Impressions from a land Down Under, where women glow and men plunder
10-10-2010
Frogs
Soms moet een mens eerlijk zijn en beenhard. De heen- en weertrip naar Kuranda via kabellift respectievelijk trein zal niet lang in het geheugen blijven hangen. Klink ik een beetje 'blasé'? Dan steek ik het graag op die niet te overtreffen outback, zoveel avontuurlijker en karaktervoller. Het regenwoud ten westen van Cairns degraderen tot een hoopje samengetroepte bomen, takken en bladeren zou dan weer getuigen van onredelijkheid. Voor de goeie orde: het planten- en dierenreservaat van de Aboriginals biedt schitterende vergezichten en dwingt ontzag af omwille van zijn gigantisme. Maar de hele sfeer errond is me iets te toeristisch, iets te 'gemaakt'. De formule is wat mij betreft geen aanrader. Het begon nochtans niet onaardig, met de Skyrail Cableway die vanuit Caravonica 7,5 kilometer lang boven het bladerdek van het regenwoud zweeft. Een zweem 'Out of Africa', maar dan boven Noord-Oost-Australië. De tussenstop in Red Peak gaf via een paar houten loopstellingen een eerste indruk van de wildernis in al zijn facetten. De southern cassowary, een soortement kerstkalkoen, zwaait er de scepter. En zoals het een zichzelf respecterend regenwoud betaamt: het regende. Ook de Barron Falls waren vanaf de diverse view points ronduit indrukwekkend. Ongemeen krachtig stort het water er zich vanop de bovenverdieping de Barron River in. «You better not swim in it», raadde de gids van het busje dat ons was komen ophalen aan het hotel aan. «There are crocodiles inside. And they just bite only once.» We listened very carefully... Eindstation Kuranda, waar net als in Uluru Aboriginals thuis... waren, is vooral één potpourri van cafés, restaurants en souvenirwinkels. Hier en daar valt nog een vleugje plaatselijke cultuur te snuiven, maar ook hier haalt het toerisme duidelijk de bovenhand. De paden van de Jungle Walk en de Jumrum Creek Walk, twee sympathieke wandelingen dwars door het prachtige regenwoud, zijn er godbetert geasfalteerd en van trappen voorzien. En van de snelle hap in de hippe keet Frogs in Coondoo Street zal vooral het sexy dienstertje me bijblijven. Gescheurde panty's die haar bips helemaal tot hun recht lieten komen en een genereus decolleté: mag het even, dames? De terugtocht met de Kuranda Scenic Railway liet de dag helaas helemaal doodbloeden. De halte aan de overzijde van Barron Falls sprak nog heel even tot de verbeelding, daarna zag ik vooral dichtklappende oogluiken bij mijn indommelende medereizeigers. Ander en beter, morgen. Dan gaan we op excursie naar het door Robbie McEwen aangeraden Daintree Rainforest. Woensdag wacht een ongetwijfeld unieke snorkelervaring in het Great Barrier Reef hopelijk wil het kwakkelende weer hier wat mee. Daarna scheiden allicht onze wegen. Guy en Inez, die een week langer Down Under blijven, rijden met de wagen van Cairns naar Brisbane. Marc en ik vlíegen op Brisbane, om meteen daarop aansluitend via een intensieve autotrip van 500 kilometer door te stomen naar Fraser Island. In de hoop er in volle walvisseizoen een reeks bultruggen te spotten. Allez, ge moet het zeggen gelijk dat het is: met één zouden we al dik content zijn. ;-)
Bestormd door miljoenen toeristen van alle ras en origine wordt hij, Ayers Rock. Tot hartzeer en afgrijzen van de Aboriginals, die er een stuk van hun ziel mee verkocht zien aan de duivel. Uluru is niet meer exclusief van hen, maar van de hele wereld. Het meest pijnlijke zijn de 'klimmers', zij die de monoliet via een aantal in de rotssteen geslagen palen die verbonden zijn met een lange ijzeren ketting beklimmen tot de top. Een razendgevaarlijke onderneming, die al flink wat mensenlevens heeft gekost en die, mede ook uit respect voor hun wetten en het sacrale karakter van de rots, door de Aboriginal-gemeenschap ten stelligste wordt afgeraden. 'Leen uw oren en ogen aan alles wat u omringt. Luister... Maar klim niet', smeken ze letterlijk. Op de binnenkant van de deur van één van de toiletten van het informatiecentrum vond ik volgende pakkende ode aan 'The Rock', neergepend op 30 september jongstleden door 'een geval van hoogdringendheid'. Ik wil ze jullie niet onthouden:
Tja, hoe bevat je deze dag? 's Morgens, bij het krieken, genoten we nog even na van de stilte en de sereniteit van de louterende outback. 's Avonds, bij het lichten, deinden we mee op de baren van het bruisende en zwoele Cairns. Om maar te zeggen hoe je hier van het ene op het andere moment in een totaal andere sfeer kan worden ondergedompeld en hoe je steeds weer opnieuw een andere kijk krijgt op het rode continent.
