbij ze hun witte tanden blootlachen en met hun ogen draaien, een traan van plezier wegpinkend. Freddy en ik vinden in de hoek nog een tafeltje vrij en nemen onbezorgd plaats. Een dienstertje komt ons vragen wat we wensen te drinken en we bestellen ook elk een koel flesje bier, zoals hier blijkbaar de gewoonte is. Het jonge ding trippelt zwierig weg en een poosje later zet ik de krop van een flesje aan mijn lippen en geniet zalig klokkend van het koele, dorstlessende gerstenat. Aan de tafel naast ons zit een ouder heertje in keurig maatpak voor een schotel met daarop "poulet_moambe", het nationale gerecht van onze vroegere kolonie. Wat verderop zit een jong koppeltje aan elkaar te frunikken; ze vergeten blijkbaar waar ze zich bevinden, zo gaan ze in elkaar op. Ginds zit een notoir type een bundel formulieren te inspecteren, zijn hoornen bril op het puntje van zijn neus. Aan de tapkast een groepje jongeren, aan hun enthoesiasme te zien hebben ze al meer dan een biertje in hunkraag gekipt. Ze roepen en tieren tegen elkaar om ter luidst waarbij ze zich kostelijk amuseren. Aan het raam zitten twee oudere Congolese dames rustig te genieten van de passage op het voetpad, af en toe een woordje commentaar uitwisselend over hetgeen ze zien. Het dienstertje drentelt vrolijk taterend door het café, hier en daar een bestelling opnemend en onderwijl lege glazen afruimend. Enkele van de jongens kletsen haar zachtjes op haar bips en ze laat het zich blijkbaar welgevallen. Dan wipt ze kirrend achter de toog en spoelt delege glazen om en plaatst de lege flessen in een bak ergens onder de spoelbak. Daarna vult ze de voorraad pils in de frigo aan. Plots komt een oud vrouwtje door de deur binnen. Ze wordt van alle kanten begroet, en hier en daar geeft ze een bekende een zoen op de wang. Freddy port me aan en wijst met zijn neus naar het olijke vrouwtje. Zou dat Mama Afrika zijn? Langzaam komt ze tot aan ons tafeltje en ik maak een uitnodigend gebaar naar de nog vrije stoel aan onze tafel. Dankbaar neemt ze plaats. Het dienstertje brengt haar een flesje bier dat ze met graagte aanneemt. Freddy trekt zijn stoute schoenen aan en vraagt haar of zij Mama Afrika is. "Zo noemt men mij" antwoordt ze, "hoe ik werkelijk heet, weet bijna niemand meer." Hij vertelt haar van ons bezoek aan het museum en onze kennismaking met Désiré, de zaalwachter. Van zijn vreemd verhaal over het sieraad in de vitrinekast en zijn ontmoeting met haar, hier in dit café. De mysterieuze boodschap die ze hem gaf, boeide ons zo, dat we besloten haar op te zoeken om haar naar die bevreemdende historie te vragen. En zo zijn we hier dus aanbeland. Het mensje neemt ons onderzoekend van kop tot teen op, overleggend wat te doen. "Niet hier en nu" spreekt ze, "kom volgende week op dezefde dag om drie uur na de noen naar de ingang van de kerk en wacht daar op me." Daarna drinkt ze met een flinke teug het flesje leeg, zet het met een klap op het tafeltje, staat op uit haar tuinstoeltje en verlaat onverwijld het café, ons verweesd achterlatend. Freddy neemt het eerst het woord en vraagt me wat we hiervan moeten denken? Ik blijf hem het antwoord schuldig en zeg hem dat we volgende week terugkomen. Hopelijk wordt dan een tipje van de sluier opgelicht!
