Impressions from a land Down Under, where women glow and men plunder
17-10-2010
Zussen
Zussen
Nog één allerlaatste keer wilde ik een passionele vrijpartij met Moeder Natuur. Eén radicale vlucht uit het drukke en beklemmende stadsleven voor ik woensdag weer van Down Under naar There Up vlieg. Morgen er worden 24 graden voorspeld! wacht het luie strand van Bondi Beach, dinsdag eventueel nog Manly. Onder het motto: laat maar wapperen. Maar de Blue Mountains, de wildernis ten westen van Sydney, moest en zou ik op mijn palmares hebben. Het relaas van een unieke dag.
Kwart voor zeven: mijn gsm-wekker roert zich. Onding! Ik douche, haast me in mijn kleren driekwart broek, t-shirt, rugzak met gelukkig een fleeze in. Want het is kil, ondanks een stralende zon. Ik hol rechtover The Menzies Wynyard Station binnen, neem de metro naar Central, schaf me snel een Blue Mountains ExplorerLink-ticket for one day aan (46,5 AUD) en spoor ruim twee uur lang naar Katoomba, centrum van het natuurpark. Het ticket zal me toelaten een hele dag gebruik te maken van de rode hop on-hop off Explorer-dubbeldekker, die constant de stad rondtoert.
In Katoomba ontbijt ik: twee Turkse sneden brood met basil pesto en poached eggs plus een caffé latte, mijn doping voor de rest van de dag. John Bus zet me af aan het Scenic Cableway Point, waar ik me totaal overgeef aan de pracht van de omgeving. De eerste lookout is meteen een schot in de roos. Ik verdrink haast in Jemison Valley, een eindeloos groen bostapijt, met daar middenin Mount Solitary, een soort veredelde Ayers Rock. Over de heuvels errond hangt een blauwe nevel. Aha! Vandaar dus: Blue Mountains. Lopen, gebiedt mijn beschermengel me. Veel en ver. Ik neem de Cliff Top Walk. Maar plots stokt mijn adem me in de keel, de haren op mijn armen rijzen ten bergen en ik blijf als versteend staan. Daar, op het wandelpad voor me, ligt een joekel van een bruine slang. Sissend en soezend in de zon, de kop van me afgewend. Zet in zo'n geval vooral geen stap meer, leerde ik van het meisje dat in Alice Springs Tom de olijfpython in mijn nek had gedraaid. Maar na drie, vier minuten volstrekte immobiliteit geeft het beest nog steeds geen krimp. Ik besluit voor één keer een heldendaad (woeha!) te stellen. Hop, brede sprong. Slangmans kijkt niet eens op. Pfff, onnozelaar.
Als ik aan Echo Point, bedevaartsoord van de Blue Ones, arriveer krijg ik opnieuw een hallucinant vergezicht. Dáár liggen ze, de pronkstukken van het hele gebied: The Three Sisters, volgens de legende de silhouetten van de drie Aboriginal-dochters ... die door hun vader versteend werden tot ruwe rotspunten omdat hun relaties aan het licht kwamen. Wat ik later op de dag zal ontdekken: je kan 'onder' de drie zussen en in één van hen kan je zelfs 'in'. Ha! Vader moest het geweten hebben. Via een onvoorstelbaar steile trap daal ik af naar dat vrouwelijk gezelschap, waarna de om en bij de 900 (!) uit de rotskliffen gehouwen ijzeren, stenen en houten treden van de beruchte Giant Stairway (niet to Heaven in dit geval, maar to Hell) me verder Jemison Valley inleiden. Een unieke ervaring. Bordjes dagen me uit om de Stairway in de tegenovergestelde richting te nemen Erwin Vervecken of Bart Wellens hadden er een staande erectie bij gekregen maar het moet voor mezelf nog een beetje plezant blijven. De tocht lijkt iets te vergemakkelijken als ik via ongeasfalteerde natuurpaden het oerwoud van Leura Forest doorkruis tot aan de Marguerite Cascades. Maar het is slechts schijn. Er ligt geen meter vlak, mijn kuitspieren zingen.
De Federal Pass slingert vervolgens bijna vier kilometer lang tussen varens en bomen. Ik kom amper nog een levend wezen tegen, ben één met de natuur, geniet van de stilte die enkel doorbroken wordt door de geluiden van de lokale fauna. Als ik Dardanelles Pass en de Katoomba Falls waar ik even afwijk van het rechte pad en op de rotsblokken klauter achter me laat is de Scenic Railway niet ver meer af. Een ware kermisattractie. Replica van de karretjes waarmee ze tussen 1878 en 1930 de 40 koolmijnen van de Katoomba Coal Mine afdaalden langs een schacht tussen de rotskliffen met hou u vast een maximale stijgingsgraad van 52%. 'The Mountain Devil', zoals de steilste spoorweg ter wereld wordt genoemd, is 415 meter lang en overbrugt een hoogteverschil van 206 meter. Kicken! Al is 11 AUD wel een beetje duur.
Boven sla ik souvenirs voor het thuisfront in, blaas wat uit van mijn onderneming bij cappuccino met koekje, neem de laatste dubbeldekker naar Katoomba- centrum en doe mezelf daar bij 'Savoy' een grensverleggend pastaatje met kippenreepjes en avocado in een witte wijnsaus cadeau, waardig ondersteund door een Saint-Williams Chardonnay. Op de trein naar Sydney dommel ik in, droom ik weg, neurie ik Lou Reed... Just a perfect day...
Ik hou wel van een beetje spektakel, maar ben geen superheld. 250 meter in een opwaartse vertikale beweging worden geduwd in Sydney Tower, oké. Boven op de Pylon Outlook van de Harbour Bridge op een winderig uitkijkplatform postvatten, no problem. Maar de Skywalk over glazen bodem respectievelijk de 'Climb of your Lifé' óp de stalen brugboog: neen, bedankt. Het adembenemende zicht volstond, de achtergrondinformatie was méér dan toereikend. Op het Observation Deck van de Tower toonde Sydney zich 'all the way' in een hemels 360 graden-perspectief. Als ik 'all the way' zeg, bedoel ik ook 'all the way'. Koffieslurpers op een terras aan Sydney Harbour, het flirtend koppel in de Royal Botanic Gardens, de man die het gras kortwiekt in het Olympic Stadium, 30 kilometer verderop: muggen werden plots olifanten. Zelfs mijn eigen hotelkamer ontsnapte niet aan het scherpe oog van de mega-verrekijkers. Terug op de begane grond maakte de Oztrek Tour, een virtuele, speciale effecten-zwangere zweeftocht boven Australië met aandacht voor het volledige culturele, historische en geografische erfgoed, het eerste ijkpunt op mijn solopad door Sydney compleet.
De Pylon Lookout op Harbour Bridge hield me vervolgens zo in de ban dat het, om het in oversneden Brabants te verwoorden, 'Bollebeek Noen' (middagmalen vanaf 14u) werd. 1149 meter lang, 49 meter breed, 134 meter hoog, 8 autorijvakken, 2 fietspaden, 2 spoorlijnen, 2 voetgangerspasserels en daarmee bij de mastodonten onder de wereldbruggen. En guess what, Antwerpen, waar eind 19de eeuw door de plaatselijke overheidsinstanties druk en met hoog oplopende emoties over gepalaverd werd? Juist, ja: een brug of een tunnel. Uiteindelijk verbonden 52.800 ton staal, 17000 kubieke meter graniet en 95.000 kubieke meter gewapend beton tussen 1924 en 1932 het noordelijk en zuidelijk deel van de stad. Lange Wapper avant-la-lettre. Nog een paar markante cijfers: de boog heeft een spanwijdte van 503 meter en voor het schilderen van de brug in metaalgrijs werd 272.000 liter verf opgebruikt. Van de duizenden arbeiders die acht jaar lang onbeveiligd op het stalen gebinte kampeerden of zo goed en zo kwaad als mogelijk verstrengeld in simpele touwen naar boven werden 'getakeld', sloegen er slechts... 16 te pletter. Voorwaar een succes.