Voor niks gaat de zon op, wisten we. Pal om vijf uur dus biepte mijn gsm ons uit een diepe slaap, een klein uur en en kattenwas later stonden we het op het sunrise viewpoint op Talinguru Nyankunytjaku letterlijk vertaald: de plaats om te kijken vanaf de zandduin naar de donkere monoliet, genaamd Ayers Rock te staren. De zon was stipt op het appel: om zeventien minuten na zes lichtte Uluru langzaam op. Zwart werd bruin, bruin oranje. Alsof er tientallen megaspots met spaarlampen op gericht stonden. Na de sfeervolle sunset van de avond voordien opnieuw een spektakel van een zelden geziene schoonheid. Muisstil was het in de wagen, op de terugweg naar ons gespierd ontbijt in het Sails of the Desert. Zwaar onder de indruk, met z'n vieren. Slaperig ook wel, na de korte nacht. En een beetje hongerig.
De uren voor onze binnenvlucht naar Cairns besteedden we aan een ultieme wandeling aan de voet van Ayers Rock: Mala Walk, genoemd naar een oeroude Aboriginal-ceremonie. Opvallend, naast de indrukwekkende kikvorsperspectieven op de steile rotswanden, de immense kloven, holen en gaten in het eerder poreuze gesteente en de waterbekkens, waren de 'sacrale' plekken voor mannen (Warayuki) en vrouwen (Mala Puta), niet toegankelijk voor de nieuwsgierige toerist en niet vatbaar voor de gevoelige plaat. Op straffe van (fikse) boetes tot 5000 AUD. Eén van waterbronnen, Kantju, pikten we uit voor een halfuurtje zelfbezinning. De zon, nu harder stekend dan ooit, gaf ons een laag. Nog niet de volle, eerder een kleintje.
Na twee uur lichtruim tussen het kleine Connellan-luchthaventje in Yulara en Cairns International Airport belandden we rond een uur of zes opnieuw met beide voeten in de echte wereld. De stad in Noord-Oost-Australië met tropisch klimaat het kwik klimt hier nu vlot boven de 30 graden, 's avonds zorgen een paar malse regenbuien nauwelijks voor afkoeling mag dan wel weinig (kunst)historische highlights te bieden hebben, bij het invallen van de duisternis bruist en kolkt het centrum rond The Esplanade aan Trinity Bay. Sex, alcohol, straatmuziek en vertier vullen de ijle lucht, de chicks gaan er om ter kortst gerokt en de meest waanzinnige weirdo's duiken er op in het straatbeeld. Wat Cairns zelf aan bezienswaardigheden schromelijk tekort komt, maakt zijn omgeving ruimschoots goed. De volgende dagen wachten onder meer Kuranda, het Daintree Rainforest, Cape Tribunal, Atherton Tableland en uiteraard het magische Great Barrier Reef. Betoverende morzels aarde die ons sowieso al geslaagde vakantie ongetwijfeld nog en extra dimensie zullen geven. Maar nu eerst wat slaap inhalen. Hop, bed in.