Ik besloot dat ik niet bij de pakken mocht blijven zitten; er moest wel ergens een zinnige verklaring zijn voor wat me hier nu overkwam. Buiten vind ik Mzuzi , het dorpshoofd , terug waar ik hem verlaten had. Hij zat rustig kauwend op een twijgje onder de apebroodboom , zoals blijkbaar de gewoonte was om zijn tanden te poetsen. Jose vervulde zijn rol van tolk andermaal, zodat ik aan de oude man kon vragen naar de herkomst van het amulet. Hij sloot zijn ogen, alsof een ander persoon in hem kwam,en begon te vertellen. Het amulet kreeg hij toen hij in zijn ambt aangesteld werd, van zijn voorganger. Deze kreeg het sieraad van zijn voorganger, die het op zijn beurt kreeg uit de handen van zijn voorganger. Dit gebruik was al generaties lang in voege, al eeuwen lang. In ver vervlogen tijden had een tovenaar een visioen over de toekomst van zijn volk. Een baviaan werd aangevallen door een groep leeuwen. Net op het ogenblik dat hij dreigde het onderspit te delven, verscheen een grote blanke man op het toneel die de leeuwen wist te verjagen en zo de baviaan van een gewisse dood redde. Die baviaan stond voor het volk van de tovenaar dat volgens hun overlevering afstamden van een kind, geboren uit een baviaanvader en een meisje. Dit kind werd de stamvader van een talrijk volk, dat zich de stam van de Baviaankoning noemde. Toen de tovenaar uit zijn droom ontwaakte, begreep hij de toedracht van zijn visioen. Om zjn stamgenoten te behoeden van het dreigend gevaar , liet hij uit een fraai stuk eboniet een amulet graveren.Dit amulet verbeeldde een baviaan die met opengesperde muil dreigend onheil leek af te drijven. Dit kleinood bvestigde hij aan een gouden ketting, speciaal hiertoe gesmeed uit juwelen verzameld onder alle stamgenoten. Zij hadden zoveel respect voor hun tovenaar en zijn voorspelingen, dat zij wat graag ieder een gouden voorwerp afstonden om de halsketting te vervaardigen voor het amulet dat hun stam zou beschermen voor alle onheil. Het sieraad werd opgeborgen in een kostbaar schrijn en zo telkens weer doorgegeven van het ene dorpshoofd aan zijn opvolger tot nu. En volgens hun voorspelling was ik de gekozen man, de blanke die het volk zou behoeden van een groot onheil dat over hen zou komen! Hierna keerde ik naar mijn tent terug, waar ik mij op mijn velbed neervleide. Het werd me allemaal teveel, mijn hoofd tolde om en om en ik sloot mijn ogen om te bekomen van alle emoties die de laatste 24 uur bij mij opgewekt waren door de opeenvolgende gebeurtenissen. Langzaam zonk ik weg in een diepe slaap... Toen Désiré zich ervan vergewist had dat er niemand in de buurt was,stak hij van wal met zijn verhaal. Hij was geboren in Congo, maar kort na zijn geboorte werden zijn beide ouders om het leven gebracht door een leeuw, die in hun hutje was binnngedrongen. De kleine werd via een missiepst van de Paters van Scheut geadopteerd door een blank echtpaar in Kinshasa. Toen de ambtenaar uit de kolonie naar België terugkeerde kwam de kleine Désiré in België terecht waar hij een gelukkige jeugd beleefde. Na zijn studies slaagde de jongeling voor een toegangsexamen tot suppoost in het Museum voor Midden Afrika. Vele jaren later, op een warme zomerdag, trok Désiré na zijn dagtaak naar de Matongéwijk om er een dorstlessend pintje te drinken in een van vele Congolese caféetjes die de wijk rijk is. Uit