De noen was al Bollebeeks genoeg om er geen voorkeursbehandeling voor uit te trekken. Wrap met gegrilde kip en groenten op de gezellige markt van The Rocks, onderhoudend deuntje op de achtergrond, zonnebadend even uit de strakke wind van een anders iets te kille dag en een handvol gretige duiven die aan mijn tenen de gevallen kruimels kwamen oppikken... Haaa, zaaaalig moment. Het leven zoals het soms kan zijn. Opgeladen trok ik naar het Museum of Contemporary Art, voor Primavera 2010, een jaarlijkse tentoonstelling voor jonge Australische kunstenaars aller slag tot 35 jaar. Stuk voor stuk mensen met een hoek af, kunst producerend die gezien zijn abstractie en absurditeit moeilijk te vatten en te doorgronden valt. Controversieel en onbeduidend, vindt de doorsnee Australiër. But I like it. De één uur durende rondleiding binnen de tien zeilen van het Opera House 7,4 miljoen bezoekers per jaar! liet me in mijn vooropgestelde missie slagen. Het ommetje via Darling Harbour had, gezien zijn artificiële sfeer, niet eens meer gehoeven.
De meest tekenende, indringende impressies putte ik nog uit het gewone, alledaagse stadsleven, tussen de reuzentorens die ik niet eens als een bedreiging ervaar, maar die eerder beschermend werken. Ik zag een Japanse vader op Martin Place zijn dochtertje met twee opgestoken vingertjes fotograferen bij een klaterende miniatuur-waterval. 'Would be'-abo's, countryzangers, saxofonisten en flamenco's de wereld samenbrengen in hun straatmuziek rond de Wharfs. Mensen met rolkoffers als gedwee volgende schoothonden achter zich aan hollen naar de Rhapsody of the Sea een aan Circular Quay aangemeerd cruise-schip, lees: een halve Titanic , hun ontspannende (?) vakantie tegemoet. Zeemeeuwachtige wezens verlekkerd en met gekantelde kop staan kwijlen op het bord spaghetti van een eetgast. Twee geliefden elkaar eeuwige trouw beloven in het groene gras onder de palmbomen van Park Hyatt. Dank aan wie dan ook, bedacht ik me. Voor zoveel eenvoud, zoveel moois.
Als Hervey Bay 'Gods Waiting Room' wordt genoemd omwille van het hoog aantal bejaarden dat het vakantiecentrum aan de Coral Coast frequenteert, dan is Sydney 'Gods Heaven on Earth'. Tien minuten rondkuieren gisteren in de grootste (4,3 miljoen inwoners) en financieel, commercieel en industrieel belangrijkste stad van Australië en ik had het zitten: smoorverliefd! Na een korte binnenvlucht vanuit Brisbane met een tot het kleinste gaatje gevulde Boeing 767 en de transfer met de Airport Train (20', daar kan een mens niet voor sukkelen) van Kingsford Smith naar ons Menzies-hotel in Carrington Street vlak tegenover Wynyard Station troffen we de metropool meteen recht in het hart. Even wat sushi bunkeren in het Metcentre, waar je aan de diverse eethuisjes een culinaire 'Ronde van de Wereld' kan lopen, en dan straight to Sydney Harbour. Want als je Sydney denkt, zeg je het Opera House en de Harbour Bridge, 'momumenten' die de stad symboliseren en haar karakter en uitstraling geven naar de buitenwereld toe. Met het Opera House was dat onder meer het geval op de Olympische Spelen van 2000. Via McQuairie Street en de immense Royal Botanic Gardens ben je er in een wip. 'Look Right', staat bij elke oversteekplaats witgekalkt op de weg, het Down Under-vreemde toeristenvolk ter wille. Maar aan Sydney Cove, waar excursieboten (onder meer voor whale watchers en Manly) constant aan- en afvaren in de Ferry Wharfs, weet je niet waar eerst kijken. Zeker niet als 's avonds het licht wordt ontstoken en de glas- en neonskyline pas echt volwaardig tot zijn recht komt. Net als het lieflijker en véél minder imposante Melbourne verenigt ook Sydney binnen zijn muren oud en nieuw. En doen The Rocks, het historisch stadsgedeelte, terugdenken aan hoe het was voor de kolonialisering van het vijfde continent. Absoute aanrader trouwens, die tot cafés, restaurants en winkelgalerijen opgesmukte pakhuizen en loodsen. Niet noodzakelijk beter of aantrekkelijker dan de Docklands in Melbourne, wel... anders. Wij brachten er alvast de namiddag en avond door, met een gestylede cappuccino in het Guylian Belgian Chocolat Café fraai motief op de gestoomde melkschuimlaag , een heerlijke maaltijd bij Sailors Thai en een sexy glas wijn in de Wine Odissey. In het Sydney Visitors Centre haalden we een pakketje brochures en folders op om de laatste dagen van onze vakantie nuttig en naar hartenwens te kunnen invullen. Morgen plan ik alvast een geleid bezoek aan het Opera House, de lift naar boven in de 305 meter hoge Sydney Tower, een uitkijk op de Pylon Look, zuidoostelijke toren van de Harbour Bridge (waar ik gisteren op de voetgangerspasserel vrouw en kids uit bed belde) en een ommetje langs het Museum of Contemporary Art, waar jonge beginnende Australische kunstenaars momenteel vernisseren in het kader van 'Primavera 2010'. Manly, Bondi Beach, de duikboot op Harbour en de Blue Mountains zitten voorlopig in de pipeline. Gods 'Heaven' is niet op één dag gebouwd, laat staan verkend.
Het kostte ons één extra dag Great Barrier/twee supplementaire dagen Sydney (schrappen wat niet past). We hebben er in totaal twee uur moeten voor vliegen en meer dan vijfhonderd kilometer waarvan de 250 retour in het pikdonker op de razendgevaarlijke Bruce Highway moeten voor omrijden. We brachten er in Hervey Bay de nacht voor door in het charmante gezelschap van een hagedis en een wombat (kwam gisteravond plots piepen toen ik op mijn terras in het Boat Harbour Resort nog even op internet wilde). En de hele expeditie koterde ons op een ontieglijk vroeg tijdstip (5u45) uit onze nest. Niettemin kan ik jullie met gepaste trots melden: we hebben ze gezien!
Zeker een dozijn leefde zich uit vóór de kust van Fraser Island, vanuit Cairns op weg naar hun winterhotel op Antarctica. Héél vaak mama en kid, kalf en koe. Want in die termen wordt over whales, walvissen, gesproken. Waar die godverdomse vaders zaten, joost mag het weten. Graag hadden we ze iets vaker van de partij gezien, want naar verluidt zijn de mannetjes de échte clowns onder de bultruggen. Hofmakers 'pur sang'. Klappen met hun vinnen, slaan met de staart, olijk rond hun as tollen... Dergelijk gedrag moesten we in de gaten houden, probeerde gastvrouw Yvonne van de Blue Dolphin II, een catamaran van 10,7 meter, onze spotmissie te vergemakkelijken. Maar..., voegde skipper Peter Lynch, al 24 jaar beste vriend van walvis en dolfijn, eraan toe: 'This is a nature based tour. Het zal erop aankomen om op het juiste moment op de juiste plaats te zijn. En daar heb je maar één ding voor nodig. Patience. Geduld.'