Oké, de ruwe paden hebben we moeten vermijden omdat we op de luchthaven van Alice Springs donderdag niet meer aan een 4x4 of wicked van (beschilderde camionette die je kan huren of kopen/doorverkopen) geraakten. Maar ook via de geasfalteerde Stuart Highway en Lasseter Highway bleken de 450 kilometer naar Yulara dwars door de outback bijzonder fascinerend. Wilder bebost en begroeid, minder gestructureerd dan de Great Ocean Road. Maar zóveel meer te bieden, een stuk intrigerender. Opvallend groen ook voor deze tijd van het jaar, wat erop wijst dat de voorbije winter ook in midden-Australië flink wat nattigheid naar beneden kwam. Dat het wat weg heeft van Afrika, vond Marc. Guy omschreef de desolaatheid van de grote rode gravelvlek als 'het traject van Antwerpen naar Dijon, maar dan zonder één enkel huis tegen te komen.' Wat ons wél op gezette tijdstippen kruiste: de Road Trains, monsters van de weg. Transportvrachtwagens met schrikwekkende vooraanblik die soms tot drie goed gevulde trailers trekken. Een waar fenomeen hier.
Om eerlijk te zijn: Guy's bedenking hield niet helemaal steek. Welgeteld vier houten hokken lagen op onze route, meestal souvenirshops met een paar diesel- en unleaded-tanks en mogelijkheid tot kleine restauratie, bewaakt door een kudde opdringerige, hitsig om zich heen pikkende emoe's. Op Stuarts Farm lag er zelfs een tamme kangoeroe bij, die zich welwillend over zijn kop en zachte vacht liet aaien. In het Erldunda Roadhouse, aan de poort van de Simpson Desert, sloegen we onze watervoorraad in. Van Mount Ebenezer onthouden we alleen de zeer agressieve, rotvervelende mini-vliegen die constant om je kop zoemen, zich in de kleinste holtes wringen en die je dus constant van je af moet slaan. En in Curtin Springs Ranch aten we en kochten we kaartjes voor het thuisfront. Hoe dichter we daarbij Uluru benaderden, hoe meer de hemel opentrok en de temperatuur een komeetvlucht naar de top nam. 25 graden, het begint er stilaan op te lijken. Weg met die lange broek en schoenen! Hoog tijd voor bermuda en sandalen.
De wilde paarden aan het kruispunt naar Kings Canyon en de plagiaat-monoliet Mount Connor (woeha) verzanden letterlijk in het niets bij de absolute apotheose. Eerst het Kata Tjuta (letterlijk: 'veel hoofden') National Park, geologisch pronkstuk van de Aboriginals. Met de Olgas, de onbekende maar daarom niet minder indrukwekkende factor: 36 rotskoepels over een oppervlakte van 35 vierkante meter, overblijfsel van een bergketen die zich duizenden jaren geleden vormde. Als een levensgrote klauw liggen ze er, gescheiden van elkaar door diepe en via een rotspad bewandelbare kloven. Wij kozen voor de Walpa Gorge Walk, vijf kilometer heen en terug. Van een nooit geziene schoonheid, een unieke ervaring. Twee donkerbruine rotswanden, de tussenruimte opgevuld met een lik azuurblauw en een 'groene' rivier die zich door de kloof meandert. Ingekaderd opus magnum. Niets wat er de heilige stilte breekt, tenzij een vrolijk tsjilpende gevederde vriend. Hier vergeet een mens echt alle zorgen...