het niets dook plotsklaps een oud vrouwtje op. Ze droeg de typische kledij van de Congolese vrouw: een pagne om haar middel gedrapeerd met daarop een katoenen blouse, op het hoofd een soort van tulband op Afrikaanse wijze geknoopt. Ze nam Désiré's rechterhand in haar knokige knuisten en draaide de handpalm naar boven. Met de top van haar linkrwijsvinger volgde ze de handlijnen op zijn handpalm. Ze stiet een hogekreet uit en brabbelde toen in een taaltje, een mengeling van een Congolees dialect en verouderd Frans: "Jij moet zorg dragen voor de Baviaankoning tot de dag dat de Grote Blanke komt om je volk te redden van de ondergang!" Daarna verdween ze in de masa in het druk beklante caféetje. Désiré bleef onthutst achter, nog steeds vol ongeloof starend naar de handpalm van zijn rechterhand. Een oud heertje aan het volgende tafeltje gezeten had de hele situatie belangstellend gevolgd. Hij richtte zich tot Désiré en sprak: "Ik zou de wijze woorden van Mama Afrika niet in de wind slaan, als ik in jou plaats was!" Volledig van zijn melk keerde Désiré naar zijn zolderkamertje terug en sliep di nacht rusteloos. 's Anderendaags zocht hij in alle vitrines en tentoonstellingskasten in het museum naar het amulet en van die dagkweet hij zich punctueel van de taak die het mysterieuze vrouwtje hem opgelegd had. Tijdens de rit terug naar het stadscentrum bespraken Freddy en ik onze belevenissen van die zonderlinge namiddag. We besloten om op een volgende vrije namiddag het caféetje op te zoeken in de Matongéwijk. Na lang aandringen had Désire uiteindelijk de locatie van het bewuste etablissement medegedeeld. We waren vast besloten om Mama Afrika op te sporen en de rest van het verhaal te ontsluieren. Zo keerden we vol van die namiddag met de trein erug naar onze thuishaven aan de Noordzeekust. Zouden we slagen in onze missie? Die idee bleef door ons hoofd spelen, ook toen ik reeds in bed lag, zag ik nog immer diedreigende bavianensnoet voor mijn geestesoog. Na lang woelen viel ik eindelijk in een diepe slaap.
Ik waggel van mijn veldbed door de tent, op zoek naar een stukje textiel om mijn mannelijkheid te bedekken, als plots een Afrikaan in veldtenue de tent binnenstormt! Hij salueert terwijl hij me monkelend bekijkt. "Bwana is goed geslapen? José helpen zoeken? Broek?" Lachend scharrelt hij wat rond en tovert een katoenen broek tevoorschijn die ik terstond aanschiet. Dan stommel ik naar buiten en zoek een plekje uit het zicht waar ik met een intens genot mijn blaas laat leeglopen, ik voel het gif van de alcohol uit mijn lichaam vloeien. Dan zoek ik wat te drinken want een vreselijke nadorst teistert mijn uitgedroogde mond. Terug in de tent brengt José, of hoe die ook moge heten, een glas en een karaf gevuld met water. Met gulzige teugen les ik mijn dorst. Buiten is het dansen opgehouden, de trommels zwijgen en een zalig rust is over het dorpje neergedaald. In de verte hoor ik het getrompet van een olifant. Een olifant? Ben ik werkelijk in Afrika? Maar hoe? En waar? En waarom? En wat nu? Mijn hoofd raakt vol van allerlei vragen en dilemma's en twijfels en... Maar IN GODSNAAM, WAT DOE IK HIER VERDOMD??? Een schurftige hond komt hijgend de tent binnengesukkeld en gaat op zijn gat zitten, recht voor me. Het dier monstert me een ogenblik, uit zijn ogen komt een blik van herkenning en het beestje