Nu, dat viel mee. Nog geen tien minuten kliefden we onder een stralende zon door het wassende water of daar gleden al sierlijk twee Flippers voorbij. Mooi, maar daar waren we niet voor uitgevaren. De Quasi Modo's van de oceaan wilden we zien. Al snel leerden we dat walvissen 'spotten' een kunst is. Met z'n tweeëntwintigen zit je voortdurend in het rond te turen: in je onmiddellijke gezichtsveld maar ook aan de einder. Tot er plots, euforisch en geëxciteerd, eentje schalt: 'There, over there. Eleven o'clock.' Kijken doe je best zo snel mogelijk, want voor je het weet is dat beest al overgeschakeld van zomer- op winteruur. Er ontspint zich vervolgens een drukte van jewelste. 'Spotters' lopen elkaar, camera of fototoestel in aanslag, kriskras voor de voeten. Van stuur- naar bakboord, van voor- naar achtersteven. En omgekeerd. Wat op dat deinende dek een serieuze evenwichtsoefening inhoudt. Inzet: het beste beeld. Eén keer klikken en het moet prijs zijn. Geen sinecure, zelfs al acteert zo'n bultrug gezien zijn gestalte en logheid in slow-motion. Wat je te zien krijgt, plakt niet alleen voor eeuwig op papier maar ook op je netvlies. Een luide 'woaaaah' gaat er meestal mee gepaard.
Waar je wel mee moet leren leven: de whales zetten de lijnen uit. Zij en alleen zij bepalen wat er gebeurt en vooral wat er niet gebeurt. Drie, vier keer tonen ze zich van hun beste zijde, maar de vijfde keer is de show over. En verdwijnen ze met één krachtige duik voor onbepaalde tijd naar ongekende diepten. Gevolgd door hun jongen. Kalfjes. Naïeve, volgzame kalfjes. Maar ze zitten er maar beter niet te veel mee. Een kalf wordt namelijk een koe. In tegenstelling tot een kieken. Dat blijft een kieken.
Met pijn in het hart nemen Marc en ik morgen afscheid van onze reisgezellen Inez en Guy. Zij blijven nog enkele dagen langer dan ons Down Under en kunnen hun reisroute dus meer spreiden. Inez en Guy rijden morgen zo'n slordige 250 kilometer verder zuidwaarts door Queensland. Bedoeling is om de 1000 kilometer tussen Cairns en Brisbane in enkele dagen tijd met de wagen af te leggen en vervolgens ook nog Sydney en Melbourne aan te doen. Zelf vliegen we morgenochtend om 10u10 Australische tijd (2u10 vannacht in België) van Cairns rechtstreeks door naar Brisbane, waar we iets na de middag plaatselijke tijd landen en meteen met een huurwagen naar het 500 kilometer verder gelegen Hervey Bay trekken. Donderdagmorgen, bij het ochtendgloren, hopen we er op zee te gaan om voorbijtrekkende bultruggen - het is volop walvisseizoen aan de Australische oostkust - te spotten. Al zorgt het barslechte weer nog voor enig voorbehoud. De beelden van het overstroomde gebied ten noorden van Brisbane zullen ongetwijfeld wel tot in het Belgische journaal zijn doorgedrongen. Duimen dus voor betere omstandigheden. Donderdagnamiddag rijden we in principe de 500 kilometer terug naar Brisbane, van waaruit we vrijdag doorvliegen naar onze laatste halte op deze Australië-trip, Sydney. Daar blijven we dan tot onze terugvlucht naar België, volgende week woensdag 20 oktober. Inez en Guy: jullie waren bijzonder leuk en aangenaam reisgezelschap. Samen hebben we onvergetelijke momenten beleefd, die we ons leven lang zullen koesteren. Het ga jullie goed op de rest van jullie reis. Blijf ons volgen via de blog, wij doen hetzelfde met jullie via Facebook. En, denk eraan: no worries, mates!
'Pol, wa zie je oa je noar de zei kikt.' 'Euh... Ik weet het niet, Berten.' 'Ha, woater natuurlijk, hé. Mhaha. Moa Pol, vent toch. Da je da ni weet.' Naast water bevat de Coral Sea ook de meest tot de verbeelding sprekende koralen en vindragers. Al onze hoop hadden we gesteld in het Great Barrier Reef om de passage in Cairns met onderscheiding te proclameren. En het dient gezegd: de snorkelexcursie van Passions of Paradise werd een toppertje, een ervaring van het slag dat zich maar een paar keer in je leven aandient. Stijlvolle, krachtige catamaran die ons naar de beste riffen voer, koffie met muffins als ontbijt, snorkelmateriaal van hoge kwaliteit, gevarieerd tropisch buffet (koud en warm) op de middag, thee en kaasschotel als vieruurtje en een uitermate vriendelijke, entertainende crew. Kostprijs: 139 AUD. Peulschil. Een absolute aanrader voor elk avontuurlijk ingesteld gezin (mét kids).
Michaelmas Reef en Paradise Reef, dat waren de onderwatertuinen van Eden die ons dermate in vervoering brachten. En, toegegeven, ook enkele mooi gedraaide en zinvol opgebouwde vrouwelijke wezens aan boord, waar een gezonde jongen als ondergetekende altijd wel oog voor heeft. Een oog dat voor één keer heimelijk schuil ging achter het plastic glas van een zwarte zonnebril. Dat 'kijkt' makkelijker. De zonnegloed en de strakke zeewind deden behoorlijk hun best, niet alleen bij de Oostenrijkse welgeheuvelde en het meisje dat sprekend geleek op Silvy De Bie, maar ook bij ons. Er werd gesmeerd dat het een lieve lust was, van factor 15 tot 50, wat niet kon verhinderen dat er links en rechts wat kreeften werden gevormd. Hoe kon het ook anders, als je op dat schip plaatsneemt aan 'bak'boord.
Eenmaal Cairns de rug toegekeerd en het ruime sop gekozen speelden Marc en ik van puur contentement op de boeg de beroemde Titanic-scene met Kate Winslet en Leonardo DiCaprio na. Haa, this is life. Snorkelmasker en zwemvliezen werden ingeslagen, wet suit besteld (soort surfpak in één stuk waarin een doordringend waterlaagje je lichaamstemperatuur aanneemt en je beschermt tegen onderkoeling, handing ding). Al gauw doemde Michaelmas Reef op, grenzend aan een eilandje met liefst 40.000 vogels Hitchcocks 'The Birds' was er niets tegen. Terwijl wij peddelend als eenden onze koppen onder water duwden en genoten, kreeg Inez koraalles. Zo leerde ze onder meer dat die dingen enkel overleven bij een temperatuur van 18-26 graden (bovendrijven in het tropische Noord-Oost-Australië is dus geen optie) en elk jaar in november tijdens een regelrechte orgie bij volle maan aan massale zaadlozing doen. Als daar maar geen incest van komt.
Wat we zoal opsnorkelden, vraagt u zich af? Vanalles. Pijlstaartroggen, papegaaivissen, hele scholen nemo's en ander klein grut in flashy kleuren, zelfs waterschildpadden, baby-haaien en een exemplaar met dikke lippen dat ik spontaan associeerde met Mick Jagger. Paradise Reef was met zijn diepere riffen en atollen zowaar nóg wonderschoner en spectaculairder dan Michaelmas. Maar... daar hadden we het al in de mot: de schuimkoppen op de golven werden witter, de stroming dreigender. Af en toe kregen we al eens een flinke slok zeezout binnen. De voorbode van een turbulente retour richting Cairns, bekroond met enkele vloedgolven op het dek, die de Deense welgeheuvelde en Miss Silvy De Bie altijd maar meer in onze richting deed opschuiven. O dank, gij God van de woeste wind en de woelige baren, voor zoveel gratie. Verbaast het u dat we rond de klok van vijf voldaan aan wal gingen? Koraal bevredigd?