En dan. Daar lag hij. Neergepoot door één of andere goedmenende god: Ayers Rock. By sunset, nota bene. Overgeleverd aan de prachtige lichtschakeringen die de ondergaande avondzon op zijn flanken toverde. Lavendelblauw, rood en tegen de klok van zeven: bruin. Over een uur of zes staan we er weer: Ayers Rock by sunrise dan, drie kwartier rijden vanuit Sails in the Desert, onze uitvalsbasis in het geïsoleerde Yulara. Slaapwel, folks.
Foto 1: Guy en ik bij onze 'Ozmobiel' op weg naar Adelaide Foto 2: ondergetekende, bezig met het breken van zijn wereldrecord rechtdoor rijden Foto 3: verbroederend met Wayne en Myriam van Anvers Wines in McLaren Vale Foto 4: Frank, de blauwtong-guanna (voortaan ook Facebook-vriend) Foto 5: Tom, de olijfpython (let op de beklemmende wurggreep onderaan) Foto 6: even 'chillen' bij Bojangles, hartje Alice Springs Foto 7: Terry, de Australische zoetwaterkrokodil. Hi guys! ;-s (copyright: Inez De Bois, met andermaal welgemeende dank)
Ik beken. Ik heb met Frank gekust. Gerollebold met Tom. Lieve en zachte woordjes gefluisterd in Terry's oor. Wie zich aan een exclusieve en openhartige outing-sessie verwacht moet ik teleurstellen. Frank, Tom en Terry zijn respectievelijk een blauwtong-goanna, een vijf meter lange olijfpython en een Australische zoetwaterkrokodil: ábsolute sterren van het Alice Springs Reptile Centre, het grootste reptielenreservaat Down Under. Vooral de primeur met de Olive Python onderging ik niet zonder enige trots. De gladjanus kneep zich letterlijk om me heen je voelt echt aan den lijve hoeveel wurgkracht er van zo'n beest uitgaat en zocht ondermeer zijn weg naar een plek op mijn lichaam waar de zon (bijna) nooit schijnt (zie foto). Voeden doet mijnheer zich met ratten en wallaby's (kleine kangoeroes), soit 'dingen' die drie keer groter zijn dan zijn eigen kronkelend lijf. Slik. 'But he doesn't eat human beings', stelde zijn baasje me gerust. Oef.
En dan weet u het wel, zeker? Qantas Domestic Flight QF723 heeft ons vanuit het lieflijke Adelaide in het hart van de meedogenloze, onherbergzame outback van de MacDonnell Ranges gedropt. Een zware cultuur- en temperatuurschok zou het worden. Maar o wat een anticlimax. De voorspelde 36 graden waren er... 16. De hemel stond hoogzwanger van grauwe, grijze wolken, af en toe een striemende regenvlaag barend. 'The Alice', where the rivers run dry or ten feet high, toonde zich van haar minder fraaie kant maar hield het toch méér dan waardig. Zelf lieten we het niet aan ons hart komen. Uitwaaien deden we op de top van Anzac Hill, perfecte uitkijktoren over de stad én Heavitree Gap die we bereikten via Todd Mall en Lions Walk, een rotspad dat zich gelijkmatig naar boven slingert.
Waarop het tijd was om ons onder de Aboriginals te mengen. Vreemd volk. Grote, donkere, expressieve koppen met uitgesproken gebit muzen moeten het zijn voor Stephan Vanfleteren. Ze kuieren, slenteren, slepen zich als het ware door het met exotische vogelsoorten opgefleurde straatbeeld. Soms moederziel alleen, vaak met aanverwanten, starend, keuvelend met elkaar, sigaretten de(a)lend, spuwend in vuilbakken, bedelend, roepend, je constant de hand reikend. Gehuld ook in de meest vreemde kleurencombinaties. 'Rare snuiters, die toeristen', zie je ze zelf denken. Eén ding is zeker: ze hebben talent. De kunst van het didgeridooblazen, daar valt over te discussiëren. Maar je even onderdompelen in de Aboriginal-schilderkunst in het Mbantua Fine Art Gallery and Cultural Museum is ontegensprekelijk een aanrader. Alleen jammer dat de doeken zo duur worden verkocht. Tot 23.500 AUD. (Té) veel geld.