komt zich aan mijn been schurken en bedelt om geaaid te worden. Ik krab hem achter zijn oor en dankbaar likt hij mijn hand. Rond zijn hals draagt hij een riem met een penning aan met daarop een naam gegraveerd: "AZOR". Die naam zegt me niks, of toch! In de 70er jaren speelde een feuilleton op de BRT, op zondagavond. "De Vorstinnen van Brugge" heette het, en daarin was een jongetje met een hondje, Azortje was de naam van het beestje. Maar wat heeft dat met Afrika te maken? Ik besluit om op ontdekkingstocht te gaan. In een rieten mand vind ik een katoenen tropenkostuum dat me past als gegoten. Onder het bed staan een paar laarzen, waar ik mijn voeten in stop. Op een tafeltje ligt een tropenhelm die ik maar opzet want toen ik daarnet ging plassen leek het of die koperen ploert in het firmament me een dodelijke klop wilde toedienen. Aldus uitgerust verlaat ik de betrekkelijke koelte van de lommer onder het canvasdoek. De tent bevindt zich centraal van een aantal schamele hutjes die rondom een apebroodboom opgesteld staan. Onder de boom hurken een aantal oudere zwarten samen, allemaal mannen. Ze dragen allen een soortgelijk lendendoek uit leer en sommigen hebben ook een luipaardvel om hun schouders gedrapeerd. Als ik in hun richting wandel verstommen hun stemmen en alle hoofden draaien zich in mijn richting. Een van hen zit op een houten krukje, hij draagt een hoofdband uit dierenhuid. Zijn figuur straalt een natuurlijk gezag uit, waarschijnlijk het dorpshoofd of zo. In zijn hand een prachtig gesculpteerde staf, om zijn hals een ketting gemaakt met de tanden van een leeuw, denk ik. In de verte joelen enkele kinderen, ze stoeien en buitelen om en over elkaar heen in hun jeugdige enthousiasme helemaal opgaand in hun spel. Naast een hut is een vrouw eten aan het bereiden boven een vuurtje. Zij roert in een zwart-geblakerde koperen pot, waarin een of ander papje pruttelt. Ergens anders is een vrouw maniok aan het stampen onder het zingen van een liedje. De dorpsoverste staat statig op van zijn stoeltje en wenkt me om naderbij te komen. Een brede lach toont een gaaf gebit en in zijn ogen blinkt een sterretje. Hij begint tegen me te praten in een taaltje waar ik geen snars van begrijp. Gelukkig is José me gevolgd; hij vertaalt wat de oude man me vertelt. De naam van de man is Mzuzi en nog wat , maar het is te ingewikkeld voor mij, teveel in een keer om goed te registreren na al wat me al overkomen is na mijn ontwaken. Hij vertelt dat de dorpelingen gedanst hebben om de voorouders gunstig te stemmen bij de aankomst van de blanke man in hun dorp. Het is een grote eer om mij in hun midden te hebben, mijn komst was reeds lang voorspeld door hun tovenaars, lang geleden, en van generatie op generatie was de komst van de witte man van over het water voorspeld, en bezongen in hun traditionele gezangen. Ik zal hun volk aanzien en rijkdom, voorspoed en macht brengen. Wat is hier in 's hemelnaam aan de hand? Droom ik nu nog steeds? Is er ergens een greintje van waarheid in heel die mambojambo die mij hier overkomt? Plots haalt Mzuzi een pakje tevoorschijn; in een leren doek verpakt steekt een ebonieten koffertje waaruit hij een amulet tevoorchijn haalt. Het hangt aan een gouden ketting en hij beduidt dat hij het sieraad om mijn hals wil hangen. Wat moet ik doen? Ben ik behekst of word ik waanzinnig? Ik