Een topscore haalt Cairns en omstreken nog altijd niet, maar de Daintree Explorer Tour van Trek North schroefde ze vandaag wel wat op. Een fractie na zeven was het vanmorgen toen gids Mario ons met 'mietjesogen' en ontbijtvrije maag aan het Mercure kwam oppikken met zijn minibus. 'Folks, op het einde van de dag zullen we zo'n 300 kilometer hebben gereden', klonk het. Ha, mooi zo. Die 'folks' zouden we ten andere nog wel een paar keer horen. Mario's stopwoordje. Voor de tweede dag op rij trapte de excursie af met het Cairns Tennis Centre. 'Where Australia played Belgium in Davis Cup end of septembre', wist Mario. 'And lost!', voegden we er niet zonder binnenpretjes aan toe. De eerste stop in Palm Cove gebruikten we voor koffie met een stuk appeltaart, wat ons opnieuw onder de levenden bracht. Het viel meteen op dat de kleine, knusse Noord-Oost-Australische 'beaches' totaal niks gemeen hebben met de reusachtige, drukbevolkte zandbakken van bij ons. 'Elk Aussie heeft zijn eigen strand', merkte Marc op. Wat ze daarom, mede door het fraaie berglandschap op de achtergrond, niet minder cachet en prestige geeft. Het paradijselijke Ellis Beach, bij voorbeeld, is één van de populairste familiestranden in de area. En Mount Rocky Point, aan het eiland van de denkbeeldige krokodil, wordt door Hollywood geregeld bezocht voor filmopnames. 'Folks, George Clooney en Sean Penn schitterden er in The Thin Red Line'. Was het zondag nog krampachtig zoeken naar noemenswaardige attracties, dan draaiden onze hoofden nu duizend en één richtingen uit. Mango-, tangerine- en kokosbomen, cicats (kleine palmboompjes stammend uit het dinosaurustijdperk), Wallaby's in het wild, eucalyptusbossen waarin bomen van 200 à 250 jaar oud zich verstrengelen met jongeheren van een nieuwe generatie, bananen- en ananasplantages, termietenheuvels: het volgde elkaar in ijltempo op. Via de regengroene Great Dividing Range en Mangrove tuften we langs de boorden van de Coral Sea naar Mossman. 'Mekka van de rietsuiker, één van Australië's belangrijkste exportprodukten, folks'. Daar drukte Mossman Gorge, poort van het 59.000 hectare grote Daintree National Park ons enthousiasme. Viervijfde van het wandeltraject onder en over het dichte bladerdek van het regenwoud bleek 'under construction'. Toe, vergrendeld, geen doorkomen aan. Doodjammer. Cruisen op de Daintree River dan maar. Krokodillen spotten, zo belooft de folder. Ik lees de 'safety guidelines'. 'NO hanging of body parts (armen, benen en andere uitstekende ledematen) over railings. Crocs can jump!' Jump? Hola pola. 'No worries, mate', lacht de man-met-verrekijker aan het roer mijn bezorgdheid weg. 'This boat is unsinkable. We bought the Titanic'. De kans is groot dat je Elizabeth, de lokale heldin, in het 50% zoutwater tussen de bloeiende vegetatie ziet drijven, voegt hij eraan toe. Niet dus. Elizabeth geeft niet thuis, dagje vrij. Mogen we wel afvinken: haar kids, twee schichtige miniaturen. En twee mensenschuwe slangen. Ook dat kon beter. De lunch compenseert. Middagmaal in een regenwouddecor. Met barramundi op het menu, dé succesvis van de streek met een toch wel zeer particuliere eigenschap: hij verandert van geslacht onder invloed van zout water. In dat opzicht besluiten we ons toch maar niet aan een zwempartij te wagen, al was het maar om Elizabeth niet op andere gedachten te brengen. Aanvullen en decoreren doet de keuken met een smakelijk assortiment aan tropische vruchten. Mango, ananas, passievrucht, papaya, pomelo en citrusvrucht kent u. Soursop, mangosteen ('queen of tropical fruit in Asia'), yellow and black suppoty en jackfruit ongetwijfeld niet. Wij ook niet. Het maakt de dag leerzaam en boeiend. Een bezoek aan Daintree Village, het strand en het stadje van Port Douglas en het Rainforest Wildlife Habitat, een immens dierenreservaat met perfect nagebootst regenwoud waarin kangoeroes gretig en verlangend uit je hand eten, slangen zich over de schubben laten aaien en de bewoners elk hun eigen specifieke biotoop vinden in respectievelijk Wetlands, Rainforest en Grasslands. Absolute aanrader voor al wie van dieren houdt. Zeker voor jonge gezinnen met kroost. We mengen ons tussen de kangoo's. En trekken vervolgens met een voldaan gevoel richting Cairns. That's all, folks. Morgen Great Barrier Reef. De gedroomde apotheose. Hopen we.
Soms moet een mens eerlijk zijn en beenhard. De heen- en weertrip naar Kuranda via kabellift respectievelijk trein zal niet lang in het geheugen blijven hangen. Klink ik een beetje 'blasé'? Dan steek ik het graag op die niet te overtreffen outback, zoveel avontuurlijker en karaktervoller. Het regenwoud ten westen van Cairns degraderen tot een hoopje samengetroepte bomen, takken en bladeren zou dan weer getuigen van onredelijkheid. Voor de goeie orde: het planten- en dierenreservaat van de Aboriginals biedt schitterende vergezichten en dwingt ontzag af omwille van zijn gigantisme. Maar de hele sfeer errond is me iets te toeristisch, iets te 'gemaakt'. De formule is wat mij betreft geen aanrader. Het begon nochtans niet onaardig, met de Skyrail Cableway die vanuit Caravonica 7,5 kilometer lang boven het bladerdek van het regenwoud zweeft. Een zweem 'Out of Africa', maar dan boven Noord-Oost-Australië. De tussenstop in Red Peak gaf via een paar houten loopstellingen een eerste indruk van de wildernis in al zijn facetten. De southern cassowary, een soortement kerstkalkoen, zwaait er de scepter. En zoals het een zichzelf respecterend regenwoud betaamt: het regende. Ook de Barron Falls waren vanaf de diverse view points ronduit indrukwekkend. Ongemeen krachtig stort het water er zich vanop de bovenverdieping de Barron River in. «You better not swim in it», raadde de gids van het busje dat ons was komen ophalen aan het hotel aan. «There are crocodiles inside. And they just bite only once.» We listened very carefully... Eindstation Kuranda, waar net als in Uluru Aboriginals thuis... waren, is vooral één potpourri van cafés, restaurants en souvenirwinkels. Hier en daar valt nog een vleugje plaatselijke cultuur te snuiven, maar ook hier haalt het toerisme duidelijk de bovenhand. De paden van de Jungle Walk en de Jumrum Creek Walk, twee sympathieke wandelingen dwars door het prachtige regenwoud, zijn er godbetert geasfalteerd en van trappen voorzien. En van de snelle hap in de hippe keet Frogs in Coondoo Street zal vooral het sexy dienstertje me bijblijven. Gescheurde panty's die haar bips helemaal tot hun recht lieten komen en een genereus decolleté: mag het even, dames? De terugtocht met de Kuranda Scenic Railway liet de dag helaas helemaal doodbloeden. De halte aan de overzijde van Barron Falls sprak nog heel even tot de verbeelding, daarna zag ik vooral dichtklappende oogluiken bij mijn indommelende medereizeigers. Ander en beter, morgen. Dan gaan we op excursie naar het door Robbie McEwen aangeraden Daintree Rainforest. Woensdag wacht een ongetwijfeld unieke snorkelervaring in het Great Barrier Reef hopelijk wil het kwakkelende weer hier wat mee. Daarna scheiden allicht onze wegen. Guy en Inez, die een week langer Down Under blijven, rijden met de wagen van Cairns naar Brisbane. Marc en ik vlíegen op Brisbane, om meteen daarop aansluitend via een intensieve autotrip van 500 kilometer door te stomen naar Fraser Island. In de hoop er in volle walvisseizoen een reeks bultruggen te spotten. Allez, ge moet het zeggen gelijk dat het is: met één zouden we al dik content zijn. ;-)
Bestormd door miljoenen toeristen van alle ras en origine wordt hij, Ayers Rock. Tot hartzeer en afgrijzen van de Aboriginals, die er een stuk van hun ziel mee verkocht zien aan de duivel. Uluru is niet meer exclusief van hen, maar van de hele wereld. Het meest pijnlijke zijn de 'klimmers', zij die de monoliet via een aantal in de rotssteen geslagen palen die verbonden zijn met een lange ijzeren ketting beklimmen tot de top. Een razendgevaarlijke onderneming, die al flink wat mensenlevens heeft gekost en die, mede ook uit respect voor hun wetten en het sacrale karakter van de rots, door de Aboriginal-gemeenschap ten stelligste wordt afgeraden. 'Leen uw oren en ogen aan alles wat u omringt. Luister... Maar klim niet', smeken ze letterlijk. Op de binnenkant van de deur van één van de toiletten van het informatiecentrum vond ik volgende pakkende ode aan 'The Rock', neergepend op 30 september jongstleden door 'een geval van hoogdringendheid'. Ik wil ze jullie niet onthouden:
Tja, hoe bevat je deze dag? 's Morgens, bij het krieken, genoten we nog even na van de stilte en de sereniteit van de louterende outback. 's Avonds, bij het lichten, deinden we mee op de baren van het bruisende en zwoele Cairns. Om maar te zeggen hoe je hier van het ene op het andere moment in een totaal andere sfeer kan worden ondergedompeld en hoe je steeds weer opnieuw een andere kijk krijgt op het rode continent.