Viel me voorts nog op in dit boeiend stukje wereld: de parallel met de Belgische nummerplaten. Net als bij ons rode tekens op een witte achtergrond, weliswaar alleen maar cijfers. Wat ik niet meer zou kunnen missen in Australië 'tout court': het kloppend spechtengeluid bij oversteekplaatsen voor voetgangers, bedoeld om onze blinde medemens veilig aan de overkant te loodsen. En waar ik absoluut maar niet aan wen: eerst naar rechts kijken, dan naar links bij het oversteken van een tweevaksbaan. Afsluiten deden we deze alweer onvergetelijke dag met een frisse Victoria Bitter in de saloon van Bojangles met Red Hot Chili Pepper's Californication als achtergrond bangelijk! En met een niet te evenaren Thais assortiment in 'Hanuman', het restaurant van ons Crowne Plaza Hotel. Australia stole my heart. Machtig land, machtige mensen. Morgen trekken we 440 kilometer de outback in richting Uluru en Ayers Rock. Een nieuw avontuur. Misschien kom ik de Inland Taipan wel tegen, de gevaarlijkste slang van het rode continent. De black-headed python. Of de King Brown, die ex-prof Wim Vansevenant in de Tour Down Under op training ooit doormidden reed. Of Tom. Mijn Tom. Vicious Tom.
'Heb jij zebra's gezien, papa?' 'Neen, jongen. Maar wel kangoeroes en koala's.' 'Nijlpaarden?' 'Neen, ventje. Kangoeroes en koala's. 'Olifanten?' 'Neejeuh. Koala-beertjes. Schattig, hoor. En kangoeroes. Koeien. Paarden. Schapen. Enkele verdwaalde dromedarissen zelfs.' Maar dus níet de halve zoo van Antwerpen waar Niels, mijn jongste van bijna vier, aan de andere kant van de lijn met zijn gekende enthousiasme naar hengelde. Morsdode exemplaren van Australië's favoriete fauna waren het gisteren vooral. Bij bosjes aangetikt en uitgeteld in de groene woestijn van het zuidoosten, waarin slechts heel sporadisch een oase opduikt.
Dag twee van onze reis begon grensoverschrijdend in Mount Gambier, waar we bij het verlaten van Victoria voor South Australia plots alweer een half uur jonger werden en de Quarantine Restrictions for fruit, vegetables, plants ans grapevines (je mag die dingen niet exporteren naar een andere deelstaat) onze vier appels tot een duidelijke bestemming dwongen: spijsverteringskanaal of gele vuilbak. Het werd het eerste, omdat er al zovéél honger in de wereld is. Tot Kingston, waar we op het middaguur in The Old Wool Store (een oud, opgekalefaterd wolbedrijf) elk een portie Aziatisch verorberden, riep het landschap nog ooh's en aah's over zich af. Bomen leken er een kuddementaliteit op na te houden soort zoekt soort en dit moet zowat de enige plek op aarde zijn waar je tot ver voorbij de kim kan turen. Nadien, langs de Princess Highway/B1 parallel met het Younghusband Peninsula, werden de uitgestrekte vlakten schraler, saaier. Ik brak er achter het stuur van onze Holden Sportwagon het wereldrecord rechtdoor rijden: zo'n slordige 400 (!) kilometer. De baas van The Old Wool Store had er nog zo voor gewaarschuwd. 'It's not a nice ride to Adelaide.' It wasn't.