besluit om voorlopig de dingen maar op hun beloop te laten en nijg mijn hoofd zodat het dorphoofd de amulet om mijn hals kan hangen. Wanneer hij dit gedaan heeft , beginnen alle mannen in hun handen te klappen en roepen voor mij onverstaanbare kreten, die volgens Jose verwelkomingskreten zijn, een uiting van hun vreugde en respect voor mij. Ik neem het amulet in mijn hand om het beter te kunnen bekijken, en plots krijg ik een déjà-vu gevoel... Freddy en ik bereiken de ingang van het Museum voor Centraal Afrika. Een brede trap leidt naar de toegang. Binnen begroet een jongedame ns minzaam lachend van achter een loketje waar we ons een toegangsticket en een plattegrond van het museum aanschaffen. Daarna geven we ons verder in dit indrukwekkende archief van de cultuur en natuur van het mysterieuze zwarte continent. Een schat aan objekten uit het donkere hart van Afrika staat en ligt hier uitgestald in pronkkasten; honderden opgezette dieren vullen de kijkkasten; vele dokumenen uit lang vervlogen tijden roepen herinneringen op aan een heroiek verleden en vertellen van de bovenmenselijke inspanningen waarmee men het Afrikaanse continent verkend en ontgonnen heeft. Ook de koloniale tijd wordt hier uitvoerig belicht. Freddy en ik beleven hier fantastische momenten en dromen weg bij het aanschouwen van zoveel mooie artefacten uit Afrika. Glunderend van puur genot wandelen we van de ene pronkkast naar de volgende etalage waar we oog in oog staan met leeuwen, olifanten, gazellen, wrattenzwijnen en andere dieren uit de savannes en de brousse van het Ochtendland , de wieg der menselijke beschaving. In een zaal zijn we plots helemaal alleen, er heerst een zalige rust en in one geest verkennen we mee met Stanley en andere fameuze ontdekkingsreizigers het ongerepte oerwoud, trekken we mee door de uitgestrekte savannes of varen we mee in een prauw op de machtige Congostroom. We staan oog in oog met de machtige SILVERBACK, de gorillas in het gebergte in het oosten van Congo; we betreden dorpen diep in het oerwoud waar nooit eerder een blanke geweest is. In een vitrinekast trekt een bepaald voorwerp mijn aandacht: een sierlijke gouden ketting met daaraan een amulet, een voorwerp dat de drager ervan moet behoeden van tegenspoed en onheil volgens de begeleidende tekst op een pancarte naast het voorwerp. Het amulet toont een opengesperde apemuil, een gestileerde bavianenkop met een vervaarlijk uitziend gebit dat werkelijk afgrijnzen verwekt bij wie het aanschouwt. Het doel ervan is duidelijk: alle boze geesten afschrikken en doen afzien van hun boze voornemens jegens de drager van het sieraad. Ik roep Freddy er bij en wjs hem op het unieke voorwerp, de sublieme afwerking van het sieraad. De maker heeft in dit werk al zijn vakmanschap en zijn talent gelegd om het beoogde effekt te bekomen. Plots duikt naast ons een zaalwachter op, duidelijk een Congolees van origine! Hij ziet ons kijken naar de amulet en lacht mysterieus als ik hem vraag naar de herkomst van het sieraad. Dan begint hij zijn relaas...