Voor niks gaat de zon op, wisten we. Pal om vijf uur dus biepte mijn gsm ons uit een diepe slaap, een klein uur en en kattenwas later stonden we het op het sunrise viewpoint op Talinguru Nyankunytjaku letterlijk vertaald: de plaats om te kijken vanaf de zandduin naar de donkere monoliet, genaamd Ayers Rock te staren. De zon was stipt op het appel: om zeventien minuten na zes lichtte Uluru langzaam op. Zwart werd bruin, bruin oranje. Alsof er tientallen megaspots met spaarlampen op gericht stonden. Na de sfeervolle sunset van de avond voordien opnieuw een spektakel van een zelden geziene schoonheid. Muisstil was het in de wagen, op de terugweg naar ons gespierd ontbijt in het Sails of the Desert. Zwaar onder de indruk, met z'n vieren. Slaperig ook wel, na de korte nacht. En een beetje hongerig.
De uren voor onze binnenvlucht naar Cairns besteedden we aan een ultieme wandeling aan de voet van Ayers Rock: Mala Walk, genoemd naar een oeroude Aboriginal-ceremonie. Opvallend, naast de indrukwekkende kikvorsperspectieven op de steile rotswanden, de immense kloven, holen en gaten in het eerder poreuze gesteente en de waterbekkens, waren de 'sacrale' plekken voor mannen (Warayuki) en vrouwen (Mala Puta), niet toegankelijk voor de nieuwsgierige toerist en niet vatbaar voor de gevoelige plaat. Op straffe van (fikse) boetes tot 5000 AUD. Eén van waterbronnen, Kantju, pikten we uit voor een halfuurtje zelfbezinning. De zon, nu harder stekend dan ooit, gaf ons een laag. Nog niet de volle, eerder een kleintje.
Na twee uur lichtruim tussen het kleine Connellan-luchthaventje in Yulara en Cairns International Airport belandden we rond een uur of zes opnieuw met beide voeten in de echte wereld. De stad in Noord-Oost-Australië met tropisch klimaat het kwik klimt hier nu vlot boven de 30 graden, 's avonds zorgen een paar malse regenbuien nauwelijks voor afkoeling mag dan wel weinig (kunst)historische highlights te bieden hebben, bij het invallen van de duisternis bruist en kolkt het centrum rond The Esplanade aan Trinity Bay. Sex, alcohol, straatmuziek en vertier vullen de ijle lucht, de chicks gaan er om ter kortst gerokt en de meest waanzinnige weirdo's duiken er op in het straatbeeld. Wat Cairns zelf aan bezienswaardigheden schromelijk tekort komt, maakt zijn omgeving ruimschoots goed. De volgende dagen wachten onder meer Kuranda, het Daintree Rainforest, Cape Tribunal, Atherton Tableland en uiteraard het magische Great Barrier Reef. Betoverende morzels aarde die ons sowieso al geslaagde vakantie ongetwijfeld nog en extra dimensie zullen geven. Maar nu eerst wat slaap inhalen. Hop, bed in.
Oké, de ruwe paden hebben we moeten vermijden omdat we op de luchthaven van Alice Springs donderdag niet meer aan een 4x4 of wicked van (beschilderde camionette die je kan huren of kopen/doorverkopen) geraakten. Maar ook via de geasfalteerde Stuart Highway en Lasseter Highway bleken de 450 kilometer naar Yulara dwars door de outback bijzonder fascinerend. Wilder bebost en begroeid, minder gestructureerd dan de Great Ocean Road. Maar zóveel meer te bieden, een stuk intrigerender. Opvallend groen ook voor deze tijd van het jaar, wat erop wijst dat de voorbije winter ook in midden-Australië flink wat nattigheid naar beneden kwam. Dat het wat weg heeft van Afrika, vond Marc. Guy omschreef de desolaatheid van de grote rode gravelvlek als 'het traject van Antwerpen naar Dijon, maar dan zonder één enkel huis tegen te komen.' Wat ons wél op gezette tijdstippen kruiste: de Road Trains, monsters van de weg. Transportvrachtwagens met schrikwekkende vooraanblik die soms tot drie goed gevulde trailers trekken. Een waar fenomeen hier.
Om eerlijk te zijn: Guy's bedenking hield niet helemaal steek. Welgeteld vier houten hokken lagen op onze route, meestal souvenirshops met een paar diesel- en unleaded-tanks en mogelijkheid tot kleine restauratie, bewaakt door een kudde opdringerige, hitsig om zich heen pikkende emoe's. Op Stuarts Farm lag er zelfs een tamme kangoeroe bij, die zich welwillend over zijn kop en zachte vacht liet aaien. In het Erldunda Roadhouse, aan de poort van de Simpson Desert, sloegen we onze watervoorraad in. Van Mount Ebenezer onthouden we alleen de zeer agressieve, rotvervelende mini-vliegen die constant om je kop zoemen, zich in de kleinste holtes wringen en die je dus constant van je af moet slaan. En in Curtin Springs Ranch aten we en kochten we kaartjes voor het thuisfront. Hoe dichter we daarbij Uluru benaderden, hoe meer de hemel opentrok en de temperatuur een komeetvlucht naar de top nam. 25 graden, het begint er stilaan op te lijken. Weg met die lange broek en schoenen! Hoog tijd voor bermuda en sandalen.
De wilde paarden aan het kruispunt naar Kings Canyon en de plagiaat-monoliet Mount Connor (woeha) verzanden letterlijk in het niets bij de absolute apotheose. Eerst het Kata Tjuta (letterlijk: 'veel hoofden') National Park, geologisch pronkstuk van de Aboriginals. Met de Olgas, de onbekende maar daarom niet minder indrukwekkende factor: 36 rotskoepels over een oppervlakte van 35 vierkante meter, overblijfsel van een bergketen die zich duizenden jaren geleden vormde. Als een levensgrote klauw liggen ze er, gescheiden van elkaar door diepe en via een rotspad bewandelbare kloven. Wij kozen voor de Walpa Gorge Walk, vijf kilometer heen en terug. Van een nooit geziene schoonheid, een unieke ervaring. Twee donkerbruine rotswanden, de tussenruimte opgevuld met een lik azuurblauw en een 'groene' rivier die zich door de kloof meandert. Ingekaderd opus magnum. Niets wat er de heilige stilte breekt, tenzij een vrolijk tsjilpende gevederde vriend. Hier vergeet een mens echt alle zorgen...