Maar dé apotheose van de 600 kilometer lange autotransfer moest toen gelukkig nog komen. Daarvoor was het wachten tot de ferry-oversteek in Wellington, een op turbosnelheid overvarend platform op Murray River dat toegang geeft tot het wijnparadijs van Fleurieu Peninsula en Southern Vales. Guy had dat keurig geregeld: een bezoekje aan het Anvers (ha ja...) Winery Park in McLaren Vale. Door ons omgedoopt tot: Wayne's World, naar het indrukwekkende territorium waarop we door de man die hij in de Tour Down Under leerde kennen in zijn 4x4 werden rondgeleid. Gaat u vooral even zitten... 73 hectare Cabernet Sauvignon, Chiraz, Grenache en Chardonnay, waarvan 7 hectare geplant in 1915! Wayne deed de naam van zijn wijnlabel alle eer aan door er tussen zijn onversneden Australisch door enkele rake, perfect geformuleerde en geprononceerde Antwerpse oneliners tegenaan te gooien. 'Hoe est, manneke?' 'Amai, menne frak'. 'Mister sjieke dinges'. 'Kloeitzakske'. 'Godverdoeme, sèg.' Niet verwonderlijk als je weet dat hij zijn leven deelt met Myriam, de moeder van zijn drie kids: een schat van een vrouw, geboren en getogen op... Stuyvenbergh. Nadat Wayne ons via de grote poort introduceerde in de plaatselijke vinocultuur, schonken hij en Myriam thuis aan tafel gastvrij de glazen vol. Eerst met een Anvers Shiraz 2005 en Anvers Chardonnay blanc 2008, later met Anvers Port van 21 jaar oud. Godendranken, stuk voor stuk.
Meer heeft een mens niet nodig om nu, moe maar voldaan, onder de lakens te kruipen in Adelaide, oude liefde van Guy en ondergetekende uit de Tour Down Under. Voor een verkwikkende nachtrust, absolute must om morgenvoormiddag om kwart voor elf fris en wel te kunnen doorvliegen naar Alice Springs, Aboriginal Land in The Northern Territories. Misschien ziet papa er wel een nijlpaard, Nielsje. Of een zebra. Of wie weet: een olifant.
Port Fairy, even na middernacht op een bed & breakfast-appartementje met drie kamers. Bloggend lig ik in de sofa, voeten op een houten kist, met een gezellig brandend electrisch vuurtje in mijn buurt de lente streeft nog steeds naar zijn grote doorbraak hier in het zuid-oosten van Australië terwijl Marc, Guy en Inez zalig liggen te pitten. Vanmorgen om 9 uur zijn we vertrokken in hartje Melbourne, 9 uur later klopten we aan bij Shane en Ali in 'The Douglass', vier sterren. 'Pretty busy in here, mates. But no worries. Take a look, think we have something for ya', grijnsde de gastheer, van het recht uit de outback geplukte type met Flintstone-allures, blakend en blozend, met driedubbele wenkbrauwen en overal begroeiing. Kostprijs: 200 AUD of goed 140 euro. Te delen door vier, uiteraard. Peanuts. De prachtige avondwandeling 'on the beach' en langs het sympathieke haventje kregen we er gratis bovenop. Het avondmaal in 'The Victoria', bekroond restaurant met typisch Australische keuken uiteraard niet.
'De ideale opener', omschreef Guy onze eerste dag volkomen terecht. Nergens ter wereld is het aanbod van betoverende landschappen zó gevarieerd dan langs die befaamde B100. We waanden ons afwisselend in de Waalse Ardennen, de Franse Ardèche, de Schotse Highlands, de Noorse fjorden, de Vlaamse polders, het Brabantse Pajottenland, de Noorderkempen en de Noord-Amerikaanse prairie. Met de Pacific je schrikt ervan hoe uitgestrekt en eindeloos zo'n watervlak kan zijn steeds binnen handbereik. We zagen vanaf Point Addis waaghalzen de ripcurl (onderstroom) trotseren op Bells Beach, één van dé grote Australische surfparadijzen. Aten wrap met zalm en kip in Apollo Bay. Vergaapten ons aan de reusachtige stammen en varens van het regenwoud in Otway National Park, waar de koala's met tientallen in de takken hingen. En bereikten via Port Campbell de adembenemende 'Twelve Apostles'. Om het met de woorden van Enrico Carpani, persattaché van de Internationale Wielrenunie (UCI) te zeggen: 'Douze pierres dans la mer. Magnifique!' Magnifiek was het zeker. Maar, hela, ook een beetje boerenbedrog. Acht van die 'keien', telden we er slechts. De overige vier zijn in de loop der tijden solidair geërodeerd. Ahoe! De finale leidde ons van Warrnambool naar Port Fairy, door een streek die duidelijk leeft van landbouw en veeteelt. Er mocht geen weiland voorbijglijden of er stonden verdorie koeien in.