Deze morgen werd ik wakker met een kloppende hoofdpijn! Het bonsde in mijn hoofd alsof iemand op een tamtam roffelde... Ik schudde met mijn hoofd om het gedreun te verdrijven, maar het geroffel verdween niet. Het getrommel leek zich alleen maar te verplaatsen naar de buitenkant van mijn kokende hersenpan. Het gebonk weerklonk nu ook in mijn oren, mijn trommelvliezen registreerden de onophoudende kadans van een opzwepend ritme dat me langzaam maar zeker meer en meer overweldigde en me meenam in die eindeloze hartklop, ja, zich meester maakte van mijn bewustzijn! Ik geraakte meer en meer in de ban van dat geluid, het bracht me in een soort van extase die me steeds verder meenam in een nieuwe wereld, een nieuwe dimensie, een nieuwe realiteit. Achter mijn gesloten oogleden verdween het duister van de diepe, droomloze slaap na het buitensporig feest voor de jaarwende en begon er een lichtschijnsel zich te manifesteren, een lichtpuntje dat eerst zwak, dan al maar helderder begon te schijnen tot het op zeker ogenblik brandend mijn ogen deed tranen. Tenslotte opende ik mijn oogleden een voor een, eerst mijn linkeroog, dan mijn rechteroog. Eerst zag ik niks. Alleen een verblindend wit, een soort van melkachtige nevel waardoor na een poosje zich allerlei schimmen en schaduwen leken te manifesteren. Tussen de drumslagen door hoorde ik nu ook stilaan andere geluiden, hoge kreten die een ritmische melodie zongen en daarnaast aanvullend handgeklap. Langzaam maar zeker kregen de vage gedaantes vaste vorm aan te nemen en begon het gordijn voor mijn ogen zich op te trekken. Groot was mijn verbazing toen ik niet de vaste contouren van mijn slaapkamer ontwaarde! Ik lag niet langer in de vertrouwde gezelligheid van mijn bed op mijn grootstadflatje in die buitenwijk van het kuststadje aan de Noordzee. Nee, ik lag op een veldbed onder een grauw-wit canvasdoek van een half-open tent, met uitzicht op een adembenemend schouwspel. Voor mij ontrolde zich een wijds landschap van verre bergen, daarvoor een uitgestrekte vlakte van half-verdroogde grasvelden waar hier en daar een boom wat schaduw afwierp. Hoog in het zenith stond een heldere zon onbarmhartig te schijnen en deed de lucht trillen boven de in een waas gehulde kim. Rond de tent stonden enkele ameloze hutjes scheefgezakt in een halfrond, in het midden waarvan een kleurrijk uitgedoste bende zwarten stond te dansen op het ritme van Afrikaanse trommels, geroerd door een stel uitgelaten drummers die de kadans steeds meer opdreven. Ernaast stonden enkele vrouwen met bloot bovenlichaam een lied te zingen met schelle kreten en hoge uithalen waarmee ze de dansers aanspoorden tot een steeds driestere dans.
Onder mijn schedeldak trok de pijn van de kater stilaan weg toen ik mij begon te realiseren wat er zich voor mijn ogen afspeelde! Dit kon toch niet waar zijn? Droomde ik nog? Draaide de alcoholdemon mij een loer? Wat gebeurde er met mij? Langzaam poogde ik me op te richten van het veldbed, mijn ledematen wogen als lood, het blod kolkte door mijn aderen. Mijn hart ging nog razender te keer dan dat stelletje drummers op hun tamtams! Zwaaiend richtte ik me op. Ik was naakt! Mijn haren plakten om mijn kop, aaneengeklit door zweet, resultaat van het overmatig alcoholverbruik - of moet ik zeggen 'misbruik' - op die eindejaarsfuif bij Freddy, mijn maatje van al zo lang geleden. Ik had Freddy leren kennen op kantoor, in dat luizige administratief centrum in de hoofdstad. We werkten er allebei als opsteller voor een telecommunicatiebedrijf dat toendertijd het monopolie bezat voor de markt in ons koninkrijkje. Zo 'n 30 jaar was dat nu al weer geleden...