En dan. Daar lag hij. Neergepoot door één of andere goedmenende god: Ayers Rock. By sunset, nota bene. Overgeleverd aan de prachtige lichtschakeringen die de ondergaande avondzon op zijn flanken toverde. Lavendelblauw, rood en tegen de klok van zeven: bruin. Over een uur of zes staan we er weer: Ayers Rock by sunrise dan, drie kwartier rijden vanuit Sails in the Desert, onze uitvalsbasis in het geïsoleerde Yulara. Slaapwel, folks.
Foto 1: Guy en ik bij onze 'Ozmobiel' op weg naar Adelaide Foto 2: ondergetekende, bezig met het breken van zijn wereldrecord rechtdoor rijden Foto 3: verbroederend met Wayne en Myriam van Anvers Wines in McLaren Vale Foto 4: Frank, de blauwtong-guanna (voortaan ook Facebook-vriend) Foto 5: Tom, de olijfpython (let op de beklemmende wurggreep onderaan) Foto 6: even 'chillen' bij Bojangles, hartje Alice Springs Foto 7: Terry, de Australische zoetwaterkrokodil. Hi guys! ;-s (copyright: Inez De Bois, met andermaal welgemeende dank)
Ik beken. Ik heb met Frank gekust. Gerollebold met Tom. Lieve en zachte woordjes gefluisterd in Terry's oor. Wie zich aan een exclusieve en openhartige outing-sessie verwacht moet ik teleurstellen. Frank, Tom en Terry zijn respectievelijk een blauwtong-goanna, een vijf meter lange olijfpython en een Australische zoetwaterkrokodil: ábsolute sterren van het Alice Springs Reptile Centre, het grootste reptielenreservaat Down Under. Vooral de primeur met de Olive Python onderging ik niet zonder enige trots. De gladjanus kneep zich letterlijk om me heen je voelt echt aan den lijve hoeveel wurgkracht er van zo'n beest uitgaat en zocht ondermeer zijn weg naar een plek op mijn lichaam waar de zon (bijna) nooit schijnt (zie foto). Voeden doet mijnheer zich met ratten en wallaby's (kleine kangoeroes), soit 'dingen' die drie keer groter zijn dan zijn eigen kronkelend lijf. Slik. 'But he doesn't eat human beings', stelde zijn baasje me gerust. Oef.
En dan weet u het wel, zeker? Qantas Domestic Flight QF723 heeft ons vanuit het lieflijke Adelaide in het hart van de meedogenloze, onherbergzame outback van de MacDonnell Ranges gedropt. Een zware cultuur- en temperatuurschok zou het worden. Maar o wat een anticlimax. De voorspelde 36 graden waren er... 16. De hemel stond hoogzwanger van grauwe, grijze wolken, af en toe een striemende regenvlaag barend. 'The Alice', where the rivers run dry or ten feet high, toonde zich van haar minder fraaie kant maar hield het toch méér dan waardig. Zelf lieten we het niet aan ons hart komen. Uitwaaien deden we op de top van Anzac Hill, perfecte uitkijktoren over de stad én Heavitree Gap die we bereikten via Todd Mall en Lions Walk, een rotspad dat zich gelijkmatig naar boven slingert.
Waarop het tijd was om ons onder de Aboriginals te mengen. Vreemd volk. Grote, donkere, expressieve koppen met uitgesproken gebit muzen moeten het zijn voor Stephan Vanfleteren. Ze kuieren, slenteren, slepen zich als het ware door het met exotische vogelsoorten opgefleurde straatbeeld. Soms moederziel alleen, vaak met aanverwanten, starend, keuvelend met elkaar, sigaretten de(a)lend, spuwend in vuilbakken, bedelend, roepend, je constant de hand reikend. Gehuld ook in de meest vreemde kleurencombinaties. 'Rare snuiters, die toeristen', zie je ze zelf denken. Eén ding is zeker: ze hebben talent. De kunst van het didgeridooblazen, daar valt over te discussiëren. Maar je even onderdompelen in de Aboriginal-schilderkunst in het Mbantua Fine Art Gallery and Cultural Museum is ontegensprekelijk een aanrader. Alleen jammer dat de doeken zo duur worden verkocht. Tot 23.500 AUD. (Té) veel geld.
Viel me voorts nog op in dit boeiend stukje wereld: de parallel met de Belgische nummerplaten. Net als bij ons rode tekens op een witte achtergrond, weliswaar alleen maar cijfers. Wat ik niet meer zou kunnen missen in Australië 'tout court': het kloppend spechtengeluid bij oversteekplaatsen voor voetgangers, bedoeld om onze blinde medemens veilig aan de overkant te loodsen. En waar ik absoluut maar niet aan wen: eerst naar rechts kijken, dan naar links bij het oversteken van een tweevaksbaan. Afsluiten deden we deze alweer onvergetelijke dag met een frisse Victoria Bitter in de saloon van Bojangles met Red Hot Chili Pepper's Californication als achtergrond bangelijk! En met een niet te evenaren Thais assortiment in 'Hanuman', het restaurant van ons Crowne Plaza Hotel. Australia stole my heart. Machtig land, machtige mensen. Morgen trekken we 440 kilometer de outback in richting Uluru en Ayers Rock. Een nieuw avontuur. Misschien kom ik de Inland Taipan wel tegen, de gevaarlijkste slang van het rode continent. De black-headed python. Of de King Brown, die ex-prof Wim Vansevenant in de Tour Down Under op training ooit doormidden reed. Of Tom. Mijn Tom. Vicious Tom.
'Heb jij zebra's gezien, papa?' 'Neen, jongen. Maar wel kangoeroes en koala's.' 'Nijlpaarden?' 'Neen, ventje. Kangoeroes en koala's. 'Olifanten?' 'Neejeuh. Koala-beertjes. Schattig, hoor. En kangoeroes. Koeien. Paarden. Schapen. Enkele verdwaalde dromedarissen zelfs.' Maar dus níet de halve zoo van Antwerpen waar Niels, mijn jongste van bijna vier, aan de andere kant van de lijn met zijn gekende enthousiasme naar hengelde. Morsdode exemplaren van Australië's favoriete fauna waren het gisteren vooral. Bij bosjes aangetikt en uitgeteld in de groene woestijn van het zuidoosten, waarin slechts heel sporadisch een oase opduikt.
Dag twee van onze reis begon grensoverschrijdend in Mount Gambier, waar we bij het verlaten van Victoria voor South Australia plots alweer een half uur jonger werden en de Quarantine Restrictions for fruit, vegetables, plants ans grapevines (je mag die dingen niet exporteren naar een andere deelstaat) onze vier appels tot een duidelijke bestemming dwongen: spijsverteringskanaal of gele vuilbak. Het werd het eerste, omdat er al zovéél honger in de wereld is. Tot Kingston, waar we op het middaguur in The Old Wool Store (een oud, opgekalefaterd wolbedrijf) elk een portie Aziatisch verorberden, riep het landschap nog ooh's en aah's over zich af. Bomen leken er een kuddementaliteit op na te houden soort zoekt soort en dit moet zowat de enige plek op aarde zijn waar je tot ver voorbij de kim kan turen. Nadien, langs de Princess Highway/B1 parallel met het Younghusband Peninsula, werden de uitgestrekte vlakten schraler, saaier. Ik brak er achter het stuur van onze Holden Sportwagon het wereldrecord rechtdoor rijden: zo'n slordige 400 (!) kilometer. De baas van The Old Wool Store had er nog zo voor gewaarschuwd. 'It's not a nice ride to Adelaide.' It wasn't.