Twee minuten voor één: knus naar mijn warm nest nu, oogjes dicht, snaveltje toe. Want morgen rijden we in één ruk de resterende 600 kilometer dicht tot Adelaide, waar we donderdagmorgen een binnenvlucht nemen naar Alice Springs. Het electrisch vuurtje zal er niet nodig zijn. Veertig graden, mevrouw, mijnheer. Alstublieft!
Haa, ze is er! Veilig uit de hemel nedergedaald en zachtjes met de voeten op de grond beland, letterlijk. Met het haar kenmerkende enthousiasme van een prille tiener, as we know her. Maar vooral: verrassend fris en monter, het dient gezegd. Het resultaat van een efficiënte slaappil, die haar zeven uur lang van deze wereld haalde. Met als gevolg dat ze deze eerste avond al moeiteloos hand in hand ging met het Australische bioritme, dat haar anders wel behoorlijk op de proef stelde. Van business seat naar achterbank van onze fonkelnieuwe 'Ozmobiel' een azuurblauwe Holden Sportwagon, recht naar het Vibe Savoie-hotel in de buurt van de Docklands in Melbourne, vijf minuten voor een kattenwasje en een fikse wandeling-in-vijfde versnelling om de 'closed kitchen' te dribbelen. Met een verrukkelijke maaltijd in Mecca Bah, een Turks-Marokkaanse topper op de New Quay Promenade, als terechte beloning. De toon is meteen gezet. Welkom, Inez!
Reken maar dat ze morgen ook het vroege startschot haalt van etappe één op de Great Ocean Road. Uw dienaar heeft net zijn laatste letters, komma's en punten opgesoupeerd in een Belgisch 'uitwuif'-stuk, dus kan de tocht beginnen. Bedoeling is dat we al een flink eind opschieten. Bells Beach, Apollo Bay, Cape Otway, Port Campbell en The Twelve Apostles voorbij, als het even kan. Omdat we woensdag graag Adelaide zouden willen bereiken, zodat we donderdag een eerste binnenvlucht kunnen nemen naar Alice Springs. Rockin' good news, trouwens, wat die 'domestic flights' betreft. Zo goed als alle transfers die we in de loop van onze reis willen maken zijn mogelijk. Niet eens zó duur, als we farecompare.com mogen geloven. Omgerekend naar onze munteenheid: tussen de 190 en 350 euro.
Tot slot nog dit: in Australië wordt niet alleen links gereden en rechts gestuurd, start de wijnoogst in februari en vliegen de junikevers uit in december en kolkt het water in de afwasbak de andere kant op. Marc 'ontdekte' ook toegegeven: het was me nog niet opgevallen dat de zon opkomt in het westen en ondergaat in het oosten. Zuiver wetenschappelijk is dat niet helemaal waar. Dat ding blijft gewoon dezelfde baan volgen, maar door het feit dat we ons aan de andere kant van de evenaar bevinden, lijken we de beweging vanuit een ander oogpunt te bekijken: van links (W) naar rechts (O) in plaats van rechts (O) naar links (W). De waarheid is dat de richtingen 'oost' en 'west' niet plots van rol veranderen als je de evenaar oversteekt. Ach, so what. Zolang ze maar lekker haar stralen strooit de komende dagen...