Op een morgen, ik zat al achter een berg dossiers weggedoken toen plots de deur van het kantoor openzwaaide en de bureauchef, mijnheer Oerlemans op zijn typisch plechtstatige wijze binnenschreed met in zijn kielzog een guitig snaak, zijn pet op een oor, op zijn neus een ziekenbondbrilletje met van die duimdikke glazen als de onderkant van steriliseerbokalen. Zijn ogen waren hierdoor onwerkelijk groot en keken onverschrokken rond door het kantoor, van bureau naar bureau, alle opstellers taxerend op hun waarde. Mijnheer Oerlemans schraapt zijn keel voor hij het woord nam. Met een barse stem verklaarde hij :" Mijne heren, ziehier onze nieuwe medewerker Freddy Devos. Ik hoop dat jullie hem vlug zullen wijs maken wat zijn taak zal zijn, als klein radertje in die grootse machine die ons bedrijf is! Mijnheer Devos, veel succes in uw verdere loopbaan, ik hoop dat u zich snel zult weten in te schakelen in dit kantoor. Mocht u problemen hebben, dan staat mijn deur altijd voor u open." En daarmee was de kous af, Freddy was in het kantoor en mijn leven binnengetreden! Die middag, tijdens de lunchpauze gingen we samen wat drinken bij Suzy, in het volkscafe schuinover het Gare de l'Ouest, waar ook menig postbode een pintje kwam pakken. Het was er steeds gezellig druk en in de winter serveerde Suzy er altijd zelfgemaakte soep of hutsepot. Al vlug was het ijs gebroken. Freddy werkte zich vlug in en we werden beste maatjes vooral toen bleek dat hij ook aan de kust geboren en getogen was. We waren allebei jong en levenslustig, en korte tijd later namen we een halve dag vrij om de hoofdstad te verkennen. Niet alleen kroegen en drankgelegenheden genoten onze belangstelling. Musea en belangwekkende historische gebouwen wisten ons evenzeer te boeien. Na deze gezellige namiddag besloten we om regelmatig op zwerftocht te trekken door de vele pitorreske wijken van de hoofdstad. De mengelmoes van oude gebouwen en nieuwerwetse buildings, met in de achterafstraatjes de opeenvolging van kleinburgerlijke residenties en arbeiderswijken waar de oorspronkelijke bewoners vreedzaam samenleefden met nieuw-aangekomenen, weggetrokken uit hun verre thuisland, op zoek naar een nieuwe, betere toekomst voor zichzelf en hun kinderen, er op rekenend dat zij hier de kans zouden krijgen om hun ellendige leventje te vergeten! Die wirwar van culturen, talen en eniteiten wist ons telkens weer te verrassen en te boeien. Zo verliepen de dagen in hun eindeloze ritme; dagen werden maanden; maanden werden jaren. En Freddy en ik bleven boezemvrienden en lotgenoten door dik en dun.
Op een zonnige namiddag richtten we onze schreden naar Tervuren. Met de tram van aan de Cinquantenaire bolden we door de verschillende wijken steeds verder weg van het drukke centrum. Eerst passeerden we nog de bourgeoisiewijken en daarna de volkswjken. Dra dokkerde het trammetje door de brede lanen van de luxueuze villawijk aan de rand van het Zoniënwoud, waar het ene protserige woonhuis naast het andere uitzonderlijke bouwsel de rijkdom en hoogdunk van de bewoners etaleren. Meestal hebben ze hun kapitaal en welstand verwezenlijkt in de tijd van de Industriële Revolutie en het kolonialisme. Hun rijkdom vergaarden ze met de enorme winsten die hun internationale bedrijven wisten te maken met de vruchten van de kolonie en de internationale handel die dit teweegbracht. Aan het eindpunt stapten we af en kuierden verder, tot aan het Nationaal Museum voor Midden Afrika. Het bouwwerk werd gerealiseerd in opdracht van onze vorst, koning Leopold II, die eigenaar was van Congo-Vrijstaat. Later zou hij het land als kolonie schenken aan België, maar toen had hij zich een fortuin weten te vergaren met de exploitatie van het land en zijn bewoners. Ja, hij had er in het Oosten de Arabische slavenhandelaars verdreven, maar wat was er in de plaats gekomen? Een niets-ontziende kolonisatiepolitiek ten voordele van zijn eigenaar en zijn buitennissige projekten in België, waarmee hij ons land een grote rol wlde toebedelen op het internationale forum. Het doel heiligde de middelen; en in die tijd was dat naar de gangbare opinie lovenswaardig. Om zijn realisaties een goed cachet te geven besloot de vorst dat er een museum moest komen waar hij aan zijn volk kon tonen wat en waar hij al die dingen haalde waarmee hij ons land op een hoger niveau wilde tillen. Dit resultaat gingen Freddy en ik dus bezoeken. De lokroep van het Zwarte hart van Afrika kreeg ons in de ban!