Maar dé apotheose van de 600 kilometer lange autotransfer moest toen gelukkig nog komen. Daarvoor was het wachten tot de ferry-oversteek in Wellington, een op turbosnelheid overvarend platform op Murray River dat toegang geeft tot het wijnparadijs van Fleurieu Peninsula en Southern Vales. Guy had dat keurig geregeld: een bezoekje aan het Anvers (ha ja...) Winery Park in McLaren Vale. Door ons omgedoopt tot: Wayne's World, naar het indrukwekkende territorium waarop we door de man die hij in de Tour Down Under leerde kennen in zijn 4x4 werden rondgeleid. Gaat u vooral even zitten... 73 hectare Cabernet Sauvignon, Chiraz, Grenache en Chardonnay, waarvan 7 hectare geplant in 1915! Wayne deed de naam van zijn wijnlabel alle eer aan door er tussen zijn onversneden Australisch door enkele rake, perfect geformuleerde en geprononceerde Antwerpse oneliners tegenaan te gooien. 'Hoe est, manneke?' 'Amai, menne frak'. 'Mister sjieke dinges'. 'Kloeitzakske'. 'Godverdoeme, sèg.' Niet verwonderlijk als je weet dat hij zijn leven deelt met Myriam, de moeder van zijn drie kids: een schat van een vrouw, geboren en getogen op... Stuyvenbergh. Nadat Wayne ons via de grote poort introduceerde in de plaatselijke vinocultuur, schonken hij en Myriam thuis aan tafel gastvrij de glazen vol. Eerst met een Anvers Shiraz 2005 en Anvers Chardonnay blanc 2008, later met Anvers Port van 21 jaar oud. Godendranken, stuk voor stuk.
Meer heeft een mens niet nodig om nu, moe maar voldaan, onder de lakens te kruipen in Adelaide, oude liefde van Guy en ondergetekende uit de Tour Down Under. Voor een verkwikkende nachtrust, absolute must om morgenvoormiddag om kwart voor elf fris en wel te kunnen doorvliegen naar Alice Springs, Aboriginal Land in The Northern Territories. Misschien ziet papa er wel een nijlpaard, Nielsje. Of een zebra. Of wie weet: een olifant.
Port Fairy, even na middernacht op een bed & breakfast-appartementje met drie kamers. Bloggend lig ik in de sofa, voeten op een houten kist, met een gezellig brandend electrisch vuurtje in mijn buurt de lente streeft nog steeds naar zijn grote doorbraak hier in het zuid-oosten van Australië terwijl Marc, Guy en Inez zalig liggen te pitten. Vanmorgen om 9 uur zijn we vertrokken in hartje Melbourne, 9 uur later klopten we aan bij Shane en Ali in 'The Douglass', vier sterren. 'Pretty busy in here, mates. But no worries. Take a look, think we have something for ya', grijnsde de gastheer, van het recht uit de outback geplukte type met Flintstone-allures, blakend en blozend, met driedubbele wenkbrauwen en overal begroeiing. Kostprijs: 200 AUD of goed 140 euro. Te delen door vier, uiteraard. Peanuts. De prachtige avondwandeling 'on the beach' en langs het sympathieke haventje kregen we er gratis bovenop. Het avondmaal in 'The Victoria', bekroond restaurant met typisch Australische keuken uiteraard niet.
'De ideale opener', omschreef Guy onze eerste dag volkomen terecht. Nergens ter wereld is het aanbod van betoverende landschappen zó gevarieerd dan langs die befaamde B100. We waanden ons afwisselend in de Waalse Ardennen, de Franse Ardèche, de Schotse Highlands, de Noorse fjorden, de Vlaamse polders, het Brabantse Pajottenland, de Noorderkempen en de Noord-Amerikaanse prairie. Met de Pacific je schrikt ervan hoe uitgestrekt en eindeloos zo'n watervlak kan zijn steeds binnen handbereik. We zagen vanaf Point Addis waaghalzen de ripcurl (onderstroom) trotseren op Bells Beach, één van dé grote Australische surfparadijzen. Aten wrap met zalm en kip in Apollo Bay. Vergaapten ons aan de reusachtige stammen en varens van het regenwoud in Otway National Park, waar de koala's met tientallen in de takken hingen. En bereikten via Port Campbell de adembenemende 'Twelve Apostles'. Om het met de woorden van Enrico Carpani, persattaché van de Internationale Wielrenunie (UCI) te zeggen: 'Douze pierres dans la mer. Magnifique!' Magnifiek was het zeker. Maar, hela, ook een beetje boerenbedrog. Acht van die 'keien', telden we er slechts. De overige vier zijn in de loop der tijden solidair geërodeerd. Ahoe! De finale leidde ons van Warrnambool naar Port Fairy, door een streek die duidelijk leeft van landbouw en veeteelt. Er mocht geen weiland voorbijglijden of er stonden verdorie koeien in.
Twee minuten voor één: knus naar mijn warm nest nu, oogjes dicht, snaveltje toe. Want morgen rijden we in één ruk de resterende 600 kilometer dicht tot Adelaide, waar we donderdagmorgen een binnenvlucht nemen naar Alice Springs. Het electrisch vuurtje zal er niet nodig zijn. Veertig graden, mevrouw, mijnheer. Alstublieft!
Haa, ze is er! Veilig uit de hemel nedergedaald en zachtjes met de voeten op de grond beland, letterlijk. Met het haar kenmerkende enthousiasme van een prille tiener, as we know her. Maar vooral: verrassend fris en monter, het dient gezegd. Het resultaat van een efficiënte slaappil, die haar zeven uur lang van deze wereld haalde. Met als gevolg dat ze deze eerste avond al moeiteloos hand in hand ging met het Australische bioritme, dat haar anders wel behoorlijk op de proef stelde. Van business seat naar achterbank van onze fonkelnieuwe 'Ozmobiel' een azuurblauwe Holden Sportwagon, recht naar het Vibe Savoie-hotel in de buurt van de Docklands in Melbourne, vijf minuten voor een kattenwasje en een fikse wandeling-in-vijfde versnelling om de 'closed kitchen' te dribbelen. Met een verrukkelijke maaltijd in Mecca Bah, een Turks-Marokkaanse topper op de New Quay Promenade, als terechte beloning. De toon is meteen gezet. Welkom, Inez!
Reken maar dat ze morgen ook het vroege startschot haalt van etappe één op de Great Ocean Road. Uw dienaar heeft net zijn laatste letters, komma's en punten opgesoupeerd in een Belgisch 'uitwuif'-stuk, dus kan de tocht beginnen. Bedoeling is dat we al een flink eind opschieten. Bells Beach, Apollo Bay, Cape Otway, Port Campbell en The Twelve Apostles voorbij, als het even kan. Omdat we woensdag graag Adelaide zouden willen bereiken, zodat we donderdag een eerste binnenvlucht kunnen nemen naar Alice Springs. Rockin' good news, trouwens, wat die 'domestic flights' betreft. Zo goed als alle transfers die we in de loop van onze reis willen maken zijn mogelijk. Niet eens zó duur, als we farecompare.com mogen geloven. Omgerekend naar onze munteenheid: tussen de 190 en 350 euro.
Tot slot nog dit: in Australië wordt niet alleen links gereden en rechts gestuurd, start de wijnoogst in februari en vliegen de junikevers uit in december en kolkt het water in de afwasbak de andere kant op. Marc 'ontdekte' ook toegegeven: het was me nog niet opgevallen dat de zon opkomt in het westen en ondergaat in het oosten. Zuiver wetenschappelijk is dat niet helemaal waar. Dat ding blijft gewoon dezelfde baan volgen, maar door het feit dat we ons aan de andere kant van de evenaar bevinden, lijken we de beweging vanuit een ander oogpunt te bekijken: van links (W) naar rechts (O) in plaats van rechts (O) naar links (W). De waarheid is dat de richtingen 'oost' en 'west' niet plots van rol veranderen als je de evenaar oversteekt. Ach, so what. Zolang ze maar lekker haar stralen strooit de komende dagen...
Voilà. Onze handelsmissie zit erop. De wereldtitel gaat niet naar een Waalse haan, maar naar een Noorse beer en dat allemaal omdat een Australische kangoeroe onvoldoende sprongkracht aan de dag legde en een Italiaans (uils)kuiken geen trek had in gepofte kastanjes. Volgt u nog? Moeilijk? Ach, trek het u vooral niet aan. Wij HLN-collega Marc G., GvA-collega Guy VdL en ondergetekende, de heer Joe Kangoo gaan dat de komende tweeëneenhalve week ook niet doen. Morgen, om 18u15 plaatselijke tijd, pikken we ons vierde reisgezellinnetje Inez op Melbourne International Airport op en kunnen we na een overnachting in Batman Town aan onze intrigerende ontdekkingstocht in het land from Down Under beginnen. Where beer does flow and men chunder.
Toegegeven, we hebben ons schema iets te optimistisch en genereus opgesteld. Marc merkte niet onterecht op dat, als we al de helft van onze snode plannen tot uitvoering kunnen brengen, we dan van een geslaagde onderneming zullen mogen gewagen. Drastisch bijstellen, met andere woorden. U las het in de vorige blog: stiekem namen we al wat voorsprong op Guy en Inez, die hier een week langer blijven plakken. Melbourne heeft alvast zijn geheimen onthuld, dus veroveren we dinsdag meteen een deel van de Great Ocean Road. Bedoeling is om door te rijden tot Apollo Bay en woensdag via The Twelve Apostles al een flink eind op te schieten richting Adelaide. Het wildleven op Kangooroo Island laten we, gezien onze beperkte tijd, voor wat het is.
In de plaats daarvan reizen we vroeger door naar Alice Springs, van waaruit we de tocht aanvatten naar het betoverende Ayers Rock. Vanuit Uluru nemen we dan een binnenvlucht op de sauna van Cairns, waar het kwik momenteel tegen de 36 (!) graden aanloopt. Bijna het dubbele dus van wat Geelong ons dezer dagen te bieden had. Greet Barrier Reef en de walvis-spotting op Fraser Island zijn in principe certitudes. De Gold Coast laten we op mogelijk één dag 'on the beach' na voor wat ze is. Liever vliegen we dan rechtstreeks door op Sydney, waar we onze Australische maiden trip willen afsluiten in schoonheid.
Bovenal gaan we nu genieten. Parijs-Tours? Ronde van Lombardije? Het nieuwe veldritseizoen? Oké, maar nu even niet. Tuut... tuut...tuut...tuut...tuut...
Sorry, Grace. Zesde is lang niet kwaad en ongetwijfeld heb je een dijk van een WK gereden. Maar sta ons toe onze 'Holy Saturday', de enige dag waarop we ons eens NIET in een catchpartij met de deadline hoeven te storten, eervol in te vullen. Melbourne, met name, na een consistent ontbijt in de blakende zon op het terras van ons resort met zicht op zee. De stad van Batman. John Batman, Tasmaniër en stichtend kolonist in 1835. Een geslaagde clash tussen oud en nieuw, Victoriaans en hypermodern. Met het Frans-renaissancistische stationsgebouw op Flinders Street als heerlijke verademing voor de indrukwekkende skyline van multinationaltorens.
'Geen liefde op het eerste gezicht', voorspelde mijn Australische ANWB-reisgids. Nu kan het best zijn dat ik na tweeëneenhalve week toeren Batmans nederzetting vergeleken bij pakweg Sydney of Brisbane inderdaad 'quantité négligeable' zal vinden. Maar tot nader order heeft Melbourne mij en mijn collega Marc G. op deze vroegzomerse 2de oktober uitermate gecharmeerd. De honderdduizend lallende, tierende en zingende fans van de Collingwood Magpies en de Saint-Kilda Saints, onderweg naar Melbourne Cricket Ground voor de replay van de AFL-Grand Final zelfs de pluimkronen op de koppen van het paardenspan dat de citytrip-koets trok waren zwart-wit en rood-wit-zwart gekleurd , namen we er voor lief bij.
We dronken cappuccino in Swanston Street, keken onze ogen uit in China Town, drentelden door de Carlton en Fitzroy Gardens, kuierden langs het Parliament, schuimden op de tonen van John Fogerty's Creedence Clearwater Revival de sympathieke oevers van Yarra River af, verorberden Calamari Salad, soep en Focaccia op de verfraaide Docklands, vleiden ons in de zon aan Victoria Harbour en sloten in stijl af met spaghettini, verrukkelijk lamsvlees en een sexy Nebbiolo in 'Il Bácoro', één van dé culinaire stadstoppers. De drie Australische dollar die me nog restte van het dagbudget, kwam toe aan een straatmuzikant op Federation Square (waar morgen het prof-WK van start gaat). De jongen trof me recht in het hart. 'He and his guitar', spelend voor het goede doel: de 'West Coast Eagles Player Development Foundation', fonds voor opleiding en begeleiding van spelers van de gelijknamige AFL-ploeg. Doet me eraan denken: The Magpies maakten brandhout van The Saints: 108-52. 'Oepgeite gelak ne scaampi', zou Sugar Jackson zeggen.
Vergis u niet: groot was onze dankbaarheid voor deze wonderschone dag, nederig de manier waarop we hiermee omgaan. In het besef dat de laatste zondag van onze WK-campagne 'The Longest and Hardest Day' wordt en dat het straks weer tegen middernacht Eastern Standard Time (vannacht schakelen we hier trouwens over op zomertijd en leven we in plaats van acht plots negen uur sneller dan jullie) zal aanlopen voor we onze laptop dichtklappen. Trouwens: proficiat, Grace! Allez, Philippe!
'En? Het nieuws al gehoord?', werden HLN-collega Marc en ik vanmorgen in de perszaal begroet door een handvol collega's in druk conclaaf. Neen, bij god. Hoe kon het ook? Even voordien waren we nog zorgenvrij door de koolzaadakkers en eucalyptusvelden van Anglesea en Torquay geraasd. Duizenden kilometers verwijderd van kraai en kind, onszelf in de armen knijpend omdat we op dit eigenste moment de wereld tegenvoets aan het nemen zijn. Meeneuriënd op Coldplay's Viva la Vida of Dance The Way I Feel van Où Est Le Swimming Pool (Engelse synthpopgroep van leadzanger Charles Haddon die zich recent op Pukkelpop van het leven beroofde): een paar muzikale vruchten slechts van Geelong's 93.9 FM, de happy hitzender die ons door de lange autostonden sleept. Geen flauw benul hadden we, met andere woorden, van wat ons met de klap weer 'on the motherfucker' zou brengen. 'Contador. Positief in de Tour. Clenbuterol.' Juist, ja.
De varianten op het thema kwamen later op de dag. Mosquera tegen de lamp in de Vuelta. Bezwarende huiszoeking bij Ricco. Wat ís dat toch altijd met die koers, hoor ik u vragen. Wel, we weten het zelf niet. Keer op keer worden we voor schut gezet, moeten we aan de bak voor kloterijen die onafscheidelijk met het milieu lijken vergroeid. Tot zelfs in Australië toe. Zelf krijgen we er geen sikkepit voor terug, tenzij de holle belofte dat het stilaan toch weer de goeie kant opgaat met dat zootje ongeregeld. At the end, it's kind of 'masochista', stelde mijn Italiaanse Gazetta dello Sport-collega Luigi geheel terecht. Achter hem pakten zich in het panoramisch kijkvenster van de perszaal, vier hoog in Deakin University in Geelong, intussen donkere wolken samen boven 'The Waterfront'. Symbolisch. Hoog tijd om opnieuw af te dalen tot zeeniveau, voor een sandwich egg and lettuce bij Ernie Brown's.
Ik heb het gevoel dat ik niet leef maar geleefd word. Ik klop anderhalve dagen (één Australische plus een halve Belgische), spreid mijn werk net iets teveel en betokkel mijn klavier tot in de véél te vroege uurtjes (gisteravond was het 2 uur!). Maar ach, nog vier keer prikklok, drie WK's kijken, 174 quotes ophalen en één wereldtitel voor Philippe Gilbert vieren en ik vraag de rekening. Wat ik nog drink van het huis? Euh, doe mij maar een scheut clenbuterol...